Muziek / Album

‘Oorgasme’ voor de elektronica-liefhebber

recensie: Moderat - II

.

Met een debuutplaat uit 2009 waar je U tegen zegt (mét hoofdletter), diverse geslaagde (ook Nederlandse) shows en een grote schare liefhebbers uit zowel de Modeselektor als de Apparat kant, zou het met het releasen van een tweede plaat niet mis kunnen gaan.

~

Toch is het lastig om knallers als ‘A New Error’ van het eerste album te overtreffen. Het trio heeft er maar liefst drie en een half jaar over gedaan om weer samen te komen en binnen een half jaar een tweede plaat neer te zetten. Niet helemaal op zijn plaats is het intro-nummer, ‘The Mark – Interlude’, één van de twee interludes van de plaat. De onheilspellende opener van II is, ondanks zijn mysterieuze geluid, behoorlijk nietszeggend en geeft totaal geen idee waar de luisteraar voor de rest muzikaal naar toe wordt geleid.

Smooth
Dit in tegenstelling tot ‘Bad Kingdom’, de tweede track. Het is een perfect uptempo nummer met een dikke bass waardoor in eerste instantie de Modeselektor van de laatste tijd te horen is. Door de smoothe stem van, en de zachte lyrics door Apparat’s Sascha Ring wordt de harde beat afgedaan zonder dat het de track in gevaar brengt. Rings geluid is juist dat element dat het nummer in evenwicht brengt en ‘Bad Kingdom’ tot een Moderat-nummer maakt, waarbij je zowel de sound van Modeselektor te horen krijgt als die van Apparat. ‘Bad Kingdom’ had hierdoor een prima opener kunnen zijn van II, in ieder geval een betere opener dan ‘The Mark – Interlude’.

Met ‘Versions’ en ‘Let in the Light’ gaat de onvervalste samenwerking door, maar wel op een rustige manier. ‘Versions’ heeft een fijne en langzame, maar toch tot op het bot doordringende beat. Dit is één van nummers die keihard gedraaid moet worden, om al je zintuigen wakker te laten worden, maar om tegelijkertijd ook weg te kunnen dromen. Vooral de ritmische outro is een ‘oorgasme’ voor de gedreven elektronica liefhebber. Het valt nu al op dat op de tweede plaat de vocals van Ring veel vaker worden gebruikt dan op de eerste. Hierdoor is er op II hier en daar zelfs een vleugje soul te bespeuren. ‘Let in the Light’ is met haar zwoele elektronische sound en dromerige (soms zelfs gevoelige) stem van Ring hier een goed voorbeeld van. Geen stampende beats, geen harde bass, maar uiterst perfecte ‘droomtechno’.

Goede sound voor de herfst
Midden op de plaat staat het tien minuten durende ‘Milk’, een minimaal en instrumentaal nummer dat traag wordt opgebouwd. Misschien wel iets te traag, want pas na anderhalf minuut verandert de monotone sound. ‘Milk’ valt niet meteen onder de noemer ‘wegdromen’, maar is eerder te vinden in de zachtere housemuziek. Hoewel de opbouw van de track prima in elkaar steekt, weet het niet de tien minuten die er voor staan te boeien. Dit in tegenstelling tot ‘Gita’, een song waar Rings vocalen, naast de lekkere bass, de hoofdrol spelen. Dat hij beschikt over een loepzuivere stem maakt hij in ‘Gita’ nog eens duidelijk, door de sterke uithalen. De plaat blijft vanaf hier tot aan de laatste track ‘This Time’ interessant, met het duistere ‘Damage Done’ als uitschieter. Nog nooit eerder heb ik vanaf de eerste seconde kippenvel gehad bij een elektrotrack. De ietwat depressieve toon en opbouwende spanning in ‘Damage Done’ is gek genoeg erg fijn en leidt hiermee het bijna-einde van de plaat in.

Maar heeft II het debuutalbum nou overtroffen? Ja en nee. Die eigen dromerige sound komt sterk naar boven op de plaat, waardoor er meer langzamere tracks te horen zijn dan op Moderat. Dat doet ze goed. Evenals de perfecte zang van Ring. Waar hij eerder slechts twee nummers inzong, staan de vocals van deze hele plaat op zijn naam. Het sluit zo goed aan bij de mysterieuze synths en beat van de Modeselektor kant dat het soms té goed lijkt te zijn. Er zijn echter op dit album weinig harde klappers te vinden, zoals ‘Rusty Nails’, ‘No. 22’ of ‘A New Error’. Niet dat dat een grote ramp is, want de uitvoering van zowel deze tracks als van de meer space-nummers is goed. Moderat en II zijn prima dansplaten, waarbij II iets meer diepgang heeft en een hele chille release is voor de naderende herfst.

Moderat speelt op 27 januari 2014 in Paradiso op het Amsterdam Dance Event.

Boeken / Fictie

Het grote gat moet gevuld worden

recensie: Edgar Hilsenrath (vert. Elly Schippers) - Fuck Amerika. Bronsky's bekentenis

.

Voor Hilsenrath (1926) lijkt er geen andere manier te zijn om uiting te geven aan zijn donkerste herinneringen dan in cynisme gedrenkt proza. In De nazi en de kapper (2008) presteerde hij het een beestachtige SS’er te laten ontvluchten door hem als zionistische Jood in te zetten bij de opbouw van een nieuw Palestina. Met Fuck Amerika. Bronsky’s bekentenis beschrijft hij opnieuw een werkelijkheid die in extravagantie zijn weerga niet kent.

Onbegrensde mogelijkheden
Edgar Hilsenrath is als twaalfjarige jongen na de Kristallnacht uit Duitsland gevlucht en in Roemenië bij familie terechtgekomen. Vanaf 1941 worden de Joden naar een getto in de Oekraïne gedeporteerd waar hij de loodzware jaren weet te overleven. Na enige omzwervingen trekt hij naar Palestina, later weer terug naar Europa en maakt uiteindelijk de oversteek naar het beloofde land Amerika.

