Muziek / Album

Roots met rock

recensie: The Wynntown Marshals - The Long Haul

Hoe treed je als Schotse band met lovende kritieken op zak uit je schaduw, zonder je eigenheid in te leveren? Dat moet de vraag geweest zijn waarmee The Wynntown Marshals worstelden.

Het is moeilijk om jezelf te blijven en tegelijkertijd te lonken naar een groter publiek. Want er rijst dan altijd de vraag waarom dat al niet eerder gelukt was. The Wynntown Marshals hopen meer bekendheid te krijgen door rock toe te voegen aan hun alt.country, zonder veel af te wijken van het gekozen pad.

Buiten de kringen
The Long Haul is het tweede volwaardige album van de band. In 2010 brachten ze het debuut Westerner uit, dat voorafgegaan werd door een EP. Met de single ‘Ballad of Jayne’ probeerde de Schotse band in 2011 de aandacht te trekken. Met prachtige kritieken op zak, met vergelijkingen naar The Jayhawks en benoeming tot beste alt.country-plaat van Europa, lukte het toch nog niet om het succes te innen. Alleen bij een groep liefhebbers wisten de The Wynntown Marshals het heilige vuur brandend te houden.

Met The Long Haul hopen de Schotten ook buiten de kringen van de rootsliefhebbers door te dringen. Of dat gaat lukken zal de tijd leren. Dit nieuwe album opent vrij krachtig met ‘Driveaway’, dat je in de auto het gaspedaal zou doen indrukken. Het uptempo karakter werkt aanstekelijk en geeft het album de nodige snelheid en afwisseling.

Geen afscheid van de roots
Met ‘Curtain Call’ heeft The Wynntown Marshals een liedje te pakken dat opvalt. Bij beluistering van het album als achtergrondmuziek is dit een nummer dat de aandacht op een positieve manier naar zich toe trekt. Onwillekeurig gaat de concentratie meer naar de muziek dan naar de andere bezigheden.

Het laatste nummer, ‘Change of Heart’, grijpt stevig naar de country door het gebruik van slide-gitaar, waarmee de band laat horen geen afscheid te nemen van de roots. Om dat te benadrukken kent het nummer een break met een naar rock draaiende beweging; het bewijs dat verandering hand in hand kan gaan met behoud van de wortels. Het album The Long Haul is, na diverse luisterbeurten, waard om regelmatig uit de kast te halen en van te genieten.

Boeken / Non-fictie

Stapels feiten

recensie: Ruud Abma - De publicatiefabriek

In een minutieuze reconstructie van de frauduleuze praktijken van Diederik Stapel toont Ruud Abma in De Publicatiefabriek aan welke factoren een rol spelen in het ontstaan en voortduren van fraude in de wetenschap.

Het boek belooft een bredere kijk op de fraude te geven en lessen hieruit te trekken voor de toekomst. In de tien hoofdstukken die het boek rijk is, gaat het leeuwendeel echter om de fraude van Stapel, waarmee mogelijk een eerlijker verhaal wordt verteld dan Stapel deed in zijn eigen boek Ontsporing. De publicatiefabriek is vooral een relevant boek voor studenten en mensen werkzaam in de (sociale) wetenschap.

Abma weet op een uiterst leesbare wijze de praktijken en de werdegangvan Diederik Stapel te beschrijven. Sommige hoofdstukken lezen zelfs weg als een misdaadroman. Abma schrijft doorwrocht over de werkwijze van Stapel, wat een prachtige, exemplarische casusbeschrijving van het handelen van een frauderende wetenschapper oplevert.

Goede wetenschap

De kritische beschouwing van zowel de fraudeur als de omgeving waarbinnen het voorkomt zet belangrijke vraagtekens bij wat wetenschap is. Binnen de sociale psychologie is een cultuur ontstaan waar het meer lijkt te gaan om het scoren van nieuwe feitjes in vooraanstaande vakbladen, dan om het doen van replicatieonderzoek om eerder getrokken conclusies te ondersteunen hetzij te ontkrachten. Daarbij schetst Abma tevens de onkritische houding, mede veroorzaakt door publicatiedruk van de vaktijdschriften; er is vaak te weinig tijd om ingezonden stukken te beoordelen op echtheid. Abma beschrijft bovenstaande constatering aan de hand van een voorbeeld van Stapels werkwijze, waarin hij de rol van het experiment omdraait, zoals te lezen op pagina 57:

De rol van het experiment in de sociale psychologie: dat dient in de eerte plaats om je verwachtingen te bevestigen, niet om ze te weerleggen.

In het boek Wetenschap in actie spreekt wetenschapsfilosoof Bruno Latour over het verwerven van bondgenoten als fenomeen in de wetenschap. Diegene die de meeste bondgenoten en bondgenootschappen weet te vergaren, komt lof of het gelijk ten deel of wint daarmee een wetenschappelijke controverse. Hiermee is dus helemaal niet gezegd dat de resultaten sterker zijn dan alternatieven. Stapel wist tijdens zijn carrière in ieder geval voldoende bondgenoten te verzamelen en deze ook nog eens strategisch in te zetten voor zijn ‘groteske sociaalpsychologische experiment’, het massabedrog waarmee hij bekend geworden is.

