Muziek / Album

Bijrol op haar eigen album

recensie: Britney Spears - Blackout

.

Noem het lef, noem het ironie: Britney Spears, of in ieder geval haar platenmaatschappij, heeft gemeend het nieuwe album van de 25-jarige Blackout te moeten noemen. Dat is behoorlijk wrang als je erbij stilstaat dat ze die black-outs regelmatig moet hebben gehad de afgelopen periode. Nou ja, volgens de roddelrubrieken dan.

Als je bij Google de zoektermen “Britney Spears” en “gossip” invoert, krijg je enkele seconden later maar liefst 4.040.000 hits terug. Als ook maar een fractie van al die roddels en geruchten waar is, moet het privé-leven van het voormalige ideale buurmeisje op zijn zachtst gezegd turbulent zijn geweest de afgelopen jaren. Dat het haar in die periode ondanks alles gelukt is een album op te nemen moet misschien wel als een prestatie op zich gezien worden.

Producersplaat

~


De naam Britney Spears staat prominent op de cover van dit album. Maar haar rol blijft niettemin erg beperkt. Waar haar voormalige collega’s van de Mickey Mouse-club (Justin Timberlake en Christina Aguilera) zich steeds meer gaan bemoeien met de nummers op hun albums (niet altijd succesvol overigens) laat Britney Spears zich nog graag bedienen. En het zijn niet de minste namen die zich hiervoor lenen: zo komen composities van de welhaast onvermijdelijke Neptunes voorbij en heeft Timbaland een protégé afgevaardigd in de persoon van Floyd Nathanial Hills, beter bekend als Danja, die overduidelijk goed naar zijn meester heeft geluisterd. Ook het Zweedse hitduo Bloodshy & Avant die eerder onder andere Toxic en Me Against the Music voor haar schreven geven acte de présence. Als ook duidelijk wordt dat anderen Spears’ teksten voor hun rekening nemen en zij regelmatig gedubd wordt door achtergrondzangeressen, blijkt haar rol op het eigen album wel erg klein te zijn.

Het mag duidelijk zijn dat het niet goed gaat met Britney Spears. Haar zeer matige optreden op de MTV awards onderstreept dit. Hoe ironisch is het dat net nu ze de voogdij over haar kinderen heeft verloren, Gimme More, de eerste single van Blackout tot de derde plaats in de Amerikaanse top honderd komt. Dit is haar hoogste notering na de nummer 1-hit die haar in eerste instantie bekendheid gaf: Baby One More Time. Het lijkt er wel heel erg op dat haar platenmaatschappij het fenomeen Britney Spears wil uitbuiten nu het nog kan.

Bijrol

Maar goed, terug naar de muziek. Die is eigenlijk gewoon heel lekker. Blackout staat vol met mid- en uptempo electro-achtige dancetracks, strak geproduceerd en zonder onnodige vocale acrobatiek. Wat dat laatste betreft is het vooral een verademing dat la Spears zich op dit album niet verliest in kwelerige ballads, die al te vaak slechts een legitimatie zijn om alle vocale registers schaamteloos open te kunnen trekken. De rol van Britney Spears is zoals gezegd echter beperkt. Haar stem is regelmatig zo door de mangel gehaald dat die nauwelijks herkenbaar is. Mede daardoor blijft er een wrange bijsmaak achter na het luisteren van dit toch redelijk zoetsappige album. Daarvoor is het contrast tussen de realiteit van Britney, de van haar troon gevallen queen of pop en Britney, de pretentieloze popprinses op Blackout gewoonweg veel te groot. Is dit een album van een vrouw die een net een scheiding achter de rug heeft en de voogdij over haar twee kinderen is kwijtgeraakt? Met het oog op dit laatste is het, zeker niet in de laatste plaats voor haarzelf, wel leuk dat ze weer eens in het nieuws is met haar muziek, en niet omdat ze een fotograaf heeft aangereden of cocaïne van haar borsten heeft laten snuiven.

Boeken / Achtergrond
special: Benjamin Barber - De infantiele consument

Een perverse vorm van kapitalisme

.

“Dat het consumentengedrag verschrikkelijk ingeburgerd is, bleek wel tijdens de speech van President Bush kort na de aanslagen op het WTC. Hij spoorde mensen aan om de moed niet op te geven en gewoon te gaan shoppen!”, aldus Benjamin Barber, schrijver van het onlangs gepubliceerde boek De infantiele consument. De hoogleraar politicologie van de Universiteit van Maryland verwijt de overheid een groot deel van het uit de spuigaten gelopen consumentengedrag. Tijdens zijn boektournee in Europa schoof 8WEEKLY bij Barber aan voor een gesprek.

Tijdens zijn lezing in Spui 25 hekelt Barber de manieren waarop artikelen aan de man gebracht worden en de kanalen die daarvoor gebruikt worden. In het boek richt hij zich voornamelijk op Amerikaanse consumenten. Toch merkt een oplettende aanwezige op dat Barber gebruik maakt van juist die zelfde marketinginstrumenten voor de promotie van zijn boek. Oei. De schrijver geeft zonder blikken of blozen aan dat hij dat inderdaad doet, maar zegt daar wel bij dat het doel, namelijk de uitgave van zijn boek, in dit geval de middelen heiligt. Het is opmerkelijk dat de schrijver enerzijds de consument bewust probeert te maken van de manier waarop bedrijven met hun doelgroepen omgaan, maar dat hij aan de andere kant precies hetzelfde doet door te insinueren dat zijn boek onmisbaar is in de boekenkast. Hoog tijd voor een persoonlijk onderonsje.

Wat is er momenteel zo ernstig aan het consumentengedrag? Als we kijken naar het huidige begrotingstekort van de VS, dan is het toch juist goed dat mensen massaal hun knip opentrekken?

Raken consumenten niet immuun voor al die commercie?
Het neemt ook wel iets af, mensen raken verveeld. Mensen, vooral jongeren, zijn op zoek naar alternatieve vormen en vinden MTV te mainstream. Dus ja, ik denk het wel. Maar de nationale tegenstand, zoals deze nu op kleine schaal aanwezig is, moet gestuwd worden door bijvoorbeeld de politiek. We zouden onze kracht als burger moeten aanwenden om de commercie te reguleren.

