Film / Achtergrond
special: Harpa

Moeizaam proces

De totstandkoming van het concertgebouw Harpa in Reykjavik heeft voor nogal wat beroering gezorgd. Het gebouw, voorzien van een bijzondere glasgevel, is prachtig om te zien, maar het proces kwam maar moeizaam van de grond.

~

De film opent met hoe het begon: de prijsvraag voor het ontwerp werd gewonnen door Olafur Eliasson, waarna met behulp van architect Henning Larsen met de bouw gestart werd. De documentaire toont dat dit alles niet zonder kopzorgen ging. Ten eerste zijn er de zware IJslandse weersomstandigheden die de bouw vaak stillegden. Ook de glazen gevelconstructie zorgde voor problemen, nadat geconstateerd werd dat de constructie aan de Zuidkant van het gebouw niet voldeed. De boel moest gedemonteerd worden en opnieuw worden geconstrueerd- vanuit China wel te verstaan. Maar de grootste tegenslag was de IJslandse bankcrisis, die het meeste deed vrezen voor de voltooiing van het concertgebouw. Dat Harpa (de naam betekent harp, maar geldt ook als een symbool van hoop) in 2011 toch zijn deuren opende voor het publiek, mag een klein wonder heten.

Harpa toont al die tegenslagen in een chronologische volgorde. De filmmaker vermijdt een kritische noot, maar toont wel de stagnatie van het bouwproces (bijvoorbeeld aan de hand van nieuwsbeelden). De regering nam een doorslaggevend besluit in de voltooiing van het gebouw. Dat hier grote kosten mee gepaard gingen, mede door de tijdelijke stillegging van het project, werd hen niet door iedereen in dank afgenomen. Wanneer het gebouw zijn deuren opent zijn er een aantal demonstranten actief, maar de filmmaker heeft meer oog voor de schoonheid die Harpa biedt. Zo beweegt de camera zich door de verschillende zalen, waar blijkt dat letterlijk overal aan gedacht is. Alles, van de instrumenten tot de bewegende panelen om de akoestiek te regelen, is van de hoogste kwaliteit. Niets dan lovende woorden volgen. Daarmee voelt de documentaire toch aan als een paradepaardje voor het Harpa en wordt het moeizame bouwproces na die laatste lovende minuten weer snel vergeten. 

Film / Achtergrond
special: Eames: The Architect & The Painter

In de schaduw van

Wanneer je aan Eames denkt, denk je vooral aan Charles. De ontwerper van de Eames Lounge en de Side Chair. Charles kan echter niet los gezien worden van Ray, zijn eega. Deze documentaire wijdt aandacht aan beide ontwerpers en de invloed die zij op elkaar hadden.

~

De documentaire laat op chronologische wijze zien hoe het begon. Charles Eames was al getrouwd en had een kind, toen hij Ray Kaiser ontmoette. Het was liefde op het eerste gezicht, die kenbaar wordt gemaakt in een van Charles brieven aan haar. Voorzien van grappige tekeningetjes, vraagt hij Ray om welke vinger hij haar een ring kan aandoen. Een scheiding met zijn eerste vrouw volgde en hij trad in het huwelijksbootje met Ray.

Charles was werkzaam als architect en ontwerper, maar had zijn studie nooit afgemaakt. Ray was vooral bezig met schilderen. Toen de twee samen waren, gingen zij een samenwerking aan in het creatieve proces van ontwerpen- van meubels tot gebouwen tot voorlichtingsfilms.

Toch leefde Ray vooral in de schaduw van haar man. Hoewel ze altijd samen waren, en altijd samen publiekelijk naar buiten traden, was er vooral aandacht voor Charles. Dit wordt op pijnlijke wijze zichtbaar in een interview, waar Ray letterlijk achter Charles staat, en vragen en opmerkingen van de interviewster duidelijk maken dat het feminisme zijn intrede nog niet gedaan heeft.

Toch heeft Charles altijd gezegd dat wat hij kan, Ray beter kan. De documentaire laat dan ook zien, hoe de twee elkaars creativiteit beïnvloedden en hoe hun tijdloze ontwerpen nog steeds gewilde objecten zijn in huishoudens. Daarbij wordt ook de kracht van Ray getoond: zo bepaalde zij vaak het kleurgebruik, of bepaalde accenten. Ook wordt er een uniek inkijkje gegeven in de Eames fabriek, waar alle ontwerpen tot stand kwamen. Het werd ook wel een circus genoemd, bol van creativiteit. Medewerkers uit die periode zien het nog steeds als een privilege om met de Eames te hebben mogen samenwerken.

Ondanks Ray’s grote invloed, die pas na haar dood significant werd voor media en publiek, bleef zij gedurende haar leven in de schaduw van haar man staan. Dat geeft de documentaire, evenals het feit dat hun liefde niet standhield (hoewel het echtpaar al die jaren bij elkaar is gebleven), een tragische wending. Maar ook postume erkenning, door de focus te leggen op het belang van beide ontwerpers.  

Film / Achtergrond
special: Neighbouring Sounds

Paranoia in een middenstandswijk

Buiten de vele documentaires die op het AFFR vertoond werden, was er ook een selectie aan speelfilms waarin architectuur een rol speelt. In het Braziliaanse Neighbouring Sounds draait het om veiligheid in een wijk, waar spanning, angst en wraak broeien op de achtergrond.