Dat is waar hij Jakob Bronsky opvoert. De Duitse emigrant zonder perspectief, slechts bepakt met de hoop dat het land van onbegrensde mogelijkheden voor hem ook wel een kansje zal hebben. Maar Bronsky belandt, als zoveel emigranten, in een zwerversbestaan met af en toe een dag werk en zonder middelen om een bestaan op te bouwen. Hij verblijft voornamelijk in de grote emigrantencafetaria, probeert zo min mogelijk geld uit te geven en schrijft gedisciplineerd aan zijn grote roman ‘die het gat in mijn geheugen moet opvullen’.

Lichamelijke liefde
De manier waarop Hilsenrath de draak steekt met zijn hoofdpersoon is bijna aanmatigend te noemen. Hij laat Bronsky op alle fronten oog in oog staan met zijn eigen onmacht. De boodschap is duidelijk: de Amerikaanse droom is niet voor iedereen weggelegd en zeker niet voor een arme Jood die nog geen nagel heeft om z’n kont te krabben. Holocaust of geen Holocaust, hier moet iedereen gewoon keihard vechten voor z’n positie. En het draait allemaal om geld.

Bronsky weet telkens weer wat te verdienen zodat hij het hoofd boven water kan houden. Hij is hulpkelner in een restaurant, bezorger van sandwiches of nachtportier aan Park Avenue. Als er ergens iets extra’s te halen valt, vaak op illegale wijze, aarzelt hij geen moment en slaat zijn slag. Groot probleem is dat hij door zijn gebrek aan middelen ook iedere vorm van lichamelijke liefde moet ontberen.

Bronsky, zei ik tegen mezelf, het heeft geen zin om onder het lopen met je pik te spelen. Je hebt een hoop geschreven (…) maar nu heb je een vrouw nodig. Je bent nog een jonge vent. En de mens leeft niet van brood alleen.

Lachspieren
De wederwaardigheden van Jakob Bronsky worden door Hilsenrath op zijn bekende manier opgetekend: volledig gespeend van enige sentimentaliteit. Zelfs de geringste vorm van moraal is niet te vinden in deze niets ontziende geschiedenis. Dat zorgt tegelijkertijd dat de satire ruim baan krijgt en zelfs doorslaat in zeer op de lachspieren werkende situaties. De schrijver onttrekt zich aan de bekende Shoah-literatuur door de meest schokkende episode uit de wereldgeschiedenis te presenteren als een wrange maar vitale tragikomedie.

In dialogen die als een spervuur van kogels door de tekst schieten, kijkt Bronsky terug op zijn leven in Duitsland en in het getto. En vertelt hij over de vorderingen van zijn toekomstige bestseller genaamd De rukker (‘een eenzame man is altijd een rukker’). Het succes dat hij als auteur zal hebben vormt de ultieme droom in zijn hoofd en doet zijn dramatische ervaringen in het land van de grote dromen vergeten.

God houdt van Amerika, want Amerika is zijn akker, een heilige akker (…) Als u geen succes hebt, klaag dan niet Gods akker aan, maar uzelf.

Muziek / Album

Last van het verleden

recensie: Nine Inch Nails - Hesitation Marks

.

Vanaf Pretty Hate Machine is de industrial van Nine Inch Nails geïnspireerd en gebaseerd op het geestelijke en lichamelijke welzijn van Trent Reznor. Dat kale, klinische album verhaalt over hopeloosheid, verlies en het moeten toegeven aan ongewilde situaties. In ‘Head Like A Hole’ klinkt de regel ‘God Money, I’d do anything for you’ naast ‘I’d rather die, than give you control’, terwijl in ‘Sin’ en ‘Ringfinger’ de woede over een verbroken relatie (en een gevoel van verraad) bezongen wordt. Die uitdrukking van gevoelens werd voortgezet met Broken, waar Reznor zich liet leiden door woede en The Downward Spiral, waar verslaving en zelfvernietiging leitmotif zijn.  

Afstand nemen

~

Hesitation Marks klinkt niet meer alsof Reznor de muziek als therapie gebruikt. De emotionele inhoud is in vergelijking met de eerdere albums dusdanig verminderd dat Hesitation Marks niet aan de verwachtingen voldoet. De afstand tussen Reznor en zijn muziek is gegroeid, waarmee de grote kracht van Nine Inch Nails naar de achtergrond schuift. Een beetje als New Order in plaats van Joy Division of Faithless zonder Rollo: eigenlijk hetzelfde, maar zonder dat ene, specifieke ding dat het uniek maakt. Hesitation Marks is wel een goed album; het is een geheel qua geluid en het totaalbeeld klopt. ‘Copy of A’ is pakkend, net als ‘Came Back Haunted’ en ‘While I’m Still Here’. Het meest opvallende nummer is ‘Everything’, het enige waarin gitaar de hoofdrol speelt. Het doet denken aan jaren zestig garagepunk. 

Hesitation Marks wordt bij elkaar gehouden door drums en bassen. Daardoor klinkt het wat minder agressief dan je bij Nine Inch Nails zou verwachten. De distortion blijft binnen de perken, de woede en pijn zijn opzij geschoven voor een stabieler, dansbaar geheel. Voor Nine Inch Nails is het eigenlijk een teleurstelling. Het mist de spanning en het gevoel van eerdere albums. De bedompte drums, de gemeen klinkende bassen en het iele, zeurende gitaargeluid maken dat gemis niet goed. Anders dan de eerdere NIN-albums is dit geen beleving meer, maar gewoon muziek.

