Boeken / Fictie

Onmacht met woorden in toom gehouden

recensie: Gerry van der Linden - Glazen jas

Bij Nieuw Amsterdam verscheen de nieuwe dichtbundel van Gerry van der Linden, Glazen jas. Zij debuteerde op jonge leeftijd met de bundel De Aantekening. Inmiddels heeft ze diverse gedichtenbundels en romans op haar naam staan.
Al bij het lezen van het eerste gedicht voel ik aan dat de dichteres overhoop ligt met zichzelf en de buitenwereld. De wijze waarop zij haar gevoelens verwoordt, verraadt niet zozeer haar kunde, – het métier -, maar veeleer de spontane beweging van haar pols, de souplesse waarmee zij “hoofd en hart” in eenvoudige woorden neerschrijft.


Een blonde jongeman klopt
aan mijn deur
je bent niets veranderd zegt hij
bonenstaak

ik slinger naar de keuken
wat wil je? Niets zegt hij
en valt achterover

In dit openingsgedicht onthult de dichteres haar probleem. Zij verklaart hoe zij individueel en mét “een blonde jongeman” in een gat valt, hoe hij verdwijnt en zij dan pas beseft wie hij is geweest. Dit eerste gedicht heeft mij opgehouden, zo gepakt was ik door de kracht van de sobere verwoording, maar ook geprikkeld door het ongewone waarvoor ik niet direct een uitleg – lees uitweg – vond.

Was die “blonde jongeman” “De jongen met oren ha ha/als koolbladeren”? Is hij “de man met een glazen muil/een man met fonkelende oren”? Is hij “King Ear” of “King Clear” (twee titels)? Veeleer zou ik kiezen voor “King Clear”. Dit gedicht is duidelijk het sleutelgedicht.

hij wil drinken uit een glas
ziet haar niet komen
ze draagt een glazen jas

Een vreemde op bekend terrein

Na deze initiërende gedichten (de lezer wordt ingewijd en de boodschap is duidelijk) splitst de dichteres haar bundel op in vier afdelingen, kamers, ruimten, waarvan de vierde op mij over komt als de hervonden link met de buitenwereld.

~

Eerst Huisraad, de eerste afdeling in de bundel.
“In de familie zitten grote neuzen”, schrijft de dichteres in het titelloze begingedicht. Wat hier opvalt, is het overdrachtelijk gebruik van de woorden “neuzen” en “oren”. Koppen met “gebroken neuzen”, “neuzen (er)naast ogen oren/ledematen”, “neuzen geplakt in familieboek/oren gewassen”, “neuzen gefatsoeneerd”. Dit is haar dichtste wereld, de eerste kring, de family circle waartoe zijzelf behoort als het meisje dat zich koestert in de zon en het zachte gras op weg naar school. De dichteres vindt haar weg niet in deze eerste kring en ook op school “vertrekken vriendinnen”, is zij “school ziek/gang bang”. Ze kijkt met verwondering naar haar familie. Ze herkent zichzelf niet in haar afkomst en haar leefwereld. Ze voelt zich een vreemde op bekend terrein.

Over de liefde (tweede afdeling) heeft de dichteres gemengde gevoelens. Ook hier duikt die vervreemding op, of eerder het zoeken naar haar identiteit, naar het nut van haar bestaan in die vreemde wereld die haar “opeist”, “omarmt”, “consumeert”. Het gedicht Liefste ligt stil behoort zonder twijfel tot de beste uit Glazen jas.

mijn huid spiegelt in de onze
zelfs nu liefste is de dag zoals wij
opzwepend

maakt niet uit wie mooier slimmer
wie we zijn hier en nu nog

hou je hand erop val door het gat
dat brandt in mijn hand

Ook in de liefde verliest de dichteres de controle over haar identiteit. Ook hier vindt zij geen bevrijdende herkenning, geen rust, geen levenslust. Is de geliefde een “praatjesmaker”, een “passagier”, een “reiziger”? De dichteres blijft over met “slijtage”, “een droom”, “schaduw van de zon”.
Aan “gegeten, gedronken, gedanst”, aan “afspraken”, aan een “vergaande wandeling” heeft zij niet genoeg.

Een opstoot van verzoening

In de afdeling Drie gedichten voor Luan klaart de hemel. Hoewel de dichteres zich onmachtig voelt tegenover het beeld dat ze van zichzelf en de anderen heeft, kan haar zoon Luan haar tijdelijk verzoenen met de wereld in en om haar. Kort, want ook nu weer “herkent zij niets”:

ik herken niets
dat sporen uit de weg ruimt
ik herken niets dan eigen stem
in die van hem

De sleur van de banaliteit, de handel en wandel
van de mensen, de geruchten in de straat overheersen in de derde afdeling, Rumoer.

