Kunst / Expo binnenland

Met de dood voor ogen

recensie: Damien Hirst - Memento mori – Damien Hirst

Het is een vreemde gewaarwording: de kalmte die heerst in de ruimte waar Damien Hirst tentoongesteld wordt. Er is geen spektakel, geen drukte van kunstpubliek, geen ellebogenwerk om iets te kunnen zien. Hier hangt de serene rust die hoort bij de dood. Een stiltecentrum voor fijnproevers.

The Vincent Award Room, een wat weggestopt zaaltje op de begane grond van het Gemeentemuseum Den Haag, is tijdelijk omgetoverd tot kamer des doods. Met de kleine tentoonstelling Memento mori wordt hier op subtiele wijze getoond waar wij mensenkinderen het meest bevreesd voor zijn: het onafwendbare einde.

Dreigende zoektocht

Foto: André van Dijk

Foto: André van Dijk

Op het eerste gezicht is er weinig subtiliteit te bespeuren: de grote doodshoofden van Hirst overheersen de bescheiden ruimte, de glasheldere grijns op het diepe zwart doet de adem even stokken. De kleurige vlinders ertussen, als enorme opgeprikte verzamelmodellen, lijken op te stijgen in hun fragiele transparantie. Het contrast is pakkend, het is onmogelijk om niet te blijven kijken.

In het naastliggende deel van de ruimte is de maatvoering van geheel andere orde. Hier moeten we met de neus tegen het glas om de kleine grafiekwerkjes van Rodolphe Bresdin en Odilon Redon goed te kunnen bekijken. De negentiende-eeuwse manier om de dood te laten zien is een dreigende zoektocht in vergelijking met de spierballenkunst van Hirst. Dat zou een dialoog genoemd kunnen worden, maar het is vooral een totaal tegengestelde manier van verbeelden. En van verwerken.

Metaforen

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Rodolphe Bresdin, La mère et la mort, 1861

Het verloop in deze omgang met de dood begint bij de oudste van de drie kunstenaars. Bresdin (1822-1885) is nog verloren in het mysterie en laat op verhalende wijze zien hoe de dood een onverklaarbare aanwezigheid is: hij ligt op de loer en komt je halen als het eenmaal zover is. Zijn ets La mère et la mort (1861) is een aangrijpend voorbeeld waarop een moeder en kind geconfronteerd worden met het einde. In een overweldigende natuur zit de dood – in persona, inclusief zeis – druk gesticulerend de moeder te overtuigen van het onvermijdelijke. Het lijkt een haast alledaagse samenkomst waarbij het verdriet en de overgave van het gezicht van de moeder afstralen.

Odilon Redon (1840-1916) – leerling van Bresdin – slaat een nieuwe weg in. In zijn verbeelding is de dood een metaforische realiteit die op diverse manieren het levenseinde aankondigt. Redon is meer een vormgever dan een verteller: hij gebruikt sterke iconische composities om zijn boodschap over te brengen. De comic-achtige kwaliteit van de gemaskerde klokkenluider in Un masque sonne le glas funèbre (1882) is veelzeggend.

Weldadige angst

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Skull), 2008, Monique Zajfen Collection

Voor Damien Hirst, kind van zijn tijd, heeft de dood niets mysterieus en hoeft het ook niet in metaforen verbeeld te worden. Met zijn grote fotogravures van geïsoleerde schedels laat hij de werkelijkheid in al haar naaktheid zien. Geheel in stijl met de oude vanitas-schilderijen is de confrontatie eenduidig: dit is letterlijk waar we heen gaan. De haarscherpe etstekening op het peilloze zwart geeft de Memento (Skull)- werken een intimiteit mee die beangstigend en weldadig tegelijk is. Opvallend is dat de afbeelding van de met edelstenen ingelegde schedel For the Love of God (2007) in deze tweedimensionale techniek veel oprechter binnenkomt: ontdaan van de glinsterende rijkdom en luxe is de betekenis vele malen sterker dan het door media en publiek overschreeuwde origineel.

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Damien Hirst, Memento (Butterfly), 2008, Monique Zajfen Collection

Het zijn de vlinders – Memento (Butterfly) – die de dood van Damien Hirst vervolmaken. De felgekleurde lichtheid vormt een uitzonderlijke verbinding met de omringende doodshoofden. Naast de doorlopende cyclus van het leven wordt onze vergankelijkheid hier uitgebeeld op een wijze die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Waar in vroeger tijden het begrip ‘Memento mori’ (‘Gedenk te sterven’) een calvinistisch dreigement inhield, is het de overwinning van de kunst die het vandaag tot een weliswaar onwenselijke maar draaglijke grootheid maakt.