Zonder toegevoegde waard
Op The Downward Spiral klonken wanhoop en zelfverachting door in de liedjes. Dat was een melodischer album dan zijn voorgangers, dat de worsteling van Reznor met zijn heroïneverslaving weerspiegelt. Het laatste album waar de demonen van Reznor nog echt in doorklonken, was Year Zero. Teleurgesteld door de toestand van de wereld en kwaad op de Amerikaanse overheid spiegelt Reznor de wereld een Orwelliaanse, rechts-kapitalistische samenleving voor waar iedereen alleen maar aan zichzelf denkt.

Nu Reznor zijn leven op orde heeft  – hij is gezond en getrouwd –  hoeft hij zich waarschijnlijk niet meer te verliezen in zijn muziek. Of zijn problemen zijn gewoon minder ernstig en diepgaand. Hoe het ook gaat met Reznor, het klinkt niet door in zijn muziek. Technisch gezien is Hesitation Marks een degelijk album. Als het van een andere band dan Nine Inch Nails was geweest, had het meer indruk gemaakt.

Boeken / Fictie

Grijze haren

recensie: Corine Kisling - Het badhuis

In Het badhuis spendeert de hoogbejaarde Marie Truyens alle tijd in haar badkuip. Corine Kisling vertelt een verhaal dat op den duur voor iedereen herkenbaar is: over ouderdom, verval en hoe het had kunnen zijn.

Marie overdenkt haar geschiedenis nadat ze op een vrijdag uitglijdt in bad en niet meer overeind kan komen. Haar hele leven heeft ze doorgebracht in het dorp Wielde. Nadat ze op jonge leeftijd weduwe werd, nam ze een baan aan als huishoudster in de pastorie. Maries situatie wordt benarder naarmate de uren verstrijken en niemand haar mist.

Het verval

Het badhuis begint met een terugblik naar de vrijdagochtend wanneer Marie haar boodschappen doet. Aanvankelijk legt Kisling het er wat te dik bovenop dat haar geheugen haar in de steek laat en lijkt het boek na de stroom alzheimer-romans van de afgelopen jaren weinig nieuws toe te voegen. Gelukkig leest het verhaal vlot weg en blijkt Het badhuis vooral een roman over teloorgang in de brede zin van het woord.

Niet alleen Maries geheugen raakt in verval, hetzelfde geldt voor haar lijf, wanneer ze haar hand omschrijft als ‘een getaande klauw met vuile nagels’, en voor het dorp Wielde. ‘Wij zijn de familie Allerlaatst,’ zegt Marie tegen koster-klusjesman Frijda in de nadagen van de parochie. Hoveniers, kapelaans en huispersoneel zijn al lang geleden vertrokken. Als laatste huishoudster overleeft Marie zowel Frijda als de laatste pastoor. Natuurlijk speelt er een drama uit haar jeugd op de achtergrond dat Kisling in kleine brokjes weggeeft:

Ze heeft spijt van alles wat ze heeft moeten missen in haar leven en wat ze had kunnen hebben. Als die trots er niet was geweest. Dat schuldgevoel. Die hadden alle ruimte in haar hart opgeeist en geen plekje meer overgelaten voor iets anders.

Whodunnit

Hoewel schrijfster/vertaalster Corine Kisling (1954) relatief onbekend is, timmert ze sinds jaren gestaag aan de weg en werd ze al in 1994 getipt voor de Libris Literatuur Prijs. De afgelopen jaren schreef ze vier misdaadromans samen met haar partner Paul Verhuyck, maar omdat ze het plot voor Het badhuis al geheel had uitgedacht, besloot ze voor het eerst sinds negen jaar een boek onder eigen naam uit te brengen.

Hoewel Wielde in sommige opzichten lijkt op haar eigen woonplaats Graauw, is het vooral de bedoeling dat Wielde álle dorpen is. ‘Mijn bedoeling is dat iedereen die zo’n dorp van nabij kent, zegt: dat is óns dorp,’ zei Kisling in een interview. Het verhoogt de herkenbaarheid van Het badhuis, want inderdaad kent bijna iedereen een dorp als Wielde en de teloorgang die de oude dag met zich meebrengt is alom tegenwoordig.

In de opbouw van Het badhuis is veel terug te vinden van een misdaadroman; de brokjes informatie vormen opgeteld een aardige whodunnit, want de vraag is waar in haar leven Marie de fout heeft begaan die nu nog doorwerkt. Het taalgebruik is weinig bloemrijk maar pakkend in zijn eenvoud, waardoor het zware thema toch vlot wegleest. Dat wordt nog gesterkt door de ruim opgezette lay-out. Het boek bezorgt geen dagen leesplezier, maar geeft daarna, zoals het een goed boek betaamt, stof tot denken.

Muziek / Album

Een fijne aanvulling

recensie: Zola Jesus - Versions

Zola Jesus steekt op Versions, met behulp van Jim Thirlwell, oude nummers in nieuwe jasjes die als gegoten zitten.

Nika Danilova, de pas 24-jarige Russisch Amerikaanse die achter de naam Zola Jesus schuilgaat, wist al met haar albums Stridulum II (2010) en Conatus (2011) te imponeren. De lijst van vrouwelijke singer-songwriters die met minimale middelen onheilspellende muziek maken wordt alsmaar langer, maar Danilova wordt door velen toch als de aanvoerster van deze club gezien.

Het Guggenheim
Een bewijs van deze stelling werd vorig jaar gegeven, toen Danilova de uitnodiging kreeg om op te treden in het prestigieuze Guggenheim Museum in New York. Danilova wilde echter wat anders doen dan ze voorheen gedaan had en schakelde voor de muzikale omlijsting Jim Thirlwell (de man achter onder andere Steroid Maximus en Foetus) in.

Thirlwell schuwde in het verleden het experiment en de controverse niet, maar voelt zich de laatste jaren ook thuis als componist van klassieke muziek. De samenwerking tussen de twee voor het optreden in het Guggenheim was blijkbaar een succes, want op Versions zijn de studioversies van het project te horen.