Morgen valt de zee achterstevoren
drinkt eb vloed
vaart zonder aankondiging
de hemel los

morgen draait de wind
zonder mededogen
kapseist drijfhout
niets grandioos voor de boeg

Humor, wapen tegen vervreemding

De dichteres maakt een trieste balans op van alles wat haar inzicht vertroebelt en de kans op uitzicht vermindert. Zij wordt wanhopig en juist die wanhoop, die onmacht probeert zij met woorden te beheersen. Zij beschrijft wat haar om(k)ringt: het huisraad, de familieregels, de stad, het werk op de kade, de leugen, de onverdraagzaamheid. Tijdelijk voelt zij zich bevrijd van die onmacht als zij op reis gaat. Vooral in Slovenië (het gedicht Slovenia!) voelt zij minder de behoefte om zich te wapenen tegen de snel veranderende wereld: “Ze slaat de vrolijke ober gade/aan het meer van Bled/ze is een vrolijke bezoeker/negen en negentig treden/draagt de bruidegom zijn bruid/zo veel moet hij van haar houden/de muziek zet in/bergen/zetten haar in ogenschaduw/het keurslijf van pret moddert aan de fles” (cursivering TD).
Wanneer zij de poëzietempel verlaat, heeft de dichteres niet het gevoel dat haar woede gekoeld is, dat zij het leven accepteert, maar toch is in de vierde afdeling van de bundel, Andere tijden intussen, een zekere berusting aanwezig; zij relativeert meer, ze hanteert humor als wapen tegen haar chronische identiteitscrisis.

hier
hebben we geboekt
aan zee inheems hutje
traditioneel naakt
hier
hebben we geruild

Gerry van der Linden bewijst met Glazen jas nogmaals hoe zuiver zij haar gevoelens kan verwoorden in eenvoudige poëzie. Zij verstaat de kunst om de soms zware thema’s op prachtige wijze te relativeren.

Muziek / Album

Om bang van te worden…

recensie: Radical Face - Ghost

Radical Face is het alter ego van Ben Cooper, een uit Jacksonville, Florida, afkomstige multi-instrumentalist. Albums neemt Cooper thuis op in zijn eigen studio, alleen. Hooguit hier en daar laat hij zich bijstaan door een gastmuzikant. De muziek van Radical Face valt te omschrijven als experimentele, indie, elektronische, folky popmuziek. Met de nadruk op ‘experimentele’. Er is dan ook heel wat verbeelding en doorzettingsvermogen voor nodig om deze cd goed te pakken te krijgen.

~


Ghost
is het derde wapenfeit van Radical Face, na The Junkyard Chandelier uit 2003 en Robbing The Grave (2004). Ben Cooper brengt werk uit als Radical Face, en hij maakt ook deel uit van Electric President, waarmee hij vorig jaar het eerste album uitbracht. Naast Cooper bestaat dit muzikale duo uit Alex Kane. Enige bekendheid kreeg Electric President door de Amerikaanse televisieserie The OC, in een aflevering daarvan werd het nummer Insomnia gebruikt. De serie staat bekend om het gebruik van onbekendere, alternatieve popmuziek.

Uniek geluid

Zoals de titel al aangeeft gaat Cooper het op Ghost eens lekker hebben over geesten en spoken. Weer eens wat anders dan die eeuwige liefdesliedjes. De ‘gezellige’ spookverhalen worden ondersteund door een veelheid aan instrumenten, ik hoor: keyboard (orgel), accordeon, piano, banjo, gitaar en drums. Een eenmansorkest. Het geluid van Radical Face is uniek en daarom heel moeilijk te vergelijken met andere muziek. Als je toch een referentiekader zoekt kom je mijns inziens uit bij Bright Eyes, en dan de meer duistere nummers. Heel in de verte hoor je ook Elliott Smith en het stemgeluid van Cooper doet een beetje denken aan dat van Brian Molko van Placebo.

Minder toegankelijk

Het album begint met een instrumentaal nummer, Asleep On A Train genaamd, en treffender had hij niet kunnen beginnen. Oppassen dat je niet in slaap valt! Het tweede nummer, Welcome Home, houdt je nog wakker en daarna wordt het lastig. De sfeer op het album is dromerig door het elektronische geluid en de weinig karaktervolle stem van Cooper. Toch is het zeker geen dramatisch slecht album. De composities zijn met uiterste zorg uitgevoerd en de vele instrumenten zijn mooi, er zit alleen weinig tempo in. Ghost is minder toegankelijk dan zijn voorgangers, welke met nummers als Two Ton Voice, Smile en Chewing Bottles makkelijker in het gehoor liggen. Om positief af te sluiten: het artwork van deze cd is werkelijk prachtig.

Muziek / Album

Is dít Larsson?

recensie: Larsson - This Is

.

Zet je deze cd op, dan riekt de woonkamer na luttele seconden naar de Evil Superstars en Millionaire. Ook de walmen van Soulwax en Beck trekken ineens rond. Snuif eens langdurig in, en de zweterige stank van die typische Hate To Say I Told You So-riffs van The Hives wordt werkelijk ondraaglijk. Trouwens, zit freakin’ Bono sinds kort in een andere band? Ook diens slechte adem hangt in de lucht. Toch betreft het hier ‘gewoon’ Larsson. Uit Leuven. Een interessante vraag is: is dít werkelijk Larsson of is dit een nog onbeduidend bandje dat schaamteloos anderen kopieert? Een dergelijke vraag na één luisterbeurt beantwoorden is als vloeken in de kerk. Het mag niet. Deze recensent is daarom gedoemd tot het minstens tien keer achtereen luisteren van This Is.