Amsterdam ziet er niet direct uit als Time Square en u spreekt voornamelijk over de Amerikaanse consumenten. Wil dat zeggen dat deze vorm van kapitalisme Nederland nog niet bereikt heeft?
Ja dat wel, maar Nederland en de rest van Europa lopen 10 tot 15 jaar achter op de VS. Starbucks heeft nu pas een vestiging geopend voor het publiek op Schiphol. Er is niets mis met Starbucks, maar ze houden het niet bij een enkele vestiging in Amsterdam; het worden er meer! Daardoor zullen lokale cafés en koffiehuizen gedwongen worden om te sluiten, omdat ze niet kunnen concurreren met Starbucks. Starbucks zou dan wel direct vijf tot tien winkels moet openen in Amsterdam, maar dat is het gevaar met deze vorm van kapitalisme. Het start onder het motto van concurrentie, maar eindigt vervolgens met een monopolie. De overheid zou toe moeten zien op deze vorm van concurrentie.

De grootste vijand van kapitalisme is zijn eigen succes. De behoefte van de westerse wereld is al voldaan. We hebben iPhones en iPods, maar zijn deze echt nodig? Het kapitalisme zou zich moeten wenden tot de ontwikkelingslanden in plaats van zich te focussen op het ontwikkelen van vraag in de VS. Net zoals als water in een fles, wie heeft er nou water in een fles nodig als het hier brandschoon uit de kraan komt?

 

Muziek / Album

Tussen traditie en innovatie

recensie: Youssou N'Dour - Rokku mi Rokka

.

Het is alweer dertien jaar geleden dat Youssou N’Dour wereldwijd doorbrak met de megahit 7 Seconds. Samen met Neneh Cherry drong hij met dat nummer door tot de top van de meeste westerse hitlijsten. Met hetzelfde nummer trad hij in 2005 nog op Live 8 op, ditmaal bijgestaan door zangeres Dido.

~

N’Dour werd in 1959 geboren in Senegal en verwierf op twaalfjarige leeftijd bekendheid als zanger bij religieuze ceremoniën. Op zijn zestiende brak hij echt door toen hij begon te zingen bij Etoile de Dakar, een van de populairste Senegalese bands van de jaren zeventig. In de jaren tachtig begon en leidde hij zijn eigen groep, Super Etoile, waarmee hij ook zeer succesvol was.

Mbalax

Youssou N’Dour wordt beschouwd als een van de belangrijkste figuren in de ontwikkeling van mbalax. Mbalax is een muziekgenre dat aanvankelijk werd uitgevoerd op traditionele instrumenten zoals de sabar en de tama (cylindervormige trommels), de riti (een kleine kalebas) en de balafoon (soort van marimba). Deze traditionele instrumenten werden naar verloop van tijd echter steeds meer aangevuld met moderne instrumenten, zoals de elektrische gitaar en de basgitaar, de synthesizer en het drumstel. De verhouding tussen traditionele en moderne instrumenten is een belangrijke factor in de muziek van de N’Dour. Hij zei hierover in een interview: “The rest of the world wants Africa’s traditional instruments, but audiences in Africa won’t react to the music unless we use modern instruments“.

Geven en nemen

~

Het is duidelijk dat de zanger op Rokku mi Rokka geprobeerd heeft een balans te vinden tussen de wensen van zijn Afrikaanse en zijn westerse publiek. Aan de ene kant heeft hij zich laten inspireren door de muziek uit de grensgebieden van Senegal, maar hij gebruikt ook weer veel westerse instrumenten. Je zou dat kunnen zien als een kwestie van geven en nemen, wat ook de letterlijke vertaling is van Rokku mi Rokka. Om te beginnen met een negatieve opmerking: de enige echte tegenvaller is de bijdrage van Neneh Cherry, die met een cheesy rap de hiphopachtige afsluiter Wake Up totaal om zeep helpt. Geen kans dus dat dat nummer een tweede 7 Seconds wordt. Voor de rest heb ik echter weinig aanmerkingen op Rokku mi Rokka, het is vooral de combinatie van Afrikaanse en westerse elementen die mij wel kan bekoren.

Gebruikmakend van traditionele percussie, ngoni (een soort banjo), basgitaar en zijn heldere stem creëert N’Dour met Sama Gàmmu een mooi ingetogen stuk. Wat vlotter maar minstens even goed zijn de nummers Bàjjan en Tukki. Het eerstgenoemde bevat een funky gitaartje, dat samen met balafoon, drums en basgitaar een goede groove neerzet. Tukki is ook swingend maar klinkt iets melancholischer dan het vrolijke Bàjjan. Opvallend is vooral de manier waarop een loopje van de elektrische gitaar over de rest van het ritme beweegt, een mooi voorbeeld van de spannende Afrikaanse ritmiek die het album rijk is. Youssou N’Dour heeft met Rokku mi Rokka als geheel een goede balans gevonden tussen de tradities van zijn land maar is ook innovatief geweest door er moderne elementen aan toe te voegen. Hiermee heeft hij een sterk wereldmuziekalbum opgeleverd, dat voor een breed publiek toegankelijk is.

Theater / Voorstelling

Surrealistisch sprookje

recensie: Huis aan de Amstel - Arabische nacht

.

Genoeg van de grauwe Nederlandse winter? Zin om je te begeven in warme Oosterse sferen? Dan is de voorstelling Arabische Nacht van Huis aan de Amstel een aanrader. Omgeven door de geur van verse muntthee en baklava brengt dit surrealistische sprookje je naar fantasierijke oorden.

Arabische Nacht speelt zich af in een groot flatgebouw tijdens een hete nacht. De conciërge Lomeier is nog aan het werk, omdat er vanaf de achtste verdieping geen water meer uit de kraan komt. Hij begint een zoektocht naar het verdwenen water en eindigt in de woestijn. Fatima en Francisca wonen op de zevende verdieping. Iedere avond valt Francisca op de bank in slaap. Daarom heeft ze Kalil, de vriend van Fatima die iedere avond langskomt, nog nooit gezien. Deze avond rent Fatima trap op en trap af op zoek naar Kalil, die zich probeert te bevrijden uit een vastzittende lift. Tenslotte is er nog Peter. Peter woont in het flatgebouw aan de overkant en gaat op zoek naar de vrouw aan de overkant waar hij zo van onder de indruk is. Werkelijkheid en fantasie lopen in Arabische Nachtop ingenieuze wijze door elkaar. Net als in een droom roept het ene beeld het andere op en vormt het samen een logisch geheel. Maar toch ook weer niet.

