Boeken / Fictie

Grijstinten in een roze omslag

recensie: Manon Duintjer - De S-machine

‘Lichtvoetig voert de hoofdpersoon de lezer mee door haar schijnbaar zorgeloze jeugd.’ Aldus de verraderlijke omslagtekst van De S-machine.

Een verraderlijke omslagtekst omdat de jeugd van hoofdpersoon Maria Zegman helemaal niet zorgeloos is. Maria heeft een autistische en soms gewelddadige broer, een streng gelovige moeder en een watje van een vader. Een combinatie van elementen die het leven van Maria niet meteen laten overstromen van geluk. Gooi daar nog een dominee tegenaan die wel héél veel invloed op haar moeder uitoefent, een vettige domineeszoon die een pervers oogje op Maria heeft en een gebrek aan vriendinnetjes en je snapt dat het leven van Maria zo zijn lastige kanten heeft. 

Een typisch coming of age verhaal
Gelukkig is daar vriendinnetje Alice. Alice is de dochter van pensioneigenaren Henry en Barbara. En in dit pension Van Aertsen beleeft Maria haar gelukkigste momenten. Een paar van die gelukkige momenten zijn misschien zelfs iets té gelukkig. Maria’s moeder en de dominee voeren echter een kruistocht tegen deze sodom en gomorra van het dorp. Ongetrouwde stellen kunnen er namelijk een liefdesnacht doorbrengen, iets wat de gemiddelde gelovige zal vullen met afkeer.

De S-machine is een typisch coming-of-ageverhaal over een opgroeiend meisje in een moeizame gezinssituatie, over een eerste liefde, hoop en verlies. En daarmee blinkt Manon Duintjer dan ook niet uit in originaliteit. Maar een debuut hoeft niet meteen alle literaire tradities te doorbreken om aangenaam leesvoer te zijn. Tradities zijn er tenslotte niet voor niets. En De S-machine past prima in deze traditie.

Meeleven in grijstinten
Als lezer leef je al snel mee met hoofdpersonage Maria en ben je benieuwd hoe zij zich door de gebeurtenissen in haar jeugd heen slaat. De verstikkende sfeer van huize Zegman, de frivole vrijheid in pension Van Aertsen: het neemt de lezer mee door de emotionele pieken en dalen van het jonge leven van Maria. Maar zoals altijd in het leven kan alles zomaar in één keer omslaan. Alles heeft zijn keerzijde.

De mooie momenten in het pension hebben ook een duistere kant en de bemoeizuchtige, fanatiek gelovige moeder blijkt ook een warme kant te hebben. De wereld is niet zwart-wit. En ook de wereld van Maria dus niet. In De S-machine komen veel grijstinten voor. Maar dat zorgt er niet voor dat dit boek een grijs muisje is geworden. Hoewel ­De S-machine de grondvesten van de hedendaagse literatuur niet zal laten schudden, is het een aangenaam leesbaar verhaal geworden waar je als lezer in meegenomen wordt.

Opgroeiende schrijfster overwint eerste obstakel
Manon Duintjer weet een sfeer neer te zetten die de lezer raakt en doet meeleven met het hoofdpersonage. Dat ze daarvoor niet tot het literaire gaatje gaat is voor een debuut niet zo’n ramp. Ze weet door haar manier van schrijven een heel geloofwaardig personage neer te zetten, wier problemen en pleziertjes zeer herkenbaar zijn. Hierdoor wordt de lezer vanzelf door het verhaal meegenomen op weg naar Maria’s volwassenheid en voel je stiekem ook je eigen jeugd weer even oplaaien.

Maar misschien dat Duintjer in haar volgende boek wat meer kleur aan de grijstinten kan toevoegen. Dat zou een verder aangenaam boek verder boven de massa uittillen. Maar alle begin is moeilijk, en Duintjer heeft zich prima door deze eerste uitdaging heen geslagen. Dit is een coming-of-ageverhaal van een schrijfster die de eerste stappen op weg naar volwassenheid heeft gezet.

Benieuwd naar dit boek? Bekijk ook het filmpje van De S-machine. 

8WEEKLY MediaPlayer

 

Boeken / Non-fictie

Revolutie in Tunesië

recensie: Leen Vervaeke - De Jasmijnrevolutie: startschot van de Arabische Lente

Historische verklaringen van de volksopstanden tegen Ben Ali, Hosni Mubarak, Moammar Khadafi en Bashar al-Assad laten waarschijnlijk nog even op zich wachten. Toch begint er een stroom aan literatuur over deze revoluties op gang te komen. Leen Vervaeke was erbij in Tunesië. Hoewel haar verslag weinig nieuwe inzichten biedt, onthult zij de mooie verhalen achter de revolutie.

Toen Tunesië op 14 januari 2011 haar heerser Ben Ali verjoeg, raakten miljoenen inwoners uit de regio geïnspireerd. Onder het toeziend oog van de wereld had een volk zich ontdaan van een dictator. In het Westen werd al gejubeld dat Westerse vrijheidsidealen nu ook in het conservatieve Midden-Oosten doordrongen. Toch is het te vroeg om te beoordelen of die hoop gegrond is en waartoe de revoluties zullen leiden; tot op heden zijn het dan ook vooral journalisten die hun ooggetuigenverslagen publiceren. Zo schreef Jan Eikelboom (Nieuwsuur) De Arabische Lente. Een ooggetuigenverslag en Jorn de Cock (De Standaard) Arabische Lente: een reis tussen revolutie & fatwa. Nu is daar De Jasmijnrevolutie: startschot van de Arabische Lente van Leen Vervaeke (De Volkskrant) bijgekomen. 