Op stoom

En eerlijk gezegd, die eerste keer erger je je voornamelijk aan dat opgefokte Belgische Beckje. Aan die jankerige (veelal) falsetzang. Goed, daar kan die zanger ook niets aan doen, verman je jezelf een beetje, denk je dan. Professioneel opstellen dus; luisterbeurt twee. Er treedt wat herkenning op. Sterker nog; die riff van Girls Will Be Girls is eigenlijk best goed in elkaar geknutseld. En ook volgende nummers… Ja, ach, best wel… Larsson lijkt daar wat op stoom te komen, om nog maar eens zo’n walmende metafoor te gebruiken.

picture © www.artixphoto.be
picture © artixphoto.be

Maar goed, niet ineens te snel conclusies trekken nu. Flowers from a Brook klinkt tenslotte nog steeds als een Strokes-cover. Doorzetten dus. Luisterbeurt drie, vier en vijf staan vandaag nog op het programma. Let’s get this over with. Gelukkig duurt die cd maar ruim 29 minuten. Maar dan, na draaibeurtje vijf, het keerpunt; de verslaving doet zijn intrede. De nummers van Larsson – ja, ze zijn toch echt allemaal van henzelf – knállen en zijn lekker uptempo. Dat stuwende drumwerk klinkt erg goed. Het is dan ook niet erg meer om alweer bij nummertje één te beginnen. Want nu hoor je een enthousiaste band, die lekker is geproduceerd. Een met een dikke laag cement bestreken muur van geluid. Stampende rock ’n roll. This Is blijkt een leuk debuut vol trefzekere, puntige nummers. Maar ben ik écht gegrepen? Neen, want ook na tien luisterbeurten ben ik nog steeds niet geheel overtuigd. Als dít Larsson is, hoe lang blijf ik het dan nog leuk vinden? En hoe goed is hun debuut in vergelijking met de wereldplaten van de eerdergenoemde artiesten? Weet je wat, na nog eens tien luisterbeurten kom ik hier op terug.

Theater / Voorstelling

Nederlands Danstheater gaat tot uitersten

recensie: Nederlands Dans Theater - Falling Angels

De nieuwe voorstelling van het Nederlands Dans Theater bestaat uit drie choreografieën. Falling Angels van Jirí Kylián ging al in 1989 in première. Acht vrouwen laten zien dat de fysieke lat steeds hoger gelegd kan worden. Ook Quintett van William Forsythe is een klassieker. Achter de muziek zit een mooi verhaal. Toch worden er in deze choreografie irritaties opgewekt. Het opvallendste werk van de avond is de choreografie The second person van Crystal Pite. Het stuk ging op 15 februari jongstleden in première. Het is een theatrale voorstelling met dansers en poppen. Als een van de danseressen als marionet het toneel op komt, beweegt ze door de handen van de anderen heen. Hierbij wordt ze liefdevol aangeraakt.

Balanceerwerk

~


Acht vrouwen in een zwart balletpak lopen met stevige stappen over de zwarte balletvloer. Witte armen en benen maken beheerste balancerende bewegingen. Met X-benen proberen ze op de bal van hun voet hun evenwicht te bewaren. Rompen worden zover opzij gedrukt dat het bijna onmogelijk lijkt te blijven staan. Door de grote controle van diverse spiergroepen van deze danseressen lukt het toch om niet om te vallen. Uitersten worden getest. Telkens vragen de danseressen zich af hoever ze kunnen gaan. Tot waar kan een hand reiken? Kun je in een hoge sprong je knieën naar elkaar duwen terwijl je onderbenen naar je rug wijzen?
Deze choreografie wordt zeer gecontroleerd uitgevoerd in een omtrek van enkele meters. Horizontale lijnen en scherpe hoeken met vingers, ellebogen, handen, benen, voeten en andere lichaamsdelen geven de indruk dat Falling Angels een geordende, bijna wiskundige choreografie is. Jammer is dat dit werk nog geen dertig minuten duurt en dat direct daarna al de eerste pauze volgt.

Marionetten

~

The Second Person van Crystal Pite prikkelt zintuigen. De sfeer is onheilspellend door het geluid van een zware wind en kerkklokken die ver weg klinken. Op het doek zijn donkere wolken te zien. Vanuit de coulissen komt een marionet lopen. Het lichaam wordt aangedreven door lange dunne stangen, bestuurd door enkele in donkere pakken gehesen dansers. De pop heeft het zwaar, hij loopt tegen de wind in. Na enkele meters wordt hij teruggeblazen. “Look. This is you. This is a picture of you as a young man. This is your hand. This is your back. This is you, reaching back”. Dit zijn enkele zinnen die in deze voorstelling door een vrouw met Brits accent worden uitgesproken.
Soms lijkt de sfeer te kantelen en is iedereen heel vrolijk. Toch is dit maar schijn. De nadruk ligt er te veel op. Deze momenten duren ook niet lang. Het aangenaamste stuk van deze choreografie is als een van de danseressen in een vleeskleurig pak het toneel op komt. Met souplesse gaat ze door de handen van de andere dansers heen. Ze wordt liefdevol vastgehouden. Haar lichaam is kneedbaar tot bijzonder moeilijk uitvoerbare poses. De bewegingen worden in gang gezet door de mensen om haar heen. De danseres maakt bewegingen die doen denken aan die van een ongeboren baby.