Boeken / Achtergrond
special: 32ste Nacht van de Poëzie

Eerbetoon aan de poëzie

.

‘De achthoekige heiligheid’ noemt dichter Ingmar Heytze het fameuze podium waar de Nacht sinds 1982 werd opgevoerd. De steil oplopende zitplaatsen, de kleine balkons, donkere hoekjes en de veelbesproken wandelgangen vormen een perfecte biotoop voor de voorgedragen dichtkunst. 

Campert

~

Na een vlotte introductie door spreekstalmeesters Esther Naomi Perquin en Piet Piryns is de microfoon traditiegetrouw voor de debutant die de editie van vorig jaar afsloot. Kira Wuck verwoordt haar drieluik Hoe pijn eruitziet; met haar fluweelzachte stem en bescheiden blik is dit indrukwekkende begin met recht een sterke aftrap te noemen. 

Piryns heeft al eerder vermeld dat de gemiddelde leeftijd van de optredende dichters 47 jaar is. En dat alles boven die leeftijd vóór twaalf uur aan de beurt is geweest. Dat wordt bevestigd als al vroeg op de avond Remco Campert het podium op schuifelt. De 85-jarige dichter opent met een gedicht van zijn laatste ‘mede-Vijftiger’, de onlangs overleden dichter Gerrit Kouwenaar. Als afsluitend gedicht leest hij met glasheldere stem en zonder aarzeling – als was het zijn eigen necrologie – uit zijn laatste bundel Licht van mijn leven:

(…) laat me dan, dat moment gekomen,
opnieuw nog even
zweven boven het Stedelijk
dan verder al hoger
boven de bomen in het Vondelpark
waarna ik, mijn tijd opgeheven,
voor eeuwig uiteenval, me verenig
met het fijnstof van de stad,
met de spiegeling van het zonlicht
in het water van de gracht
en wordt meegenomen met de glimlach
en de dromen van het meisje
dat ik eens op een tramhalte zag

De zaal barst los in een minutenlang applaus, wetende dat dit het laatste optreden van Campert is geweest. De oude dichter blijft wat schuchter staan, neemt aarzelend de ovatie in ontvangst, steekt dan een hand op en verdwijnt.

Chabot

~

De Vlaamse Els Moors – ‘ik kan poëzie maar mondjesmaat verdragen, het schrijven is als vechten tegen de poëzie zelf’ – leest uit haar intieme bundel Liederen van een kapseizend paard. Als het podium voor Erik Jan Harmens is, pakt hij met dreigende toon zijn publiek in; met bulderende intonatie bezweert hij: ‘ik – kan – geen -rennende – mensen – meer – verdragen / daarom – heb – ik – iedereen – neergeschoten’.

Bart Chabot brengt de nodige lucht in de tent met zijn allereerste gedicht Op Scheveningen. Luidkeels en met zwaaiende armen: ‘De wind wast mijn haren schoon / schijn ik gezegd te hebben. / Godallemachtig / riep mijn vader uit, hij keek mijn moeder aan / ’t zal toch geen dichter wezen, hè’.

Dan weer de diepte in met Florence Tonk. Haar bundel Rijgen getuigt van een mooie stijl in gelaagde verzen maar wordt ook wel omschreven als ‘getut van een moederkloek’ (Tzum). In de Nacht vallen haar Beestjes van glas op hun plaats:

Alles is zo dun en transparant
als de beestjes die een glasblazer ooit maakte
eigenlijk nog brozer
als een bel uit het potje met sop;
één vingertop en weg (…)

Eerbetoon

~

Terwijl de hoogtepunten elkaar opvolgen, zijn er ook mindere voordrachten. Het quasigrappige woordgeknutsel van grootheid Judith Herzberg is het helaas niet waard om gememoreerd te worden. Ook Menno Wigman maakt geen indruk met zijn afstandelijke optreden. Gelukkig is er ook iemand als Wim Brands: de bekende televisiepresentator bewijst een meer dan boeiende dichter te zijn. En Leonard Nolens, de man die vorig jaar moest afzeggen wegens een onverwachte ziekenhuisopname. Hij brengt de zaal in vervoering met zijn in dichtvorm gevangen ervaringen uit die zware periode: ‘onze namen liggen getikt op het dienblad’. 