Gespletenheid

Paul Babiak en Robert D. Hare gaan in Snakes in Suits: When psychopaths go to work uitgebreid in op de aanwezigheid van psychopaten in de werkomgeving. Kort samengevat komt hun typering van de snake in suit op het volgende neer: de psychopaat is de ideale, charmante persoon die zijn gevolg meekrijgt en een dekmantel weet te werpen over zijn werkwijze. Een dergelijk persoon weet de juiste mensen voor zijn karretje te spannen en deinst niet terug wanneer zijn handelwijze tot schade bij anderen leidt.

Nu beweert Abma nergens dat Stapel tot deze categorie werknemers behoort, maar wie de onthullingen en het mea culpa van Stapel leest, kan gemakkelijk een conclusie trekken die riekt naar psychopathie. Stapel, zo leert De publicatiefabriek ons aan de hand van uitspraken en citaten uit Ontsporing, komt naar voren als een gespleten persoonlijkheid. De docent die zijn studenten uitleg geeft over wetenschapsethiek lapt zelf alle regels aan zijn laars. Het zijn deze feiten die verbijstering wekken en tegelijkertijd dit boek zo leesbaar maakt. Omdat we allemaal wel ergens die heimelijke gevoelens hebben om een stap te zetten op verboden terrein. Met dit boek blijven we op veilige afstand en lezen we over de wrange vruchten van een dergelijke misstap.

Boeken / Non-fictie

De keurige nazi

recensie: Bernlef - Albert Speer, de ruïnebouwer

.

De opknapwerkzaamheden aan deze ‘speurtocht naar het raadsel Speer’ voltooide Bernlef vlak voor zijn dood in oktober 2012. Daarmee was volgens hem de meest prangende vraag over Hitlers bouwmeester en latere minister zo goed als opgelost: Albert Speer móet hebben geweten van de Holocaust. En er aan hebben meegewerkt.

Persoonlijk verantwoordelijk
Speer wordt tijdens de Neurenbergse processen in 1946 veroordeeld tot slechts twintig jaar gevangenschap. Mannen van min of meer gelijke statuur – Göring, Hess, Keitel, Streicher – krijgen direct de doodstraf of levenslang. Op oude foto’s en filmbeelden is duidelijk waarneembaar hoe hij zijn rechters lijkt te beïnvloeden door zijn onberispelijke voorkomen, zijn welbespraaktheid en zijn uiteindelijke toegift ‘ik voel mij persoonlijk verantwoordelijk voor Auschwitz’. Wat niet opgevat mag worden als een schuldbekentenis ‘maar ik wist, dat er iets te weten viel; en als ik had gewild, was ik het ook te weten gekomen’.

Een flink aantal schrijvers en historici hebben zich sinds de Tweede Wereldoorlog vastgebeten in het leven van deze haast onzichtbare carrièreman. En allen met dezelfde vraag op de lippen: hoe kan een man aan de top van de nazi-hiërarchie – als rijksminister voor Bewapening zelfs tweede man achter Hitler – volhouden niets geweten te hebben van de Jodenvervolging? En na twintig jaar cel gewoon weer vrij man zijn? Harry Mulisch zoekt hem in 1971 op in Heidelberg en schrijft daarover in zijn bundel De toekomst van gisteren, Gitta Sereny komt in 1995 met de officiële biografie van Speer en historicus Joachim Fest meent in 2000 alles nog eens dunnetjes over te moeten doen.

Ruïnewaarde
En dan is er Bernlef. In zijn bescheiden De ruïnebouwer uit 1980 geeft hij aan zeer gefascineerd te zijn door het ideologische vacuüm waarin Speer opereerde: een collaborateur in een misdadig regime en tegelijk een begaafde en smetteloze Duitse modelburger. Evenals de hiervoor genoemde auteurs gaat Bernlef op onderzoekende en journalistieke wijze te werk. Hij schrijft indringend over zijn bezoek aan Neurenberg, waar op de fundamenten van het Rijkspartijdagterrein de resten van Speers Zeppelintribune nog zichtbaar zijn.

Ik loop en voel niet alleen de herfstkou, maar ook de vernedering om hier als iemand van 1,73 meter hoog te lopen. Voor het eerst voel ik iets van Speers fascisme, een kracht die mij probeert klein te krijgen.

Het zijn spaarzame overblijfselen van een nieuw te bouwen werkelijkheid, het Derde – duizendjarige – Rijk, waarvoor Hitler de voorwaarden moest scheppen en Speer de invulling en vormgeving voor zijn rekening nam. Bernlef gaat nauwkeurig in op de door Speer ontwikkelde ’theorie van de ruïnewaarde’: alle bouwwerken werden zo gemaakt dat in de verre toekomst, na minstens duizend jaar, een indrukwekkende ruïne overbleef, waar de grandeur van het nazidom letterlijk van af was te lezen.