Jesus’ blood never failed me yet

~

Quintett is de choreografie waarmee de avond wordt afgesloten. Vijf dansers springen, vallen, draaien, hupsen en glijden voortdurend in zeer hoog tempo over het toneel. Op onverwachte momenten ontstaan duetten, trio’s en kwintetten. De sfeer is monter en wordt bevestigd door wapperende jurkjes in paars en oranje. Toch duurt de choreografie te lang. Dit komt mede door de muziek van Gavin Bryars. Bryars woonde in 1971 in Londen. Samen met Alan Power werkte hij aan een film over mensen die onder trieste omstandigheden leefden in de buurt van onder andere Waterloo Station. Vaak zongen deze mensen hun ellende weg. Het nummer Jesus’ blood never failed me yet is een religieus nummer en werd door een oude man gezongen. Power bewerkte het nummer voor deze voorstelling. De originele stem is behouden gebleven. Het verhaal achter de song is mooi, maar het gebruik ervan is hinderlijk. Het nummer wordt gedurende de gehele choreografie herhaald en herhaald. Dit wekt irritaties op en daardoor is het vermoeiend om serieus te blijven kijken naar de rest.

Falling angels is nog te zien tot en met 15 maart in diverse theaters van het land. Klik hier voor meer informatie.

Theater / Voorstelling

Geen emotionele kermis

recensie: Nationale Toneel - Blackbird

Pedofilie is een onderwerp waar, ook in de huidige moderne samenleving, nog steeds een taboe op rust. Maaike van Langen heeft deze thematiek aangegrepen om er een voorstelling over te maken. Haar regie van Blackbird, een tekst van de Schotse auteur David Harrower, levert echter geen heftige of schokkende voorstelling op.

In Blackbird staat de relatie tussen de twaalfjarige Una en de veertiger Ray centraal. Is er sprake van liefde of van misbruik? Hun relatie wordt ontdekt en beiden worden voor hun daden gestraft. Ray wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf en Una blijft jarenlang het middelpunt van spot en pesterijen in de buurt. In de loop van de tijd hebben ze allebei een nieuw bestaan opgebouwd, maar de herinnering aan wat er gebeurd is laat zich moeilijk uitwissen. Nu, vijftien jaar later, ontmoeten ze elkaar weer.

Niet eenduidig

~

Interessant aan Blackbird is dat het laat zien dat de verhouding tussen dader en slachtoffer lang niet altijd zo eenduidig is als we graag willen geloven. Una is getekend door het misbruik, maar heeft tegelijkertijd van hem gehouden. Ray ziet zichzelf niet als pedofiel, want hij voelt zich niet tot kinderen aangetrokken, alleen tot Una. Toch blijft de vraag aanwezig in welk licht je hun gedrag moet zien. Is het niet zo dat Ray zijn eigen gedrag probeert goed te praten en Una enkel een manier zoekt om met het misbruik om te gaan? Het is erg prettig dat er geen oordeel over hen wordt geveld en je als publiek niet wordt gestuurd om partij te kiezen. In de ruimte die ontstaat kan iedereen zijn eigen oordeel vormen

Speelstijl

Daarentegen roept de gehanteerde speelstijl af en toe vragen op. Zowel Derek de Lint (Ray) als Heike Wisse (Una) spelen wat stijfjes. De Lint varieert mooi van een hulpeloze man naar een krachtig persoon, maar krijgt niet de kans om echt te laten zien wat hij kan. Voor Wisse is er wat meer ruimte om haar kwaliteiten te tonen. Ze speelt haar monoloog over Una’s versie van de gebeurtenissen overtuigend, maar zelfs dan weet ze de stroeve speelstijl niet helemaal van zich af te schudden.

~

Het is begrijpelijk dat Maaike van Langen iets anders wilde met het stuk dan enkel een emotionele kermis tonen, maar de gekozen aanpak zorgt ervoor dat er weinig leven in de voorstelling zit. Zo weet een potentieel schokkende onthulling niet te verrassen. Ook zijn er enkele overdreven theatrale momenten gecreëerd die enigszins misplaatst overkomen. Dit alles maakt van Blackbird een prima voorstelling, maar niet meer dan dat.

Blackbird speelt nog tot en met 8 april 2007. Zie www.nationaletoneel.nl

Muziek / Album

IJzige Soundtrack

recensie: Husky Rescue - Ghost Is Not Real

Hoewel het gros van het popjournaille in onze contreien zijn blik vooral richt op de overkant van het kanaal, komt de beste Europese popmuziek eigenlijk al jaren uit Scandinavië. Finland blijft wat kwaliteitsreleases betreft iets achter vergeleken bij Zweden of IJsland. Husky Rescue brengt hier weinig verandering in.