Deze editie van de Nacht gaat de boeken in als nacht van het eerbetoon. Er was een indrukwekkend eerbetoon van Campert aan Kouwenaar, gevolgd door een luid eerbetoon van het publiek aan Remco Campert. In de goed geplaatste entr’actes bracht de fenomenale Rufus Wainwright een mooi eerbetoon aan de tachtig jaar geworden Leonard Cohen – “pretty good poet, I’d say” – door het zingen van diens signature-song Haleluja. Zanger/acteur Maarten Heijmans deed een duit in het zakje met een groots eerbetoon aan Ramses Shaffy, in een op eigen wijze vertolkte versie van diens mooiste liedjes. Maar het grootste eerbetoon kwam van de Nacht zelf: deze inmiddels legendarische omgeving, gevuld met een keur aan dichters en 2500 enthousiaste toehoorders was een waar eerbetoon aan de poëzie.

Nacht van de Poëzie  • 20 september 2014, Utrecht

Kunst / Expo binnenland

Golf van hightech kunst stemt tot nadenken

recensie: The Fluidity Aspect

.

De zee is een alomtegenwoordige aanwezigheid op het TodaysArt Festival van dit jaar. De bezoeker raakt onontkoombaar doordrongen van het ruisen van de wind, het bulderen van de zee en de smaak van het zout bij het aandoen van de verschillende locaties. Met de centrale thema’s vloeibaarheid en transparantie sluit de tentoonstelling The Fluidity Aspect van curator Petra Heck naadloos aan op de omgeving van Scheveningen. Water en de sociale, economische en politieke context daarvan is een terugkerend onderwerp in de getoonde kunstwerken. De expositie is gesitueerd in de kelders van het voormalige kantoor van Rijkswaterstaat, dat tot voor kort tevens het archief was voor het Joegoslavië Tribunaal. Dat juist voor dit gebouw is gekozen, dat voorheen hermetisch was afgesloten van de buitenwereld, is geen toeval. Zowel de waterrijke geschiedenis van het gebouw als de ontoegankelijkheid van de ruimte sluit aan bij de kunst die ingaat op de vermeende openheid en toegankelijkheid van de digitale wereld. ‘Fluidity’ slaat dus evenzeer op water als op de ongrijpbare vloeibaarheid van het internet.

Katja Novitskova, Approximation, 2014

Katja Novitskova, Approximation, 2014

Beelden en context


Verschillende werken in de expositie gaan over de ‘decontextualisering’ van beeld en tekst die door het internet wordt veroorzaakt. Heather Phillipson verduidelijkt dat in haar videowerk A Is to D What E Is to H (2011). De kunstenares laat met een schijnbaar willekeurige aaneenschakeling van beelden de vloeibaarheid van de digitale omgeving zien. Haar video toont de overstroming van informatie waarmee we dagelijks online worden geconfronteerd. Ook Katja Novitskova speelt in haar werk Approximation (2014) met de context van bepaalde beelden. Haar uitvergrote weergaven van een octopus en een gordeldier halen de dieren uit hun natuurlijke habitat – de natuur – én hun oorspronkelijke context – de website van National Geographic. Op deze manier maakt Novitskova de willekeur van digitale beelden duidelijk.

Oliver Laric, Lincoln 3D Scans, 2013

Oliver Laric, Lincoln 3D Scans, 2013

Traditie
De geëxposeerde kunst in The Fluidity Aspect is voor een groot deel futuristisch van aard. Toch is er wel degelijk een koppeling te maken naar de artistieke traditie van beeldhouwkunst en schilderkunst. Soms letterlijk, zoals bij de hightech aandoende sculptuur Prediction Tower, Hype Cycle (2014) van David Jablonowski waarin echt marmer verwerkt is. Soms meer onderliggend, zoals bij Constant Dullaart die met zijn video Silicon Silicate (2014) de dynamiek van de werkelijkheid onderzoekt. De bezoeker bekijkt het werk door het glas van het scherm, dat de kunstenaar driedimensionaal heeft gemaakt door een glazen decoratie erop te bevestigen. Hiermee gebruikt Dullaart het glas als een metafoor voor internet als ‘een venster op de wereld’. Een associatie met de schilderkunst als het traditionele raam op de werkelijkheid is hierdoor onvermijdelijk. Een werk dat zowel direct als indirect naar schilderkunstige thema’s verwijst is Lincoln 3D Scans (2013) van Oliver Laric. De muursculptuur lijkt van marmer gemaakt te zijn, maar is in feite een product van de 3D-printer. Bovendien is het beeld geen bedenksel van de kunstenaar, maar een kopie van een bestaand werk.

