Theater / Voorstelling

Verleid door rokerige nachtclubmuziek

recensie: Ich habe den Dreigroschenblues

.

Een nachtclub. Rook kringelt naar de lampen boven de bar, gelach klinkt aan de tafeltjes en rauw-zwoel Duits vanaf het podium. In Ich habe den Dreigroschenblues tillen Sven Ratzke en Claron McFadden hun publiek, met muziek van Bertolt Brecht en Kurt Weill, naar een stad als Berlijn in de jaren twintig. Het zijn beelden om in weg te zinken, in een theatervoorstelling die klopt tot in het kleinste detail. Of had juist een smet het nóg beter gemaakt?

~

Entertainer Sven Ratzke verleidt zijn publiek moeiteloos. Hij heeft allure, is speels en beweegt zich soepel van anekdote naar lied. Een ijzersterk narratief is het niet; eerder schetst de zanger een wereld in grijstinten, waarin de muziek haar plaats vindt. Als operazangeres Claron McFadden vervolgens de eerste noot inzet, valt alles helemaal op zijn plek. Met op de achtergrond, maar zeker niet van minder belang: pianist Charly Zastrau, percussioniste Tatiana Koleva, Florian Friedrich op de bas en Fay Lovsky op onder andere de zingende zaag.

Naast de muziek, klopt ook het beeld volledig. Ratzke in zijn extravagante outfits met brede schouders of in strak korset en McFadden in kostuum met losse stropdas. De fladderende entertainer en de sopraan met haar stem die helder is, maar ook warm de diepte in kan glijden. Zij is vocaal sterker; hij wint in het bespelen van het publiek.

Iets te perfect

Het duo Ratzke en McFadden vult elkaar muzikaal goed aan, maar de interactie is soms wat geforceerd. McFadden heeft duidelijk moeite met de (gespeelde) spontaniteit en haar teksten klinken gekunsteld. In het geheel blijft de theatrale laag zichtbaar: de voorstelling doet bijna te perfect aan. De bewegingen, het beeld en geluid kloppen zó, dat je begint te hopen dat er een valse noot klinkt of dat McFadden uit haar rol valt.

Eén keer lijkt er inderdaad iets mis te gaan in de Groningse Stadsschouwburg. Ratzke staat voor op het toneel met een colbert in zijn linkerhand en zingt over stoere mannen, als plots het jasje tussen zijn vingers vandaan glipt. Verloren ligt het naast de microfoonstandaard. Even lijkt Ratzke ontredderd, maar hij hervindt zich. Hoewel hij zich bewust lijkt te blijven van zijn vrije hand – het ziet er wat onwennig uit – zingt Ratzke stug door, om na de laatste noot, in een vloeiende beweging, het colbert weer van het podium te plukken. Even waait er een briesje door het gepolijste geheel.

Een prachtige voorstelling

Juist de imperfecties geven Ich habe den Dreigroschenblues lucht. Helaas zijn dat er weinig, maar een prachtige voorstelling is het zonder twijfel. Met een fijne sfeer, sterke stemmen en een goede repertoirekeuze. Dat het iets minder volmaakt mag, is uiteindelijk maar een klein puntje van kritiek, want bij het verlaten van het theater ruik je toch even aan je jas en verwacht de rokerige nachtclubgeur. En ongemerkt fluit je ‘Mackie Messer’ als je de nacht in stapt.

Ich habe den Dreigroschenblues staat nog tot en met 16 april in theaters door heel Nederland.