Nieuwe enscenering
Toch komt ook Bernlef op deze wijze nauwelijks verder dan een inzichtelijk verhaal over de uiterlijkheid van Albert Speer. En waar de wetenschap tekortschiet moet de kunstenaar voor de nodige duiding zorgen: hij bedenkt een meesterzet en schrijft een compleet theaterstuk, een schouwspel waarin de hoogte- en dieptepunten uit Speers leven zodanig worden geënsceneerd dat er een bizarre nieuwe realiteit begint te ontstaan. Met de mogelijkheid de resterende gaten door eigen interpretatie te dichten, weet hij nieuw licht te werpen – zij het fictief – op de meest perfecte manager van nazi-Duitsland.

Inmiddels is bekend dat Albert Speer aanwezig was bij een conferentie over de technische aspecten van de Endlösung, dat hij minstens één concentratiekamp persoonlijk heeft bezocht en dat hij bewust Joodse wijken in Berlijn heeft laten slopen om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe hoofdstad. Voor Bernlef voldoende aanleiding De ruïnebouwer in 2013 opnieuw uit te brengen, hier en daar wat aangepast maar vooral verrijkt met zijn boeiende bespiegelingen.

In deze laatste parel uit zijn erfenis concludeert de schrijver dat de ambitieuze architect de verpersoonlijking van de totale leegheid moet zijn geweest. Groot geworden in de inktzwarte schaduw van een allesvernietigende megalomaan. ‘Speer is definitief een man zonder gezicht geworden. Eindelijk ben ik van hem af.’

Film / Films

De vrouw op een voetstuk plaatsen

recensie: Gloria

Gloria (58) is op zoek naar geluk in het hedendaagse Chili. Ze lijkt dat te vinden in Rodolfo, maar alle levenservaring blijkt niets waard in de liefde.

In een artikel in de New Statesman vorige maand, uitte schrijfster Sophia McDougall haar onvrede over de hoeveelheid vrouwelijke personages in films en de manier waarop deze vrouwelijke personages worden neergezet. Gelukkig voor McDougall en andere mensen die – terecht overigens – vinden dat vrouwen binnen films (met name bij grote producties, moeten we erbij vermelden) een ondergeschikte rol spelen, zijn er ook regisseurs die de vrouw wel op een voetstuk plaatsen. Denk aan Woody Allen die Cate Blanchett liet schitteren en wel zodanig dat ze er zomaar een Oscar voor kan krijgen.

Telefoon symboliseert het verleden

~

De vierde film van regisseur Sebastián Lelio, Gloria, is een intieme vertelling van de alledaagse problematiek van een oudere, gescheiden vrouw die alleen woont, nog werkt en op zoek is naar liefde en geborgenheid. Interessant daarbij is dat Lelio kiest om Gloria geen seconde buiten beeld te laten. In elk shot is ze aanwezig, staat de camera op haar gefocust en moet Paulina García dus ook acteren. De extreme focus op Gloria doet niet alleen de titel recht, maar vergt ook veel van de hoofdrolspeelster. Ze verslapt echter geen enkel moment en houdt het publiek in haar greep vanaf het moment dat ze voor het eerst op de dansvloer is te zien, oogcontact makend met haar mannelijke leeftijdsgenoten.

Gloria is een compleet karakter, gelaagd en met een sprankelende persoonlijkheid, ondernemend, nooit zielig en altijd vermakelijk. Haar ellende is aanwezig in de vorm van haar ex, teleurstellingen in de liefde en haar tergende bovenburen wiens naaktkat liever bij Gloria zit. En geef dat beest eens ongelijk. Maar dan ontmoet ze Rodolfo (Sergio Hernández) en lijkt ze opnieuw haar geluk te hebben gevonden. Rodolfo, een vriendelijke, oudere man die een amusementspretpark heeft (en trouwens zelf ook kinderlijk gedrag vertoont), is sinds een jaar gescheiden, zestig kilo afgevallen en bezig zijn leven te beteren. Rodolfo’s verleden achtervolgt hem echter via de telefoon, die het oude leven symboliseert bij elke keer dat hij overgaat. Zijn nieuwe leven – in de vorm van Gloria – wacht geduldig, maar haar geduld raakt op.

Lekker luchtig

~

Gloria blijft lekker luchtig. De muziek speelt daarbij een grote rol. Gloria blèrt mee met break up songs terwijl ze er wederom een slapeloze nacht op heeft zitten. De film kent behoorlijk wat pijnlijke momenten, maar deze hebben altijd iets komisch. De verveelde blik van Gloria is daarbij goud waard.

Gloria laat zich goed vergelijken met Blue Jasmine. Twee sterke vrouwelijke personages, twee geweldige actrices, tweemaal problemen in de liefde en ook de stijl van Woody Allen en Sebastián Lelo ligt niet ver uit elkaar. Het maken van een onvoorspelbare, fijnzinnig komedie is maar weinigen gegund, maar dit is al de tweede keer binnen een maand dat het lukt. De herfst is officieel begonnen, het jaar loopt ten einde en we hebben nog vele mooie films voor de boeg die een gooi doen naar een Oscar. Goede kans dat Chili deze film ook naar de Oscars stuurt. Je kan veel zeggen van de filmindustrie, maar het beste bewaren ze over het algemeen voor het laatst. 

