Waar het gebeurt
Tijd/schrift: 8WEEKLY’s rubriek voor Nederlandstalige literaire tijdschriften
Onlangs werd Terras 04 Berlijn uitgebracht. Deze editie van het tijdschrift is een waar manna van voornamelijk hedendaagse Duitse literatuur: een frisse wind über die Gipfeln.
Terras, een aan Perdu verbonden tweejaarlijks tijdschrift voor internationale literatuur en kunst, rees in 2011 als een feniks op uit het smeulende Raster. Kort proza, essayistiek en poëzie vind je tussen de kaften. Op http://tijdschriftterras.nl vind je bovendien activiteiten, posts en actualia.
Die Stadt
Berlijn is al decennia de plek waar ‘het gebeurt’. Erik Lindner haalt in zijn inleiding de Ier Matthew Sweeney aan die daarvoor wellicht een verklaring aanreikt. Sweeney stelt dat er in Berlijn ‘geen onderscheid wordt gemaakt tussen mainsteam en avant-garde. Dat geeft ruimte’. Ook het lijvige Terras geeft daarvan blijk. Naast gevestigde, reeds lang en breed gecanoniseerde auteurs als Walter Benjamin, Oskar Pastior, Johann Peter Hebel en Herta Müller, is een grote greep hedendaagse auteurs opgenomen.
Van het gros zijn gedichten opgenomen. Ze lijken zo uit de literaire voorhoede te zijn gegrepen. Zoals de Astrid Lampe-achtige Monica Rinck of Lutz Seiler met zijn heldere, maar verhullende woordkeus. De dichters staan evenmin los van de Duitse of de Oost-Europese traditie. Uljana Wolf bijvoorbeeld bleef trouw aan de in 1945 gestorven Joods-Duitse dichter Else Lasker-Schüler en van de Roemeens-Duitse Pastior is een lijn te trekken naar de poëzie van Ulf Solterfoht, die in april 2013 optrad bij City2cities.
Gründlichkeit
Naast Berlijnse auteurs is ook een aantal schrijvers opgenomen die veel met de stad hebben, zoals de Canadees Ken Babstock en OuLiPo-lid Michèle Métail. Métail bijvoorbeeld, doorkruiste de stad en stelde zo’n beetje à la Martin Bril op elke straathoek een gedicht op met tien regels van vijftien woorden. Ook vind je een kritisch (overigens Berlijn-vrij) essay van Kiki Coumans over de samenstelling van de in 2010 gepubliceerde verzamelde gedichten van Favery.
Vrijwel alle opgenomen auteurs worden in kort bestek met een haast Duitse gründlichkeit ingeleid, wat in sommige gevallen de deur naar de interpretatie van de poëzie al op een kier zet. Zo lees je in een soepele introductie van de vertaler en essayist Ton Naaijkens over Elke Erb – die je dit jaar net als Babstock en Métail had kunnen zien op Poetry International – over haar tijd in de DDR, haar associatieve wijze van schrijven en haar spel met woordbetekenissen:
Eros
Soldaten – bloemen in de vaas – zoeken
met de stengeleinden naar onderen: nomaden, dieren –
de grotere natuur, weidsere natuur, de wijdte –
doen het ze voor;vrouw: vaandels naaiende engelen;
het maasei, kijk, de kan van thuis –
baardloos waren ze wel, jong, gewezen zonen – zoeken
de bodemloze zin, die der vaderen.
Inspiratie
Dat na edities als ‘Uitzicht’ (het nulnummer), ‘Gereedschap’, ‘Ruïne’ en ‘Masker/ontmasker’ nu Berlijn de volle aandacht van krijgt, is naar alle waarschijnlijkheid te danken aan dichter en redacteur Linder, die een jaar in de Duitse hoofdstad verbleef dankzij het Berliner Künstlerprogramm van de DAAD (Deutsch Akademischer Austausch Dienst). Het gaf hem de mogelijkheid om de literatuur daar diepgaand te verkennen en daarmee een hoogwaardige selectie voor het tijdschrift samen te stellen. Ziehier een goede reden voor schrijversbeurzen en literaire tijdschriften.
Na het lezen van deze Terras kan het gevoel je bekruipen dat je al jaren een en ander gemist hebt. Wie alleen maar ronddraait in de reidans van de Nederlandse poëzie, die overigens heus niet slecht is, blijft hoe dan ook hangen in een vorm van navelstaarderij. Er is een oceaan aan verrassend rake literatuur, die een duizelingwekkend frisse injectie kan geven in de literatuur van eigen bodem. Terras is het meer dan moeite waard om in de gaten te houden.