Niet-digitale sociale netwerken
Een voor een behandelt Vervaeke de verklaringen die ons beeld van de Arabische Lente zijn gaan bepalen. Waren de revoluties bijvoorbeeld Facebook- of Twitterrevoluties? Vervaeke is genuanceerd. Twitter wordt in Tunesië nauwelijks gebruikt en Facebook was van belang als informatievoorziening, maar bestond altijd naast vakbonden en andere traditionele organisatievormen. ‘Zonder de oude, niet-digitale sociale netwerken zou het protest waarschijnlijk geen lang leven beschoren zijn geweest.’

En, waren het bevlogen intellectuelen die vrijheid van denken eisten? Vervaeke interviewt de zus van fruitverkoper Mohammed Bouazizi, de man die door zijn zelfverbranding in oktober 2010 de revolutie ontketende. Mohammed was arm en moest voor zijn familie zorgen. Nepotisme verhinderde dat en hij miste het geld om de juiste ambtenaren om te kopen. Het opent Vervaeke de ogen:

Het toont dat de revolutie op een heel andere manier begonnen is dan ze is geëindigd. […] Het begon niet met de politieke dissidenten, vakbondsleden en mensenrechtenactivisten die me vertelden over hun strijd voor democratie, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.

Hoewel de stedelijke oppositie door Ben Ali werd onderdrukt, lag de kiem van de revolutie dus in de uitzichtloosheid van het verarmde binnenland. Het zijn de te verwachte conclusies, die dankzij deze verhalen van directe betrokkenen niettemin concreet worden.

116 Partijen
De hoge verwachtingen bij de volksopstanden zorgden ook voor twijfel. In Egypte blijft het leger de dienst uitmaken, Libië is hopeloos verdeeld, en Vervaeke illustreert treffend hoe ook in Tunesië velen twijfelen aan het succes van de revolutie wanneer de armoede aanhoudt en de werkloosheid toeneemt. Nadat Ben Ali van het toneel verdwijnt, blijkt bovendien hoe verdeeld de voorheen zo eensgezinde demonstranten zijn. Tekenend zijn de 116 partijen die deelnemen aan de verkiezingen in oktober. Dat mengsel van optimisme en verdeeldheid doet denken aan de situatie in het Nederlandse Interbellum – in Vrij vissen in het Vondelpark door Koen Vossen beschreven toen 125 nieuwe partijen hun democratische geluk wilden beproeven nadat in 1917 het kiessysteem was opengebroken.

Dat westerse opvattingen over vrijheid niet één op één op Tunesië van toepassing zijn, bleek toen het Islamistische Ennahda de grote winnaar van de verkiezingen werd. Critici uit zowel Tunesië als het Westen verwijten de partij een Islamitische heilstaat te willen stichten. Vervaeke bekritiseert de standpunten van zowel voor- als tegenstanders, waarmee zij zich eveneens in het wel erg comfortabele midden manoeuvreert. Ennahda, zegt zij, belooft diversiteit te zullen respecteren, maar is ook betrapt op acties die het tegendeel suggereren. Tegelijkertijd is het juist deze mogelijkheid om vorm te geven aan de maatschappelijke pluriformiteit die Ben Ali verbood: ‘Dat is democratie. Dat is de Arabische Lente’.

Leen Vervaeke beschrijft haar afwegingen en zoektochten die voorafgingen aan de stukken die zij schreef voor de krant. De Jasmijnrevolutie is daarmee een persoonlijk boek geworden en het enthousiasme en de nieuwsgierigheid van de jonge journaliste werken aanstekelijk. Hoewel er in dergelijke journalistieke verslagen over de revolutie nog weinig nieuws voorbijkomt, illustreert Vervaeke de hoop en onzekerheid die de Tunesische samenleving tekenen tijdens deze grootschalige verandering. Tunesië krijgt een gezicht.

Film / Achtergrond
special: Howl, Somewhere, Balada triste de trompeta

Artiesten in het nauw

Dat kunst zichzelf beschouwt, is van alle tijden. Deze week dvd-uitgaven van hele diverse beschouwingen door kunstenaars van hun beroep: drie films over artiesten die door zichzelf en hun omgeving in het nauw komen.

~

Hoe verfilm je een gedicht? Regisseurs Rob Epstein en Jeffrey Friedman kozen voor een halfdocumentaire stijl vermengd met animatie. Het gedicht ‘Howl’, dat als een van de hoogtepunten van het werk van de beatgeneratie gezien wordt, krijgt een kans zich staande te houden in een veel sneller en directer medium. Dat het een lastige keuze is om poëzievoordracht in filmvorm te gieten, is vanaf het begin duidelijk. Het gedicht moet worden opengebroken en de bijtende woordenstroom van ‘Howl’ behoeft een vertaling in beeld. Een geënsceneerd interview met poëet Allen Ginsberg (James Franco) vult het geheel aan.

Het is niet voor niets dat juist dit gedicht wordt gekozen. Tien jaar voor het Nederlandse proces tegen Gerard Reve over zijn godslasterlijke literatuur in Nader tot u opende een officier van justitie in Amerika de jacht op Allen Ginsberg. Beide homoschrijvers namen geen blad voor de mond over hun eigen seksuele uitspattingen en cynisme over heilige huisjes, ook al bracht het ze in problemen.

