Boeken / Fictie

Lang leve de halfgare Führer

recensie: Timur Vermes (vert. Liesbeth van Nes)- Daar is hij weer

.

Schrijfster Hannah Arendt constateerde in 1961, bij het proces tegen topnazi Adolf Eichmann, dat het kwaad zich juist manifesteert in de alledaagse banaliteit. Het is nooit zichtbaar als iets opvallend monstrueus of duivels, integendeel, het is gewoon ongemerkt onder ons. Dat gegeven brengt de Duitse auteur Timur Vermes ertoe het kwaad letterlijk in ons midden te plaatsen. Niet ongemerkt maar zichtbaar en voor iedereen herkenbaar. Een nieuwe carrière voor de grootste misdadiger aller tijden breekt aan.

Naziperspectief
Hitler wordt wakker op een braakliggend terrein, zijn uniform is vergeven van benzinedampen en hij herinnert zich niets, behalve dat hij samen met Eva in de bunker was. Het eerste wat hem opvalt is de grote hoeveelheid Turkse kranten in een nabijgelegen kiosk, waardoor hij vaststelt dat de as Berlijn-Ankara uiteindelijk tot stand is gekomen en zeker tot de overwinning van de oorlog zal leiden. Is er eerst nog verbijstering over de totaal nieuwe wereld om hem heen, al snel beseft hij in het Duitsland van de 21e eeuw te zijn beland.

Vermes is vooral bezig zijn Hitler te laten reageren op de nieuwigheden die hij tegenkomt. Dat is een gemakkelijke maar ook slimme vondst, omdat Hitler als de onwetende schlemiel door het hedendaagse decor kan wandelen en alles becommentarieert vanuit zijn vertrouwde naziperspectief. Vrouwen die – achter hun viervoeter aan lopend – hondenpoep oprapen zijn gedegenereerde personen die in een opvoedingskamp thuishoren. Het bonte krantje van de Mediamarkt moet direct verboden worden vanwege de heersende papierschaarste. Als hij later een mobiele telefoon ter beschikking krijgt, is zijn ringtone natuurlijk Richard Wagners ‘Walkürenritt’.

Nationaal fenomeen
Andersom werkt de confrontatie net zo goed. Iedereen ziet in Hitler een meesterlijk professionele imitator. Alles klopt aan hem en zelfs in zijn ‘normale’ leven blijft hij steevast in zijn rol van Führer. Dat maakt dat hij onder de vleugels van een gewiekste tv-producent een item in een bekende talkshow krijgt dat snel uitgroeit tot een razendpopulaire rubriek met een explosie aan views op YouTube. Hitler wordt opnieuw een nationaal fenomeen die in zijn driftige voordrachten – geheel in stijl gehouden – met alles de vloer aanveegt wat niet in zijn hernieuwde streven naar de duizendjarige nazistaat te pas komt. Het publiek slikt zelfs de meest choquerende uitbarstingen (‘de Duitser van tegenwoordig scheidt zijn afval grondiger dan zijn rassen’) onder het mom van: eindelijk eens iemand die durft te zeggen waar het op staat.

Timur Vermes weet alles zodanig vorm te geven dat het, soms wat geforceerd, naadloos in zijn unieke format past. Het resultaat is een amusant boek dat in Duitsland veel stof deed opwaaien maar in feite niets anders is dan een gebundelde hoeveelheid kwinkslagen, waarbij de auteur blijk geeft van voldoende historisch besef om het geheel niet te laten ontsporen in gevaarlijk ressentiment. De overheersende gedachte is die aan de perfecte imitatie van Adolf Hitler door Charlie Chaplin in The Great Dictator (1940). Alleen wist Chaplin toen nog niet wat wij nu wel weten.

Beklemming
Dat de schrijver een goed einde aan deze aanhoudende klucht weet te breien blijkt uit de ingenieuze omdraaiing op de laatste bladzijden. Hitler ontmoet leden van de Duitse neonazipartij, wat opnieuw voor een zeer komische scène zorgt, en wordt even later door ditzelfde schorem in een donker steegje afgetuigd (‘eerst laat je een eerlijk gezicht op je bakkes naaien en daarna val je Duitsland ermee in de rug aan’). In het ziekenhuis, herstellend van zijn verwondingen, wordt hij platgebeld door de gevestigde Duitse politieke partijen die dit beroemde slachtoffer van zinloos geweld vooral voor hun eigen zaak willen winnen.

Als er al sprake is van enige diepgang in Daar is hij weer dan is het de ongemakkelijke confrontatie met de spiegel die ons wordt voorgehouden. Een spiegel die op uiterst ludieke wijze onze hedendaagse samenleving in al haar eigenaardigheden presenteert. Gezien door de ogen van Adolf Hitler waar we – zeventig jaar na dato – als in een goedgeschreven tragikomedie zeker om mogen lachen. Maar lachen betekent hier niet wéglachen. Ook niet de aanstekelijke lach van de kritiekloze scherts. Iedere aanzet tot een lach – en dat zijn er nogal wat in dit boek – gaat hand in hand met een zekere beklemming: het gevoel dat hier op het randje van de goede smaak gebalanceerd wordt. En Timur Vermes heeft op virtuoze wijze dat randje opgezocht.