Kunst / Expo binnenland

Schilderijen in kostuum en op zoek gaan naar de rest

recensie: Laura Lima - The Fifth Floor

De Braziliaanse Laura Lima heeft van het Bonnefantenmuseum de BACA (Bonnefanten Award for Contemporary Art) ontvangen: ze mag als jonge veelbelovende kunstenaar een solotentoonstelling inrichten. Ze doet dit vanuit een aantal concepten, waarvan ‘absence’ het meest opvalt.

Van de bewering dat Lima compleet nieuw is met haar ideeën valt wel wat af te dingen. Wie het belangrijkste stuk, een naaiatelier, binnenloopt kan bijvoorbeeld terugdenken aan Damien Hirsts Pharmacy uit 1992, waarbij ook een complete museumruimte tot een gebruiksruimte – een apotheek – werd omgevormd. Of aan Venus Forge van Carl André uit 1980, waarbij het de bedoeling was dat de bezoeker het kunstwerk zou voltooien door eroverheen te lopen – het aan te raken dus. Destijds werd door het Tate Modern in Londen niet getolereerd dat het ook daadwerkelijk gebeurde. In het Bonnefantenmuseum mag het wel.

Laura Lima, Tailorshop, 2014. Foto: Pascale LeendersLaura Lima, Tailorshop, 2014. Foto: Pascale LeendersScharen vastpakken

Laura Lima houdt ervan te vervormen door te decoreren en aanpassingen te maken. Zo versierde ze in Lyon levende kippen door ze extra carnavalsveren te geven. Voor Maastricht kreeg ze het idee op maat gemaakte kostuums voor schilderijen te laten maken. Er hangt al een vijftal aan de nog bijna lege wanden. Ze bestaan uit grote houten lijsten met glazen platen erin waar stof omheen getrokken is, netjes geknipt en aan elkaar genaaid. Het ene schilderij heeft een strakke knoopsluiting, het volgende is gehuld in ouderwets visgraad-tweed.

Aan het eind van de ruimtes bevindt zich het naaiatelier. Daar aanwezig zijn is een vreemde gewaarwording. Er kan nieuwsgierig worden rondgekeken, de scharen en garen kunnen worden vastgepakt en er kan door de ontwerpen gebladerd worden. De radio staat aan en speelt een eightiesnummer: het is duidelijk, hier wordt gewerkt. De werkers zijn het lokale museumpersoneel, dat in elke expositie die de Braziliaanse regisseert wordt ingezet.

Laura Lima, Wheelchair Willow Chair Charles Rennie Mackintosh, 2014. Foto: Pascale LeendersLaura Lima, Wheelchair Willow Chair Charles Rennie Mackintosh, 2014. Foto: Pascale LeendersGeen overzicht

In Stockholm realiseerde de kunstenaar een honderd uur durende film, die het onmogelijk maakt de verhaallijn te volgen. Lima wil de bezoeker de mogelijkheid tot overzicht ontnemen. De vraag die continu rijst, is: ‘heb ik nu de hele tentoonstelling gezien?’ Het kunstwerk in het toilet, dat een vreemd ervaringseffect geeft, is gemakkelijk te missen. In de video waarin ze wordt geïnterviewd door de directeur zit een geheim verborgen waar domweg overheen gekeken wordt – zo blijkt achtergrondinformatie ook performance art. En bij de rolstoelen die ze heeft laten herontwerpen tot designklassiekers valt af te vragen of ze bij de tentoonstelling horen. Hierover zegt Lima: ‘Ik wil dat je niet weet of je naar kunst staat te kijken of niet.’

Laura Lima. Foto: Pascale LeendersLaura Lima. Foto: Pascale LeendersInformatie van belang

Wie weleens in het Bonnefantenmuseum is geweest weet dat het gebouw maar vier verdiepingen heeft. De titel van de tentoonstelling is dan ook een verwijzing naar de bedoeling, naar wat toch niet helemaal mag lukken: op zoek gaan naar wat verborgen is.