De beperkingen van de artiest

Het proces tegen Ginsberg is de enige strikt dramatische lijn in Howl. De film is daarmee een collage van poëzie, fictie en non-fictiestijlen. Alles wordt aangevoerd om de noodzaak van artistieke vrijheid te benadrukken. Het is een vrijheid die de regisseurs zelf ook nemen, maar hun film blijft niet hangen. Er worden teveel verschillende elementen aangevoerd om het gedicht van context te voorzien. Het beeld van de onbegrepen artiest doet de dichter en zijn gedicht minder recht dan de klap in het gezicht dat ‘Howl’ zelf is.

~

Dan is de poging van Sofia Coppola om de beperkingen van de artiest te beschouwen, treffender. In haar film Somewhere speelt Stephen Dorff acteur Johnny, die hard op weg is een kansloze karikatuur van zichzelf te worden. Hotelkamers met slechte strippers en de onheilzame weg van internationale roem worden met onderkoelde toon geregistreerd. Het lijkt alsof Coppola meer dan genoeg acteursleed heeft gezien en daar met deze film mee afrekent. Bekendheid leuk? Het zorgt alleen voor eenzaamheid. De erkenning voor zijn werk benijdenswaardig? Het laat een groot gat achter in zijn persoonlijkheid en de kijker krijgt het idee dat de man nergens goed voor is.

Somewhere is net als Lost in Translation een film waarin de hoofdpersoon maar geen grip krijgt op het leven waar hij voor uitverkoren is. Alles is vervreemdend: de veel te enthousiaste pr-dames, onbegrijpelijke internationale tv-optredens en een leven dat gemanaged wordt door iemand anders. Coppola contrasteert dit met Johnny’s dochter, die leven brengt in de eindeloze hotelkamers en verveeldheid van Johnny. Langzaam verandert zelfs de acteur in een humaan mens.

Lelijkheid als lust voor het oog

~

Zo sober als Coppola het houdt, zo rijk aan beelden is de bizarre clownhorror Balada triste de trompeta. Het is een film die de draak steekt met de Spaanse dictatuur onder Franco. Ook hier draait het weer om artiesten die zichzelf niet kunnen helpen, maar nu is dat de basis voor een absurd melodramatisch verhaal. De trieste clown Javier (Carlos Areces) doet auditie bij het circus. Hij wordt de sidekick van de vrolijke clown Sergio (Antiono de la Torre), die in het echte leven zijn collega’s terroriseert. De glamoureuze trapezeartieste Natalia (Caroline Bang) zorgt ervoor dat de spanning tussen twee wraakbeluste clowns alleen maar toeneemt.

Het bloederige drama levert een stel smakelijke scènes op van gruwelijke clowns die Franco’s hoogste militairen onder handen nemen en elkaar op originele manieren de dood in willen drijven. Jammer is het contrast met de over-the-top Natalia, die de donkere magie van de film breekt; zij is degene waar het publiek niet van zal gaan houden. Het smerige karakter en uiterlijk van de clowns behoren in elk geval tot de meer fantastische creaties van De la Iglesia. Zij zijn net zo lelijk als het innerlijke leven van acteur Johnny en zo provocerend als de ontboezemingen van Ginsberg. Artiesten in het nauw die briljante bokkensprongen maken.

Howl (Rob Epstein en Jeffrey Friedman, 2010) en Somewhere (Sofia Coppola, 2010): distributeur A-Film; Balada triste de trompeta (Alex de la Iglesia, 2010): distributeur Twin Pics.

Theater / Voorstelling

Verleid door rokerige nachtclubmuziek

recensie: Ich habe den Dreigroschenblues

.

Een nachtclub. Rook kringelt naar de lampen boven de bar, gelach klinkt aan de tafeltjes en rauw-zwoel Duits vanaf het podium. In Ich habe den Dreigroschenblues tillen Sven Ratzke en Claron McFadden hun publiek, met muziek van Bertolt Brecht en Kurt Weill, naar een stad als Berlijn in de jaren twintig. Het zijn beelden om in weg te zinken, in een theatervoorstelling die klopt tot in het kleinste detail. Of had juist een smet het nóg beter gemaakt?

~

Entertainer Sven Ratzke verleidt zijn publiek moeiteloos. Hij heeft allure, is speels en beweegt zich soepel van anekdote naar lied. Een ijzersterk narratief is het niet; eerder schetst de zanger een wereld in grijstinten, waarin de muziek haar plaats vindt. Als operazangeres Claron McFadden vervolgens de eerste noot inzet, valt alles helemaal op zijn plek. Met op de achtergrond, maar zeker niet van minder belang: pianist Charly Zastrau, percussioniste Tatiana Koleva, Florian Friedrich op de bas en Fay Lovsky op onder andere de zingende zaag.

Naast de muziek, klopt ook het beeld volledig. Ratzke in zijn extravagante outfits met brede schouders of in strak korset en McFadden in kostuum met losse stropdas. De fladderende entertainer en de sopraan met haar stem die helder is, maar ook warm de diepte in kan glijden. Zij is vocaal sterker; hij wint in het bespelen van het publiek.

Iets te perfect

Het duo Ratzke en McFadden vult elkaar muzikaal goed aan, maar de interactie is soms wat geforceerd. McFadden heeft duidelijk moeite met de (gespeelde) spontaniteit en haar teksten klinken gekunsteld. In het geheel blijft de theatrale laag zichtbaar: de voorstelling doet bijna te perfect aan. De bewegingen, het beeld en geluid kloppen zó, dat je begint te hopen dat er een valse noot klinkt of dat McFadden uit haar rol valt.