Pingpongspel

~

Arabische Nacht is geschreven door de Duitse theaterauteur Roland Schimmelpfennig. Huis aan de Amstel blijft in zijn bewerking van de tekst gelukkig dicht bij het origineel, want de tekst van Schimmelpfennig is bijzonder fascinerend. Er zijn heel weinig dialogen tussen de personages. Ze beschrijven voornamelijk de dingen die ze zien, horen of denken. Door deze schrijfstijl ontstaan situaties voornamelijk in de verbeelding van de toeschouwer. Gevaar is dat wanneer je zo’n tekst speelt, er te veel een vertelstuk ontstaat en te weinig een theatervoorstelling. Maar regisseur Bert Geurkink en zijn acteurs weten het vertelniveau te ontstijgen en er een levende voorstelling van te maken door een fijne combinatie van spel, handelingen en verbeelding. In de tekst wordt heel snel geschakeld tussen de vijf personages. Na iedere zin of na een paar zinnen valt de volgende al in. Dit is door Geurkink strak geregisseerd, waardoor de vijf verhalen tegelijk te volgen zijn en er een spannend pingpongspel ontstaat tussen de vijf mensen.

Voordeuren

~

Mede door het mooie decor van Matt Vermeulen krijgt de fantasievolle voorstelling een tragische ondertoon. Over de breedte van het toneel bevindt zich een schets van een flatgebouw aan de hand van voordeuren. De voordeuren staan in allerlei posities: rechtop, ondersteboven, horizontaal en kunnen verschillende kanten op bewegen waardoor ze multifunctioneel gebruikt kunnen worden. Al die voordeuren waarachter mensen wonen en leven en al die bordjes met vreemde achternamen, roepen ook de vraag op in hoeverre mensen die vlakbij elkaar wonen elkaar eigenlijk kennen. De vijf personages in de voorstelling bevinden zich in dezelfde flat en zijn met elkaar verbonden, maar worden uiteindelijk toch op zichzelf teruggeworpen. Deze insteek geeft een mooie, maar tragische laag aan dit knappe surrealistische verhaal.

Arabische Nacht is nog tot en met 17 november 2007 te zien in het Rozentheater in Amsterdam.Klik hier voor meer informatie.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Deliria // Samson and Delilah // Harsh Times // The Hitcher

.

Deliria
(Michele Soavi, 1987 • De Filmfreak)

Voor generaties die als kind of puber nog konden schrikken van Freddy Kruger of Jason is het wederzien van deze macabere helden in de massa’s vervolgen die er gemaakt zijn vaak reden tot meligheid. Dat het traditionele horrorgenre in zijn fearfactor verzadigd is komt deels door goedkope navolgers en Michele Soavi’s Deliria hoort daar zeker bij. De film is humoristisch in zijn pretentieuze zoektocht naar nieuwe elementen die vervolgens de gebruikelijke genrebehandeling krijgen.

~

Deliria speelt zich af tijdens de repetitie van een Andrew Loyd Webber-achtige musical, compleet met jaren-tachtig dansroutines die doen denken aan Fame. De kapsels en het haar zijn groot en de ego’s zijn misschien wel groter, waardoor je als kijker al hoopt dat er veel doden zullen vallen. Tijdens deze repetitie belandt een psychotische acteur op de set, nadat hij is ontsnapt uit een inrichting. Hij speelt eerst mee in de musical die toevallig ook gaat over een moordenaar. De rest van het verhaal toont de geleidelijke afslachting van de groep en de mogelijke ontsnapping van een van de slachtoffers.

De film is vooral leuk door zijn campgehalte; een over-the-top rol van David Brandon als een goedkope versie van Rupert Everett (die later in Soavi’s Dellamorte Dellamore zou spelen); vreselijke synthesizermuziek en no-budget special effects. Soavi heeft misschien wel het vak geleerd van Dario Argento, maar de film werkt toch vooral op de lachspieren. De dvd heeft afgezien van de trailer geen extra’s. (George Vermij)

Samson and Delilah
(Corina van Eijk, 2007 • De Filmfreak)

Het Friese productiehuis Opera Spanga is erin geslaagd de opera Samson en Delilah van de Franse componist Camille Saint-Saëns verrassend te moderniseren. Onder de regie van Carina van Eijk krijgt het oudtestamentisch verhaal een moderne jas.

~

De strijd van de Filistijnen tegen de Hebreeërs doet qua aankleding sterk denken aan de oorlog in het Midden-Oosten. De kale zandvlaktes, autowrakken, vervallen huizen en commandocentra vol computers geven het oeroude conflict de geest van deze tijd mee. In de strijd van het oude volk Israël tegen de Filistijnen is de onoverwinnelijke kracht van Samson onmisbaar. Maar hij valt voor de giftige lust van de verleidelijke Delilah. Meedogenloos probeert zij het geheim van zijn kracht te ontfutselen.

De Frans gezongen opera is warm en koud tegelijk. Opera eigen wisselt het scala aan emoties in hoog tempo. Delilah (de Nederlandse Mezzosopraan Klara Uleman) heeft behalve een stem ook qua uitdrukking alles in zich. Trots, wreed, verleidelijk en exotisch tegenover Samson (de Portugees Charles Alves da Cruz) zijn beiden niet aleen uitstekende zangers, ze dragen ook de gemoderniseerde, soms gewaagde vertolking. Het theaterbeeld – met duidelijke verwijzingen naar schilderkunst, film en mode – is sober maar gestileerd en prachtig uitgelicht. Zowel filmisch als theatraal is Samson and Delilah wat dat aangaat een voorbeeld van maximaliteit: eigenzinnig, Fries en al vijftien jaar dat waar Opera Spanga (uit Weststellingwerf) voor staat. Liefhebber of niet, op breedbeeld in de slaapkamer is het misschien wel net het juiste afrodisiacum. (Antoinette van Oort)

Harsh Times
(David Ayer, 2005 • Universal)

In Training Day stond een valse smeris tegenover een goedhartige smeris; Harsh Times spiegelt een fout boefje aan een goedhartig boefje. David Ayer, scenarist van beide films, laat met zijn regiedebuut het misdaadplotje achterwege en levert een veel harder en killer staaltje ‘grotestadsrealisme’.