The Fluidity Aspect kent een overdaad aan diepzinnige lagen door de poging van de curator om ‘fluidity’ te koppelen aan zowel de politiek-economische problematiek van water als de quasi-transparantie van het internet. Verschillende kunstenaars bevragen met hun werk de groeiende toegankelijkheid van de digitale wereld. De moeilijk te vinden locatie, het gebrek aan tekstbordjes en het ontbreken van een duidelijke route maken de tentoonstelling echter niet toegankelijker voor de argeloze bezoeker. Desalniettemin is de expositie een geslaagde presentatie van enkele kritische hedendaagse kunstenaars. Wie een beetje moeite doet door zich te verdiepen in de hand out en zich laat meeslepen door de stroom aan interessante thema’s, treedt verhelderd weer bovengronds.

Muziek / Album

Niets meer, niets minder

recensie: Ian Siegal - Man & Guitar

.

Op Man & Guitar horen we opnames gemaakt door de BBC, in de fameuze Royal Albert Hall tijdens het London Bluesfest in 2013. Het is in al zijn eenvoud, en met alle foutjes, een recht-voor-zijn-raap-opname zoals we Ian Siegal ook van het podium kennen.

Evenveel energie
Wie de band van Ian Siegal ooit live aan het werk heeft gehoord en gezien, zal de wens om dat op cd vastgelegd te krijgen kennen. Een vraag die de man dan ook vaak heeft gehoord, net als het verzoek om zijn solo-optredens op te nemen. Met Man & Guitar is er een combinatie van beide, zoals Siegal schrijft in de verder karige informatie op de verpakking van dit album.

Bluesman Siegal speelt een mengeling van eigen composities, covers en traditionals, zoals we hem kennen vanuit het clubcircuit. Al doet hij daar ook wel eens een show met louter covers, bijvoorbeeld als hij zijn eigen nummers beu is vanwege de opnames van een nieuw album. Maar of het nu eigen liedjes zijn of liedjes van anderen: de energie waarmee Siegal speelt blijft groot. Zo is het ook op deze negen composities tellende live-plaat, de drie intermezzo’s niet meegerekend.

Hoogtepunten
Siegel start het album met een riedel op zijn gitaar. Tevreden memoreert hij dat het goed is, om vervolgens in te zetten met het eerste nummer: ‘The Silver Spurs’, een van zijn eigen composities. Siegal gaat direct in een hoge versnelling. Het publiek beloont hem met een fijn applaus. Dat het echt live is, laat Siegal het publiek weten door te vertellen dat de opname inclusief foutjes zal zijn. Maar wie hoort de fouten van een routinier op het podium die speelt of zijn leven ervan afhangt?

Hoogtepunten noemen van Man & Guitar is lastig. Als Siegal verhaaltjes vertelt in een liedje is dat heel vermakelijk. Zeker als het een verhaal is over ‘Callo Del Cielo’, waarbij het publiek gaat meelachen. En daar waar Siegal het beste uit zijn gitaar Charlie weet te halen in het Charlie Patton-nummer ‘Pony Blues’, gecombineerd met zijn gedreven manier van zingen en voordragen, is het opnieuw genieten geblazen.

Muziek / Concert

IJzersterk duo

recensie: Dave McGraw & Mandy Fer

In het Witte Kerkje in Terheijden huist nu voor het tweede seizoen het podium Puur Wit. Er wordt gestart met Dave McGraw & Mandy Fer, die met een tour rond hun tweede album een serie kwalitatief hoogstaande optredens geven.

Het duo McGraw & Fer toerde in 2012 reeds door ons land. Nu, met het verschijnen van hun tweede duo-plaat Maritime, is het opnieuw tijd Nederland aan te doen.

Serenade

~

Voor de pauze voert Sijpkens zijn show op met het menselijk carillon, gevormd door het publiek dat voor de gelegenheid ieder een belletje heeft gekregen van vijf verschillende tonen. Gezamenlijk wordt er vermakelijk gespeeld terwijl Sijpkens het orgel bespeelt en het publiek dirigeert. Dave McGraw & Mandy Fer amuseren zich zichtbaar en genieten met volle teugen. Gelukkig blijft er nog voldoende tijd over voor de nieuwe liedjes van McGraw & Fer. De tweede set is van even hoog niveau als het intense spel van de eerste set. Zo horen we ‘Dark Dark Woods’ en ‘Rain on the Rosemary’ van het nieuwe album Maritime in uitmuntende live-versies voorbij komen. De stemmen van beiden schitteren in het (voornamelijk) zelf geschreven repertoire.