~

In de film wordt een middenklassewijk in Recife getoond, waar een rijke familie veel onroerend goed bezit. Ondertussen blijkt er enige onrust gaande: een bewoonster ligt ’s nachts wakker van het geblaf van een hond, spanningen tussen bewoners onderling zijn invoelbaar en er vinden criminele activiteiten plaats. Het perfecte moment voor een groepje privébeveiligers om hun diensten aan te bieden.

In langzaam tempo laat de regisseur zien hoe de spanningen en irritaties in de buurt en de ware bedoelingen van de privébeveiligers tot een climax leiden. Hij beoogt een soort spanningsopbouw, mede door het inzetten van enkele surreële  beelden, maar het einde komt niet als een verrassing. De link tussen de rijke familie en de privébeveiligers is duidelijk aanwezig, waarmee de kijker aanvoelt dat er een uiteindelijke wraakactie gaat plaatsvinden.

De film is fragmentarisch opgebouwd, waarmee er een zekere afstand tot de hoofdpersonen bestaat. Iedereen is vooral met zichzelf bezig. In Neighbouring Sounds staan sfeer en geluid dan ook boven inhoud of boven menselijke relaties. Wat de film voor het AFFR interessant maakt, is de keuze van de regisseur voor het in beeld brengen van de stedelijke ruimte en de binnenhuisarchitectuur. En hoe woongenot beïnvloed kan worden door omgevingsfactoren en angst en paranoia de overhand krijgen. 

Boeken / Fictie

Lang leve de halfgare Führer

recensie: Timur Vermes (vert. Liesbeth van Nes)- Daar is hij weer

.

Schrijfster Hannah Arendt constateerde in 1961, bij het proces tegen topnazi Adolf Eichmann, dat het kwaad zich juist manifesteert in de alledaagse banaliteit. Het is nooit zichtbaar als iets opvallend monstrueus of duivels, integendeel, het is gewoon ongemerkt onder ons. Dat gegeven brengt de Duitse auteur Timur Vermes ertoe het kwaad letterlijk in ons midden te plaatsen. Niet ongemerkt maar zichtbaar en voor iedereen herkenbaar. Een nieuwe carrière voor de grootste misdadiger aller tijden breekt aan.

Naziperspectief
Hitler wordt wakker op een braakliggend terrein, zijn uniform is vergeven van benzinedampen en hij herinnert zich niets, behalve dat hij samen met Eva in de bunker was. Het eerste wat hem opvalt is de grote hoeveelheid Turkse kranten in een nabijgelegen kiosk, waardoor hij vaststelt dat de as Berlijn-Ankara uiteindelijk tot stand is gekomen en zeker tot de overwinning van de oorlog zal leiden. Is er eerst nog verbijstering over de totaal nieuwe wereld om hem heen, al snel beseft hij in het Duitsland van de 21e eeuw te zijn beland.

Vermes is vooral bezig zijn Hitler te laten reageren op de nieuwigheden die hij tegenkomt. Dat is een gemakkelijke maar ook slimme vondst, omdat Hitler als de onwetende schlemiel door het hedendaagse decor kan wandelen en alles becommentarieert vanuit zijn vertrouwde naziperspectief. Vrouwen die – achter hun viervoeter aan lopend – hondenpoep oprapen zijn gedegenereerde personen die in een opvoedingskamp thuishoren. Het bonte krantje van de Mediamarkt moet direct verboden worden vanwege de heersende papierschaarste. Als hij later een mobiele telefoon ter beschikking krijgt, is zijn ringtone natuurlijk Richard Wagners ‘Walkürenritt’.

Nationaal fenomeen
Andersom werkt de confrontatie net zo goed. Iedereen ziet in Hitler een meesterlijk professionele imitator. Alles klopt aan hem en zelfs in zijn ‘normale’ leven blijft hij steevast in zijn rol van Führer. Dat maakt dat hij onder de vleugels van een gewiekste tv-producent een item in een bekende talkshow krijgt dat snel uitgroeit tot een razendpopulaire rubriek met een explosie aan views op YouTube. Hitler wordt opnieuw een nationaal fenomeen die in zijn driftige voordrachten – geheel in stijl gehouden – met alles de vloer aanveegt wat niet in zijn hernieuwde streven naar de duizendjarige nazistaat te pas komt. Het publiek slikt zelfs de meest choquerende uitbarstingen (‘de Duitser van tegenwoordig scheidt zijn afval grondiger dan zijn rassen’) onder het mom van: eindelijk eens iemand die durft te zeggen waar het op staat.

Timur Vermes weet alles zodanig vorm te geven dat het, soms wat geforceerd, naadloos in zijn unieke format past. Het resultaat is een amusant boek dat in Duitsland veel stof deed opwaaien maar in feite niets anders is dan een gebundelde hoeveelheid kwinkslagen, waarbij de auteur blijk geeft van voldoende historisch besef om het geheel niet te laten ontsporen in gevaarlijk ressentiment. De overheersende gedachte is die aan de perfecte imitatie van Adolf Hitler door Charlie Chaplin in The Great Dictator (1940). Alleen wist Chaplin toen nog niet wat wij nu wel weten.

Beklemming
Dat de schrijver een goed einde aan deze aanhoudende klucht weet te breien blijkt uit de ingenieuze omdraaiing op de laatste bladzijden. Hitler ontmoet leden van de Duitse neonazipartij, wat opnieuw voor een zeer komische scène zorgt, en wordt even later door ditzelfde schorem in een donker steegje afgetuigd (‘eerst laat je een eerlijk gezicht op je bakkes naaien en daarna val je Duitsland ermee in de rug aan’). In het ziekenhuis, herstellend van zijn verwondingen, wordt hij platgebeld door de gevestigde Duitse politieke partijen die dit beroemde slachtoffer van zinloos geweld vooral voor hun eigen zaak willen winnen.