~

Klaploper Jim (Christian Bale) ambieert een carrière bij justitie, terwijl hij trouwplannen heeft met zijn Mexicaanse liefje. Zijn maat Mike (Freddy Rodriguez) houdt zijn vriendin Sylvia (Eva Langoria uit Desperate Housewives) voor dat ook hij werk zoekt. Ondertussen blowen, zuipen en stelen ze dat het een lieve lust is. Maar Jim heeft in Afghanistan een oorlogstraume opgelopen, is onberekenbaar en hard bezig zichzelf en zijn gabber de afgrond in te werken.

Een opnieuw intense vertolking van een gespierde Christian Bale, weer het tegenoverstelde van zijn uitgemergelde verschijning in Rescue Dawn, kan helaas niet verhullen dat we dit allemaal al eens eerder gezien hebben – soms met minder integriteit, maar meestal met even weinig diepgang en zeggingskracht. Niets nieuws onder de zon dus, om onduidelijke redenen pas tweeëneenhalf jaar na première op dvd gedumpt, met als enige extra een uitvoerig en uitstekend kijkje achter de schermen. (Paul Caspers)

The Hitcher
(Dave Meyers, 2007 • RCV)

Dave Meyers, een succesvolle videoclipregisseur, doet met deze herverfilming wat ondoordachte pogingen om flair toe te voegen aan de akelig rechtlijnige thriller uit 1986. Maar zijn idee van ‘stijl’ is niet van een creatieve regisseur.

~

Bijvoorbeeld: een heftige actiescène met crashende auto’s en geschiet wordt niet verbeeld met het zinderende realisme waar hij om schreeuwt, maar met verzadigde kleuren, in slow motion en met Animal van Nine Inch Nails op de geluidsband. Een stompzinnige tactiek, die van de kille gruwelfilm die het origineel was een spanningsloze, quasi-flitsende popvideo maakt. Verdere aanpassingen zijn even willekeurige ingevingen: een volkomen ongeloofwaardig staaltje girlpower in het slot, en overdreven gedetailleerde bloederigheid, die je normaal gesproken in satirische horror aantreft.

De oorspronkelijke film was ongeloofwaardig door idiote verwikkelingen rondom de onverwoestbare lifter, maar wist daar door een grimmige sfeer aardig mee weg te komen. Het bijna identieke scenario van de remake is door genoemde wilde kunstgrepen echter onmogelijk serieus te nemen. Sean Bean als de titelfiguur doet zijn best Rutger Hauer uit het origineel na te doen, maar de anonieme tv-acteurs die het opgejaagde koppel spelen verwijzen naar niets anders dan de vervelende trend om recente klassiekers met een zielloze cast en zonder visie aan een hedendaags publiek te slijten. (Paul Caspers)

Film / Achtergrond
special: Een gesprek met Jasper Helmer

Docs at the Docks

.

Gelegen aan de overkant van het IJ is de voormalige NDSM-werf een broeinest van commerciële en ondergrondse activiteit. Het verlaten scheepsterrein met stalen kranen, gigantische loodsen en windvlagen om elke hoek is ontdekt door de commerciële creatieve elite, getuige het hippe MTV dock. De resterende loodsen zijn gelukkig nu nog het domein van andere creatieven, kleine ondernemers en vrijplaatsen voor feesten en festivals. Met nog twee avonden te gaan draait hier tot november het documentairefestival Docs at the Docks.

Een goede reden om vanaf het Centraal Station een overtocht met het pontje naar deze urban jungle te wagen. De vorige avond (16 oktober) had als thema ‘het einde van de economie’; die van 20 november ‘global warning‘. Ook al zijn de eerste vier vertoningen van de druk bezochte serie al voorbij, de resterende avond is zeker nog interessant. De getoonde documentaires worden aangevuld met DJ’s, VJ’s, poëzie en sprekers. Op de kussentjes in de huislijk ingerichte loods is het goed toeven. Het kleine festival biedt verdieping; de gasten zijn leuk en interviewer, gespreksleider Daan de Wit waarborgt door zijn gebrek aan snelle Jelle praat de juiste neutraliteit en onafhankelijkheid. Jammer is wel dat het openbaar vervoer tegenwerkt, de tijd voor vragen en discussie is helaas kort omdat de meeste bezoekers niet naar huis willen zwemmen.

8WEEKLY sprak met een van motoren achter van het kritische filmfestival: de tegendraadse ex-journalist, horeca-uitbater en organisator Jasper Helmer (Noorderlicht).

Hoe ben je op idee van een festival gekomen?
Zoals het festival nu is opgebouwd hebben we gekozen voor thema’s en films die de waarheid anders benaderen dan de reguliere media. Dat hebben we gekoppeld aan andere kunstvormen als poëzie, muziek zodat het een totaalpakket is. We zeggen niet dat het dé waarheid is maar we stellen zo wel kritische vragen bij wat naar ons idee als waarheid door de reguliere media wordt gepresenteerd. De groep mensen die net als wij grote vraagtekens heeft, wordt steeds groter. We zijn ambitieus, kritisch en boos. Omdat wij in de materie zitten doen wij het vooronderzoek, maar er wordt niets getoond wat niet inhoudelijk onderzocht is.

Hoe filteren jullie al het materiaal?

Wij hebben een ‘eigen redactie’ van zeven en daarvan zijn drie mensen inhoudelijk bezig. Daaromheen zit nog een enorm netwerk van mensen die via fora en websites met elkaar communiceren. Die zitten dicht op het nieuws. Het is eigenlijk burgerjournalistiek gekoppeld aan nieuwe media. Daan de Wit is met name verantwoordelijk voor de inhoud, maar over en weer wisselen we constant zaken uit. Op het internet is bijna alles wel zelf te vinden, maar wat dan? Het wordt pas echt interessant als je er met anderen over kan spreken.