Twee covers passeren de revue. Het afsluitende, door Neil Young geschreven ‘Helpless’ uit de tijd van Crosby, Stills, Nash and Young is er een van. Een nummer dat prima past in het repertoire van McGraw & Fer en onderstreept waar zij de mosterd hebben gehaald.

Live in Nederland:
18 oktober Ramblin Roots festival in Utrecht

Muziek / Concert

Magische droom in EKKO

recensie: Oscar and the Wolf

Met een dik debuut en met een geslaagde show op Lowlands dit jaar kregen we al een voorproefje van de ‘nieuwe’ Oscar and the Wolf. Waar frontman Max Colombie eerder in een andere formatie dromerige indiepop maakte, is de band dit jaar een totaal andere kant op gegaan. Het geheel is sexier, dansbaarder en intenser.

~

Aan de intense set wordt nog een extraatje toegevoegd: met een stukje ‘Be Faitful’ van Fatman Scoop en een eigen versie van ‘Jenny From the Block’ van Jennifer Lopez kan deze avond niet meer stuk. Het is mooi om te zien hoe Colombie helemaal losgaat, inclusief hiphopdansjes en korte raps. Als slotnummer kiezen de heren voor nog een cover, namelijk de versie van ‘Freed From Desire’ van Gala, die ze eerder dit jaar ook op 3voor12 radio lieten horen. Ze hebben er een langzame versie van gemaakt, die niet onprettig is om te horen. Een beetje ongemakkelijk is het wel wanneer de band niet weet waar ze het podium afmoet, dus de toegift volgt al gauw.

Hitje ‘Princess’ wordt ingezet, na de mededeling dat ze zo meteen toch echt door het publiek de zaal moeten verlaten. Grappig is het wel, want volgens mij heeft EKKO ook een backstage? ‘Princess’ is een meer dan waardige afsluiter: de aanstekelijke beat in het refrein vraagt naar meer. Het is dan ook jammer dat Oscar and the Wolf na een ruim uur concert moet stoppen, want wat een krachtige show was het …

Film / Achtergrond
special: The Keeper Of Lost Causes

Norse diender, grimmige misdaad

In Scandinavië worden inmiddels meer misdaadfilms gemaakt dan moorden gepleegd. The Keeper Of Lost Causes is een van de betere.

De thrillerfabrieken in Zweden, Noorwegen en Denemarken moeten overuren draaien. Na de goed scorende tv-series The Bridge, The Killing, Wallander en de succesvolle verfilmingen van de Millennium-boeken is ‘nordic noir’, zoals het genre inmiddels internationaal heet, niet aan te slepen.

De noordelijke thrillerschrijvers vallen ongetwijfeld regelmatig gierend van hun bureaustoel – model Torbjörn – want werkelijk elke letter lijkt nu verfilmd te worden. Het nieuwste A-merk van de Denen is de filmreeks rond de Serie Q-romans van Jussi Adler Olsen.

Norse rechercheur

~

Het recept is bekend, maar zit goed in elkaar. Een norse rechercheur heeft zich onmogelijk gemaakt, krijgt straf en begint achter de rug van de baas toch misdaden op te lossen. Diender van dienst is hier Carl Mørck. Hij wordt weggepromoveerd naar een kelder waar hij samen met een Syrische assistent Assad – niet de president – de afdeling Q vormt. Meteen bij de eerste dossiermap raken ze gefascineerd door de zaak van de verdwenen politica Merette Lynggaard.

Regisseur Mikkel Nørgaard weet hoe je zo’n verhaal spannend moet vertellen. Door steeds van perspectief te wisselen – van de ontvoerde Lynggaard naar het duo van de afdeling Q – speelt hij met de verwachtingen van de kijker. Droge politiehumor wisselt hij af met grimmige scènes tussen dader en slachtoffer, waarbij Nørgaard wel eens inspiratie kan hebben opgedaan bij Spoorloos van de net overleden George Sluizer.

Verder volgt The Keeper Of Lost Causes keurig het Scandinavische thriller-ABC. De ontknoping heeft een iets te hoog televisiegehalte. Maar de fraaie vormgeving en de twee sterke hoofdrolspelers – Nikolaj Lie Kaas en Fares Fares – smaken naar meer.