Als er al sprake is van enige diepgang in Daar is hij weer dan is het de ongemakkelijke confrontatie met de spiegel die ons wordt voorgehouden. Een spiegel die op uiterst ludieke wijze onze hedendaagse samenleving in al haar eigenaardigheden presenteert. Gezien door de ogen van Adolf Hitler waar we – zeventig jaar na dato – als in een goedgeschreven tragikomedie zeker om mogen lachen. Maar lachen betekent hier niet wéglachen. Ook niet de aanstekelijke lach van de kritiekloze scherts. Iedere aanzet tot een lach – en dat zijn er nogal wat in dit boek – gaat hand in hand met een zekere beklemming: het gevoel dat hier op het randje van de goede smaak gebalanceerd wordt. En Timur Vermes heeft op virtuoze wijze dat randje opgezocht.

Muziek / Achtergrond
special: Midlake

De genesis van Midlake

Begin dit jaar stapte Tim Smith, de spil van de indiegroep Midlake, uit de band. De andere leden besloten bij elkaar te blijven en zonder Smith verder te gaan, wat een bevrijding leek te zijn uit de welhaast ijzeren greep waarin Smith de band jarenlang hield. 8WEEKLY zocht Midlake op en sprak met de heren over het vertrek van Smith, de episode die vervolgens aanbrak en het nieuwe album dat daaruit rolde.

~

Het is september in Amsterdam. McKenzie Smith doolt wat rond op het terras van het Lloyd Hotel. Ondertussen is Eric Pulido op zoek naar datzelfde terras, hij is tijdens een wandelingetje langs het IJ een beetje verdwaald. Smith en Pulido zijn respectievelijk de drummer en de leadzanger van de Amerikaanse indierockband Midlake. In november brengt de band hun nieuwe album Antiphon uit en ter gelegenheid daarvan vlogen Smith en Pulido, twee van de zes bandleden van Midlake, naar Europa voor een reeks interviews.

‘Dit is niets voor Eric, hij is altijd heel betrouwbaar en punctueel,’ zegt Smith terwijl hij bij ons aanschuift, ‘maar misschien moeten we zonder hem beginnen. ‘Een ogenblik later komt Pulido aangewandeld. Behalve zijn baard is er niets opvallends aan hem, waarschijnlijk is hij op straat niet één keer herkend tijdens zijn dagen in Amsterdam. Hij en Smith zien eruit zoals zoveel jonge mensen er deze dagen uitzien.

Een bittere pilAls studenten jazz aan de University of North Texas College of Music begonnen de heren in 1999 met de band. Het eerste volwaardige album brachten ze uit in 2004. Maar echt succesvol werden ze met The Trials of Van Occupanther (2006) en The Courage of Others (2010). Het ging Midlake allemaal voor de wind, met elk album kregen ze meer erkenning onder critici, en leken de zalen een beetje groter en voller te worden. Spil van de band was al die tijd gitarist en leadzanger Tim Smith, die de lijnen uitzette en de band in een welhaast ijzeren greep hield. Tot begin dit jaar, tijdens de opname van een nieuwe plaat, de boel uit elkaar klapte. Tim Smith verliet de band en de overige leden moesten de band plots opnieuw definiëren. ‘Het was een bittere pil,’ zegt Pulido en hij neemt een slok van zijn bier.

‘Op dat moment was het een verrassing, want er was geen ruzie of onenigheid. Tim stuurde de hele band een e-mail, waarin hij schreef dat hij het niet meer kon opbrengen,’ vertelt Smith, ‘maar ergens voelden we het ook wel aankomen.’ Pulido: ‘Ik denk dat Tim al een poos ongelukkig en ontevreden was en uiteindelijk werd het hem teveel. We waren niet boos op hem, eerder teleurgesteld vanwege de tijd en energie die iedereen jarenlang in de band had gestoken.’

Begeleidingsbandje

~

Als je McKenzie Smith en Pulido zo hoort praten, krijg je ernstig het idee dat Tim Smith jarenlang een soloartiest is geweest en de overige Midlake-leden zijn begeleidingsbandje. McKenzie Smith: ‘Iedereen probeerde zich voortdurend te schikken in de mal die Tim voor de band had gecreëerd. Hij is een ambachtsman, een perfectionist die gerust tien jaar aan een liedje smeedt. Het was geen slechte mal, maar zijn ideeën belemmerden weleens de creativiteit van de rest. Soms werkten we almaar door aan een nummer en raakten we alleen maar verder uit de richting, in plaats van dat we dichterbij het gewenste resultaat kwamen.’

Toen Smith besloot Midlake te verlaten, moest de band beslissen hoe nu verder. De gedachte om te stoppen is er volgens Pulido en McKenzie Smith niet geweest. Na twee dagen van onduidelijkheid en verwarring wist de rest dat ze door wilden met Midlake. Een logische stap was dat Pulido, voorheen tweede stem, opklom tot nieuwe leadzanger. En de nieuwe verhoudingen bleken voor allerlei nieuwe perspectieven en mogelijkheden te zorgen.

Pulido: ‘Ik had een paar ideeën voor liedjes waarvan ik dacht dat ze voor Midlake konden werken en één ervan, ‘Provider’, introduceerde ik aan de rest. We speelden het samen en gelukkig vonden de jongens het mooi. We werkten eraan en met z’n allen maakten we het een beter liedje: completer en verfijnder. Gaandeweg brachten de anderen hun ideeën in en kregen we meer vertrouwen in de vorm die de nieuwe liedjes aannamen.’

