Boeken / Fictie

De desillusie voorbij

recensie: Anne Enright (vert. Marijke Versluys) - Het weer van gisteren

.

Foto: Joe O'Shaughnessy

Foto: Joe O’Shaughnessy

De Ierse Anne Enright had al een verhalenbundel op haar naam staan, The Portable Virgin (1991). Daarnaast zagen vier romans het licht, waarvan De samenkomst, Enrights rauwe Ierse familiesaga, in 2007 werd bekroond met de Man Booker Prize. Daarnaast schreef Enright het non-fictieboek Baby’s voor beginners, waarin het moederschap verfrissend tegendraads wordt beschreven. Korte verhalen schrijven was in het begin van haar carrière vooral een praktische keuze, aangezien het goed viel te combineren met haar werk als producent voor de BBC. Haar jarenlange ervaring met het genre werpt in Het weer van gisteren zijn vruchten af.  

Psycholoog

Wie al eerder iets van Enright heeft gelezen, weet wat te verwachten van haar stijl en personages. Zij zijn de desillusie voorbij en hebben een manier gevonden om de brokstukken van hun leven te lijmen. Ongecensureerd en onopgesmukt delen zij hun gedachten, soms in de ik-vorm, soms in de derde persoon. Hun tegenslagen zijn niet uitzonderlijk. De zorg voor ouder wordende ouders, een partner die vreemdgaat, de stress van jong moederschap: onderwerpen die in een doorsnee damesblad niet zouden misstaan. Maar in de handen van Enright krijgen zij duivelse trekjes.

Met name de verhalen in de ik-vorm klinken als onverschrokken bekentenissen uit de spreekkamer van een psycholoog. De personages zijn stuk voor stuk hevig gefrustreerd door de situatie waarin ze zijn beland, maar lijken niet bij machte om een nieuwe draai aan hun leven te geven. Het enige wapen dat ze nog hebben is de messcherpe humor die Enright hen in de mond legt. ‘Mijn huilende man op de bank was negenenveertig. En als je negenenveertig een moeilijke leeftijd vindt, probeer je dan eens te verplaatsen in vijfenvijftig,’ zegt een vrouw wier man treurt over de dood van zijn jonge maîtresse.

Bijen

Enrights scherpe humor voorkomt dat het wrange lot van de personages goedkoop sentiment wordt. Tegelijkertijd durft ze wel degelijk te ontroeren, vaak met treffende beeldspraak. Zoals in ‘Honing’, waarin een volwassen dochter worstelt met de dood van haar moeder. Eerder in het verhaal vergelijkt de dochter het kankergezwel in haar moeders lichaam met een zwerm bijen. ‘Kon ze de bijen maar uitscheppen, zoals een imker dat deed, en ze wegbrengen zonder er ook maar eentje te laten zitten.’ Juist als zij, een tijd na haar moeders dood, vreemd wil gaan met een collega, ziet ze een zwerm bijen. Het is Enrights verdienste dat dit niet gekunsteld overkomt.

Enright beheerst haar schrijfstijl tot in de puntjes. Een kleine uitglijder – inconsistent taalgebruik uit de mond van een jonge vrouw in ‘Natalie’ – is haar vergeven. Met name de verhalen in de ik-vorm lezen als monologen die je zo op het toneel zou kunnen brengen. Enig gevaar is er, als je de bundel in één ruk uit zou willen lezen. Dan wordt het wel een erg lange stoet cynische personages en lijken met name de stemmen van de verbitterde vrouwen net iets te veel op elkaar. Maar dat zijn slechts kleine smetjes op een krachtige verhalenbundel.