Ergens je vinger niet op kunnen leggen is interessant en dat is de gemiddelde museumbezoeker wel gewend. Toch is het hier van belang van tevoren meer te weten, anders zou de ervaring kunnen zijn dat het naaiatelier fungeert voor de kleren van de keizer. Daarom is het voor de ongeïnformeerde bezoeker prettig dat in het interview helder wordt uitgelegd wat de authentieke denkbeelden van Lima zijn.

Boeken / Fictie

Bloed stroomt waar het niet gaan kan

recensie: Ian McEwan - De kinderwet

.

Het zijn vooral morele kwesties die de latere romans van McEwan kenmerken. In Atonement (2001) en On Chesil Beach (2007) is de dunne scheidslijn tussen goed en kwaad een mooie opstap voor zijn fijngeslepen pen, terwijl in zijn vroegste schrijversjaren de onverwachte plotwendingen en zwartgallige uitkomsten niet altijd gewaardeerd werden. McEwan lijkt zich op dit moment in zijn carrière gemakkelijker over te geven aan zijn eigen stilisme: hij heeft minder nodig om juist meer te bereiken.

Bloedtransfusie
De kinderwet valt met de deur in huis. Fiona Maye zit bij te komen van de aankondiging van haar man dat hij ongelukkig is in hun huwelijk en een ‘open relatie’ wil. Wat zoveel betekent als: er is een andere vrouw. De jarenlange verbintenis vertoont de sleetsheid van werkdruk en gemakzucht, de gepassioneerde liefde en vertrouwde lichamelijkheid zijn ver te zoeken.

‘Zover zijn we nu, Fiona. Ik ben je broer geworden. Het is lekker knus en ik hou van je, maar voor ik dood neerval wil ik nog één grote hartstochtelijke verhouding. Extase, bijna flauwvallen van opwinding. Weet je nog wel?’ (…) Ze keek hem vol ongeloof aan. 

Op datzelfde moment krijgt ze een telefoontje van haar griffier bij de rechtbank over een dringende zaak. Een minderjarige jongen weigert een bloedtransfusie die nodig is om zijn leukemie te behandelen. Als Jehova’s getuige wil hij geen vreemd bloed in zijn lichaam opnemen. Het ziekenhuis wil met een gerechtelijk bevel de transfusie afdwingen.

Kleine gevoeligheden
Op een knappe manier vervlecht McEwan de emotionele werelden in elkaar. Fiona probeert greep te krijgen op de religieuze achtergrond van Adam. Ze bezoekt hem in het ziekenhuis en neemt weloverwogen de beslissing dat de transfusie door moet gaan. De professionele integriteit van de rechter vormt een boeiend contrast met de onzekerheid over haar huwelijk en haar echtgenoot. Waar de dagelijkse praktijk wordt gevuld met gefundeerde en ethische afwegingen zijn haar vrije uren in een inmiddels leeg appartement een eenzame worsteling.

Ian McEwan is subliem in de detaillering van kleine gevoeligheden. Hij kan Fiona, een personage van statuur, gewoon laten denken: ‘Ze wist de naam van de vrouw al. Melanie. Scheelde niet zoveel met de naam van een dodelijke vorm van huidkanker’. Om even verderop haar larmoyante onmacht aan het woord te laten: ‘Waar was de rechter die haar beschermde?’

Quality pack
Terwijl Fiona aan het bed van de doodzieke Adam zit om de omstandigheden en zijn sterke wil te peilen, gebeurt er iets tussen die twee. Fiona is verbluft door de scherp denkende tiener en Adam wordt meegesleept door de bedachtzame overwegingen van de rechter. Zekerheden en onzekerheden, in zaken van religie en van het hart, worden op de proef gesteld. De wederzijdse aantrekkingskracht die zich hierdoor ontwikkelt, laat De kinderwet op een bijzondere – en ook dramatische – wijze naar het einde lopen.

De Britten zijn gezegend met hun indrukwekkende quality pack van schrijvers in de hedendaagse literatuur. Martin Amis, Julian Barnes en Ian McEwan vormen als schrijvende generatiegenoten het driemanschap dat de absolute top bezet. Ze vatten naar believen grote of kleine koeien bij de horens en weten door hun bezielde stijl de lezer keer op keer te betoveren. De kinderwet is daar het meest recente bewijs van.