Boeken / Fictie

‘Hij was minder dan een mens en meer’

recensie: Dezső Kosztolányi (vert. Mari Alföldy) - De gouden vlieger

.

Laat je niet misleiden door de titel die associaties oproept met waargebeurde-verhalen-van-ver-weg. De gouden vlieger is misschien wel de beste roman van de Hongaarse interbellum-schrijver Dezső Kosztolányi. Wat is een mens, anders dan sterfelijk? Nou, ontroerend bijvoorbeeld.
Bij de eerste zin zet je je schrap: ‘Het pistool ging met een knal af.’ Natuurlijk denk je dan aan de wet van Tsjechov: je kunt als schrijver niet een pistool laten rondslingeren zonder dat het later ook wordt afgevuurd. Het blijkt het begin van een hardloopwedstrijd, gewoon een trainingsrace van scholieren, niets bijzonders. Het is 1 mei, een nationale feestdag met drank en vreugde, de zon schijnt. Als de race gelopen is, bergt de winnaar het pistool weg in zijn zak en het is vergeten. Niet door Kosztolányi, die verschillende pistolen steeds terloops laat opduiken, tot het dan toch misgaat. Hoe wordt hier niet verklapt; die scène moet elke lezer met een zo groot mogelijke schok ondergaan.

De gouden vlieger is een meer traditionele roman dan de twee verzamelingen over Kornél Esti, of de historische evocatie van Nero, de bloedige keizer, die hij later schreef (het wraakmotief gebruikte Kosztolányi ook in Anna). Na de knal waarmee het boek begint bieden de eerste bladzijden een wat rusteloze introductie van tal van personages tussen wie de verhoudingen impliciet worden aangestipt. Leerlingen uit de examenklas, en de leraren die hen onderwijzen, zijn na acht jaar onherroepelijk met elkaar verstrengeld. Na twintig bladzijden treed je met hen echter een romanwereld binnen om je volkomen in onder te dompelen. De zomermaanden in de Hongaarse provincie: heet, stoffig, verzonken in een gouden licht en in een diepe melancholie, twee maanden with nothing to do in het vooruitzicht, dat is waar je vertoeft.

Ontspoorde dochter

Interessant genoeg was Kosztolányi’s vader rector en leraar natuurkunde. Zelf werd de auteur van school gestuurd omdat hij niet aan de autoriteit van de docenten wilde gehoorzamen. In De gouden vlieger gaat het ook om autoriteit en opvoeding. Novák gelooft in een Rousseau-achtige ontwikkeling, waarbij kinderen in vrijheid al spelende leren. Het resultaat: een ontspoorde dochter en verregaande agressie.

Het is verleidelijk De gouden vlieger behalve als moderne tragedie ook te lezen als een persoonlijk gemotiveerde verhandeling over leraar en leerling, de druk van sociale conventies en van het systeem waar kinderen doorheen worden geduwd zodat ze als aangepaste volwassenen kunnen deelnemen aan de maatschappij. Gepsychologiseer moet echter achterwege blijven. In zijn dagboek noteerde Kosztolányi:

I have always really been interested in just one thing: death. Nothing else. […] I have nothing but disdain for those writers who also have something else to say: about social problems, the relationship between men and women, the struggle between races, etc., etc. It sickens my stomach to think of their narrowmindedness. What superficial work they do, poor things, and how proud they are of it. (Uit het voorwoord van Péter Esterházy bij de Engelse uitgave van Skylark)

Zo’n maatschappelijke lezing beantwoordt inderdaad niet aan het sentiment – om nog een gevaarlijk woord te gebruiken – dat je bevangt bij het lezen. Het sentiment dat je doet meevoelen met die arme ziel Antal Novák, die goed noch slecht is, tragisch én komisch, komisch wánt tragisch. De lezer moet zelf bijna huilen, naast het lachen.

Grappig figuur’

Antal Novák is een ‘grappig figuur’ vinden zijn leerlingen, en terecht: kijk maar naar die weduwnaar met zijn onaangepaste kleren, zijn vooruitstrevende idealen en ingebakken fatsoen, zijn liefde voor de natuurkunde en zijn onaangepaste dochter. Aan de andere kant, leerlingen lachen hoe dan ook om hun leraren, wat ze ook doen of hoe ze er ook uit zien. Was hij dus lachwekkend? Dat is een vraag die opgehelderd moet worden. Hij was het een beetje, maar hij was het in elk geval wel. In de eerste plaats omdat hij een mens was, en omdat ieder mens lachwekkend is.

