Boeken / Achtergrond
special:

Taal veroudert én verjongt, vooral de onze

.

Tarabas, meer dan een halve eeuw geleden vertaald door Nico Rost. In die tijd kon de kwaliteit van de sterk onderbetaalde vertalers nogal uiteenlopen. In ieder geval heeft Rost het taaleigen van de auteur niet te pakken kunnen krijgen. Of is Tarabas een mislukte roman?

Het is een raadsel hoe de min of meer bordkartonnen vertalingen van Madame Bovary genoten konden zijn voordat goddank de vertaling van Hans van Pinxteren het licht zag. Die opende de ogen voor het meesterwerk. Nini Brunt was een erkend Kafka-vertaalster, maar het recente vertaalwerk van Willem van Toorn bewijst hoeveel beter het kan. Veel titels van de befaamde Russische Bibliotheek van uitgever Van Oorschot zijn vertaald door Charles B. Timmer. De ene na de andere titel wordt nu onder handen genomen, want Timmer blijkt onbekommerd weggelaten en toegevoegd, vrij geïnterpreteerd en fouten gemaakt te hebben.

~

Wegwerpproducten

Wie weet is iemand nu bezig de vermaarde vertaling uit 1968 van Louis-Ferdinand Célines Reis naar het einde van de nacht door E.Y. Kummer te overtreffen. In 1969 had John Vandenberg als eerste Ulysses van James Joyce vertaald. Hulde was zijn deel. Maar zijn arbeid werd in 2000, mét argumenten, integraal gecorrigeerd door Paul Claes en Mon Nys. Kort daarna brachten Bindervoet en Henkes hún vertaalinzichten in praktijk. Meer dan eigentalige romans blijken vertalingen genadeloos als wegwerpproducten uit te kunnen pakken.

Shakespeare, om maar iemand te noemen, leest voor de gemiddeld Engelstalige makkelijker weg dan Vondel voor ons, wat zelfs nog geldt voor giganten als Stendhal en Flaubert in vergelijking met onze brave 19e-eeuwers. Bij ons verouderen geschreven teksten sneller dan waar Engels, Frans of Duits de voertaal is. Sinds de renaissance werd zeker tot begin vorige eeuw door hooggeleerde heren aan het Nederlands gesleuteld en gereguleerd. Oogmerk was om op den duur zoiets als een ABN van de grond te krijgen. Daardoor kenmerkt juist onze taal zich door een schoolse kunstmatigheid.

Boven de pet

Geen wonder dat spraakkunstige regels en regeltjes boven de pet gaan. Maar steeds meer gaat de goegemeente van taalgebruikers, meestal lageropgeleiden en jongeren, doodgemoedereerd haar eigen gang. Dag wordt doei, zij wordt hun, woei wordt waaide, beseffen wordt zich beseffen, erop terugkomen verdringt ervan terugkomen en zo voort en zo verder. De taalpuristen, die in calvinistisch Nederland lang stand hielden, raken uitgedund. Meer en meer beïnvloedt de spreektaal, nog niet zo heel lang geleden een hardnekkig ratjetoe van dialecten, de schrijftaal, die weleer in feite een taal apart was.

~

Ook geen wonder dat onze vooroorlogse romans een taaleigen hebben dat nogal afwijkt van het taaleigen van nu. Dat scholieren liever Grunberg dan Vestdijk op hun leeslijst zetten ligt niet aan een verschil in kwaliteit, maar aan een zekere gedateerdheid van Vestdijks taal. Dat zit hem, behalve in een iets andere spelling, zinslengte en woordkeus, in vaak subtiele details. Bij iemand als Couperus, wonderlijk genoeg nog niet compleet afgedaan, zijn het niet alleen details meer. Max Havelaar is hertaald, maar dat stuitte bij de puristen op weerstand. Hertalen houden zij voor populariseren en zou de ziel van een tekst aantasten, al zullen ze over hun hart strijken voor de hertaalde Reinaert de Vos uit de middeleeuwen.

Gebezigde taal

In een roman kan een gezichtsuitdrukking, een locatie of een maaltijd alleen door de gebezigde taal worden begrepen, een taal die inleving in de weg kan staan doordat die veroudering heeft ondergaan. Maar gezichtsuitdrukkingen, bomen of een krop sla in beeldende kunst en film blijven ten eeuwigen dage net als de onze. Schilderijen of films van weleer zijn gewoon goed, middelmatig of slecht, ook al zijn tal van vormelementen onvermijdelijk van die tijd. Iemand als Marcellus Emants schreef heus goede romans, alleen zijn taal werft weinig lezers meer. Oudere kunst kan niet zonder een historische blik.

Ook vertalingen in het Nederlands blijken zich niet aan veroudering te kunnen onttrekken, wat in onze buurlanden minder een probleem is. Daar worden vertalingen vernieuwd omdat ze slecht zijn, bijvoorbeeld bij gebrek aan kundige vertalers uit het Nederlands – daar hoor je onze auteurs vaak over klagen.

Feest

Wie Duivels van Dostojevski leest, bekruipt het vermoeden dat de vertaling van Hans Boland uit 2008 meer een feest is om te lezen dan het origineel. Oordeel zelf: ‘Het is moeilijk te zeggen waarom men zich vastbeet in dit soort geruchten – of waren het wensdromen? – en waarom de gouvernementsvrouw er zonodig met de haren moest worden bijgesleept.’ Hans Leerink vertaalde in 1959: ‘Lastig is uit te maken, hoe het kwam dat al die geruchten, of eigenlijk maar droombeelden, zo’n taai leven hadden en waarom men er speciaal Joelia Michajlowna met zoveel beslistheid bij betrok.’ Boland strooit kwistig met eigentijdse zegswijzen als ‘ergens geen chocola van kunnen maken’. Hoe verouderd is dat al over een tijdje?

Verschillen zijn storend als de plank overduidelijk wordt misgeslagen of als critici je er op attent maken dat er kansen gemist zijn. Stijl is niet alleen tijdsgebonden, maar vaak ook nog eens persoonsgebonden. Boland lijkt moeiteloos zijn kansen te benutten, ook doordat zijn visie op het origineel doordachter lijkt en meer hout snijdt. En hij is niet de enige.

Jongere vertalers hebben binnen hun academische taalstudie kunnen kiezen voor de richting literair vertalen. Dat betaalt zich breed uit. Er zijn zoveel uitstekende vertalers dat individuele namen nauwelijks meer bovendrijven, zoals voorheen meer het geval was. Na met name W.L. Idema en Daan Bronkhorst is een klein legertje sinologen geformeerd dat enthousiast en bekwaam in de opvolging voorziet. Bijvoorbeeld het Portugees, een minderheidstaal, blijft het vertaaldomein van gigant August Willemsen (1936-2007). Wereldtalen worden nu eenmaal het meest bediend. Maar Duits en Frans worden als schoolvak steeds minder gekozen. Vertalingen uit die talen verschijnen steeds minder omdat ze de uitgevers te weinig opbrengen. Het Esperanto dat met de eer gaat strijken is het Engels.