Boeken / Non-fictie

Opkomst van een nieuw paradigma

recensie: Alex Pentland (vert. Ineke van den Elskamp) - Sociale big data

We laten met onze mobieltjes en op sociale netwerken voortdurend digitale broodkruimels achter. Wanneer deze broodkruimels massaal verzameld zijn en met geavanceerde technologie bewerkt worden, krijgen we een gedetailleerd inzicht in ons collectieve en individuele gedrag. Dit levert bruikbare kennis voor een nieuwe, meer autonome samenleving. Welkom in de eenentwintigste eeuw.

Eerder dit jaar bracht de Nederlandse filosoof Jos de Mul het boek Kunstmatig van nature uit. Hierin schetst hij drie toekomstbeelden waar de snelle ontwikkelingen in de technologie ons in afzienbare tijd zullen brengen. Een van die toekomstbeelden is de zwermintelligentie. Het boek Sociale big data van Alex Pentland geeft vorm aan dit idee. Pentland is professor aan het Massachusetts Institute for Technology (MIT) en de big data expert van het World Economic Forum.

Nu we met zeer geavanceerde techniek en wiskunde tot op detail het menselijke handelen in kaart kunnen brengen, kunnen we hiermee tevens ons gedrag en handelen efficiënter sturen. Pentland heeft een boek geschreven dat een handleiding geeft voor de nabije toekomst. Wat werkt nu in de sociale context en wat niet?

In het begin heeft Pentland onvermijdelijk zijn jargon uit te leggen. Dit doet hij aan de hand van enkele experimenten die hij met een team aan het MIT heeft uitgevoerd. Droge stof, maar wanneer die kennis eenmaal toegepast wordt op organisaties, steden en samenlevingen, doemt een nieuwe wereld op. Een wereld met ongekende mogelijkheden en dagdromen die werkelijkheid kunnen worden.

Vier pilaren
Wil je dat een bedrijf, een stad of een samenleving optimaal functioneert, dan staan er vier pilaren centraal: exploratie, betrokkenheid, diversiteit en vertrouwen. Zo maakt Pentland de mens weer tot een samenwerkend groepsdier, hetgeen de Amerikaanse socioloog Richard Sennett eerder dit jaar in zijn nieuwste boek Together eveneens bepleitte.

Het blijft niet bij deze vier pilaren. Als het aan de Pentland ligt, geeft hij de macht die nu gedragen wordt door de overheden en grote instituties terug aan de burger. De toekomst ontstaat door samenwerking van onderaf, door zelfgeorganiseerde gemeenschappen en sociale bewegingen. Wie regelmatig Tegenlicht volgt, zal de boodschap van de auteur bekend in de oren klinken.

Afscheid van heilige huisjes
De nieuwe inzichten die Pentland aan de hand van zijn onderzoeken toont, blazen nogal wat heilige huisjes omver. Zo staan de vier elementen diametraal tegenover de huidige idee van de vrije markt. Een absentie van toezicht is namelijk funest voor een prettige samenleving. De mens wordt in zekere mate gedomineerd door sociale druk en dat is niet per definitie erg.

Sterker nog, zonder die sociale druk vallen groepen uit elkaar. Dit geldt ook voor organisaties. Naarmate er meer exploratie, betrokkenheid, diversiteit en vertrouwen is, gaat de productiviteit en de creativiteit binnen een organisatie erop vooruit. Het zijn juist de neoliberale ideeën die desastreus zijn voor deze vier elementen van samenhang. Aan de hand van het red balloon experiment, waarin samenwerking centraal staat, toont Pentland aan dat onder andere een eerlijke beloning en teamwork tot het beste resultaat leiden.

Pentland hoopt met dit voorbeeld en met zijn boek vooral politici, beleidsmakers en het bedrijfsleven af te laten stappen van het individugerichte denken en naar een sociaal, coöperatief denken te gaan. Juist sociaal leren en sociale druk zijn vitale krachten achter veranderingen en werken door in de cultuur.