En wat moet je er als kijker daarna dan mee? Hebben jullie daar over nagedacht?
Wat wij laten zien is natuurlijk heel erg in het ‘nu’ gezet. Over grote ontwikkelingen in de wereld heeft iedereen wel een mening, maar wij willen met deze documentaires een aanvulling geven op de bestaande opvattingen en mensen wakker schudden. We hebben gekozen voor de ‘rol van publicist’. We zijn geen activisten. We willen mensen ergens van bewustmaken op onze eigen manier, maar het is aan ieder persoonlijk wat ze met die informatie doen. Wij willen alleen maar zeggen, mensen let op als je het nieuws kijkt, de krant leest, etc. Let op met welke woorden, beeldvorming en boodschap het wordt ingevuld. Hoe het werkelijk in elkaar steekt, daar willen we dan scherp op de snede over praten.

Hebben jullie nog andere toekomstplannen?
Eigenlijk is deze hele serie een try-out. Wat we nu weten is dat het een succes is, het wordt druk bezocht en er zijn verschillende partijen die ons willen ondersteunen bij een eventueel vervolg. Het past ook uitstekend bij deze plek, de NDSM-werf ademt nog steeds strijd, kritiek en politiek uit. De tweede serie hopen we vanaf begin volgend jaar te organiseren. Over de onderwerpen hebben we al de nodige ideeën maar veel wil ik nog niet verklappen. We gaan zeker proberen te zoeken naar thema’s die aanknopen op deze serie, bijvoorbeeld privacy, veiligheid, voedsel, medicijnen en vrije energie. Weer met de bedoeling jong volwassenen die veel met de media en internet te maken hebben te informeren over zaken die buiten de mainstream spelen.

Hopelijk dan met een speciale website met links naar alternatieve bronnen en speciale activiteiten. We willen dat op den duur dat alle informatie binnen hun bereik van mensen zelf ligt.

Who Killed the Electric Car?

In het kader van het ‘Global Warning’ programma bij Docs at the Docks draait op 20 November de documentaire Who Killed the Electric Car?. Het milieu raakt op – Hoe nu verder?

Muziek / Album

A Dutch Rough Guide to Brazilian Music

recensie: Josee Koning - Bem Brasileiro

.

Van alle markten thuis

~

Josee Koning weet als weinig andere Nederlanders door te dringen tot de Braziliaanse ziel, want anders krijg je nooit zo’n groep stermuzikanten achter je project. Haar begeleidingsband O Nosso Trio, ook vaste begeleiders van bossanova-grootheid João Bosco, is van grote klasse en beheerst de vele stijlen die de Braziliaanse muziek kenmerken. Of het nu gaat om een melancholische bossanova of een uiterst dansbare baião of ijexá, de zangeres en haar band zetten het neer alsof ze nooit anders hebben gedaan. De stem van Josee Koning laveert moeiteloos langs alle stijlen en ze omzeilt gelukkig de gemene valkuil van ‘de Nederlandse met het accent, die een beetje Portugees probeert te zingen’, want haar uitspraak van het Portugees is perfect. Hoogtepunt van de plaat is het duet dat Josee Koning zingt met João Bosco himself, Memória da Pele.

Inspirators

Bem Brasileiro kenmerkt zich niet door originaliteit; daarvoor leunt de plaat teveel op die bewerkingen van de klassiekers. De nieuwsgierige luisteraar die kennis wil maken met de enorme diversiviteit van de Braziliaanse muziek kan beter de originele platen kopen van de muzikanten die Josee Koning vereert, bijvoorbeeld Gilberto Gil, Ivan Lins, Lenine, João Bosco, Antonio Carlos Jobim of Jorge Ben Jor. Wat niet weg neemt dat Bem Brasileiro vooral een geslaagd eerbetoon is aan al deze inspirators.

 

 

 

Muziek / Album

Zuid-Afrikaanse Chris grijpt de Benelux bij de strot

recensie: Chris Chameleon - Ek Vir Jou

.

~

Wikipedia gaat verder: “Hy het begin op die verhoog klim in 1989, toe hy die eerste DALRO Nasionale Akteurskompetisie gewen het”. Het was in Zuid-Afrika het begin van een soap(‘sepie’)- en theatercarriere –Chris speelde in meer dan twintig ’televisiereekse’- maar in het buitenland baarden in diezelfde jaren vooral de optredens met zijn bands Blue Chameleon en Boo! opzien. In jurken en met veel make-up, toeters en bellen waren ze graag geziene muzikale feestbeesten in talloze clubs, niet in laatste plaats in Nederland. Het was de wilde monki-punk-periode van Chris.

Boo! heeft zeven jaar bestaan en sindsdien legt Chris Chameleon, zoals zijn artiestennaam luidt, zich toe op solo-projecten, met name in de lichte muziek. En dat doet hij niet onverdienstelijk. Chris heeft een prachtige stem die ergens droog en zacht mengt en altijd jong en fris klinkt. Ergens verdient hij alleen al een legendarische status vanwege zijn bereik van vier (!) octaven. Huistalen zijn Engels en Afrikaans, een logische combinatie in het land van Thabo Mbeki en Stellenbosch.

‘Ek Vir Jou’

Met Chris Chameleon exporteert Zuid-Afrika niet zomaar een zanger naar het hoge noorden. Een: hij verkocht in een jaar tijd 125 duizend albums in eigen land, kreeg een ere-penning voor zijn bijdrage aan de lichte Zuid-Afrikaanse muziek en daarbovenop mocht hij nog eens een SAMA (South African Music Award) in ontvangst nemen voor het beste Afrikaanstalige album 7de Hemel. Twee: we hebben hier te maken met een enorm muzikaal talent met gevoel voor theater. Dat kon iedereen overduidelijk zien in Boo! en hoor je nog steeds terug in de muziek die hij maakt. Hij maakt veelvuldig gebruik van aparte geluidjes, zijn stemgebruik is vrij en open en kan enorm veel aan. De arrangementen van zijn liedjes zijn origineel en er is veel in te ontdekken. En hiermee hebben we direct het bruggetje geslagen naar zijn Nieuwegeinse evenknie Spinvis. Het is niet geheel onlogisch dat Chris Chameleon bij dezelfde platenmaatschappij, Excelsior, heeft getekend en dezer weken regelmatig met Spinvis in het theater staat.