In welk opzicht verschillen de liedjes vergeleken met jullie eerdere werk?Pulido: ‘Het album is minder folk-achtig en meer rock. Minder nostalgisch en meer avontuurlijk en dynamisch. De folk-invloeden zijn nog te horen, maar we baseren ons meer op psychedelica en een alternatievere vorm van rockmuziek.’ Smith: ‘We zijn grote liefhebbers van psychedelische muziek van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. We dachten dat het aardig was om die kant op te gaan en toch wilden we de Midlake-sound behouden. We wilden het wat energieker maken, verlevendigen. We hebben niet meer dat vlakke, grijze geluid van de vorige cd.’

Kunnen jullie iets meer vertellen over de titel van het album, Antiphon?Pulido: ‘“Antiphon” is een woord dat wel cool klonk, het is een term die in het Grieks ’tegenzang’ betekent. Het heeft ook een liturgische connotatie, maar in de muzikale en orale context wordt de term gebruikt als vraag en antwoord, een oproep en een reactie. Ik vond dat het woord mooi uitdrukte wat dit album voor ons betekent: het is een reactie en antwoord op wat er zich de laatste periode heeft voorgedaan.’

De nieuwe liedjes klinken inderdaad anders dan het vorige werk. Was dat een bewuste keuze?

~

Pulido: ‘Nee, het is eigenlijk zo gelopen, op een natuurlijke manier. We hebben niet een of andere formule volgens welke de liedjes tot stand komen, noch hebben we van tevoren besloten hoe we het gingen aanpakken. Het begon zo ongeveer met een idee van het liedje dat nu ‘Vale’ heet, dat ongebruikt was achtergebleven uit de opnameperiode met Tim. Dit liedje had het geluid en de energie waarmee we een nieuw statement maakten. Vanaf dat moment begon het balletje te rollen en stroomde alles eruit.’Smith: ‘Qua muzieksmaak binnen de band is de diversiteit groot. Met onze muziek is er daardoor veel mogelijk, maar ik denk dat we dat nooit volledig hebben benut, omdat we deemoedig Tims visie probeerden te verwezenlijken. De nieuwe start was beangstigend en eng, maar we voelden ook ineens veel meer vrijheid en opwinding. Er was nu de ruimte voor iedereen om eigen ideeën in te brengen, te experimenteren en om het beste uit elkaar te halen op een manier die voorheen niet mogelijk was.’

Het klinkt alsof jullie bij het maken van dit album veel meer plezier hebben beleefd.

~

Het is september in Amsterdam. McKenzie Smith doolt wat rond op het terras van het Lloyd Hotel. Ondertussen is Eric Pulido op zoek naar datzelfde terras, hij is tijdens een wandelingetje langs het IJ een beetje verdwaald. Smith en Pulido zijn respectievelijk de drummer en de leadzanger van de Amerikaanse indierockband Midlake. In november brengt de band hun nieuwe album Antiphon uit en ter gelegenheid daarvan vlogen Smith en Pulido, twee van de zes bandleden van Midlake, naar Europa voor een reeks interviews.

‘Dit is niets voor Eric, hij is altijd heel betrouwbaar en punctueel,’ zegt Smith terwijl hij bij ons aanschuift, ‘maar misschien moeten we zonder hem beginnen. ‘Een ogenblik later komt Pulido aangewandeld. Behalve zijn baard is er niets opvallends aan hem, waarschijnlijk is hij op straat niet één keer herkend tijdens zijn dagen in Amsterdam. Hij en Smith zien eruit zoals zoveel jonge mensen er deze dagen uitzien.

Een bittere pil
Als studenten jazz aan de University of North Texas College of Music begonnen de heren in 1999 met de band. Het eerste volwaardige album brachten ze uit in 2004. Maar echt succesvol werden ze met The Trials of Van Occupanther (2006) en The Courage of Others (2010). Het ging Midlake allemaal voor de wind, met elk album kregen ze meer erkenning onder critici, en leken de zalen een beetje groter en voller te worden. Spil van de band was al die tijd gitarist en leadzanger Tim Smith, die de lijnen uitzette en de band in een welhaast ijzeren greep hield. Tot begin dit jaar, tijdens de opname van een nieuwe plaat, de boel uit elkaar klapte. Tim Smith verliet de band en de overige leden moesten de band plots opnieuw definiëren. ‘Het was een bittere pil,’ zegt Pulido en hij neemt een slok van zijn bier.

‘Op dat moment was het een verrassing, want er was geen ruzie of onenigheid. Tim stuurde de hele band een e-mail, waarin hij schreef dat hij het niet meer kon opbrengen,’ vertelt Smith, ‘maar ergens voelden we het ook wel aankomen.’
Pulido: ‘Ik denk dat Tim al een poos ongelukkig en ontevreden was en uiteindelijk werd het hem teveel. We waren niet boos op hem, eerder teleurgesteld vanwege de tijd en energie die iedereen jarenlang in de band had gestoken.’

Begeleidingsbandje

~

Als je McKenzie Smith en Pulido zo hoort praten, krijg je ernstig het idee dat Tim Smith jarenlang een soloartiest is geweest en de overige Midlake-leden zijn begeleidingsbandje. McKenzie Smith: ‘Iedereen probeerde zich voortdurend te schikken in de mal die Tim voor de band had gecreëerd. Hij is een ambachtsman, een perfectionist die gerust tien jaar aan een liedje smeedt. Het was geen slechte mal, maar zijn ideeën belemmerden weleens de creativiteit van de rest. Soms werkten we almaar door aan een nummer en raakten we alleen maar verder uit de richting, in plaats van dat we dichterbij het gewenste resultaat kwamen.’