Eén keer lijkt er inderdaad iets mis te gaan in de Groningse Stadsschouwburg. Ratzke staat voor op het toneel met een colbert in zijn linkerhand en zingt over stoere mannen, als plots het jasje tussen zijn vingers vandaan glipt. Verloren ligt het naast de microfoonstandaard. Even lijkt Ratzke ontredderd, maar hij hervindt zich. Hoewel hij zich bewust lijkt te blijven van zijn vrije hand – het ziet er wat onwennig uit – zingt Ratzke stug door, om na de laatste noot, in een vloeiende beweging, het colbert weer van het podium te plukken. Even waait er een briesje door het gepolijste geheel.

Een prachtige voorstelling

Juist de imperfecties geven Ich habe den Dreigroschenblues lucht. Helaas zijn dat er weinig, maar een prachtige voorstelling is het zonder twijfel. Met een fijne sfeer, sterke stemmen en een goede repertoirekeuze. Dat het iets minder volmaakt mag, is uiteindelijk maar een klein puntje van kritiek, want bij het verlaten van het theater ruik je toch even aan je jas en verwacht de rokerige nachtclubgeur. En ongemerkt fluit je ‘Mackie Messer’ als je de nacht in stapt.

Ich habe den Dreigroschenblues staat nog tot en met 16 april in theaters door heel Nederland.

Boeken / Fictie

Kliniek vol overspannen kunstenaars beklijft niet

recensie: D. Hooijer - De wanden van Oeverhorst

.

Antoinette is een tekenlerares die na een afwezigheid van tien jaar terugkeert in Oeverhorst, de psychiatrische kliniek waar ze op haar negenentwintigste belandde na twee abortussen en een uit de hand gelopen vrijage tussen haar vriend en beste vriendin. De kliniek is inmiddels getransformeerd tot instelling voor oververmoeide kunstenaars en Antoinette gaat er tekenlessen geven. Centraal motief is het wandschilderij dat ze elk jaar opnieuw overschildert en dat voor reuring zorgt onder de burgemeester, de kunstenaars en, opvallend genoeg, de hele gemeente.

Gebrek aan urgentie
Van Hooijer zijn we wel wat absurdisme gewend en ook in ‘De wanden van Oeverhorst’ grossiert ze weer in buitenissige randfiguren en bizarre situaties. Zoals de wereldvreemde man die door de bosjes van de tuin sluipt en de internen bespiedt. Of de nerveuze en zichzelf mateloos overschatte kunstenaars die ruzie maken over kleurnuances. En een vierhoeksverhouding tussen Antoinette, de psychiaters Olaf en Wibold en secretaresse Louise. Ingrediënten genoeg voor een intrigerend stuk proza, maar helaas stranden alle pogingen in de moeizame structuur en de oeverloze uitweidingen over niets. Er is niets mis met een fragmentarische compositie, maar wel als de draden zo los en zonder gewicht gesponnen zijn dat het de lezer nog maar weinig interesseert wat er komen gaat.

De steeds terugkerende wandschildering is waarschijnlijk een poging om vaste vorm te geven aan de vertelstructuur, maar na vier hoofdstukken beginnen die repeterende overpeinzingen over wel of niet een wandschildering lichtelijk te irriteren. Vooral omdat je het antwoord inmiddels wel kunt raden. En zo verloopt het ook met elementen die wél potentiële spanning in zich dragen. Omdat Hooijer ervoor kiest situaties luchthartig te schetsen, verliezen ze alle onontkoombaarheid. Abortussen vervliegen met de wind, mensen gaan dood zonder dat er een indringende gedachte aan gewijd wordt en keuzes worden gemaakt zonder dat daar wrijving of ambiguïteit aan ten grondslag ligt. Allemaal leuk en aardig, maar dat is dan ook precies waar het bij blijft. ‘Niet iedereen heeft de luxe ten onder te gaan aan een tragisch conflict’, verzucht Wibold in een gesprek met Antoinette. De spanningsboog van deze roman had echter wel wat dramatiek kunnen gebruiken.

Gekunstelde stijl
Helaas wil het met de stijl van Hooijer ook niet echt lukken. Alhoewel er hier en daar eigenzinnige, geestige en speelse zinnetjes opduiken, ademt De wanden van Oeverhorst vooral een zakelijke stijl die grenst aan het simplistische. Vaak geforceerd, wemelt het bovendien van de slordigheden in interpunctie en logica die op den duur struikelstenen gaan vormen. Een bijna pijnlijk voorbeeld is de scène waarin de wandschildering gekaapt dreigt te worden door twee megalomane kunstschilders en Antoinette het voorval met Jan, een vriend van haar overleden man, bespreekt.

‘Waar blijf je toch Antoinette.’
‘Ik zit thuis.’
‘Je gaat toch niet terug?’
‘Alleen fixeren nog. Twee schilders, Van Dommelen en Wegener, misschien ken je ze wel, willen iets anders en dat zetten ze door. Ze hebben aan mijn wand geprutst.’
‘Dan zijn ze strafbaar. Jij moet nu gauw hierkomen, we moeten werken. Er is …  een opdracht.’

Buiten het vraagteken dat voor de zoveelste keer zonder enige relevantie ontbreekt, vraag je je ook af waarom twee patiënten in een psychiatrische kliniek in godsnaam strafbaar zouden zijn voor het willen schilderen van een wand. Als dat ironie is, ligt het er iets te dun bovenop. Maar nog erger is de dramatiek die opgedrongen wordt door de drie puntjes in de laatste zin. Alsof we in een detectiveserie zitten waarin de acteur een pauze laat vallen om spanning te creëren.