De fans van Spinvis zullen onze Zuid-Afrikaanse vriend ongetwijfeld in hun hart sluiten, mits ze zich door de taalbarriere weten heen te slaan. Maar goed, waar Spinvis vaak onverstaanbaar in het Nederlands zingt, articuleert Chameleon tenminste heel goed, wat Afrikaans ineens opvallend toegankelijk maakt. ‘Ek Vir Jou’ bestaat uit zuiver in het Afrikaans gezongen liedjes dus je kunt het testje een hele cd lang doen. Een paar hints. Liefde is het belangrijkste onderwerp. Luister daarvoor naar de zoete, aandoenlijke, wonderschone liedjes Ek Vir Jou, Ek dink ek hou nog van jou en Laaste Baklei – bijvoeglijke naamwoorden schieten tekort.

Afrikaans

Meer up-tempo maar niet minder mooi is het nummer Om jammer te se. Regelrechte theater-fillers zijn nummers als Klein klein jakkalsies (het betekent wat je denkt..), Om jammer te se en Weer Bymekaar.

Chris Chameleon kijkt je vanaf de cover van Ek Vir Jou niet al te vrolijk aan, maar daar is helemaal geen reden voor. Het is natuurlijk even afwachten of het Afrikaans hier echt een muzikale toekomst heeft, maar waar Gert Vlok Nel de weg heeft geplaveid, hoeft Chris Chameleon met al zijn talent maar één ding te doen: liedjes maken en zingen zoals hij doet. En als het echt niet anders kan, halen we met z’n allen graag een woordenboekje Afrikaans-Nederlands in huis.

Chris Chameleon is de komende weken onder meer te zien en te horen in:
11-11 Cafe Frowijn, Nijmegen
14-11 Theater De Junushoff, Wageningen (support Spinvis)
15-11 Theater van Vlaardingen, Vlaardingen (support Spinvis)
17-11 Philharmonie Concertgebouw, Haarlem (support Spinvis)
18-11 Effenaar, Eindhoven
23-11 Agora Theater, Lelystad (support Spinvis)
24-11 Theater in de Muze, Noordwijk (support Spinvis)
25-11 Musicon, Den Haag
27-11 Theater de Mythe, Goes (support Spinvis)
28-11 Schouwburg Amstelveen (support Spinvis)

Film / Achtergrond
special: Robert Bresson in het Filmmuseum

Ascetische meester

.

De Franse regisseur Robert Bresson, wiens oeuvre nu deels te zien is in het Filmmuseum, heeft een onnavolgbare reputatie binnen de filmcanon. Tot de schare bewonderaars behoren verschillende generaties cineasten en critici: van de Cahiers du cinema-groep tot aan vernieuwende Amerikaanse regisseurs die opkwamen in de jaren zestig en zeventig. Voor een klein en minimaal oeuvre als dat van Bresson is dit op het eerste gezicht opmerkelijk. Maar wie beter kijkt naar Bressons beheerste en ascetische stijl, moet concluderen dat het dictum ‘less is more’ bij uitstek past bij zijn werk.

Pickpocket (1959)
Pickpocket (1959)

Regisseur en scenarist Paul Schrader (de schrijver van Scorsese’s Taxi Driver) is bijvoorbeeld een trouwe volgeling van Bresson. Bressons Pickpocket was een cinematografische openbaring voor hem. Schrader schreef over de film dat het vooral de combinatie was van spirituele thema’s, die hij kon plaatsen vanuit zijn eigen protestantse achtergrond, en een kale en realistische stijl, die paste bij de soort cinema die hij zelf wilde maken. De invloed van Bresson is duidelijk te zien in zijn personages als Travis Bickle in Taxi Driver en Julien Kaye in American Gigolo. Ook schreef Schrader het boek Transcendental Style in Film, waarin hij uitlegt waarom Bresson met Ozu en Dreyer een steunpilaar vormt voor een zeer eigenzinnige, spiritueel-esthetische tendens binnen de cinema.

Schrader is niet de enige cinefiel die werd gevangen door Bressons unieke oeuvre. Met zijn minimale stijl, een vreemde combinatie van ascetisme en een vleugje verzoening die soms sensueel gevangen is in mysterieuze shots, heeft hij een impact gehad op een hele generatie filmkijkers. Deze elementen zijn verpakt in films die bewust niet gemaakt zijn voor een groot publiek, waarmee Bresson een zeer eigenzinnige auteurcineast is.

Ondoorgrondelijke wegen

Les Anges du péché (1943)
Les Anges du péché (1943)

Bressons eerste lange speelfilm Les Anges du péché (1943) is nu in een door het Filmmuseum gerestaureerde versie te zien. De film volgt twee vrouwen in een nonnenklooster waar dievegges en criminelen kunnen rehabiliteren. Een van de vrouwen voelt zich sterk aangetrokken tot een criminele vrouw die geen zin kan geven aan haar bestaan. Deze fascinatie is niet zozeer erotisch, ook al speelt Bresson wel met sensuele shots van de gezichten van de vrouwen. De aantrekkingskracht ligt voornamelijk bij de mogelijkheden tot het vinden van verzoening bij elkaar. De film speelt met ideeën over schuld en boetedoening en daarnaast ook over de kracht van empathie als een spiritueel redmiddel. Les Anges du péché is enigszins verouderd vergeleken met Bressons latere werk, dat meer zeggingskracht heeft door een meer pure stijl. De film rust nog sterk op de katholieke kerk als morele steunpilaar en het beeld van de werkingen van het klooster als instituut is vanuit een eigentijds perspectief onkritisch.

Ook in Journal d’un curé de campagne is religie een middel om troost te vinden voor een onverschillige en wrede wereld, maar de traditionele stijl en genreconventies van Les Anges du péché hebben plaatsgemaakt voor een meer kille en minimale stijl. De hoofdpersoon is een jonge priester die niet door zijn kerkgemeente serieus wordt genomen, en daarnaast machteloos de schijnheiligheid om hem heen moet accepteren. Hij wordt ernstig ziek en probeert al stervende in het reine te komen met de zin van zijn bestaan. In deze situatie is Bresson op zijn sterkst door te tonen dat verzoening een staat is die voorbij wanhoop ligt. Zelfs na de acceptatie van het onmogelijke is de weg naar verzoening nog ondoorgrondelijk. Bresson weet dat verlossing eigenlijk alleen zin heeft als het haar kracht ontleent aan de onomkeerbare eenzaamheid van het bestaan. Hij hanteert minimale middelen om dit te illustreren: lange heldere shots en precieze close-ups die tot de essentie proberen door te dringen.