Prometheïsch vuur
De schrijver zelf noemt de opkomst van de sociale fysica – zoals dit vakgebied genoemd wordt –  ‘prometheïsch vuur’. Mits er goede regels voor de privacy worden opgesteld, kan de voortdurende reality mining ertoe leiden dat we steeds beter rampen kunnen beheersen en steden efficiënter kunnen inrichten. Reality mining is de term voor het samenbrengen van alle digitale broodkruimels die we dagelijks met onze smartphones en digitale bezigheden achterlaten. Niet alleen financiële crises kunnen met behulp van de sociale fysica voorkomen worden, ook de creativiteit tussen bepaalde groepen kan versterkt worden. Zo geeft Pentland voorbeelden hoe een stad zodanig georganiseerd kan worden, dat creativiteit en productiviteit toenemen en criminaliteit juist afneemt.

Het lezen van Sociale big data krijgt gaandeweg een spannend karakter. Er staat ons een hoop te wachten. Pentland legt met verve uit, dat het belangrijk is om de privacy goed te regelen en toezicht te houden, en daarnaast de burger mee te laten delen in de voordelen van big data. Dan staat een nieuw tijdperk en paradigma, zoals in Nederland door onder andere Jan Rotmans verkondigd wordt, voor de deur. Om het met Tegenlicht te zeggen: ‘Welkom in de toekomst!’

Theater / Voorstelling

Belegen grappen funest voor Blauwdruk voor een nog beter leven

recensie: Het Nationale Toneel - Blauwdruk voor een nog beter leven

Ilja Leonard Pfeiffer koos ervoor om het origineel Design for Living van Noël Coward uit 1933 overboord te gooien: te potsierlijk taalgebruik, oubollige humor en gedateerde thema’s. Op zich is daar veel voor te zeggen, ware het niet dat daar dan wel een verfrissende en geestige bewerking tegenover moet staan. Helaas blijft Blauwdruk voor een nog beter leven steken in de vorige eeuw.

We voeren op: kunstschilder Otto, fotografe Hilde en Leo, regisseur. Waar zij ooit samen in Genua droomden van een carrière in de kunsten, staat hun positie in het huidige kunstenklimaat onder druk en zorgt dat voor de nodige onderlinge spanningen. Zet daar nog de rijke bankier Ernst (tevens broer van Leo) en een egoïstische moeder bij en de onderlinge verschillen zijn voer voor spannende confrontaties. Hoe staat de relatie tussen kunstenaar en samenleving er tegenwoordig voor? Hoe integer kun je nog zijn als kunstenaar en wie is er nu eigenlijk vrijer in zijn denken: de kunstenaar of de zakenman?

~

Terpentijnroes en derivaten

~

Theater van de lach
In de flyer staat dat Blauwdruk voor een nog beter leven een komedie is. Dit wordt echter pas aan het einde van het eerste bedrijf echt merkbaar, als Jeroen Spitzenberger (Leo) vanachter een decorstuk komisch opspringt, terwijl hij al een tijdlang heeft liggen luisteren. Hij is de enige die de komediestijl tot in de finesses beheerst en daarmee de dialogen dragelijk maakt. De verhoudingen misstaan niet in een stuk van John Lanting: Hilde heeft met alle drie de mannen een relatie en – oh hemel – Leo en Otto beginnen ook nog een relatie. Homoseksualiteit in 2014 bestaat uit twee kibbelende mannen, dat u dat weet.
De moeder van Leo en Ernst zou een moeder zijn die, aan de uitbarstingen van Ernst te merken (‘jij bent het mamma, jou wil ik raken, kwetsen’) geen greintje gevoel heeft voor haar zoon. Probleem is alleen dat we dat nergens horen of zien, ze is niet eens een plat personage, ze is opgebouwd uit niets. De dramatische uitbarsting van Hilde aan het einde van het stuk (‘ik wil niets anders dan zekerheden’) is een stijlbreuk met het voorafgaande lichte spel van de anderen. Het roept veel verwarring op: waar hebben we nu al die tijd naar gekeken?