Vederlichte figuranten
De grootste tekortkoming blijven echter de personages die als figuranten in hun eigen verhaal optreden.Nergens gaat Hooijer dieper of geeft ze enig gewicht aan haar karakters die daardoor, en door de vaak geforceerde monologen die ze uitkramen, verworden tot karikaturen zonder ziel of eigenheid. Verbintenissen blijven aan de oppervlakte spartelen en er wordt de lezer weinig ruimte gegeven om met de personages mee te leven. Ondanks een aantal grappige scènes en de originele setting blijft de oogst na het lezen dan ook magertjes. En je vraagt je af of Hooijer niet beter terug zou kunnen gaan naar het korte verhaal waarin ze zich wel bewezen heeft.

Boeken / Fictie

Forensisch onderzoek met een sterke gevoeligheid

recensie: Sylvie Marie - Toen je me ten huwelijk vroeg

In haar tweede poëziebundel Toen je me ten huwelijk vroeg beschrijft Sylvie Marie de stilte die achterblijft in de lichtheid van geluk. Een stilte die symbool lijkt te staan voor iets groters.

De bundel bestaat uit een aantal lange gedichten verspreid over enkele pagina’s, een opsplitsing die de herhaling en verandering van het werk benadrukt. Per pagina kan een gedicht kort en simpel lijken, maar aan één stuk doorgelezen worden het bezwerende stukken van reflectie. Het titelgedicht bijvoorbeeld bestaat uit een opsomming van verlangens die de ik-persoon had toen ze ten huwelijk gevraagd werd.

je lichaam bezoeken als een tentoonstelling
alles wat je beweegt bezichtigen aan wanden,
van hart naar buik tot kniegeknik wandelen
en af en toe een kader een tikje rechter hangen.

het meest zou ik op de stoelen
in de zaal willen letten, zij die dreigen
door te zakken als ik erop ga zitten.

Uitnodigende eenvoud
Op het eerste oog lijkt dit gedicht simpel, dan blijkt het sterk, dan oogt er toch weer iets cliché in de constructie (‘bezichtigen aan wanden’) – en dan vraag je je ten slotte af wat het eigenlijk betekent, dat knieknikkende wandelen en de krakkemikkige stoelen. Als de tentoonstelling het lichaam is, zijn de stoelen dan hetgeen wat het lichaam ondersteunt? De adem, de voeding, de familie?

Het is een prestatie om poëzie te maken die zowel bekoort op het eerste gezicht, als openstaat voor bredere interpretatie en diepere lezing. De meeste gedichten maken een beweging van simpel naar indirect taalgebruik, maar de laatste strofes lijken soms wat geforceerd. Veel dichters hebben de neiging hun gedicht dubbele, soms driedubbele eindes te geven, als een muziekstuk met te veel eindbombarie. Bij Marie is deze neiging duidelijk aanwezig, een neiging naar eindes die meer lijken te zeggen dan het gedicht zelf doet, regels die sterker zijn dan het voorgaande: ‘ik begin te weten: / gesloten ogen waken ook.’

In dialoog
Marie heeft zichzelf duidelijk geplaatst in relatie tot andere dichters; ‘jij, de stilte’ is geschreven als een antwoord op Willy Spillebeens ‘kamer zonder jou’, en de regel ‘dit doen is als zoenen / op het venster’ refereert aan Herman de Coninck. Achter dit venster van De Coninck staat echter een dochter te wachten, terwijl bij Marie de dichter zelf aan het raam staat, haar lippen op het koude glas duwt en schrikt, dan walgt. Marie geeft haar eigen draai aan haar voorgangers, en het resultaat is sterk genoeg om op zichzelf te staan.

Dat is de kracht, maar tegelijkertijd een gemis in Toen je me ten huwelijk vroeg: de preoccupatie met eigen kleine gevoelens en relaties. Waar is de hedendaagse wereld in deze bundel? ‘Storm’ is een dergelijk gedicht, waarin de verschillende stormen de veranderingen in een relatie bloot leggen; kwam de geliefde eerst nog met jas en dekens om samen een droge plek te zoeken, nu, ‘weer in het tuinhuis met rukkende basten … in de verste verte geen jij te bespeuren’. De wereld die Marie beschrijft mist elke vorm van het ‘kakelend gelijk’ waartoe Robert Anker in zijn laatste bundel aanspoort.

Minuscule beelden
Maar wanneer het werkt, is deze huiselijke dichterlijkheid prachtig. In ‘posities van perfect geluk’ ontwikkelt het seriële gedicht zich langs de rode lijn van verspringende metaforen:

’twee stoelen / naar elkaar toe geschoven’ en ruimtevaart, of ‘een lome kat met zeven levens’ die, wanneer hij van de vensterbank springt, de tijd weer doet beginnen – maar, zoals we inmiddels van Marie gewend zijn, ‘nu nog niet.’

Sylvie Marie bestudeert de minuscule resten, dat wat overblijft en achtergelaten is, om iets te zeggen over de grote draaikolk die het gemaakt en verwoest heeft: de grote symbolen, vuur en wijn. De manier waarop ze dit doet is bewonderenswaardig, haar stijl oplettend en eigen, en wanneer ze haar blikveld verbreedt, het huis uit gaat en bekijkt hoe de werkelijke resten er bij liggen, kunnen we grootse dingen van haar verwachten.