Toegankelijke kamermuziek
De drumcomputer heeft (op sommige nummers) stand weten te houden, maar de synthesizer is vervangen door het Mivos Quartet. Op Versions horen we dan ook niet de bekende minimale electropop met een industrieel randje, maar toegankelijke kamermuziek. De wat kille, deprimerende afstandelijkheid die Danilova’s muziek zo bijzonder maakte, heeft plaatsgemaakt voor een meer organisch en intiemer geheel.

Deze intieme setting zorgt er ook voor dat Danilova haar stem op een andere manier is gaan gebruiken. Ondersteunde ze op Stridulum II en Conatus de muziek door soms haar stem wat extra aan te zetten om het geheel nog wat dramatischer te maken, op Versions is ze genoodzaakt het wat subtieler aan te pakken zodat ze de muziek niet overschreeuwt.

Verknocht
Voor liefhebbers van de ‘oude’ Zola Jesus zijn deze veranderingen even wennen. Toch is de luisteraar na enkele luisterbeurten verknocht aan deze nieuwe versies van oude nummers. Zo doet de orkestrale versie van ‘Night’ niet onder voor het schitterende origineel.  Ook de bewerkingen van ‘Hikkomori’ en ‘Sea Talk’ zijn minstens zo mooi als eerdere uitvoeringen.

Het nieuwe, subtiele ‘Collapse’ is zelfs beter dan de wat geforceerde versie van Zola Jesus zelf. Het is de enige keer overigens dat het Thirlwell en Danilova lukt het origineel te overtreffen. Maar uiteindelijk doet dat er ook niet zoveel toe. Het belangrijkste is dat Versions is een heel fijne aanvulling is op het (tot nu toe) kleine, maar indrukwekkende oeuvre van Zola Jesus.

Film / Achtergrond
special: Mad Max trilogie (Blu-ray)

Maximale adrenaline

.

De meeste grote filmsterren hebben een ding gemeen: hun doorbraak hebben ze te danken aan één film. Dit geldt ook voor Mel Gibson, al is het eigenlijk een trilogie. De saga van de road warrior is het verhaal van een man met een missie die zich nergens door laat afstoppen.  

Onder Gibsons vroege successen vallen ook films als Gallipoli en The Year of Living Dangerously, maar het zijn toch vooral de Mad-Maxfilms die zijn naam hebben gevestigd. De zwijgzame strijder die zonder veel omhaal of machtsvertoon zaken recht zet in een wereld waaruit alle leven verdwenen lijkt. Het post-apocalyptische genre is in fictie al sinds de negentiende eeuw aanwezig met onder andere werk van Mary Shelley, Edgar Allan Poe en H. G. Wells. In de twintigste eeuw ging dat door met een explosieve stijging van romans en films die zich afspelen in een wereld waarin zich een ramp heeft voltrokken en waarin de weinige overlevenden zich moeten zien te redden. Het is een vrij breed geaccepteerd standpunt dat in een dergelijke wereld eeuwen van beschaving overboord gegooid worden om plaats te maken voor barbarisme en het recht van de sterkste. Auteurs als J. G. Ballard, Richard Matheson en Stephen King wierpen zich op het genre. Regisseurs maakten bewerkingen van deze SF-romans (denk aan de verfilmingen van Matheson’s I Am Legend en King’s The Stand, maar ook Pierre Boule’s Planet of the Apes), maar het leverde ook originele visies op als Escape from New York en The Terminator.

Mad Max (1979)

~

Maar in 1979 verscheen er een film die dit genre een ongekende boost gaf en als vlaggendrager te zien is van genrefilms die de Australische cultuur centraal stelden in de jaren zeventig en tachtig: de Ozploitation. Regisseur George Miller ontmoette de jonge producent Byron Kennedy toen hij nog werkte als arts op de Eerste hulp. Het verhaal gaat dat Miller daar zoveel Australische tieners voorbij zag komen die gewond waren geraakt in auto-ongelukken dat hij er het idee kreeg voor een film. Hij concludeerde dat de mens er vrijwel alles voor over heeft om mobiel te blijven. De oliecrisis van 1973 zette die afhankelijkheid van olie zwaar onder druk en Miller zag dat de gemoederen in de lange rijen voor de pomp flink verhit raakten. Escalatie van die situatie lag altijd op de loer en voor Miller was het slechts een kleine stap naar een verhaal waarin er op leven en dood gevochten werd om de laatste resten olie op aarde. Om de geloofwaardigheid te verhogen werd besloten deze strijd te situeren in een dystopische wereld. Miller en Byron hebben goed gekeken naar de lowbudgetgeweldsfilms van Roger Corman (vooral Death Race 2000) en de effectieve horror van Wes Craven (denk Last House on the Left) maar door de injectie van een flinke dosis Australisch machismo en seksuele repressie – er is nauwelijks een vrouw te bekennen in deze door staal, benzine en leer beheerste wereld – weten de makers een unieke wereld neer te zetten.