Toen Smith besloot Midlake te verlaten, moest de band beslissen hoe nu verder. De gedachte om te stoppen is er volgens Pulido en McKenzie Smith niet geweest. Na twee dagen van onduidelijkheid en verwarring wist de rest dat ze door wilden met Midlake. Een logische stap was dat Pulido, voorheen tweede stem, opklom tot nieuwe leadzanger. En de nieuwe verhoudingen bleken voor allerlei nieuwe perspectieven en mogelijkheden te zorgen.

Pulido: ‘Ik had een paar ideeën voor liedjes waarvan ik dacht dat ze voor Midlake konden werken en één ervan, ‘Provider’, introduceerde ik aan de rest. We speelden het samen en gelukkig vonden de jongens het mooi. We werkten eraan en met z’n allen maakten we het een beter liedje: completer en verfijnder. Gaandeweg brachten de anderen hun ideeën in en kregen we meer vertrouwen in de vorm die de nieuwe liedjes aannamen.’


In welk opzicht verschillen de liedjes vergeleken met jullie eerdere werk?

Pulido: ‘Het album is minder folk-achtig en meer rock. Minder nostalgisch en meer avontuurlijk en dynamisch. De folk-invloeden zijn nog te horen, maar we baseren ons meer op psychedelica en een alternatievere vorm van rockmuziek.’
Smith: ‘We zijn grote liefhebbers van psychedelische muziek van eind jaren zestig en begin jaren zeventig. We dachten dat het aardig was om die kant op te gaan en toch wilden we de Midlake-sound behouden. We wilden het wat energieker maken, verlevendigen. We hebben niet meer dat vlakke, grijze geluid van de vorige cd.’


Kunnen jullie iets meer vertellen over de titel van het album, Antiphon?

Pulido: ‘“Antiphon” is een woord dat wel cool klonk, het is een term die in het Grieks ’tegenzang’ betekent. Het heeft ook een liturgische connotatie, maar in de muzikale en orale context wordt de term gebruikt als vraag en antwoord, een oproep en een reactie. Ik vond dat het woord mooi uitdrukte wat dit album voor ons betekent: het is een reactie en antwoord op wat er zich de laatste periode heeft voorgedaan.’


De nieuwe liedjes klinken inderdaad anders dan het vorige werk. Was dat een bewuste keuze?

~

Pulido: ‘Nee, het is eigenlijk zo gelopen, op een natuurlijke manier. We hebben niet een of andere formule volgens welke de liedjes tot stand komen, noch hebben we van tevoren besloten hoe we het gingen aanpakken. Het begon zo ongeveer met een idee van het liedje dat nu ‘Vale’ heet, dat ongebruikt was achtergebleven uit de opnameperiode met Tim. Dit liedje had het geluid en de energie waarmee we een nieuw statement maakten. Vanaf dat moment begon het balletje te rollen en stroomde alles eruit.’
Smith: ‘Qua muzieksmaak binnen de band is de diversiteit groot. Met onze muziek is er daardoor veel mogelijk, maar ik denk dat we dat nooit volledig hebben benut, omdat we deemoedig Tims visie probeerden te verwezenlijken. De nieuwe start was beangstigend en eng, maar we voelden ook ineens veel meer vrijheid en opwinding. Er was nu de ruimte voor iedereen om eigen ideeën in te brengen, te experimenteren en om het beste uit elkaar te halen op een manier die voorheen niet mogelijk was.’


Het klinkt alsof jullie bij het maken van dit album veel meer plezier hebben beleefd.

Smith: ‘Klopt, het was een combinatie van veel plezier en nervositeit. Niet omdat we aan onszelf twijfelden, maar omdat er veel onduidelijkheden waren. Hoe zouden de nieuwe liedjes gaan klinken met Eric als leadzanger? Wat voor liedjes zouden er boven komen drijven? En wat zouden de fans ervan vinden? Nu bezien denk ik dat we iets gemaakt hebben waar we trots op kunnen zijn. De laatste jaren waren niet onze beste, er waren perioden dat we neerslachtig en gefrustreerd waren. De voltooiing van Antiphon voelt daarom als een overwinning van wat schijnbaar een onmogelijke berg leek om te beklimmen. Nu we de berg hebben bedwongen, voelen we ons sterker dan voorheen.’
Pulido: ‘We hebben onszelf uitgedaagd en Antiphon is voor ons een genesis, zowel muzikaal als spiritueel. Het is een nieuw en gezond begin en tot dusver lijkt het een positief hoofdstuk in het leven van Midlake.’

Op het moment dat Eric Pulido deze woorden over het spirituele karakter van hun heropleving bezigt, blijken donkere wolken zich boven ons te hebben samengepakt en maakt een regenbui een eind aan ons gesprek met Midlake op het Amsterdamse terras. ‘We komen te spreken over God en de regen valt op ons neer,’ schertst McKenzie Smith.

Op 27 oktober speelt Midlake in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Een dikke week later, op 5 november, komt Antiphon uit.

Boeken / Achtergrond
special:

Taal veroudert én verjongt, vooral de onze

.

Tarabas, meer dan een halve eeuw geleden vertaald door Nico Rost. In die tijd kon de kwaliteit van de sterk onderbetaalde vertalers nogal uiteenlopen. In ieder geval heeft Rost het taaleigen van de auteur niet te pakken kunnen krijgen. Of is Tarabas een mislukte roman?