~

Ghost Is Not Real is het tweede volledige album van songsmid Marko Nyberg en zangeres Reeta-Leena Korhola, de kern van Husky Rescue. In 2004 debuteerde de formatie met de cd Country Falls die in onze omgeving niet al te veel stof deed opwaaien. Met dit tweede album probeert de groep het opnieuw.

Scandinavië

Ik heb de neiging om dit een typisch Scandinavische release te noemen. De sfeer en de uitspraak van zangeres Reeta-Leena Korhola zijn hier de redenen voor. Daarnaast heeft het album raakvlakken met een aantal Scandinavische platen van de afgelopen jaren. Het album Something Wrong van het IJslandse Bang Gang komt in gedachten, maar op de meer up-tempo momenten van het album zijn er ook overeenkomsten met The Cardigans. Niettemin behoudt Husky Rescue een eigen geluid. Deze sound bestaat uit lieflijke zang en langgerekte gitaarakkoorden, her en der ingekleurd met elektronica. Verder blijft er heel veel ruimte over voor sfeer, maar ook voor een aantal erg sterke popliedjes. Diamonds in the sky is er daar een van. Ook het drieluik Blueberry Tree weet te bekoren.

Wisselvallig

~

Echt hoge ogen gooit het album niet. Daarvoor is het te wisselvallig. Een enkele keer wordt een nummer nodeloos gerekt, zoals in Nightless Night, vaker is het idee simpelweg niet goed genoeg om een heel nummer te boeien (Shadow Run en Caravan). Sympathieke plaat en band met potentie zijn de termen die vervolgens in mijn gedachten komen. Het zijn eufemismen voor: gewoon niet goed genoeg.

Husky Rescue Live:
23-5 Rotown – Rotterdam
24-5 Atak-(Cross Linx) – Enschede

25-5 Effenaar (Cross Linx) – Eindhoven
26-5 MCV (Cross Linx) – Utrecht
27-5 Paradiso – Amsterdam

Boeken / Fictie

Zwart en blank

recensie: Herman Hennink Monkau - De kleurling

Misschien kan het in Nederland gewoon wel, maar als je als blanke in ‘de West’ op een terrasje zit en een boek leest dat De kleurling heet, dan houd je het boek op zo’n manier dat niemand de titel kan lezen. Je zou eens aanstoot geven.

Die politieke correctheid jegens de neger, de zwarte, de medemens van Afrikaanse origine, wordt op een prettige manier onder de loep genomen en aan de kaak gesteld in het debuut van Herman Hennink Monkau. Als zoon van een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder werd hij in het Amsterdam van de jaren dertig groot. In die jaren was het nog gewoon dat men zwarten als een exotische curiositeit beschouwde of hen apen noemde. Een van de kennissen van Monkau vertelt hoe hij zijn eigen huidskleur exploiteerde door bij een circus te gaan: “Man, ik hoefde maar even met mijn ogen te rollen en mijn gebit te ontbloten of het publiek lag in een deuk. (…) Nee, van politieke incorrectheid had niemand toen last, ook ik niet.”

Negerzoen

Die politieke incorrectheid is vandaag de dag omgeslagen in een buitengewoon raciaal bewustzijn. De blanke is zich vreselijk bewust van zijn eigen kleur wanneer hij een zwarte ontmoet. Dat besef mondt uit in krampachtig gewoon doen en vooral niets zeggen over zwart of wit, maar met die houding benadruk je de uiterlijke verschillen alleen maar meer, zoals ook blijkt uit Monkaus voorbeelden. Het woord negerzoen is nog niet zo gek lang geleden geschrapt.

Anderzijds zijn er ook mensen genoeg die de neger ogenschijnlijk nemen voor wat hij is en zonder problemen dingen zeggen die de politiek correct denkende medemensen het schaamrood op de kaken doen krijgen.

Wat dat betreft is De kleurling een verfrissend boek. In gesprekken met vrienden en familieleden laat Monkau zien hoe de houding tegenover de zwarte medemens in het algemeen en de Surinamer in het bijzonder vanaf de jaren dertig is geweest. De meeste dingen die blanke Nederlanders zeggen en doen zijn inderdaad ongegeneerd racistisch, maar gelukkig kunnen de sprekers in De kleurling ons meestal wel vergeven.

Persoonlijke visie

Maar dat is niet alleen waar De kleurling over gaat. Het boek is voornamelijk een persoonlijke visie op de geschiedenis van Suriname en Surinamers in Amsterdam. Monkau heeft zijn onderwerp bewust klein gehouden en nergens pretendeert hij alles te weten. Zijn stijlkeuze sluit daar ook naadloos op aan: het boek is één lange discussie tussen Monkau en zijn vrienden, die elk hun eigen herinneringen ophalen.

Die stijl is soms echter ook vermoeiend. In lange monologen van de spreker en korte tussenwerpingen van de vrager meandert het boek zonder één witregel van begin tot eind. Het is een constante stroom van gedachten, memoires en inzichten die allemaal bijzonder interessant zijn, maar door het karakter van het boek drijven vele van deze mooie anekdotes en verhalen als mooie bloemen op een stroom mee: ongrijpbaar verdwijnen ze na een poosje uit het zicht. De schoonheid van de bloemen laat je echter gespannen stroomopwaarts turen, op zoek naar nog meer moois.