Gibson is Max Rockatansky, een verkeersagent bij de Main Force Patrol (MFP). Max is een ster in het opjagen en oppakken van criminelen maar zijn prioriteiten liggen thuis, bij vrouw Jessie (Joanne Samuel) en hun zoontje. Maar als de ontsnapte crimineel The Nightrider in een autoduel met Max om het leven komt zweert een lokale motorbende onder leiding van Toecutter (Hugh Keays-Byrne) wraak, eerst op Max’ partner en dan op zijn gezin. De plot van Mad Max is simpel en wijkt zelden af van de rechte wraaklijn, maar het belang zit ‘m vooral in wat Miller en Kennedy ermee doen. Met een minimum aan budget en dialogen en een maximum aan actie en atmosfeer ontstond een film die je als blauwdruk kan zien voor vele actiefilms die zouden volgen. Hoewel het duidelijk is dat het werk van de makers zich vooral concentreerde op de stunts en auto-achtervolgingen is het belangrijk te realiseren dat de opgeroepen spanning precies daaruit voortkomt. Als kijker vergeet je die plot al snel als je ondergedompeld wordt in de actie door de camera’s die op motorkappen zijn gemonteerd en door de uiterst effectieve montage die werkelijk alles uit de botsingen weet te wringen. Voor diegenen die er oog voor hebben valt er in Mad Max overigens prima een subplot naar de homoseksuele zoektocht van Max Rockatansky te ontwaren. Door de transformatie die Max ondergaat, van Man der Wet tot Engel der Wrake, posteert Mad Max zich naast die andere zwijgzame en immer populaire held uit de Hollywoodfilm: de revolverheld die op zijn paard het verhaal uitrijdt, de zonsondergang tegemoet. Al is Gibson duidelijk meer een Eastwood dan een Wayne.

The Road Warrior (1981)

~

Na het succes van de eerste film kreeg Miller de kans om, met een groter budget, een vervolg te maken op Mad Max dat de eerste film zou overtreffen zonder in herhaling te vallen. Hij slaagde wonderwel in die opzet. The Road Warrior (1981) weet het vuur van zijn voorganger vast te houden en tegelijkertijd de daarin centraal staande wereld uit te bouwen. De sobere dystopische samenleving uit de eerste film is hier doorgewoekerd tot een barbaars post-apocalytisch landschap waarin, in de jacht naar olie, alles geoorloofd is. De actiescènes zijn werkelijk spectaculair, met voorop de jacht op Max’ truck die maar voortjaagt en van alle kanten belaagd en beschermd wordt. 

The Road Warrior is een schoolvoorbeeld van een actiefilm die geen tijd verdoet met dialogen of een complex plot maar voortdendert als een stoomwals en het landschap en de mensen daarin meesleurt naar een onbekende toekomst. Met als kapitein een zwijgzame maar vastberaden held in zwart leer. Gibson was pas 26 tijdens het maken maar zet een iconische performance neer die, net als de film zelf, na ruim 30 jaar nog steeds even sterk is. 

Mad Max: Beyond Thunderdome (1985)

~

De derde film is nog groter qua ambities maar neemt gas terug als het om puur geweld gaat. De desolate grottenwereld van de weeskinderen en de nederzetting Bartertown vormen opnieuw een verrijking van het Mad Max thema. De kinderen zien Max als een langverwachte redder waarmee de vergelijking met Jezus zo getrokken is. Hun bewondering en roep om aandacht en bescherming brengen een vaderlijke kant naar boven in Max, die weinig zin meer heeft terug te keren naar het gevaar dat er buiten deze gemeenschap wacht. De schijnbare breuk met de voorgangers werd Miller niet in dank afgenomen maar Beyond Thunderdome is op meerdere vlakken juist een consequente uitbouw van de eerdere delen. De gemeenschap die zich in de woestijn heeft teruggetrokken en volledig autarkisch is, vormt een logisch eindpunt. Miller gooit alle creatieve remmen los in het typeren van de personages en de ruimtes waarin ze leven. Ook op stuntgebied toont hij zich virtuoos met als climax een achtervolgingsscène die een gooi doet naar de spectaculairste van de trilogie. Ook de scepsis waarmee de rol van Tina Turner werd begroet bleek onterecht. Ze zwiept haar charmes en maniakale persoonlijkheid met zichtbaar genoegen in het rond als leider van Bartertown. Het grootste verschil is dat Beyond Thunderdome veel meer plotgedreven is met wisselende locaties en ook wisselende allianties. Max zoekt naar zijn plek en uiteindelijk vooral naar rust in deze nieuwe wereld.

De Mad Max trilogie is pure adrenaline. De basisformule is eenvoudig en omvat vooral veel gevechten en achtervolgingen met auto’s (of iets wat maar kan rijden). De aantrekkingskracht is in essentie sensorisch: je kunt je hogere breinfuncties het beste uitschakelen tijdens het kijken. Maar die zintuigen worden dan wel maximaal aangesproken en daarbij is het opvallend dat de films, ondanks een zekere mate van repetitie, nooit routinematig aan doen. Elke actiescène straalt spontaniteit uit en de afloop is altijd onvoorspelbaar. Die spontaniteit en de inventiviteit waarmee dit alles is verfilmd maakt de trilogie tot een klassieker die je als schoolvoorbeeld van geslaagde actiefilms keer op keer kunt bekijken. 

Gibson en Eastwood

Om nog even terug te komen op de vergelijking met Clint Eastwood. In de man der wet die gevaarlijk op de rand van de wet balanceert is een duidelijke parallel te trekken met Harry Callahan. Net als Dirty Harry is Max Rockatansky een getergd man die worstelt om de criminelen achter slot en grendel te krijgen zonder over de grens te gaan. Net als in The Outlaw Josey Wales maakt de zoektocht op de moordenaars van zijn gezin ongekende krachten los in een man die in principe aan de goede kant van de wet wil staan. En net als in Unforgiven gaat een man der wet grenzen over om het recht te laten zegevieren. Maar waar de oude Clint, wijzer geworden na jaren van jagen op criminelen, zich hardop afvraagt wat dat recht precies inhoudt, daar doet Mel er het zwijgen toe. Ook In The Road Warrior is de vergelijking sterk. Waar Mel Gibson door bedreigde burgers te hulp wordt geroepen om de slechterikken te bestrijden is die baan een vrijwel vaste voor Clint. Denk High Plains Drifter en Pale Rider, maar in vrijwel al zijn westerns is Clint de held die zijn acties sterker laat spreken dan zijn woorden. Wellicht is dat de grootste overeenkomst. Gibson snapt, ongetwijfeld geholpen door regisseur George Miller, dat de zwijgzame held die zijn acties niet van commentaar voorziet en een enigma blijft voor de kijker, een zeer krachtig personage is.  