Als Blauwdruk voor een nog beter leven opgevoerd was voordat Halbe Zijlstra zijn hervormingen doorvoerde, zou het misschien soms een lach opgeroepen hebben. Nu is het te laat en de noodzaak voor dit betere leven ver te zoeken.

Boeken / Fictie

Slechte dag

recensie: Anna Drijver - Ei

Anna Drijver debuteerde in 2010 met de goed ontvangen roman Je blijft. Nu is er Ei, een verhaal over Leyla, die vanuit het niets opeens geen functionerende eierstokken meer heeft. Omdat dokter Adema een slechte dag had.

Leyla is een jonge, ambitieuze journaliste, woont samen met Olaf en leidt op het eerste gezicht een comfortabel leven. Een app-groepje met vriendinnen, een moeder die iets te vaak belt, een man die haar ‘liefste’ noemt en mee uit eten neemt. Als ze voor een routineafspraak op de afdeling gynaecologie belandt en de dokter spreekt van ‘een oneffenheid op de echo’, is dat het begin van een heftige, verwarrende periode voor Leyla.

Streken

Zo gaat Ei over de streken die het leven uit kan halen. Hoe iemand die alles mee lijkt te hebben, opeens onderuit kan worden gehaald. Dat geldt niet alleen voor Leyla, maar ook voor dokter Adema. Vanaf het moment van zijn ‘medische misser’ gaat het bergafwaarts met hem. Hoewel de hoofdstukken vanuit zijn perspectief lang niet zo gelaagd zijn als die vanuit Leyla, vormt een confrontatie tussen beiden een interessant uitgangspunt.

De ontmoetingen tussen dader en slachtoffer zijn spannend, de vraag wat er precies is gebeurd en of Leyla dat te weten komt, hangt steeds dreigend in de lucht. Over de kracht van de uiteindelijke ontknoping valt te twisten, maar het overheersende gevoel is dat er meer in deze confrontatie had gezeten.

Aanzetjes

Ei is een verhaal waarin allerlei lijntjes ronddwalen, waarvan er eigenlijk maar eentje echt goed is uitgewerkt. Dat is de verlorenheid van Leyla, na de operatie. Steeds meer zondert ze zich af, zonder dat het pathetisch wordt. Op een paasbrunch met collega’s komt via een spelletje naar voren hoe Leyla op anderen overkomt: ‘Ambitieus. Gesloten. Mannelijk.’ Dat de lezer toegang krijgt tot haar eenzame dwaling, wordt alleen al daardoor waardevol.

Toch krijgt naarmate het verhaal vordert deze vraag de overhand: waar was de redacteur? Drijver vliegt allerlei kanten op en beschrijft tussendoor een hele familiegeschiedenis die nergens echt op uitkomt. Sommige hoofdstukken zijn goed en origineel beschreven, andere stukken zijn afschuwelijk simpel:

Onder haar ogen zaten donkere kringen. Ze baalde en ze werd nog ongelukkiger van het feit dat ze ongelukkig was. Hoe kon ze zich ooit níét zo ellendig hebben gevoeld. Wat moest ze doen om dat weer te beleven?  

Hoewel vaak gezegd wordt dat men ten opzichte van actrices die een boek schrijven (of een cd opnemen, of politieke uitspraken doen) al gauw een sceptische houding aanneemt, is in dit geval het tegenovergestelde waar. Ik vind Anna Drijver een heel interessante, mooie vrouw en had veel liever willen schrijven dat ze een voortreffelijk boek heeft geschreven. Maar dat is helaas niet zo. Ei bevat te veel aanzetjes die interessant zijn maar niet worden uitgewerkt, en te veel uitwerkingen die niet erg interessant zijn. 

Muziek / Concert

Fantastisch en feeëriek

recensie: Eivør

De Faeröerische zangeres Eivør beleeft haar debuut in Nederland tijdens het Indiestad-evenement op het Bitterzoet podium.