Onzichtbare scheidslijn

Als er iets is wat je van De kleurling opsteekt, is het dat Surinamers meesterlijke vertellers zijn, althans: Monkau en zijn kennissen. Verder gunt het boek je inzicht in het leven van de zwarte Nederlander vanaf zijn kant. Een interessant en leerzaam perspectief dat je als blanke niet vaak inneemt. Maar ondanks dat blijft er na lezing van De kleurling toch teleurstelling hangen. Die heeft niet zozeer met het boek te maken als met het feit dat je als blanke Nederlander nooit hetzelfde kunt zijn als een zwarte Nederlander. Een ander wereldbeeld, een andere culturele achtergrond en een raciaal bewustzijn dat nooit zal verdwijnen staat de blanke in de weg. Als blanke kun je ook niets zeggen over de relatie tussen blank en zwart. Daarom heb ik op mijn terrasje in ‘de West’ het boek maar gauw in mijn tas gestopt toen een zwarte collega mij in de gaten kreeg en een gesprek wilde beginnen. Over sommige dingen kun je wel lezen, maar niet praten.

Theater / Voorstelling

Contrasten drijven de liefde

recensie: Leine & Roebana - Merg

Een naakte vrouw voor op het toneel versnippert rozenblaadjes. Ze vraagt zich hardop af hoe ze door moet gaan met die “physical fucking longing” voor haar geliefde, maar meer nog vraagt ze zich af waarom deze tegelijkertijd niets voor haar voelt. De muzikanten beginnen te spelen, een andere danseres kleedt de vrouw aan in een bloemetjesjurk. Daarop staan rozen die niet verwelken.

~


In de nieuwe voorstelling Merg van choreografenduo Leine & Roebana versmelten muziekstukken met zang uit de vroegbarok met dans anno nu. Hoewel, versmelten: eerder schuren de muziek en de dans tegen elkaar aan, net zoals de drie sopranen zowel hun eigen rol in het verhaal spelen als commentaar lijken te leveren op afstand. Als een koor uit de klassieke Griekse tragedie. Want voor het eerst is expliciet sprake van een verhaal, een inhoud die je kunt navertellen. Een nieuwe stap voor de choreografen, die de zeggingskracht van hun voorstellingen voorheen altijd puur uit de beweging zelf haalden. Dat verhaal is, kortweg, het verhaal van de liefde. Van de eerste avances tot het gebroken hart, van zinnelijkheid tot jaloezie, van geilheid tot melancholie.

Grilligheid

De grilligheid van de moderne dans wordt gecombineerd met de uitdrukkingskracht van de muziek waar Andrea Leine en Harijono Roebana al vanaf hun eerste kennismaking een passie voor bleken te delen. Het zijn kamermuziekstukken met zang uit het Italië van begin zeventiende eeuw. Componisten als Monteverdi en Luzzaschi gebruikten de structuur van de muziekstukken om uitdrukking te geven aan de emotie die de zangers vertolken. De emotie stond voorop, de structuur moest daaraan gehoorzamen. Evenzo is de bewegingstaal die Leine & Roebana sinds eind jaren ’80 hebben ontwikkeld, gebaseerd op een vaste structuur. Vroeger stond deze op zichzelf, maar in de loop der jaren is deze steeds theatraler, expressiever en daarmee ook verhalend geworden.

Het toneelbeeld is ruimtelijk en richt vooral de aandacht op de dansers en hun kostuums, die duidelijk geïnspireerd zijn op de weelderige kunst uit de barok, met veel versieringen en bladgoud. Het goud komt overal in terug, zelfs in de latex jurken of op het lichaam van danser Tim Persent. Maar het is niet alles goud wat er blinkt: de andere dominante kleur is zwart, zoals de torenhoge zuil van gaas waar het Locke Consort in zit te musiceren. Links achter is een videoscherm geplaatst, waar per akte een nieuwe hartenkreet van een geliefde op is te lezen: “Return my love as he was before or kill me, so that I no longer have to suffer.”

Hartverscheurend

~


Contrasten vormen een rode draad in de voorstelling, die heen en weer schiet tussen wellust en wanhoop, beheerste muziek en vlammende bewegingen. De opwinding van de danseres die smachtend “Du und ich” hijgt terwijl ze als een dolle heen en weer rent, staat in schril contrast met het kil geworden hart van de vrouw in de bloemetjesjurk. Een hoogtepunt in de voorstelling is het duet tussen Tim Persent en sopraan Claron McFadden. Hij omstrengelt, kust en likt haar, terwijl zij de tekst van Luzzaschi zingt: Ch’io non t’ami cor mio (Moet ik u niet liefhebben mijn hart?). Terwijl deze tedere romance zich afspeelt, staat danseres Heather Ware, vlak daarvoor nog de oogappel van Persent, in kort jurkje en met twee vlechtjes in het haar bevallig op de rand van het podium en staart dagdromend de zaal in. Andere hoogtepunten zijn de hartverscheurende solo van een sopraan die haar blonde haren afknipt, omdat haar geliefde haar per brief diep heeft beledigd, en de wervelende ensemblestukken die dienen als verbindend element tussen de verhalende scènes.