Universal brengt de drie films voor het eerst op Blu-ray in een origineel vormgegeven benzineblik maar zonder, op een interessant audiocommentaar bij The Road Warrior na, extra’s. 

Boeken / Fictie

Het probleem van het schertsen

recensie: Kazuo Ishiguro (vert. Bartho Kriek) - De rest van de dag

.

De rest van de dag (The remains of the day) valt binnen het kader van culturele representaties van de teloorgang van de Engelse aristocratie na de Tweede Wereldoorlog. Die wordt ook, hoewel veel later, in hitseries als Downton Abbey en Parade’s End geïllustreerd. Kazuo Ishiguro (Nagasaki, 1954) publiceerde de ‘butlermonoloog’ in 1989 en won hiermee de Booker Prize. De Nederlandse vertaling werd eveneens in 1989 gepubliceerd. Omdat het boek inmiddels de status als everseller heeft bereikt – overigens lang niet de enige titel met die status uit Ishiguro’s pen, denk aan de aan horror grenzende kloonroman Never let me go (2005) – gaf Atlas het in juni 2013 opnieuw uit.

On the road
Stevens, een ‘echte ouderwetse Engelse butler’, krijgt van zijn werkgever de heer Farraday toestemming naar Cornwall af te reizen. Daar woont de voormalige huishoudster van Darlington Hall, juffrouw Kenton. Het is twintig jaar geleden dat Stevens haar voor het laatst zag en tijdens zijn reis blikt hij terug op hun samenwerking en groeiende vriendschap.

Hun verstandhouding lijkt bij aanvang van zuiver professionele, maar afstandelijke aard. Tussen de regels door sluimert er echter iets anders, een gevoel dat vooral van juffrouw Kenton lijkt uit te gaan, ook al is het Stevens die haar bijna analytisch oproept en niets van dit alles suggereert. Stevens lijkt ongevoelig te zijn voor juffrouw Kenton: plichtsbesef en loyaliteit weerhouden hem van het ontdekken van wat er eventueel tussen hen zou kunnen zijn. Uiteindelijk trouwt juffrouw Kenton met de heer Benn, om vervolgens Darlington Hall te verlaten. Het weerzien tussen Stevens en juffrouw Kenton zal het prachtige slot van het boek vormen.

Naast zijn mijmeringen stelt de eenzame, ouder wordende butler vragen van gewichtige aard: wat is Grootsheid, wat is Waardigheid, wat is Engeland? En: wat maakt een goede butler? In zijn analytische verteltrant onderzoekt Stevens deze laatste vraag door te kijken naar zijn 35 dienstjaren bij zijn vorige werkgever, Lord Darlington. Volgens Stevens is hij een echte gentleman met een duidelijke erecode, wiens goedaardige inborst is misbruikt in de officieuze besprekingen over een Engels-Duitse samenwerking voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Stevens verdedigt de morele onschuld van zijn veelbeschuldigde voormalige werkgever en daarmee ook zijn eigen indirecte invloed op het verloop van de politiek beladen avonden op Darlington Hall.

Stiff upper lip
Terug in het heden vraagt Stevens zich af hoe hij aan de verwachtingen van zijn huidige werkgever meneer Farraday – een vrijmoedige Amerikaan – tegemoet kan komen. Het schertsen, bijvoorbeeld, is een karaktereigenschap die Stevens bij Lord Darlington nooit hoefde te ontwikkelen. Farraday heeft echter af en toe behoefte aan een grapje.

Met Farradays scherts symboliseert Ishiguro de bedreiging van de Engelse waarden, waarvan het summum natuurlijk de butlercultuur is. Stevens, die precies zijn plek in de wereld kent, definieert zijn gehele identiteit door middel van zijn functie. Dit zware klassenbewustzijn is door het hele boek heen voelbaar. De ‘Amerikaanse’ scherts, die juist licht en relativerend is, dreigt Stevens’ Engelse stiff upper lip te fnuiken. Die tast zowel de Engelse waarden als Stevens’ zelfbeeld aan, en zal beide onvermijdelijk tot verandering nopen.

Taal en vertaling
Het moet een genot zijn geweest het boek te vertalen. Vertaler Bartho Kriek, die op zijn weblog een grote liefde voor het boek uitspreekt (‘Dat bijzondere boek (…) was me op het lijf geschreven. Het kon wel eens mijn mooiste vertaling worden’), lijkt dicht bij de brontekst te zijn gebleven, wat blijkt uit het statige Nederlands. De taal past naadloos op de hoofdpersoon, zijn verhaal, tijd en context. Beleefdheidstermen of zinnen die consequent met ‘meneer Stevens’ of ‘juffrouw Kenton’ beginnen of eindigen, vliegen je om de ogen. Het vormt een welkome afwisseling met het hedendaagse, vaak zo banale gebruik van onze taal.

De rest van de dag is een krachtig gecomponeerd, edel boek. Het vertelt over herinnering, moraal en integriteit, alsook over de rol die een mens speelt in de geschiedenis middels plichtsbesef en opoffering. Het zal een genoegen vormen voor lezers die in staat zijn een heimwee te voelen naar een tijd die ze nooit hebben gekend.

Theater

De zoektocht van een adoptiekind

recensie: Der Ring des Nibelungen. Zweiter Tag: Siegfried

Bestaat er een volmaakte uitvoering van Wagners opera Siegfried? Ja, die bestaat en is momenteel te zien in het Amsterdamse Muziektheater. Siegfried is hier geen Arische held of macho dommekracht, maar een kwetsbare, opgroeiende jongen op zoek naar zijn identiteit. Zijn ontwikkeling is van begin tot eind  te horen in het weefsel  van orkestrale details dat onder leiding van Hartmut Haenchen direct van het podium het hart van de toeschouwer in stroomt.