Verderop stelt Kosztolányi juist: ‘Hij was geen mens. Hij was minder dan een mens en meer.’ Alles wijst erop dat Novák een tragische figuur zal blijken, eerder dan een komische. Hij houdt van de kinderen, die hem uitlachen. Hij houdt van zijn dochter, die hem bedriegt. Hij houdt van de natuur- en wiskunde, die hem in zekere zin ook bedriegt. Natuurwetten? Experimenteel bewijs? De objectieve schoonheid van getallen? Het helpt Novák geen klap als hij gevangen komt te zitten in de chaotische strijd met mensen die het op hem voorzien hebben, zoals een eindexamenleerling die gezakt is en op wraak zint, of zijn dochter die liever geesten oproept dan naar pappie te luisteren.

Great cosmic irony
Wat is een mens? In de fabelachtige verhalen over Kornél Esti voerde Kosztolányi zijn alter ego op, geïntroduceerd door een ‘vriend’. Zo kon hij een kant van zichzelf, als schelm en archetype dandy, uitvergroten. Ook hier zijn de personages vooral types: de sporter die niet kan leren, de vrijgezelle tante, de cynische journalist die uit is op een relletje. Dat klinkt niet aanbevelenswaardig, maar hoewel het geen ‘hele mensen’ zijn, weet Kosztolanyi ze toch uitermate menselijk te maken. Dat komt omdat hij juist de beperking van het type laat zien, de mislukking die erin schuilgaat. We willen misschien wel heel graag een type zijn, omdat het makkelijk is en richting geeft aan het bestaan. Maar het is onmogelijk vol te houden, het doelloze leven zal als een boemerang op je terugslaan.

Kosztolányi creëert vanuit het besef dat de mens gebukt gaat onder ‘a great cosmic irony’, zoals een recensent schreef. Verlangens en strevingen leiden tot niets, alles is uiteindelijk zinloos. Dat is waar Novák ook achter komt. Voor Kosztolányi volgt hieruit echter compassie voor hen die tóch verlangen en streven. Verwondering over al dat geploeter, zonder de dood uit het oog te verliezen. Dat maakt het werk van Kosztolanyi tegelijk tragisch en komisch, en ja, ontroerend. In de woorden van Kornél Esti: ‘omdat ik mezelf niet kon troosten, legde ik me toe op het troosten van anderen.’

Boeken / Fictie

Licht tikt zwaluwen aan

recensie: Diverse auteurs - Tortuca 32

Tijd/schrift: 8WEEKLY’s rubriek voor Nederlandstalige literaire tijdschriften. Zie ook besprekingen van Das Magazin, Terras, Versal en De Revisor.

Elk literair tijdschrift heeft een eigen kleur of oriëntatie. Bij Tortuca 32 is die noemer grote klaarte.

Die klaarheid staat niet gelijk aan begrijpelijkheid, verre van. Alle in Tortuca opgenomen schrijvers spreken met een eigen stem, en alle beeldend kunstenaars geven blijk van een heldere toets. Om twee van die laatsten te noemen: schaduwrijk en op de grens van sprookjesachtig zijn de houtgravures van Mariës Hendriks met haar kiekjes van de privévertrekken van wat waarschijnlijk een kinderrijke boerderij is. De collages van Martijn Hesseling van kranten en beeld hebben onwillekeurig iets weg van (de sfeer) van de hyperrealist Ralph Goings.

Uiteenlopende poëzie
In de zeven door Jan H. Mysjkin vertaalde prozagedichten van Wassili Kandinsky uit Klänge, lijkt de betekenisstructuur door de herhaling van zinnen uiteen te vallen. Het klank- of kleurrijke element van degedichten springt daardoor in het oog. Ook de gedichten van Kwame Dawes, vertaald door Jabik Veenbaas, zijn repetitief van karakter. Maar anders dan bij Kandinsky is de rode draad evenwichtiger, wat interpretatie vergemakkelijkt.

Miriam van Hee brengt met vaste hand twee in memoria, die door de lichte verwijzingen naar christelijke mythologie een (overigens niet te streng) religieus randje hebben. De extatische Ilya Kaminski, zowel in voordracht als poëzie, die net als Dawes onlangs nog op Poetry International was, brengt in een vertaling van Menno Wigman een van noten of ‘stemmen’ voorziene treurzang voor de joods-Russische dichter en essayist Osip Mandelstam.

Licht tussen berkenbomen
Je kunt klaarheid ook consistentie noemen, maar consistentie is een woord dat weinig openheid in zich heeft. Alles is dichtgetimmerd, om alles maar te doen kloppen. Dat gevoel is vreemd in Tortuca. Ook in het titelloze gedicht van Ineke Holzhaus is er licht en lucht:

Hul je in het gewelf, hef het dak
van het schip van de abdij van Noirlac
licht tikt zwaluwen aan onder je schedel

bovenramen zeven zandstenen zwijgzamer
dan op een ster, door spitsbogen kunnen zielen
eenvoudigweg binnen zweven

zoals licht tussen berkenbomen wit lijkt
op het eerste dat je zag onder de kanten
kraag van je kinderwagen keert terug

een warme hand op je kruin, adem
in je hals, het verlorene roert zich.