Het is een raadsel hoe de min of meer bordkartonnen vertalingen van Madame Bovary genoten konden zijn voordat goddank de vertaling van Hans van Pinxteren het licht zag. Die opende de ogen voor het meesterwerk. Nini Brunt was een erkend Kafka-vertaalster, maar het recente vertaalwerk van Willem van Toorn bewijst hoeveel beter het kan. Veel titels van de befaamde Russische Bibliotheek van uitgever Van Oorschot zijn vertaald door Charles B. Timmer. De ene na de andere titel wordt nu onder handen genomen, want Timmer blijkt onbekommerd weggelaten en toegevoegd, vrij geïnterpreteerd en fouten gemaakt te hebben.

~

Wegwerpproducten

Wie weet is iemand nu bezig de vermaarde vertaling uit 1968 van Louis-Ferdinand Célines Reis naar het einde van de nacht door E.Y. Kummer te overtreffen. In 1969 had John Vandenberg als eerste Ulysses van James Joyce vertaald. Hulde was zijn deel. Maar zijn arbeid werd in 2000, mét argumenten, integraal gecorrigeerd door Paul Claes en Mon Nys. Kort daarna brachten Bindervoet en Henkes hún vertaalinzichten in praktijk. Meer dan eigentalige romans blijken vertalingen genadeloos als wegwerpproducten uit te kunnen pakken.

Shakespeare, om maar iemand te noemen, leest voor de gemiddeld Engelstalige makkelijker weg dan Vondel voor ons, wat zelfs nog geldt voor giganten als Stendhal en Flaubert in vergelijking met onze brave 19e-eeuwers. Bij ons verouderen geschreven teksten sneller dan waar Engels, Frans of Duits de voertaal is. Sinds de renaissance werd zeker tot begin vorige eeuw door hooggeleerde heren aan het Nederlands gesleuteld en gereguleerd. Oogmerk was om op den duur zoiets als een ABN van de grond te krijgen. Daardoor kenmerkt juist onze taal zich door een schoolse kunstmatigheid.

Boven de pet

Geen wonder dat spraakkunstige regels en regeltjes boven de pet gaan. Maar steeds meer gaat de goegemeente van taalgebruikers, meestal lageropgeleiden en jongeren, doodgemoedereerd haar eigen gang. Dag wordt doei, zij wordt hun, woei wordt waaide, beseffen wordt zich beseffen, erop terugkomen verdringt ervan terugkomen en zo voort en zo verder. De taalpuristen, die in calvinistisch Nederland lang stand hielden, raken uitgedund. Meer en meer beïnvloedt de spreektaal, nog niet zo heel lang geleden een hardnekkig ratjetoe van dialecten, de schrijftaal, die weleer in feite een taal apart was.

~

Ook geen wonder dat onze vooroorlogse romans een taaleigen hebben dat nogal afwijkt van het taaleigen van nu. Dat scholieren liever Grunberg dan Vestdijk op hun leeslijst zetten ligt niet aan een verschil in kwaliteit, maar aan een zekere gedateerdheid van Vestdijks taal. Dat zit hem, behalve in een iets andere spelling, zinslengte en woordkeus, in vaak subtiele details. Bij iemand als Couperus, wonderlijk genoeg nog niet compleet afgedaan, zijn het niet alleen details meer. Max Havelaar is hertaald, maar dat stuitte bij de puristen op weerstand. Hertalen houden zij voor populariseren en zou de ziel van een tekst aantasten, al zullen ze over hun hart strijken voor de hertaalde Reinaert de Vos uit de middeleeuwen.

Gebezigde taal

In een roman kan een gezichtsuitdrukking, een locatie of een maaltijd alleen door de gebezigde taal worden begrepen, een taal die inleving in de weg kan staan doordat die veroudering heeft ondergaan. Maar gezichtsuitdrukkingen, bomen of een krop sla in beeldende kunst en film blijven ten eeuwigen dage net als de onze. Schilderijen of films van weleer zijn gewoon goed, middelmatig of slecht, ook al zijn tal van vormelementen onvermijdelijk van die tijd. Iemand als Marcellus Emants schreef heus goede romans, alleen zijn taal werft weinig lezers meer. Oudere kunst kan niet zonder een historische blik.

Ook vertalingen in het Nederlands blijken zich niet aan veroudering te kunnen onttrekken, wat in onze buurlanden minder een probleem is. Daar worden vertalingen vernieuwd omdat ze slecht zijn, bijvoorbeeld bij gebrek aan kundige vertalers uit het Nederlands – daar hoor je onze auteurs vaak over klagen.

Feest

Wie Duivels van Dostojevski leest, bekruipt het vermoeden dat de vertaling van Hans Boland uit 2008 meer een feest is om te lezen dan het origineel. Oordeel zelf: ‘Het is moeilijk te zeggen waarom men zich vastbeet in dit soort geruchten – of waren het wensdromen? – en waarom de gouvernementsvrouw er zonodig met de haren moest worden bijgesleept.’ Hans Leerink vertaalde in 1959: ‘Lastig is uit te maken, hoe het kwam dat al die geruchten, of eigenlijk maar droombeelden, zo’n taai leven hadden en waarom men er speciaal Joelia Michajlowna met zoveel beslistheid bij betrok.’ Boland strooit kwistig met eigentijdse zegswijzen als ‘ergens geen chocola van kunnen maken’. Hoe verouderd is dat al over een tijdje?