Een recap: aan het eind van de Walküre is Brünnhilde door oppergod Wotan in een ring van vuur te slapen gelegd. Het is de straf voor haar ongehoorzaamheid, ze heeft de zwangere Sieglinde gered. Ze is haar goddelijke status kwijt en zal ooit door een man gewekt worden. Ondertussen heeft de Nibelungendwerg Mime het kind van Sieglinde grootgebracht. Siegfried moet hem de Nibelungenschat, en vooral de Ring die de drager almacht bezorgt, verschaffen.

Ontspoorde discussie
In de regie van Pierre Audi is een hoofdrol weggelegd voor de muziek en de ruimte. Het orkest dat tegen de wijzers van de klok in de vier avonden op het podium draait, zit nu links. De zangers bewegen zich met een maximum aan theatrale zeggingskracht om die kern heen. Decor en licht weerspiegelen de leidmotieven in Wagners partituur: thema’s als goed en kwaad, haat en liefde, maar ook vuur, licht, de ruisende natuur en de strevingen van de personages.

Siegfried, warm en ingetogen gezongen door Stephen Gould, wordt ver van de buitenwereld gehouden. Hij haat Mime die hem zeurderig en quasi opofferend voortdurend dankbaarheid wil afdwingen. Door zijn natuurobservaties voelt hij dat er iets niet klopt. Dieren paren en de jongen lijken op de ouders. De discussie over zijn afkomst ontspoort. En toch kan hij zich niet losmaken. Pas als Mime bekent dat hij niet zijn vader is en dat zijn moeder de bevalling niet heeft overleefd wordt Siegfried zich pijnlijk bewust van zijn eigen kern.

Oplaaiende vlammen
‘So starb meine Mutter an mir?’ Dirigent Haenchen en het voortreffelijk spelende Nederlands Philharmonisch Orkest zetten even de tijd stil voor Siegfrieds bodemloze verdriet. Maar dan breekt de energie ook los uit het zoekende adoptiekind. In een woeste confrontatie laaien de vlammen hoog op  – het publiek op de adventure seats boven het podium moet uitkijken voor verschroeide haren en wenkbrauwen. Terwijl Mime (een hilarische rol van meesterlijk acterende Wolfgang Ablinger-Sperrhacke) het smerigste soepje ooit brouwt smeedt Siegfried het zwaard Nothung. Erfstuk van zijn door Wotan gedode vader. Hiermee gaat hij de draak Fafner doden. Geleid door goede raad kwinkelerend woudvogeltje, de jongenssopraan Jules Serger, vindt hij zijn weg. Eerst naar het drakenhol, dan naar de rots waar hij de slapende Brünnhilde wekt uit haar slaap. Dit witgekuifde wezentje, dat om hem heen fladdert en hem de werkelijke bedoelingen van Mime duidelijk maakt, lijkt symbool te staan voor zijn eigen groei. De vogeltaal verstaan: natuurkennis en zelfkennis blijken identiek. Hier sluit Wagner aan bij de romantische traditie.

De jongen die het vrezen wilde leren
Hoewel het hem heerlijk lijkt om eens echt te griezelen, kent Siegfried geen angst. Een groot voordeel, maar angst vormt wel de laatste schakel in zijn ‘menswording’. Op het moment dat hij (na een ongeëvenaard goed gespeelde inleiding van de strijkersgroep) ontdekt dat de slapende geen man is, overvalt de angst hem in een schitterend akkoord. Een vrouw! Is dat even schrikken!

Brünnhilde is net zo bang. Ook zij moet mens worden nadat ze in Die Walküre de eerste stappen had gezet door haar compassie. Wagner heeft de tijd genomen voor de laatste scène. De sopraan Catherina Naglestad zingt Brünnhildes beweging van verwondering, via ontzetting en afweer naar overgave in één vloeiende lijn. Nergens, ook niet in de aan Tristan und Isoldes liefdesduet herinnerende extase, wordt dit moeilijke slot hysterisch of ongeloofwaardig.

Ondergang van de oppergod
Een speciale rol is in dit deel van de Ring weggelegd voor Wotan (Thomas Johannes Meyer). Hij heeft geaccepteerd dat zijn heerschappij voorbij is. Hij is een dolende toeschouwer  – Wanderer –  van zijn eigen ondergang. Geen van zijn plannen of constructies heeft de vloek van de Ring kunnen tegenhouden, omdat ze allemaal gebaseerd waren op macht. Meyer kan dit met zijn rustige, beschouwende interpretatie goed overbrengen. Ook zijn aanzetten tot goddelijke woede blijven steken in hopeloosheid.  Alleen liefde kan de wereld nog redden en alle ogen zijn gevestigd op het jonge paar. Of dat gaat lukken? Net vóór het slotakkoord gaan ze bovenop elkaar liggen: een echte cliffhanger.

Wordt vervolgd in november, met Götterdämmerung. Van Siegfried zijn nog twee voorstellingen te zien, op 17 en 21 september.

Boeken / Fictie

Je verdwijnt

recensie: Christian Jungersen (vert. Femke Blekkingh-Muller) - Ik heb je zien verdwijnen

In zijn derde in Nederland verschenen roman doet Christian Jungersen verslag van een ziektegeschiedenis. Door een hersentumor verandert Frederik in een onherkenbare man. De communicatie met zijn vrouw Mia gaat verloren in het neurologisch discours, waar beiden ten slotte in verdrinken. Zijn wij ons brein? Jungersen geeft een verrassend filosofisch antwoord.