Theater / Voorstelling

Onbeschrijflijk

recensie: 't Barre Land, De Theatertroep, Tijdelijke Samenscholing en Laura Mentink - It is a tale told by an idiot

Het is bijna ironisch om een recensie te schrijven over It is a tale told by an idiot van De Theatertroep, ’t Barre Land, Tijdelijke Samenscholing en Laura Mentink. Het stuk gaat namelijk uitdrukkelijk over de mogelijkheden en vooral de onmogelijkheden van de talige beschrijving. Het resultaat is hypertheoretisch metateksttheater dat zowel toegankelijk als flink verwarrend is. Van taal kun je je blijkbaar geen voorstelling maken.

It is a tale told by an idiot (full of sound and fury), naar een zin uit de laatste akte van Macbeth, is complex in zijn vertelvorm en staat vol verwijzingen naar theaterteksten en –theorieën. Bij aanvang ‘kijken’ de spelers het publiek in – op hun gesloten oogleden zijn ogen getekend – terwijl iemand over de telefoon het publiek beschrijft aan iemand die in een andere zaal zit en op het punt staat geïnterviewd te worden. De vierde wand wordt hersteld met fragmenten uit De Blinden van Maurice Maeterlinck uit 1890. In het stuk, absurdisme avant la lettre, zijn naamloze, blinde personages gestrand op een eiland en wachten ze tevergeefs tot iemand ze komt halen. Ze beschrijven hun zintuiglijke ervaringen: het ruisen van de zee, de geur van bloemen, de koude aanraking van de rotsen. Nieuwe signalen leveren nieuwe hoop op, maar die hoop wordt teniet gedaan wanneer de anderen deze signalen niet voelen en de verlossing uitblijft.

Theaterwetenschap met een knipoog
Na De Blinden wordt overgeschakeld naar het eerdergenoemde radio-interview: een van de leden van het gecombineerde gezelschap spreekt omslachtig over hun project en beschrijft uitvoerig een weelderig decor dat in schril contrast staat met de kale vloer waarop zojuist gespeeld is. Het publiek wordt via de nooduitgang omgeleid naar een andere zaal, waar inderdaad een uitzending van Radio de Vrije Richel plaatsvindt. Twee spelers schuiven aan om te vertellen over hun opvoering van Macbeth, die alleen nog als mentaal concept bestaat en waarin zij gezamenlijk de rol van bode op zich nemen. Via onder andere De Methode van de Nederlandse componist, elektronicapionier en theatertheoreticus Dick Raaijmakers verzandt het gesprek in een onnavolgbare discussie over de performatieve functie van taal en de boodschap, die uiteindelijk afgekapt moet worden voor een reclameboodschap. Veel duidelijker is het niet geworden.

It is a tale told by an idiot is theaterwetenschap met een knipoog. Elke talige beschrijving is inherent absurd, het vertellen vaneen verhaal inherent idioot. Elke keer als er orde in de chaos in zicht lijkt, weet de combinatie van de drie theatergezelschappen alles vakkundig te mystificeren. Er wordt echter ook gespeeld met de taalfilosofische pretenties, waardoor de voorstelling geen zware kost is, maar een vrolijke reis het labyrint in. Eenmaal daar aangekomen zijn we, net als de personages in het stuk van Maeterlinck, alleen met onze ondeelbare ervaring.

8WEEKLY

Marathon

Artikel: De Wereld van Willem

.

Wie weet het zich nog te herinneren: de commotie rond de Rote Armee Fraktion, De linksradicale beweging van Andreas Baader en Gudrun Ensslin die rond 1970 stelling nam tegen de Duitse burgerij (die categorisch zweeg over hun oorlogsverleden), de Vietnamoorlog en het consumentisme? De groep stichtte een brandje op de speelgoedafdeling van het Frankfurtse warenhuis Kaufhof (omdat er geweertjes verkocht werden) en dat werd met extreem politiegeweld beantwoord. Voor journaliste Ulrike Meinhof was dat een reden om zich bij die RAF aan te sluiten. Dit was de geboorte van de Baader/Meinhof-groep en een hysterische heksenjacht op deze ’terroristen’ die eindigde in haar – vermoedelijke – zelfmoord in de Stammheimgevangenis in 1976. De feitelijke rol van Ulrike Meinhof bij die escalerende gebeurtenissen is altijd in twijfel getrokken en juist daarover gaat de voorstelling Vuurvrouwen van het Ro Theater. In hoeverre was Meinhof een terroriste en waar lag nu werkelijk de schuld van die explosie van geweld? Tekstschrijver Rob de Graaf laat dat in het midden, maar legt wel heel nadrukkelijk een verband met de geschiedenis van Jeanne d’Arc die als een door God gekozen strijdster de Engelsen bevocht maar door haar eigen achterban tot de brandstapel werd veroordeeld. Fania Sorel is een overtuigende Ulrike Meinhof, maar de meeste indruk maakte op mij ditmaal Sylvia Poorta als de vrouw die precies door heeft waar het om gaat en dat in explosieve  zinnen duidelijk maakt: “dit land leeft in een kramp”. Precies. Een stilmakende voorstelling waarvan je eigenlijk even moet bijkomen.