Ondanks de taalbarrière (de gezongen teksten zijn in het Italiaans en worden niet vertaald) en de onwaarschijnlijke combinatie van oude muziek en moderne dans, is Merg een voorstelling om van te smullen. De kwaliteit van dans, zang en muziek is hoog en de intensiteit die door de klanken wordt opgeroepen, wordt versterkt in de bewegingen en vice versa. Het universele thema van de liefde maakt de voorstelling bovendien toegankelijk en puur menselijk. Merg weet de toeschouwer in zijn binnenste te raken.

De voorstelling is nog te zien to 14 april 2007. Kijk
hier
voor meer informatie.

Muziek / Album

Niet boven het maaiveld uit

recensie: Julie Doiron – Woke Myself Up

Omdat de middelen vaak beperkt zijn, kan de eenvoudige singer/songwriter zich niet verschuilen achter grootse orkestraties of dynamisch groepsspel. De meest gevreesde valkuil van het genre is onopgemerkt te blijven binnen de grote massa singer/ songwriters. Julie Doiron waagt met haar nieuwe cd de sprong. Met een minimum aan instrumenten probeert zij zichzelf én de luisteraar wakker te schudden met Woke Myself Up.

~

De Canadese zangeres begon haar muziekcarrière met het in 1990 opgerichte en in 1996 ter ziele gegane Eric’s Trip. Deze band is vernoemd naar een nummer van Sonic Youth, afkomstig van het album Daydream Nation. Niet onverwacht speelde Eric’s Trip muziek die beïnvloed was door indierockbands als Dinosaur Jr. , Sebadoh en natuurlijk Sonic Youth. Bandleider Rick White omschreef hun eigen sound als “sappy melodic pop music on top of thick distortion.”

Girlpower

Solo bracht Doiron bijna tien albums uit, die gekenmerkt worden door hun directe en minimalistische karakter. Het liedje staat daarbij altijd centraal. Op Woke Myself Up heeft Doiron haar voormalige bandgenoten opgetrommeld, maar zij blijft trouw aan haar minimale formule. In de titelsong zingt de Canadese op pakkende wijze I Woke Myself up to Rest My Weary Head / From All the Work I’d Done in All Those Dreams I Had , begeleid door staccato drums, bas en gitaar. De invloed van Sonic Youth is soms in de verte nog merkbaar. Don’t Wanna Be/Liked by You had bijvoorbeeld zo uit de koker van Kim Gordon en consorten kunnen komen. Dit heftige, krachtig gezongen nummer zorgt – mede dankzij de aardige dosis girlpower – voor de beste minuten van de cd.

Eenvoud

De charme van Julie Doiron is voor een groot deel de ongecompliceerdheid van haar liedjes. Tegelijkertijd is juist deze eenvoud een hindernis. Op dit album zijn bijvoorbeeld You Look so Alive, The Wrong Guy en Me and My Friend simpeler dan goed voor ze is. De melodieën zijn niet sprankelend genoeg en ook de teksten – hoewel intiem – zijn niet bijster orgineel. Wat er dus vaak ontbreekt op Woke Myself Up is de spanning, de afwisseling en het onverwachte: drie factoren die deze singer/songwriter boven het maaiveld uit hadden kunnen tillen.

Boeken / Fictie

Flirt met de afgrond

recensie: Natalie Koch - Streken

Streken van Natalie Koch opent bruusk. De eerste bladzijde is ternauwernood omgeslagen of we zitten oog in oog met Arthur Bronckhorst, gevierd cellist, die in Londen vertoeft om daar masterclasses aan veelbelovende studenten te geven. Arthur wordt geplaagd door een aanhoudende schouderpijn en door droeve mijmeringen over wie hij geworden is, zijn het ouderlijk huis ontvluchtte en sindsdien doodgezwegen broer en Arthurs mank lopende liefdesleven.

Arthur wordt geplaagd door de gedachte dat hij van de twee jonge Bronckhorsts indertijd in feite de mindere was en dat hij er sindsdien misschien wel de hand in gehad heeft dat zijn jongere broer Alexander het ouderlijk huis ontvluchtte en zijn cellocarrière liet schieten. Schuldgevoel, wroeging over de broederlijke rivaliteit, het raast allemaal door zijn hoofd op die stoel in dat zonnige muzieklokaal. Alsof dat nog niet zwaar genoeg weegt, wordt Arthur er door de vreselijke kramp in zijn schouder attent op gemaakt dat hij in feite fin de carrière is. Tijd dus om een ander levensdoel te vinden.

Dat levensdoel denkt hij – oh drama – te moeten vinden in de nog amper zeventienjarige Chrissie Pagett; in het lokaal op dezelfde eerste pagina, de stoel rechts van Arthur. Deze getalenteerde dame speelt onverstoorbaar het celloconcerto van Dvořák en haalt Arthur onderuit met haar superieure muzikaliteit. Overweldigd door haar talent, vat die het plan op haar mentor te worden en haar tot de topcelliste te kweken die hij zelf niet kon worden.