De kat van Aboe Hoeraira
Te midden van alle poëzie is maar één verhaal opgenomen. Het geestige en intrigerende ‘De Cycloop’ is geschreven in de geest van Julio Cortázar, aan wie de Chileense schrijver Alejandro Zambra overigens expliciet refereert. Het gaat over twee aspirerende schrijvers, potentiële geliefden die op zoek zijn naar goede verhalen om te schrijven, waarvoor je geleefd moet hebben. Tegelijkertijd lijkt het meisje (een van de schrijvers) ook een personage te zijn van een stuk van de hoofdpersoon.

~

Traditiegetrouw zit bij Tortuca een ‘special’. Ditmaal is het een op zichzelf staand bundeltje getiteld De kat van Aboe Hoeraira met daarin gedichten uit de West-östlicher Divan van Goethe. Hij schreef dat naar aanleiding van de Divan van de veertiende-eeuwse Perzische dichter Hafez, dat hij van zijn uitgever cadeau kreeg. Op elk van de door Ard Posthuma vertaalde gedichten geeft steeds een andere Nederlandse dichter antwoord. Mark Boog, Erik Bindervoet, Neeltje Maria Min, Drs. P., het bonte pluimage aan poëten zorgt voor een fris en speels werkje, dat het koesteren en naslaan waard is.

Adembenemend antwoord van Nolens
Het afsluitend woord bij deze bespreking van het ontzettend mooie Tortuca is aan een van de stilste dichters van ons taalgebied, Leonard Nolens. Hij antwoordt adembenemend met ‘Oogopslag’ op Goethes ‘Ter overdenking’ waarin ook niet alles gezegd wordt:

Toen jij me vroeg waarom ik van je hou
Heb ik het antwoord veertig jaar verzwegen.
Veertig jaar ben ik bij jou gebleven
Om geen antwoord op je vraag te geven.

Het staat in kringen om ons heen geweven.
Neergeschreven. Vrienden en vreemden weten
Wat ik veertig jaar niet heb begrepen,
Wat ik veertig jaar probeer te lezen
In een oogopslag en zijn vragende blauw.

Film / Achtergrond
special: Song for Marion

Voorspelbaar niemendalletje

Song for Marion is een feelgoodmovie die elk cliché langsloopt dat in dit soort films thuishoort. Het is een film die niet opvalt, maar ook niet stoort. Prima formulewerk in een gladgestreken niemendalletje, met hier een lach en daar een traan.

~

Song for Marion gaat over de onvermurwbare chagrijn Arthur (die met enige fantasie wel op de raspessimist Arthur Schopenhauer lijkt) en zijn polaire echtgenote, de immer optimistische Marion. Marion lijdt aan kanker en iedere nieuwe boodschap die ze van de behandelende arts krijgen betekent meer slecht nieuws. Toch slijt Marion haar dagen vol enthousiasme in het ouderenkoor en weigert op te geven. Tot haar laatste snik zal ze haar passie volhouden, ondanks alle protesten van haar man.

Vermakelijk voorspelbaar
Ja! De film is voorspelbaar. Na enige minuten is de hele rest van het verhaal al uit te tekenen. Song for Marion is zeer schatplichtig aan de formulefilm die bekend staat als komedie/drama. Een feelgoodmovie met een tragedie halverwege, om te eindigen in het afronden van alle losse eindjes die overblijven. Ik vertel hier geen spoiler; de film laat je als kijker nu eenmaal weinig verrassen.

~

Wat de film echter van haar onvermijdelijke clichés weet te redden is het verdienstelijke acteerwerk van de hoofdrolspelers, en de gevoelige snaar die men in deze film weet te raken. Daarnaast hebben de overige koorleden voldoende eigen gezicht om sympathie bij de kijker op te wekken. De cover van Motörheads Ace of Spades is er een die je niet gauw zult vergeten! Het zijn deze ingrediënten, waaronder ook een ontroerende uitvoering van True Colours die de kijker bij de film betrekken.

De DVD is verder opgeleukt met extra’s, waaronder interviews met de regisseur en producer en audiocommentaar in het Engels. 

Film / Achtergrond
special: Les chevaux de Dieu

Schuld als munteenheid

Les chevaux de Dieu vertelt het noodlottige verhaal van de broers Yachine en Hamid. Ze groeien op in een sloppenwijk van Casablanca. Door een samenloop van voorvallen en ellende vallen ze in de handen van de radicale imam Abou Zoubeir, die hen opleidt tot martelaren. De film volgt het noodlot en het daaropvolgende proces van manipulatie. We zien de jongens vanuit hun uitzichtloze bestaan tot martelaars uitgroeien. De film is geïnspireerd op de bomaanslagen van 16 mei 2003 in Casablanca.

~

De film opent met een weelderige flair die het chaotische leven van de sloppenwijken levendig in beeld weet te brengen. De beelden sluiten aan bij de levendigheid van jonge jongens. Voetballend, ravottend, achterna gezeten door anderen en zo meer. Op terloopse, doch onvermijdelijke wijze wordt de sociale achtergrond van de jongens aan de kijker opgediend. De regisseur wil tonen dat ongelukkige toevalligheden en timing ertoe kunnen leiden dat relatief ongevaarlijke jongens tot gruweldaden aan te zetten zijn. Hij weet je als kijker bevlogen bij dit proces te betrekken. De scheidingslijn tussen film en ooggetuigeverslag vervaagt, mede dankzij het overtuigende acteerwerk.