Een heel gewoon gezin op een heel gewone vakantie. Plotseling stort de man zich in halsbrekende automobilistentoeren en veroorzaakt bijna een dodelijk ongeluk. Wanneer na een medisch onderzoek ter plekke de diagnose ‘hersentumor’ wordt gesteld verandert het leven van Frederik, Mia en hun zoon Niklas in een nachtmerrie. Frederik is ontoerekeningsvatbaar. Hij praat anders, hij beweegt zich anders, hij ruikt anders. In afwachting van een operatie leeft hij min af meer afgesloten van de buitenwereld. Terwijl zijn vrouw Mia informatie verslindt over neurologische ziektebeelden en steun zoekt in een partnergroep, dient zich een nieuwe catastrofe aan.

Getrouwd met een ziektebeeld?
Jungersen schildert heel knap de wijze waarop alles in het licht van ‘brain damage’ komt te staan. Mia kauwt en herkauwt hun gezamenlijke verleden. Wanneer is de tumor begonnen te groeien? Tot wanneer had ze nog te maken met de echte Frederik? Vanaf welk tijdstip was ze eigenlijk getrouwd met een ziektebeeld? En nu – praat ze met Frederik of met zijn frontaalkwab? In flashbacks passeert hun gezamenlijke verleden de revue, terwijl ondertussen de communicatie in het hier en nu tot een minimum is teruggebracht. Niklas trekt zich terug in zijn vriendschappen en zijn eerste pogingen op het liefdespad. Mia ontwikkelt zich tot een bijna lachwekkende controlfreak en slaagt er nauwelijks in haar wanhoop te verbergen, zodat haar zoon zich steeds verder van haar afkeert.

Wie verdwijnt hier eigenlijk?
Op de operatie volgt ogenschijnlijk een langzaam herstel, maar is de nieuwe Frederik wel de ware? Hoe betrouwbaar is de informatie die hij afgeeft? En was hij verantwoordelijk voor zijn daden? Koos zijn brein voor hem, had hij wel een vrije wil? Onder deze vraag schuilt de filosofische gedachte dat wij elkaar nooit helemaal ten volle kunnen kennen. De persoonsveranderingen treffen het hele gezin; de neurologische stoornis veroorzaakt zo veel ruis in de communicatie en gedragsveranderingen bij de betrokkenen rondom Frederik dat oorzaak en gevolg een kip-of-ei-kwestie zijn geworden. Wie verliest er eigenlijk wie en wie verdwijnt er ten slotte?

‘Je verdwijnt’ luidt de oorspronkelijke titel van de roman. De onvoltooid tegenwoordige tijd geeft beter dan de omslachtige vertaling ‘Ik heb je zien verdwijne’ aan dat de personages deel zijn van een destructief proces. Door middel van een ingenieuze plot en niet in het minst door een beeldend taalgebruik weet Jungersen de lezer bij dat proces te betrekken. De roman is wel wat lang geworden voor deze ene verhaallijn: met honderd bladzijden minder had het ook gekund. Desondanks is het een geslaagd boek over een actueel thema.

Muziek / Concert

Onnodige ballast

recensie: Filter

Filter, het geesteskind van Richard Patrick, is afkomstig uit de stal van Trent Reznor en al jaren een grote naam binnen het genre. Op het nieuwe album gaat de band terug naar zijn oorspronkelijk geluid; een stap die ze op het podium doorzetten.

Filter neemt zijn eigen voorprogramma mee naar de Melkweg. De Duitse formatie Blackmail opent de avond met zijn eigen versie van stevige rock. Door het gebruik van een drumcomputer kun je bijna spreken van industrial, maar het blijft bij “bijna”: het zijn uiteindelijk twee of drie effectgeluidjes in een set die verdrinkt in splashes, cymbalen en gitaarsolo’s. De leadgitarist beheerst zijn vak en laat geen moment onbenut om het te tonen. Dat wordt al vrij snel saai en opschepperig, zeker als er weer een vierde of vijfde solo in een nummer wordt gepropt die daar niets te zoeken heeft. Ook de rest van de muziek is niet best zodat de hele set van Blackmail tegenvalt.

Ontvoerd

~

Is het een slechte avond van Blackmail of tactiek van Richard Patrick en de zijnen? Door het voorprogramma kan Filter alleen maar beter zijn: het schept geen hoge verwachtingen, maar slechts opluchting omdat de headliner eindelijk begint. Maar zo’n truc heeft Filter niet nodig en het optreden bewijst dat ook. Richard Patrick verontschuldigt zich een paar keer voor het feit dat hij verkouden is, wat te horen is in zijn zang. Bassist Phil Buckman is afwezig in de Melkweg omdat zijn moeder ontvoerd is door aliens of Mexicanen, dat weet Patrick niet precies.

Patrick, ooit begonnen als gitarist bij Nine Inch Nails, startte in 1994, samen met Brian Liesegang, Filter. De eerste single, ‘Hey Man, Nice Shot’, werd zowaar een succes. Nu, twintig jaar later en zonder Liesegang, doet dat nummer het nog steeds goed. Patrick bedankt het publiek als het onverwacht zijn zangpartij overneemt in het refrein. Maar ook de andere nummers worden enthousiast ontvangen, niet in het minst vanwege de uitleg die Patrick er steeds bij geeft. ‘Soldier of Misfortune’ krijgt een extra laag door het verhaal over de jongen die in 1995 de eerste Filter-fanpagina online zette en, vlak voordat hij afstudeerde, omkwam in Irak.

Beste beentje  
Alles bij elkaar wordt het toch een gezellige avond, met name door het babbelen van Richard Patrick en de losse sfeer op het podium. Ondanks de verkoudheid zet Filter zijn beste beentje voor, onder het motto: ‘That’s what we do’. Dat de bassist normaal niet bij Filter op het podium staat, hoor je er niet aan af: hij staat er net zo relaxed bij als de andere bandleden. Al met levert Filter een overtuigende en strakke set, ondanks de kleine oneffenheden.