Eén en ander loopt uit de hand. Arthur is door de schouderpijn niet in staat de in Londen geplande concerten met zijn kwartet tot een goed einde te brengen. Tot overmaat van ramp belandt hij na een privé-les met Chrissie in bed, komt zo te laat voor een concert en beslist in een impuls in Londen te blijven voor de feestdagen om er een leven met Chrissie op te bouwen.

Het gaat echter slecht met Arthur, want in een week tijd verliest hij zowel vrouw als minnares en haalt hij zich de haat van zijn collegas uit het kwartet op de hals. Hij graaft in zijn verleden, denkt meer dan eens aan zijn moeder, die in het geheim beeldhouwde, zijn fabuleuze vader en zijn verdwenen broer. Nog slechter gaat het met Chrissie, die zich op een verwarde manier door de feestdagen sleept en uiteindelijk de zin van haar leven nog moeilijk kan inzien. Uiteindelijk blijkt dat Chrissies vader, die zich met een schimmig verleden makkelijk voor weeskind kon uitgeven, Arthurs weggelopen broer is. De opschudding die deze ontdekking veroorzaakt, lijkt eerst zowel Chrissies leven als dat van Arthur te ruïneren. Chrissie blijkt echter in staat de stukjes van zichzelf bijeen te rapen en wordt alsnog een gevierd celliste. Arthur legt er de cello definitief voor neer en probeert een normaal leven op te bouwen.

In en rond het conservatorium

Het zou makkelijk zijn Streken af te doen als een vergezocht verhaaltje dat alleen leesbaar is voor musici met een gezonde zin voor soap. Het boek slaagt er, ondanks de iets te onwaarschijnlijke plot, toch in dat niveau te overstijgen. Koch schetst immers een aannemelijk beeld van de wereld in en rond de conservatoria, de rivaliteit, de rancune. Haarfijn laat ze zien hoe musici zich ter ere van de grote kunst wentelen in oppervlakkigheden en hoe zij opgroeien tot wereldvreemde creaturen die geen band meer hebben met het dagelijkse leven. Bovendien is het knap hoe Koch in dit boek de broers Bronckhorst schetst als twee contrasterende muzikanten. Arthur, degene die erg geraakt is, als een harde vechter die enkel op zijn carrière gefocust is, en ook de nodige show nodig heeft om het publiek te overtuigen, en Alexander, de introvertere broer, die leeft voor de muziek, maar die niet de juiste mentaliteit bezit om een carrière uit te bouwen.

Het is dan ook mooi om te lezen hoe de succesvolle cellist in feite afgunstig is op het natuurlijke talent van zijn jongere broer en diens dochter, en schrijnend om te zien hoe de jongere, talentrijke broer, ten onder gaat aan de hardheid van de muziekwereld. Voor een lezer die ervan uit gaat dat talent en werklust het kunnen winnen van uiterlijke schijn, is Streken een ontnuchterend boek. Het boek geeft zo’n cynisch beeld van de muzikantenwereld en het leven, dat de lezer weinig anders kan dan bitter achter blijven. Uitgebreid wordt de dunne lijn tussen succes en mislukking belicht, zodat op het einde van het boek elk personage bevuild achterblijft. Er zijn in dit universum geen winnaars. Wie in zijn muzikale carrière slaagt, mag dan de nodige naam en faam verwerven, als mens blijft hij maar miezerig achter. Aldus Natalie Koch.

De koorddanser

De roman eindigt veelbetekenend met een scène waarin Arthur het ouderlijk huis opzoekt en tegen de wil van zijn grijze vader het atelier van zijn moeder binnendringt. Verbouwereerd treft hij daar een reeks prachtige beeldhouwwerken aan die zijn moeder jarenlang voor iedereen verborgen heeft weten te houden. Ze verbeelden een soort levensangst en verwijzen vaak rechtstreeks naar dingen die hij vroeger met Alexander heeft meegemaakt. Eén beeld is veelbetekenend. Ergens in een hoek vindt hij twee stenen torens waartussen een cellosnaar is gespannen. Op deze snaar probeert een ranke figuur moeizaam zijn evenwicht te vinden, balancerend op een dunne grens tussen slagen en mislukken. Zijn reactie is dezelfde als toen hij in Londen merkte dat Alexander al die tijd stiekem was blijven oefenen. Mijn god” denkt hij, “Wat is hier verloren gegaan? Hij vraagt zich af hoe ze al die meesterlijke beelden zo lang verborgen heeft kunnen houden en waarom ze dat in godsnaam deed. Elk beeld heeft een onderschrift, het atelier staat als het ware klaar voor een expositie. Arthur beseft uiteindelijk de grote breekbaarheid waarmee Alexander en zijn moeder hun kunst beleefden, als een vluchtoord om zichzelf te kunnen zijn. Hij ziet in dat zijn succes niets met zo’n sterke innerlijke drijfveer te maken heeft en doet de deur droef achter zich dicht, jammerend om zijn eigen onbegrip.