Verschillen zijn storend als de plank overduidelijk wordt misgeslagen of als critici je er op attent maken dat er kansen gemist zijn. Stijl is niet alleen tijdsgebonden, maar vaak ook nog eens persoonsgebonden. Boland lijkt moeiteloos zijn kansen te benutten, ook doordat zijn visie op het origineel doordachter lijkt en meer hout snijdt. En hij is niet de enige.

Jongere vertalers hebben binnen hun academische taalstudie kunnen kiezen voor de richting literair vertalen. Dat betaalt zich breed uit. Er zijn zoveel uitstekende vertalers dat individuele namen nauwelijks meer bovendrijven, zoals voorheen meer het geval was. Na met name W.L. Idema en Daan Bronkhorst is een klein legertje sinologen geformeerd dat enthousiast en bekwaam in de opvolging voorziet. Bijvoorbeeld het Portugees, een minderheidstaal, blijft het vertaaldomein van gigant August Willemsen (1936-2007). Wereldtalen worden nu eenmaal het meest bediend. Maar Duits en Frans worden als schoolvak steeds minder gekozen. Vertalingen uit die talen verschijnen steeds minder omdat ze de uitgevers te weinig opbrengen. Het Esperanto dat met de eer gaat strijken is het Engels.

Boeken / Fictie

Grof en meedogenloos

recensie: Marnix Peeters - Natte dozen

.

Natte dozen is grof. Behoorlijk grof. Het boek draait om Oscar Van Beuseghehem, en iedereen die op zijn pad komt krijgt ervan langs: van Aziaat tot Afrikaan, van kind tot bejaarde en van lesbische vrouw tot, tja, eigenlijk iedere vrouw. Zijn afkeer voor mensen valt grotendeels te verklaren door het jarenlange seksuele misbruik door zijn moeder, tante, oom én enkele buurvrouwen die ’s nachts over de vloer kwamen voor seksspelletjes met zijn moeder. Kortom; geen lichte kost,

Toch ligt Natte dozen niet zo zwaar op de maag. Peeters shockeert, ontregelt, overschrijdt grenzen en negeert taboes, maar blijft steeds lichtvoetig en humoristisch. Dat het boek geen dubbele bodem heeft, zoals Van Gerrewey beweert, is niet helemaal juist: ondanks Oscars enorme mensenhaat ontwikkelt hij een zekere vorm van affectie voor zijn pleegkindje Fanta uit Zuid-Soedan. Het is een moraal, al is het behoorlijk cliché: het onschuldige kind weet als enige het hart van de verbitterde oude man te raken.

Een eigen manier
Ondanks de zware onderwerpen is het boek vermakelijk. Zo zijn er de hoofdstukken die bestaan uit brieven aan Van Houffelen, directeur van de louche stichting die Oscar het pleegkind Fanta heeft aangesmeerd. Deze brieven beginnen boos en eindigen woedend, maar de humor én de shockelementen van Peeters klinken er steeds in door. Zo begint de eerste brief aan Van Houffelen als volgt:

U heeft mij verkeerdelijk ingeschreven in uw registers. […] Ik heb niets tegen morele en zelfs beperkte materiële steun aan achtergebleven volkeren en stammen. Het is beter dat wij hen op weg helpen naar een zekere welvaart ter plekke, dat wij hun eventueel een ploeg schenken, dan dat zij hier de pot komen verteren en in duistere zaakjes verzanden, om nog te zwijgen van wat zij met het vrouwvolk van zins zijn; daarover hoef ik u zeker niets te verklappen.

In zijn laatste brief is de toon heel anders:

Zij hebben u bij uw kloten! Ik lees het hier zojuist in het dagblad. Ik hoop dat ze uw post doorsturen naar de gevangenis, zodat ge deze afscheidsbrief nog te lezen krijgt. Onderkruiper, haha, ge gaat feestelijke tijden tegemoet, reken daar maar op. Met uw zeepsmoel in de nor, dat gaat niet lang duren voordat een heel brede met een heel dikke donkere fluit zijn oog op u laat vallen, en u zonder verdoving in het diepste van uw poepgat pakt. Gaat gij met véél triestheid terugdenken aan uw lederen fauteuils en de zachte lippen van de zuigorgels uit de Balkan!

Goed, weinig subtiel dus, maar juist het feit dat Peeters niets uit de weg gaat en niemand ontziet, maakt het boek sterk. Nee, het boek is niet maatschappijkritisch – al zou je kunnen zeggen dat het kritiek levert op alles en iedereen – en wie het boek heeft gelezen is wellicht geen wijzer of verlicht mens, maar zijn dat niet de criteria die alleen literatuursnobs hanteren bij het beoordelen van een boek? Zijn er geen andere graadmeters voor goede literatuur? Natte dozen zit vol humor en is bovendien prachtig geschreven. Daarmee is het een waardige opvolger van Peeters succesdebuut – tenminste, voor ieder die zijn meedogenloze stijl weet te waarderen.

Film / Films

Duivelse liefde

recensie: Faust

Faust van Aleksandr Sokurov is het afsluitende deel van zijn tetralogie over het menselijke gezicht van het kwaad. Voorafgegaan door Molokh, Telets en Solntse. In de typische, lyrische stijl van Sokurov volgen we de dubbelzinnige bedoelingen van Mephistopheles, die zich hier verwezenlijkt als Mauricius (de duistere).

Faust kan beschouwd worden als het einde en het begin. Het is het einde van de tetralogie (vier films die een geheel vormen), maar chronologisch gezien het begin van het kwaad. Faust gaat vooraf aan Hitler, Lenin en Hirohito. De film, het Faustiaanse thema, sluit aan bij een grotere beweging in de wereld. Mensen die hun idealen (hun ziel) verkopen om op korte termijn gewin te behalen.