Spirituele verlossing

Un condamné à mort s'est échappé (1956)
Un condamné à mort s’est échappé (1956)

Journal d’un curé de campagne vormt met Un condamné à mort s’est échappé (1956) en Pickpocket (1959), beide ook te zien in het Filmmuseum, Bressons ‘gevangenis-cyclus’, waarbij het idee van het gevangen zijn in letterlijk en figuurlijke zin dienst doet als een middel om de menselijke conditie te analyseren. Un condamné à mort s’est échappé toont de minutieuze voorbereidingen die een Franse verzetstrijder moet treffen als hij probeert te ontsnappen uit zijn cel. Het is een claustrofobische film met bijna geen dialogen en een spanning die in elke scène tastbaar is. Pickpocket is een star verslag van iemand die vergaat in de zelfkant van de samenleving. De jonge hoofdpersoon laat zich door zijn verlangens leiden om te zakkenrollen. Deze antiheld lijkt op een personage uit een Franse existentialistische roman, en toch is er ook sprake van spirituele verlossing in de vorm van een engelachtig meisje, dat de protagonist troost biedt. Wat opvalt is dat Pickpocket sensuele shots heeft die aangeven dat de wens om te stelen verder gaan dan puur materieel gewin. De woorden en beslommeringen van de hoofdpersoon, die worden uitgesproken in een monotone, onopgesmukte wijze, hebben een rauwe kracht die nog steeds realistisch overkomt.

Au hasard Balthazar (1966)
Au hasard Balthazar (1966)

In het Filmmuseum zijn verder nog Au hasard Balthazar (1966), Mouchette (1967) en L’argent (1983) te zien. Deze latere films zijn veel pessimistischer van aard en tonen Bressons plotselinge twijfel over de mogelijkheid tot zingeving en redding die worden geboden door religie. Au hasard Balthazar toont de trieste lotgevallen van het ezeltje Balthazar, dat als metafoor wordt gebruikt voor de hardheid van het bestaan. Mouchette, over de vernederingen van een veertienjarig meisje, laat zien dat er nog steeds veel eigentijdse filmmakers schatplichtig zijn aan Bresson. Vergelijk de film met Rosetta (1999) van de Dardenne-broers en je ziet gelijk de overeenkomsten. In beide films wordt een kaal verslag gegeven van het troosteloze bestaan van meisjes die praktisch in de steek zijn gelaten. Mouchette is net als Rosetta een verwaarloosd kind dat door haar omgeving wordt behandeld als paria.

Bresson is even onsentimenteel en direct als de Dardennes en hij is daarmee de voorloper van een stijl die nog steeds uit het rauwe leven is gegrepen. Dat deze kracht nog steeds tastbaar is en blijft inspireren, zegt genoeg over Bressons plaats binnen de hedendaagse filmcanon.

Het retrospectief is nog tot en met 21 november in het Filmmuseum te zien. Klik hier voor het programma.

Muziek / Voorstelling

Eindelijk geslaagde bel canto opera door DNO

recensie: Gaetano Donizetti – Lucia di Lammermoor

Het bruilofstfeest nadert het hoogtepunt. Maar nog voor de huwelijksnacht is geconsumeerd, wordt de kersverse echtgenoot door zijn bruid vermoord. Droom, werkelijkheid en een duister verleden lopen door elkaar. Begeleid door een glasharmonica zingt Lucia haar waanzinaria.

~

Waanzinaria’s zijn er vele soorten en maten. Die uit Verdi’s Macbeth is ongeëvenaard, maar de beroemdste waanzinaria is te vinden in Donizetti’s Lucia di Lammermoor, het paradepaardje van menig coloratuursopraan. Hoe goed of slecht zij de rest van een avond ook zingt, op de ruim tien minuten durende waanzinscène wordt zij door het publiek beoordeeld.

Een populair genre

De Italiaanse componist Gaetano Donizetti (1797-1848) heeft meer dan zeventig (!) opera’s op zijn naam staan, maar naast L’Elisir d’amore en Don Pasquale is de op een roman van Walter Scott gebaseerde opera over de tot waanzin gedreven Lucia de enige die nog met enige regelmaat ten tonele gevoerd wordt. En vanaf de première in 1835 berust die claim to fame op de waanzinaria van het titelpersonage.

Donizetti mag de beroemdste waanzinaria geschreven hebben, hij is zeker niet de uitvinder van het ‘genre’. Al bij in Monteverdi’s La Pazza wordt op hartverscheurende wijze de waanzin bijna tastbaar gemaakt, en ook Dejanira’s ‘Let me be mad’ uit Händels oratorium Hercules laat weinig aan de verbeelding over. Let wel: het zijn altijd vrouwen die waanzinnig worden. Pas later, in Moessorgski’s Boris Godoenov of Benjamin Britten’s Peter Grimes vallen ook de mannelijke hoofdpersonen aan waanzin ten prooi, maar dan zonder echte waanzinaria. Echte gekte blijft ook in de twintigste eeuw een vrouwenzaak, getuige Schoenbergs Erwartung en Poulencs La voix humaine. Mannen in opera sterven. Vrouwen worden eerst waanzinnig en sterven dan, zeker in de populairste bel canto-opera’s – een operagenre dat welbeschouwd van zichzelf al krankzinnig genoeg is.

Mooi zingen

Aan het begin van de negentiende eeuw was het een puinhoop in Italië. Het politiek bewustzijn van ontwikkelde Italianen ontwaakte toen de Fransen onder Napoleon Italië binnenvielen. Al gauw verjaagden de Italiaanse patriotten de gevestigde machthebbers en werden er republiekjes naar Frans model uitgeroepen. Hoewel deze net zo snel weer bezweken, hadden ze een merkwaardig effect: naast de koninklijke theaters steeg door het hele land het aantal operatheaters razendsnel. Zo telde Milaan in 1800 slechts twee theaters (La Scala en Canobiana); in 1815 waren dat er bijna vijfentwintig.