Boeken / Fictie

De doden levend houden

recensie: Luuk Gruwez - Krombeke retour/Deerlijk retour

.

Krombeke retour/Deerlijk retour bestaat uit twee verhalen in één band die los van elkaar gelezen kunnen worden. In het deel Krombeke retour beschrijft Gruwez de geschiedenis van zijn vaders familie. In Deerlijk geeft hij zijn voorouders van moeders kant een stem en een gezicht. Beide delen zijn opgebouwd uit scherven verhalen, herinneringen, brieven en dagboekfragmenten, wat het proza een versnipperd karakter geeft. Repeterende bespiegelingen en verwijzingen geven de bundel eenheid.

Zoals de verschillende referenties naar het gedachtegoed van filosoof E.M. Cioran. Toen duidelijk werd dat deze notoire nihilist geen lachebekje zou worden, zei diens moeder dat ze hem had laten aborteren als ze dat van tevoren had geweten. Voor Cioran was dit een bevrijding. Blijkbaar was het stom toeval dat hij zelfs maar bestond, dus waarom zou hij het bestaan serieus nemen? Krombeke retour/Deerlijk retour is gelardeerd met citaten van Cioran. Maar hoewel ook Gruwez vaak de grenzen van nihilisme, toeval en zinloosheid verkent, zoekt hij in de ontrafeling van zijn familiegeschiedenis vooral naar betekenis. En liefde.

Dwingende cadans
In Krombeke retour doet hij dat door het verhaal van zijn betovergrootmoeder Regina te construeren aan de hand van flintertjes archiefmateriaal. Regina raakte zwanger van een onbekende, zoveel valt er uit de geboorteakte van haar zoon op te maken, maar dat zij op het moment suprême zo geil was dat zij ‘desnoods een voederbiet tussen haar dijen zou willen proppen’… Daar begint de fantasie en wordt het beeld geschapen. Voor Gruwez is haar zwangerschap een samensmelting van banaliteit en betekenis. Dat eitje en die zaadcel komen immers volkomen toevallig, in een bijna onbenullige geslachtsdans, samen. Maar daarin liggen wel alle toekomstige verhalen besloten.

Meerdere malen speelt Gruwez met het idee dat verleden, heden en toekomst in elkaar grijpende entiteiten zijn die overvloeien en vercirkelen. Zoals in de ontroerende scène waarin we opa Bing als klein ventje terugvinden in 1897. Hij zit op zijn ‘eerste kakstoeltje’, brabbelt kinderversjes en we zien hem door de ogen van Gruwez: ‘En ik weet alles, en hij nog bijna niets. Nog niets van Floretje, niets van de Tour de France van 1911, niets van de oorlogsdoden van Ramskapelle, niets van Margriet, niets van mij. Hij weet goddank helemaal niet dat hij op 6 maart 1976, voor het laatst en verschrikkelijk alleen, witte bonen in tomatensaus zal eten’. Het is de dwingende cadans van de tijd, die onherroepelijk naar de dood leidt, die Gruwez in zowel thematiek als in ritmisch voortstuwende taal verbeeldt. Maar hoe ben je de dood de baas?

Komisch verval
Voor Gruwez is het optekenen van herinneringen een manier om zijn familie voort te laten leven. In zichzelf een vrij voor de hand liggend uitgangspunt, en zeker geen aha-erlebnis waard, maar door zijn melancholische en tegelijkertijd scherpe observaties werkt het toch. Als lezer kun je niet anders dan meegaan in de besognes van zijn familieleden.

Besognes die licht worden gehouden door het sappige Vlaams van de billenknijpende, cynische en drankzuchtige opa Knor die op het laatst zijn zwarte stront overal laat vallen en niets schoon wilt houden omdat hij ‘wassen associeert met nieuwigheid’. En alles wat nieuw is, representeert de dood. Of door de lieve, demente oma Liesje die lacht als een schoolmeisje als Gruwez een liedje met haar zingt. Hij vergeet niet te noteren dat hij de jas die hij op haar begrafenis zal dragen, dan al aanheeft.

(On)draaglijke grondgedachte
Zo blijft de grondgedachte van Krombeke retour/Deerlijk retour weinig opbeurend: ‘Er werd voor het eerst iets als een kleuterwijsheid over mij vaardig: dat huizen, net als mensen, vroeg of laat verlaten worden. En dat er niets kon geschapen, gemaakt of geboren worden wat niet bestemd was voor de sloop.’ Maar door de poëzie van de volkstaal, de tragikomische personages en de liefde die van de pagina’s spat, wordt deze waarheid een beetje draaglijk.

Boeken / Fictie

Jonge goden, vrouwen met jurken

recensie: Diverse dichters - DichtSlamRap 2012

Wie DichtSlamRap 2012 openslaat loopt het gevaar ongekend talent tegen te komen. De bundel biedt zicht op nieuwe lichting dichters.

Jaarlijks organiseert DichtSlamRap te Boxtel een poetry slam die gepaard gaat met een posterontwerpwedstrijd. Ook bij deze negende editie belanden alle meedingende dichters de bundel. De poster siert de omslag. Bovendien staan in de bundel een vijftal kunstwerken die op de gedichten zijn geïnspireerd.

Posterontwerp van Adrie Stanziani

Posterontwerp van Adrie Stanziani

Slamgedichten


DichtSlamRap 2012 is op te vatten als een bloemlezing. Om aan de slam en de bundel te kunnen deelnemen zonden de dichters twee ongepubliceerde gedichten in. De jury van dit prachtige initiatief bestaat uit dadadichter ACG Vianen, dichter/performer Maarten Gulden en organisator/journalist Marcel Linssen. Van light verse tot geëngageerde occupypoëzie, de ingezonden gedichten voldoen allemaal aan een gedegen interne consistentie.