Schuld en boete
Het noodlot slaat toe wanneer Yachine werk heeft gevonden in een garage en de garagehouder zich in een dronken bui probeert te vergrijpen aan een vriend van Yachine. De hulp die ze ontvangen na deze hectische en tragische gebeurtenis dienen ze terug te betalen in hun toewijding aan de radicale islam. Dit proces wordt met een andere beeldtaal vormgegeven dan het chaotische leven dat de broers hiervoor leefden. De film vertraagt en neemt een verdiepende en serieuzere houding aan. De mentalisering waarin de jongens tot martelaren worden gedrild wordt nauwgezet gevolgd, waardoor je er als kijker bij betrokken wordt.

~

De making of, die als extra aan de dvd is toegevoegd, geeft de nodige achtergrondinformatie rondom de aanslagen in mei 2003. In een openhartig gesprek met de regisseur reflecteert deze op zijn eigen handelen destijds en vertelt hij over hoe de film tot stand gekomen is. De making of geeft een kijkje in de wereld van de sloppenwijken van Casablanca en leert ons dat de meeste acteurs geen professionals zijn.

Boeken / Fictie

Daar waar de angst regeert

recensie: Tomas Bannerhed (vert. Maydo van Marwijk Kooy) - Waar de vogels vliegen

De twaalfjarige Klas Georgsson wil niets weten van de ouderlijke boerderij op het Zweedse platteland. Hij is liever tussen de vogels in de vrije natuur, waar hij zijn verbeelding kan laten spreken. En de angst voor zijn vader kan bezweren.

Waar de vogels vliegen is het spraakmakende debuut van Tomas Bannerhed en in 2011 meteen goed voor de Zweedse literaire ‘Augustpriset’. Geen opbeurende fictie, deze boerenroman, want van voor tot achter overwoekerd door de beklemmende verhouding tussen een jonge puber en zijn langzaam krankzinnig wordende vader.

Trillend espenblad
Volgens het verloop der generaties wordt Klas geacht ooit het armoedige familiebedrijfje van zijn ouders over te nemen maar alles in hem verzet zich tegen dit treurige toekomstbeeld. Hij kan bovengemiddeld leren en is vooral geïnteresseerd in alles wat leeft in de natuur om hem heen. Met grote tegenzin helpt hij bij de koeien, de bewerking van de akkers, het binnenhalen van de oogst. Klas kijkt liever naar het trillende espenblad, analyseert de zang van het winterkoninkje en droomt weg onder de ruisende sparren.

Dat die smachtende zucht naar de natuur tegelijkertijd een vlucht is, wordt duidelijk door de aanhoudende dreigende sfeer. Buiten de gezamenlijke maaltijden en de angstige nachten om zorgt de zoon dat hij onzichtbaar blijft voor de dwingende en onvoorspelbare grillen van zijn vader. Als deze tot tweemaal toe wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek verbetert de stemming in huis zienderogen. Maar eenmaal thuis vervalt vader opnieuw in zijn neurotische en onbeheersbare buien en zorgt Klas dat hij zich zoveel mogelijk uit de voeten maakt.

Er was iets wat mij rillingen bezorgde als ik zijn blik ontmoette. Alsof hij thuis was gekomen om overal een einde aan te maken (…) Een snaar die werd gespannen. Schuin tegenover elkaar aan dezelfde tafel zitten. Niet weten wat je met je ogen of handen moet doen.

Nachtvisioenen
De suggestieve stijl van Bannerhed is een genot om te lezen. Met uitvoerige en tot de verbeelding sprekende zinnen schildert hij een natuurbeleving die treffend contrasteert met de overspannen gezinssituatie. De schrijver zorgt, geheel volgens het show-don’t tell principe, dat de lezer veel ruimte krijgt om zelf invulling te geven aan de impact van dit drama. Hij kruipt in het hoofd van de twaalfjarige en toont diens angsten in visioenen in de nacht, in droombeelden over de altijd aanwezige vader en in fantasieën over de wereld ver weg van het beklemmende thuisfront.

Toch blijft Klas in zijn ellendige situatie een invoelende jongen. Er is niet alleen maar vrees voor zijn vader, er zit zelfs – tussen de regels door – een soort liefdevolle bezorgdheid in zijn gespannen observaties. Ook kleine glimpen van geluk, bijvoorbeeld als vader en zoon gezamenlijk een koe helpen bevallen die dat op eigen kracht niet meer kan. Juist die scènes laten schrijnend zien hoe de jongen, in grote verwarring, weet dat hij niet meer bij de man wil zijn die hij wordt geacht lief te hebben.