~

Met het aantal theaters groeide vraag naar materiaal, en dan het liefst nieuw materiaal of een opera die net in een ander theater in première was gegaan. Al spoedig veranderde opera van vermaak voor het hof in een kunstvorm bedoeld voor een veel groter publiek. Populaire zangers reisden rond met koffers vol met aria’s (de zogenaamde ‘arie di baule’) die ingepast konden worden in de opera die op dat moment werd opgevoerd. Natuurlijk ging dat ten koste van het verhaal, maar aan een mooie melodie werd meer waarde gehecht: de bel canto (letterlijk: mooi gezongen) was geboren.

Veel- en snelschrijvers

Samen met Bellini en Rossini is Donizetti de meester van de bel canto-opera, en deze drie componisten schreven in min of meer dezelfde periode een onwaarschijnlijk groot aantal opera’s. Slechts enkele hebben de tand des tijds doorstaan: Norma en I Puritani van Bellini, Il Barbiere di Siviglia van Rossini en bovenal Lucia di Lammermoor van Donizetti. Net als Rossini, componeerde Donizetti sneller dan muzikanten en zangers zijn partituren konden instuderen en na de flop van zijn Marin Faliero, schreef hij in de zomer van 1835 in amper zes weken zijn nieuwe opera op een libretto van Salvatore Cammarano (de latere librettist voor een aantal Verdi-opera’s, waaronder Il trovatore).

Cammarano had zoveel mogelijk details uit de historische roman van Walter Scott weggesneden, zodat een typisch romantische tragedie overbleef: het verhaal van een jong meisje (Lucia) dat door haar wrede broer (Enrico) gedwongen wordt haar geliefde (Edgardo) te verraden en uit politieke overwegingen een vreemde (Arturo) te trouwen, wat haar tot moord en waanzin drijft. Lucia is de enige substantiële vrouwenrol – zij gaat letterlijk ten onder in een door mannen gedomineerde wereld. Haar moeder is dood, en haar kamerdame houdt zich vooral afzijdig.

Onsamenhangend

Zoals bij vele bel canto-opera’s, klinkt een korte samenvatting coherenter dan de opera in werkelijkheid is. Zo ook bij Lucia di Lammermoor; jaloezie, waanzin, moord en zelfmoord vormen slechts de basisingrediënten voor een plot die even zwak als onsamenhangend is. Zeer problematisch is bijvoorbeeld de overgang tussen de vijfde en zesde scène van het eerste bedrijf. In de vijfde vertelt Edgardo zijn geliefde Lucia dat hij naar Frankrijk moet om te vechten, in de volgende scène duikt hij weer op terwijl een jaar verstreken is. Het is daarom een uitstekende ingreep van regisseur Monique Wagemakers om in Amsterdam precies daar de pauze in te lassen, ook al heeft dat tot gevolg dat het stuk na de pauze bijna de dubbele lengte heeft.

~

Morbide fantasiewereld

Het grote voordeel van de pauze op deze ongebruikelijke plaats is dat de waanzin van Lucia niet meer zomaar uit de lucht komt vallen. Het wordt nu duidelijk dat het meisje een jaar lang in haar kamer heeft gewacht op een teken van leven van haar geliefde, gevlucht is in haar eigen dromen en zelfs zijn naam met haar bloed op de muur heeft gekrast. Al die tijd wordt zij langzaam maar zeker door haar familie klaargestoomd voor een gearrangeerd huwelijk.

Zeer fraai brengt Wagemakers ook de spookballade ‘Regnava nel selinzio’ in beeld, zodat blijkt dat Lucia in een morbide fantasiewereld leeft. Wagemakers wordt daarbij geholpen door de niet alleen uitstekend zingende, maar ook voortreffelijk acterende Spaanse sopraan Marciola Cantarero. Vocaal valt er sowieso weinig aan te merken op deze Lucia di Lammermoor, want ook Tassis Christoyannis (Enrico) en Ismael Jordi (Edgardo) zijn uitstekend gecast.

Actueel thema

Hoewel Lucia di Lammermoor volgens Wagemakers zeker een actueel thema heeft, namelijk de enorme druk waaraan pubers blootgesteld kunnen worden, heeft zij de opera gelukkig niet verplaatst naar het heden, door er bijvoorbeeld een multicultureel drama van te maken over een Marokkaans meisje dat door haar broer en familie gedwongen wordt te trouwen met een man van aanzien uit het thuisland – wat met al die mannen in de opera die constant over ‘hun eer’ roepen niet eens vergezocht, maar wel misplaatst zou zijn. En dus dragen de Schotten gewoon – zij door kostuumontwerper Rien Bekkers fraai gestileerde – kilts; Lucia heeft zelfs rood haar.

In Wagemakers’ enscenering snijdt Lucia meer dan alleen haar haar af, maar automutilatie voert niet de boventoon. Lucia is een meisje dat door noodlottige omstandigheden meer en meer de grip op zichzelf verliest, en brengt uiteindelijk haar kersverse met zijn eigen zwaard om. Een Freudiaanse interpretatie ligt voor de hand, maar ook daarvan houdt Wagemakers zich gelukkig verre, waardoor deze enscenering zeer geslaagd genoemd mag worden. En dat is in Amsterdam wel eens anders, want het bel canto-repertoire is zeker geen specialiteit van De Nederlandse Opera.

Om zeep

De laatste keer dat het Amsterdamse gezelschap een poging ondernam, faalde het jammerlijk met Bellini’s Norma. Het uitvallen van stersopraan en publiekslieveling Nelly Miricioiu bleek in 2005 niet eens het grootste probleem. Het waren regisseur Guy Joosten – die eerder in Amsterdam Donizetti’s L’Elisir d’amore ook al van een bedenkelijke enscenering voorzag – en dirigent Julian Reynolds die deze Norma vakkundig om zeep hielpen.

Dirigent Paolo Carignani en Monique Wagemakers slagen ditmaal wel in hun opzet, al klinkt het Nederlands Kamerorkest wat braafjes. Dat bij een première ook wel eens wat mis kan gaan – het zakje nepbloed maakte wel erg veel lawaai bij het opendrukken, wat niet alleen tot gelach in de zaal leidde, maar bovenal de betovering van de waanzinscène tijdelijk doorbrak – zullen we maar wijten aan de schoonheidsfoutjes die nu eenmaal bij een première horen.