Anders dan de meeste bloemlezingen zijn in DichtSlamRap 2012 voornamelijk slamdichters opgenomen. Dat maakt dat je van kaft tot kaft rijp, maar vooral veel groen tegenkomt. Bekendere namen als Ellen Deckwitz en Arnoud Rigter staan tussen dichters die men vooral uit de ‘scene’ kent, zoals Ellen Vedder, Saskia van den Heuvel en Nadine Ancher. Bovendien kom je onbekend talent tegen, zoals de veelbelovende Nic Castle:

Dag, Straat, Zonlicht

Rokend en rouwend liep ik je omver.
Zwart op zwart en ogen felblauw. Ik riep nog:
kijk naar me!, maar als een figurant onder
eigen regie keek je ergens zonder mij, en

ik liep je omver. Viel er toen zelf achteraan.

Ik kneep mijn ogen veilig voor het felle geel,
hoorde een vloek. Mompelde iets betekenisloos.

Je kwam
als silhouet

in mijn gezichtsveld overeind. Loop maar door,
zei ik. Je boog voorover, pulkte met
grote, iets te ruwe vingers, een peuk
uit mijn haar. Toen liep je weg.

Posterontwerp van Lianne van Tartwijk

Posterontwerp van Lianne van Tartwijk

Maar ook internationaal

Dat een goed deel van de 35 dichters nog wat nat achter de oren is, maakt dat je soms sleetse beelden en taalgebruik tegenkomt. De Eindhovenaar Willem Adelaar, die even mager ‘praat’ als Jan Arends (!), glijdt uit met een aantal zeer symbolische rozen. Elders in de bundel komt iemand niet weg met het woord ‘harteklop’. Wellicht dat zulke gemeenplaatsen op de slampodia overeind blijven, op papier lukt dat niet. Geforceerd is ook de bijdrage van de winnaar van de DichtSlamRap 2011, Philip Meersman. De op de podia bij vlagen pathetische, maar overweldigende voordrachtskunstenaar bracht een sterretje in, een klein kruis en een met een stift geplaatste rode veeg. De gezochte verwijzing naar een werk van de Russische minimalistische dichter Vasilisk Gnedov is een anachronisme dat visueel-inhoudelijk geen dialoog aangaat met de hedendaagse (figuratieve) poëzie.

Net als DichtSlamRap 2011 staat in de bundel van 2012 een bijdrage van de Zuid-Afrikaanse Floris Brown. Internationaal wordt het ook bij Hanneke van Eijken. Met haar gedicht trotseert ze de tijdsgeest en bezingt Europa. Door gedichten als deze in de bloemlezing op te nemen, positioneert DichtSlamRap zich, gewild of ongewild, ten faveure van tolerantie. De wraak van goden is van alle tijden.

Op de rug van een stier

Iemand zei dat Europa niets meer is
dan een grillige vlek op een wereldkaart
zonder te beseffen dat de wraak van goden
van alle tijden is

dat Europa vele metamorfoses kent
zij is een eiland in de Indische oceaan
een maan bij Jupiter
zevenentwintig landen die als koorddansers
in evenwicht
proberen te blijven
er leven godenkinderen die vergeten zijn
wie hun vader is

Europa is een vrouw met een kast vol jurken
ze houdt er niet van om een vlek genoemd te worden
over wraak van goden en vrouwen
met jurken
kun je beter niet lichtzinnig doen.

Muziek / Concert

Deze band staat zeker niet droog

recensie: Dry The River

.

Vijf mannen, wilde haardossen, gierende gitaren, stampende drums, een speelse viool en één wolle trui: dat is Dry The River met haar rockende indiefolk.

~

Ongeveer een jaar geleden stonden ze nog voor hooguit vijftig man te spelen. Nu lijken deze vijftig personen teruggekomen te zijn, maar nu hun hele kennissenkring meeslepend. Tivoli de Helling is bomvol en geheel uitverkocht.

Samenzang, resonantie en harmonie
Dat is meteen een mooie opsteker voor het lokale Utrechtse voorprogramma Oh, Brave Wide Eyes. Het is, naar eigen zeggen, ongeveer hun vijfde optreden en op basis van hun eigen performance zouden ze Tivoli de Helling niet vol gekregen hebben. Deze driemans-folk-formatie heeft best goede nummers in het repertoire zitten, dat is dan ook niet het probleem. Het is de zang van Annelotte de Graaf die niet goed uit de verf komt. Samen met leadzanger Casper Broekaart verzorgt zij de vocalen, maar dat is geen gelukkige combinatie.

De stemmen resoneren niet lekker. Hoewel de afzonderlijke stemmen niet slecht zijn (en die van Casper heeft zelfs alles in zich om aanstekelijke songs ten gehore te brengen) is de samenhang soms gewoonweg pijnlijk voor de oren. Dat is gezien het basismateriaal van goede composities een gemiste kans. Vooral omdat bij de hoofdact Dry The River blijkt wat je kunt bereiken met een goede harmonieuze samenzang.