Toen was het alweer tijd voor Festival De Keuze, waarmee de Rotterdamse Schouwburg jaarlijks elf dagen lang een selectie brengt van toonaangevende internationale producties. Een marathon waar we de rest van de maand mooi zoet mee zijn geweest. De opening kwam wat ons betreft van de Argentijnse theatermaker Sergio Boris die met Viejo Solo y Puto een schokkend inkijkje geeft in een buitenwijk van Buenos Aires: de absolute onderkant van de samenleving. Plaats van handeling is een obscure apotheek met travestieten, profiteurs, drank, pillen en een aan de grond geraakte pharmaceut: een gekweld mens en in veel opzichten een buitenstaander. Het zijn herkenbare types, maar die worden zó consequent vastgehouden, zó vlijmscherp uitgespeeld, dat je je serieus afvraagt wat voor creeps de schouwburg nou weer in huis heeft gehaald. Het blijkt bij de afgroet gelukkig mee te vallen: gewone acteurs, maar wel hele briljante.
De Keuze zorgde bijna terloops ook nog even voor de opening van het dansseizoen hier, en hoe! De Franse choreograaf Olivier Dubois maakt met zijn Ballets du Nord al een tijdje politiek geëngageerde en zeer controversiële voorstellingen en met zijn nieuwe stuk Souls liet hij daar een fraai staaltje van zien. Neem een bak zand van 10 bij 10 meter en zes zwarte dansers die in groepjes van drie tergend traag naar elkaar toe rollen. Voeg daarbij een achtergrond van een stampend ritme van Afrikaanse trommels en je hebt meteen al een bijna bezwerende spanning opgebouwd die, zoals te verwachten was, halverwege tot uitbarsting komt. Wat volgt, heeft nog het meest weg van een rituele danse macabre, soms dreigend – als de dansers met waanzinnige lege ogen in de zaal staren – soms woest wanhopig en uitmondend in een haast ontroerende begrafenisceremonie. Plotseling doorzie je de boodschap van Dubois. Je zit al die tijd te kijken naar het drama van de bootvluchtelingen. Er zijn maar weinig voorstellingen die zo’n verpletterende indruk achterlaten als Souls. Adembenemend mooi, danstechnisch volmaakt, maar ook ongemakkelijk en zo hoort het.
Dubois werd voorafgegaan door de korte solo Mean van de Amerikaans-Taiwanese breakdancer Tom Tsai in de hal van de schouwburg en ook dat was bijzonder. Vooral omdat het nu eens niet ging om een spektakelgerichte showcase (die b-boys overigens nooit langer dan twee minuten volhouden) maar om een opeenvolging van beheerste elastieke bewegingen. En terwijl Tsai zich zorgvuldig in de knoop werkte en zen-achtige posities innam, hield hij ook nog eens een uitgebreide monoloog van een kwartier over het begrip identiteit. Daar raak je alleen als toeschouwer al behoorlijk van uitgeput. Net als van het overweldigende aanbod van dit festival trouwens. Ik kom er de volgende keer nog wel even op terug.

Muziek / Concert

Laatste artiest ooit in MC theater

recensie: Luke Sital-Singh

Dat veel buitenlandse singer-songwriters gek zijn op ons land is geen nieuws: Fink, The Tallest Man on Earth, William Fitzsimmons en Ben Howard staan elk jaar hier wel ergens op de planken. Dat geldt ook voor de Engelse Luke Sital-Singh die begin dit jaar op Motel Mozaique speelde, kort daarna in de kleine zaal van Paradiso en in de zomer op Lowlands. Vanavond staat hij, waarschijnlijk als laatste artiest, in het failliete MC Theater.