~

In Faust speelt esthetiek, zoals bedoeld door Sokurov, als niet-menselijke acteur een subtiele hoofdrol. Prachtige decors en een modderige, koud aanvoelende laat-Middeleeuwse sfeer waait door elk shot. Sokurov gebruikt vervormingen met de camera, kleurstellingen, uitbundige kostuums, en lyrische dialogen. Ze spelen allemaal hun eigen rol, vertolkt door omgeving, natuur en acteurs. Dit maakt de ruim twee uur durende film voor de artistiek ingestelde kijker een bevredigende zit. Storend hierin is echter dat er een kader is gebruikt waardoor de film niet fullscreen is. Door de vele close-ups en de gebeurtenissen die half buiten beeld plaatsvinden, krijg je als kijker het gevoel niet helemaal betrokken te mogen worden in het schouwspel.

Duivelse liefde
Het thema in deze Faust-verfilming is de liefde. Heinrich Faust wil het hart van de deerne Margarete bemachtigen en Mauricius verzorgt in ruil voor Fausts ziel dat in deze behoefte voorzien wordt. In geestdriftige dialogen, bacchanalen en gebeurtenissen wentelt de film rondom de val van Faust. Als een delirante ballerina danst de film op het koord tussen goed en kwaad. Het kwaad neemt, uiteraard, het voortouw.

Waar de film punten op verliest is de overdaad aan maniertjes zoals de dialogen, vervormingen en het kader. De film kabbelt op een gegeven moment, ondanks alle geestdrift, wat bloedeloos door. De verrassingen zitten hem dan in de af en toe zeer fraaie beelden zoals Faust met zijn geliefde in een meer plonsend en de eindscène. Tegelijkertijd zit in de manier van filmen en vertellen iets gedurfds. Sokurov zelf heeft duidelijk zijn ziel niet verkocht aan Mauricius. Hij blijft zijn eigen beeldtaal volgen, of je er als kijker nu wat mee kan of niet. Dat op zichzelf is prijzenswaard.

Film / Achtergrond
special: Drop City

Drop out utopie

.

Trinidad Colorado, te midden van de bergen wordt Drop city gevestigd door idealisten die de stad ontvluchten en een nieuw leven willen opbouwen. Het kan allemaal in de jaren zestig en geïnspireerd door de revolutionaire ideeën van Buckminster Fuller worden er Geodesic Domes gebouwd.

~

De bewoners spreken er in Drop City openhartig over en daarmee wordt er een perfect tijdsbeeld gegeven van de sixties. De documentaire laat ook zien dat het zeker niet vanzelf ging. Er moest goed nagedacht worden over de bouw en hoe men zelfvoorzienend kon zijn. Daarnaast was de groep erg creatief, wat tot uiting kwam in films, performances en teksten. En dat er ook het nodige geslikt en gerookt werd blijkt wel uit de anekdotes die de leden met veel plezier delen, zoals iemand die ooit eens met een vrachtwagen langskwam waarin hij een LSD fabriek had verborgen. Drop city werd op gegeven moment een fenomeen en trok daarmee de aandacht van de media. De oorspronkelijke bewoners zien dat als het begin van het einde en in de interviews komen de groeiende spanningen naar boven. Ondanks het instorten van de commune blijven het idee en de idealen fascinerend en inspirerend. De droppers zochten naar een duurzame, functionele en simpele manier van leven. In een tijdperk waar wij ons steeds meer bewust moeten worden van onze leefomgeving biedt Drop City een mogelijke blauwdruk voor een oplossing.

Film / Achtergrond
special: Kleiburg, de laatste Bijlmerflat

Paradijs Bijlmer

.

De rechte en horizontale lijnen van de Bijlmerflats worden in de documentaire Kleiburg, de laatste Bijlmerflat, door een bewoner vergeleken met het pure werk van Mondriaan. Het is een vergelijking die niet veel mensen zouden maken omdat de Bijlmer synoniem staat voor criminaliteit, architectonische kilheid en het failliet van een bepaald idee van stedenbouw.

De documentaire Kleiburg, de laatste Bijlmerflat probeert een ander beeld te geven door bewoners en architecten aan het woord te laten over de laatste flat die er nog staat. Het ontwerp wordt in context geplaatst. De flats zouden de oplossing zijn voor de grote woningnood die Nederland toen teisterde. Mensen wilden meer ruimte en ontvluchtten de kleine en onhygiënische woningen in de binnenstad. De Bijlmer was de oplossing en had in zijn beginperiode nog iets utopisch. De woningen en flats waren ook goed ontworpen en architecten tonen oog voor detail en functionaliteit. Dat het mis ging wordt vooral toegeschreven aan de gemeente Amsterdam die zich in de jaren zeventig en tachtig niet bekommerde om het nieuwe stadsdeel. Er werd bezuinigd in publieke voorzieningen en toegankelijkheid. Met de komst van Surinamers en vervolgens andere migranten werd de Bijlmer een getto waar de gemeente vanaf wilde. Vervolgens werden veel flats gesloopt. Kleiburg is een interessante documentaire die laat zien hoe de perceptie op stedenbouw kan veranderen en dat veel factoren invloed hebben op het uiteindelijke succes van een ontwerp. Dat er nog hoop is voor de laatste Bijlmerflat blijkt uit een ambitieus renovatieproject dat van Kleiburg weer een flat wil maken die past bij de wensen van de eigentijdse huizenkoper.