Stilstand
In de monumentale landschappelijkheid van Waar de vogels vliegen wordt de wanhoop van Klas haast tastbaar. Gelukkig is er nog de ontmoeting met het stadse meisje Veronica. Een ontluikende puberliefde die een aangename zachtheid lijkt te brengen in de uitzichtloze wereld van de jonge Klas. Maar nee, ook Veronica zit klem in een moeilijke verhouding met haar ouders, dus het enige wat rest is het gedeelde gevoel van verweesdheid.

Het wrange van deze geschiedenis is dat er vanalles mankeert aan de gevoelens en de verhoudingen tussen de personages maar er geen enkele vooruitgang in hun ontwikkeling merkbaar is. Ze kunnen geen kant op, alles staat stil zonder een enkel uitzicht op betere tijden: onbevredigend voor de verwachtingsvolle lezer maar des te veelbelovender voor de liefhebber van de literaire verstilling die Bannerhed als geen ander beheerst. Met als resultaat dat deze roman zich vanaf de eerste pagina’s presenteert als een in woorden gevatte visuele tragedie. Die per direct door Alex van Warmerdam verfilmd kan worden.

Boeken / Fictie

Yves en Denise, Pour Toujours

recensie: Irène Némirovsky (vert. Pauline Sarkar) - Het misverstand

Tijdens een zorgeloze zomer worden twee mensen verliefd. Eenmaal terug in de dagelijkse realiteit blijkt de liefde niet tegen de nuchtere werkelijkheid bestand. Een klassieker, zelfs een cliché, maar in Het misverstand wordt het door Némirovsky tot grote hoogtes getild.

Het is de zomer van 1924, de verarmde aristocraat Yves Harteloup is op vakantie in Hendaye in Frans-Baskenland, en hij ontmoet Denise, een jonge, getrouwde vrouw. In eerste instantie gaan de twee alleen vriendschappelijk met elkaar om, maar als de man van Denise voor zaken wordt weggeroepen slaat de vonk over. Vooral Denise, die ‘behoorde tot degenen die de liefde als niet anders dan eeuwig kunnen zien’, is reddeloos verloren. Maar wat tijdens de zomer nog zo’n perfecte match leek, valt al snel uit elkaar als Yves en Denise teruggaan naar Parijs – zij naar haar luxueuze huis, hij naar zijn kleine, sombere flatje.

Diepe kloven
De manier waarop Némirovsky de kloof tussen de rijke Denise (die nooit bij haar rijkdom stilstaat) en de arme Yves (die enorm onder zijn gebrek aan geld gebukt gaat) is, zoals alles in de roman, scherp en trefzeker. Het zit ‘m in de kapotte geiser van Yves’ huisbazin, waardoor hij geen warm bad kan nemen; in de vanzelfsprekendheid waarmee Denise hem vraagt nog een paar dagen langer in Hendaye te blijven, er niet bij nadenkend dat hij op zijn kantoor verwacht wordt.

Hoewel Yves uit een rijke familie komt, is er na de Eerste Wereldoorlog weinig meer van het familiefortuin over. Zijn ervaringen aan het front hebben zijn sporen achtergelaten (‘sindsdien leek het of het heelal geleidelijk aan zijn frisse kleuren was verloren en of die ouwe zon zelf ook doffer geworden was’), en waar hij vooral op zoek naar is, is rust. Denise daarentegen wil passie, intensiteit, echte liefde. Ook deze kloof tussen de twee wordt door Némirovsky – die nergens een oordeel velt – haarfijn ontleed: ze kunnen er geen van beiden iets aan doen, maar hun verschillende verwachtingen maken hun liefde kapot.    

Herkenbare emoties
Je ziet het einde natuurlijk al vanaf het begin aankomen, maar dat betekent niet dat Het misverstand een deprimerende roman is. Teveel word je in beslag genomen door alle kleine details van de verhouding tussen Yves en Denise, en de voor praktisch iedereen herkenbare emoties die ze ondergaan.  

‘Denise’, mompelde hij wat zachter, ‘ik bel je wel, goed?’ ‘Zoals je wilt,’ antwoordde ze. Ze durfde hem niet aan te kijken: ze was bang in tranen uit te barsten. Hij had haar meer pijn gedaan dan als hij haar geslagen zou hebben. Maar snapte hij dat wel? Hij had haar weggeduwd, verjaagd … Woeste, doffe woede vermengde zich in haar hart met gekwetste liefde. Toen hij zag hoe kalm ze was, dacht hij: ze begrijpt het. Ze reikte hem zwijgend de hand. Die kuste hij, daarna trok hij haar dicht tegen zich aan en omhelsde haar; zij liet hem begaan. (…) Hij zei: ‘Dat is dus afgesproken? Over een paar dagen? Ik bel wel…’ ‘Ja…ja…prima,’ mompelde ze. En ging.

Het misverstand was de eerste roman van Némirovsky, die in 1942 in Auschwitz zou omkomen, en is nu voor het eerst in het Nederlands verschenen (in een fijn lezende vertaling van Pauline Sarkar). Gelukkig voor degenen onder ons die een woordenboek en grammaticawijzer nodig zouden hebben om het origineel te lezen. Een roman die van een bijna banaal gegeven een ontroerende schets van twee verwarde mensen maakt wil je niet missen.