~

Luke Sital-Singh lijkt van bijzondere plekken te houden: op Motel Mozaique stond hij in de prachtige Paradijskerk van Rotterdam, de kleine zaal van Paradiso had eigenlijk de Tolhuistuin moeten zijn en op Lowlands stond hij op het misschien wel leukste podium van het festival: de Charlie. Vanavond staat hij ook op een opmerkelijke locatie, namelijk het MC Theater in Amsterdam. Niet alleen bijzonder omdat het een prachtig gebouw aan het water is, maar vooral omdat hij waarschijnlijk de laatste artiest is die in dit theater optreedt. Het MC Theater is afgelopen week namelijk failliet verklaard en de programmering na Sital-Singh is stilgelegd.

De Engelsman speelt zoals altijd zonder band en dat gaat hem prima af. Hij begeleidt zichzelf op zowel akoestische als elektrische gitaar en voor enkele nummers neemt hij plaats achter de piano. Met een kopje thee komt hij het podium op, en wanneer hij het prachtige ‘I Have Been A Fire’ inzet is meteen duidelijk dat de singer-songwriter niet helemaal bij stem is. Verbazend dat hij er dan voor kiest om te openen met een nummer met een hoge en harde uithaal, die hij overigens (net wat rauwer dan normaal) uitstekend weet te halen. Het grillige randje van zijn stem, of zijn zere keel, past stiekem erg mooi bij de rauwe uithalen die normaal gesproken loepzuiver zijn.

Humor
Op de een of andere manier hebben de meest deprimerende zangers in de muziekwereld, singer-songwriters dus, vaak de grootste humor. Sital-Singh vertelt dat hij blij is om weer op kleinere podia te staan in plaats van al die festivals afgelopen zomer. Hij vindt festivals namelijk helemaal niet zo leuk. Als een ware ‘grumpy cat’ vertelt hij dat als het dan toch moet met die festivals hij er zelf wel een opricht, met alleen zijn eigen muziek. Dat het dan Depresstival gaat heten en dat het er alleen maar regent, moeten we maar voor lief nemen. Oh, en de aftrap in een theater dat failliet is, past natuurlijk perfect bij Depresstival. De sfeer zit er in ieder geval al goed in.

Sital-Singh heeft op zijn eigen Depresstival een diverse set, met zowel nieuwe als oude en langzamere en uptempo nummers. ’21st Century Heartbeat’ is een nummer die hier tussenin valt. Op zijn net uitgekomen plaat zit er een lekker tempo in deze track, maar live brengt hij hem  langzamer, zonder dat het een ballad wordt. ‘Inaudible Sighs’ van zijn eerste ep is wel zo’n nummer om bij weg te dromen. Ook hierin zijn de uithalen prachtig. Zijn pure en rauwe stem vult de hele zaal en zorgt voor het nodige kippenvel. Opvallend is hoe stil het publiek is, ook Sital-Singh valt het op. Hij is dankbaar dat er eindelijk mensen ècht luisteren, want op festivals doen de meesten dat niet.

Kwaliteit
Live is de singer-songwriter misschien nog beter dan op de plaat. Pianoliedje ‘Dark’ dringt, nog meer dan ‘Inaudible Sighs’, door tot op het bot. De donkere woorden in het sterke refrein passen goed bij de vocals van Sital-Singh. Het klassieke pianospel geeft net dat extra stukje pit. Ook het nieuwe ‘Cornerstone’ op akoestische gitaar is erg mooi, ook al speelt hij het iets anders dan op de cd. Hij ramt aardig op zijn gitaar en dat maakt het nummer krachtiger.

Wanneer Sital-Singh zijn laatste nummer ‘Nothing Stays The Same’ aankondigt en er een “ahh” uit het publiek schalt, verklapt hij dat hij heus terugkomt voor nog een liedje, want dat doen artiesten toch altijd? Het zogenaamde laatste nummer is één van de hoogtepunten van de set: ook al staat hij alleen op de planken, het geluid knalt de zaal in. Het sterke, harde refrein heeft een hoge meezingfactor. Als toegift komt er het emotionele ‘Fail For You’ en wanneer een meisje uit het publiek om ‘Benedict’ vraagt, is de Engelsman niet te beroerd om die er nog even achteraan te spelen.

De gemoedelijke en kwalitatief goede show van Sital-Singh komt (ondanks zijn zere keel) samen met het MC Theater zelf tot een eind. Het optreden was prima, mocht hier en daar wel wat spannender, maar wat mag of kan je verwachten van een singer-songwriter met slechts een gitaar en een piano. Achteraf is op Twitter te lezen dat hij na alle shows eindelijk het bed in kan duiken in London. Hij blijkt de griep te hebben. Dan is er extra respect dat hij alsnog een goede en humoristische show heeft neergezet.