Lieve stemmen gedragen door gierende gitaren

~

Dry The River is zogenaamde ‘indie-folk’, maar met een dergelijke typering doen we de band tekort. Welliswaar heeft de band alles wat een indie folkband nodig heeft: twee gitaristen, een basgitarist, toetsenist annex violist en een drummer. Dit alles voorzien van slordige haardossen en een leadzanger op blote voeten die zich in een stemmige aardkleurige trui gestoken heeft. Veel ‘folkser’ kan het niet worden. En folk brengt Dry The River dan ook ten gehore. Maar tussen de hoge zang (die een flinke dosis Fleet Foxes combineert met een vleugje Sigur Rós) door gooit de band snoeihard gitaarspel en stampende drums.

~

Er is nog een laatste wapenfeit dat het vermelden waard is en dat het speelse gemak onderstreept waarmee de band haar muziek ten tonele brengt. Gitarist Matthew, maar vooral bassist Scott weten menig bierblikje te tackelen. De rivier mag dan misschien droog staan, de bandleden doen dat zeker niet. Dat er tegen het eind nog zoveel samenhangende en zuivere muziek uit deze muzikanten komt is een klein wonder en een ware proeve van bekwaamheid. Misschien is de folk dan toch dood en is dit gewoon ouderwetse Rock ’n Roll! Maar hoe je het ook wendt of keert: Dry The River is gewoon een avondje vermaak voor de wat avontuurlijkere folk fan.

Theater

Next to Normal: abnormaal goed!

recensie: Next to Normal

De New York Times noemde Next to Normal al geen standaard feel-good musical maar ‘something much more: a feel-everything musical‘. De Nederlandse versie maakt deze lovende woorden ook waar. Het is een meeslepende voorstelling vol verrassingen, die je diep raakt.

De Nederlandse versie maakt deze lovende woorden ook waar. Het is een meeslepende voorstelling vol verrassingen, die je diep raakt.

~

Next to Normal is het verhaal van de familie Goodman. Vader Dan (Wim Van Den Driessche) probeert met alle macht zijn gezin een zo normaal mogelijk leven te laten leiden. Dit is niet gemakkelijk met een moeder die aan een bipolaire stoornis lijdt. Maar al behandelt Next to Normal serieuze onderwerpen, ze worden met humor behandeld, wat het zware verhaal goed verteerbaar maakt. Veel meer moet over het verhaal niet onthuld worden, want dat zou de verrassende wendingen tenietdoen.

Scheve verhoudingen
Next to Normal
is zo’n musical waarin alles lijkt te kloppen en muziek, decor, spel en dans elkaar aanvullen en versterken. Het decor is een hellend huis met twee verdiepingen en twee trappen. Dit geeft direct aan dat er in dit huis iets ‘scheef’ zit, al lijkt alles in de eerste scène nog zo normaal. Ook leef je als toeschouwer deels in de gedachtenwereld van moeder Diana (Simone Kleinsma), zonder dat je dat als toeschouwer direct doorhebt. Hierdoor leef je meer met haar mee en leer je haar te begrijpen. Haar man Dan lijkt dan wel de stabiele factor in het stuk, maar door de illusies van Diana wordt duidelijk dat dit slechts een breekbare façade is.

~

De muziek staat bol van mooie dissonanten die een gespannen sfeer verraden. Ook wordt er veel gebruikgemaakt van zogenaamde counterpoint songs, waarin personages gelijktijdig twee verschillende melodieën zingen. Dit zorgt voor een volle en interessante klank, en reflecteert de chaos in het hoofd van Diana. Vooral de nummers ‘Ik ben degeen’ en ‘Ik leef’ (in het Engels ‘I am the one’ en ‘I’m alive’) geven in beeld en muziek prachtig weer hoe de onderlinge verhoudingen tussen de personages liggen. Het enige nadeel van de counterpoint songs is dat de exacte woorden moeilijk te verstaan zijn. Hierdoor komt het idee van het nummer wel over, maar de subtielere nuances van de tekst niet.

Ondanks dat de musical alom geroemd wordt om haar innovativiteit is de muziek relatief traditioneel. Dat wil niet zeggen dat ze je niet minder raakt. Er wordt ook door alle zes spelers prachtig gezongen. Enkel Wim Van Den Driessche komt af en toe niet helemaal uit de verf omdat hij veel hoog in zijn kopstem moet zingen en dan soms door de band wordt overstemd.

Aanklacht
Een van de redenen waarom Next to Normal zo weet te raken, is dat het bepaalde hedendaagse normen aan de kaak stelt. De musical is een aanklacht tegen de hedendaagse praktijk van medicijngebruik. De personificatie daarvan is Dr. Fine. Deze blijft Diana verschillende belachelijke combinaties van medicijnen voorschrijven totdat Diana verzucht dat al haar klachten weg zijn, maar dat zij ook helemaal niks meer voelt. ‘Patient stabiel’, is zijn notitie in haar medisch dossier.

~

Een hieraan gerelateerd terugkerend thema is de nadruk die de maatschappij legt op normaal zijn, op niet met je hoofd boven het maaiveld uitsteken. Inderdaad, de familie Goodman is verre van normaal, maar is het niet juist de druk om normaal te zijn die mensen de das om doet? Bestaat er wel zoiets als een normaal gezin?

Met een gebalanceerde mix van drama en humor, goede muziek, intens spel en een gezonde dosis maatschappijkritiek, is Next to Normal een voorstelling die je echt niet mag missen. Het is een show die verrast en ontroert zonder te vervallen in clichés en sentimentaliteit.

Next to Normal is nog te zien t/m 9 juni op tournee door Nederland. Klik hier voor de speellijst. In het DeLaMar Theater in Amsterdam is Next to Normal te zien van 24 tot en met 28 april.