Het Bitterzoet podium ligt op vijf minuten lopen van het centraal station in Amsterdam en maakt sinds enige tijd onderdeel uit van Paradiso. De vergelijking met dat beroemde podium is snel gemaakt als je de gebrandschilderde ramen ziet hangen in de kleine, intieme zaal van Bitterzoet. Alleen zijn de figuraties op de ramen niet van kerkelijke aard, maar door het aardse leven geïnspireerd.

Fantastische vondst

~

Voor aanvang van het concert wordt een tikje duistere muziek gedraaid: het thema van Twin Peaks wordt gevolgd door de instrumentale muziek uit deze serie. Ondertussen wordt in het donker het podium bemand door Michael Blak en Eivør. Ongemerkt gaat het spel van de Twin Peaks soundtrack, na het stemmen van de gitaar van Eivør, over in de klanken van ‘Green Garden’. Een fantastische vondst, zodat zonder onderbreking het concert zijn aanvang heeft genomen.

De muziek van Eivør valt het best te categoriseren als een mengeling van folk, pop, een vleugje rock en jazz, met Keltische invloeden. Dat laatste is niet verwonderlijk omdat de Faeröer eilanden zich bevinden tussen de Shetland eilanden en IJsland. Een groep eilanden die op vulkanisch gesteente uit de zee oprijst, met een bijzondere vegetatie zonder bomen; groen, maar kaal en dun bevolkt. De Faeröer eilanden, waar deze zangeres geboren en getogen is, zijn tot op de dag van vandaag een belangrijke inspiratiebron voor haar liedjes.

Geweldsklanken
Live speelt Eivør de akoestische gitaar, de voetpedaal-drum en inheemse trom. Michael Blak speelt naast synthesizers ook akoestische bas. De instrumentatie wordt bij sommige nummers bewust wat kaler gehouden. De huidige single ‘Rain’ krijgt daardoor een bijzondere uitvoering. Met ‘Remember Me’ biedt Eivør een kijkje in de toekomst en laat ze horen wat ze in februari 2015 gaat uitbrengen. Maar het merendeel van het gespeelde materiaal komt van het recente soloalbum Room.

Er wordt teruggegrepen naar een van haar eerste liedjes na het oplopen van een gebroken hart, wat haar schrijverstalent flink had gestimuleerd. Ook het ritmische en duistere ‘Trøllabundin’, met veel vocale geweldsklanken, passeert, onder herkenningsapplaus uit het publiek. Bij deze uitvoering speelt Eivør de inheemse trom, terwijl ze zowel teksten zingt als vocaal begeleidt met een ruim arsenaal aan geluiden. Blak heeft dan even het podium verlaten.

De uitvoering van ‘Boxes’ geeft Eivør de handen vrij omdat ze geen gitaar speelt, en ze beweegt op de muziek op een manier waarbij de vergelijking met de vroege Kate Bush naar boven komt. Het is bijna onwerkelijk dat dit een live-optreden is: zo mooi en zuiver laat Eivør het ene na het andere hoogtepunt door de zaal klinken. Na ruim een uur spelen en het in ontvangst nemen van een uitbundig applaus is het tijd voor een toegift. ‘Angels’ nestelt zich in de oren van de aanwezigen en begeleidt hen verder de nacht in, om zo de herinnering aan een fantastisch en feeëriek optreden levend te houden. Tijdens het opruimen van het podium neemt Eivør ruim de tijd om met de overgebleven fans te praten, handjes te schudden en op de foto te gaan.

Muziek / Concert

Vanavond spreekt de muziek — maar het publiek helaas ook

recensie: James Holden

.

Anderhalf jaar lang knutselde de Brit James Holden aan zijn eigen modulaire synthesizer. Hiermee nam hij vervolgens een album op, waarvan alle nummers in één take werden opgenomen en zonder overdubs op plaat gezet. Nooit eerder klonk elektronische muziek organischer dan dit vorig jaar uitgekomen The Inheritors. Vanavond brengt Holden, bijgestaan door een drummer en een saxofonist, het album naar het podium.

Dat doen hij en zijn kompanen zonder opsmuk. Ze staan in een driehoek opgesteld, met links de drummer en Holden aan de rechterkant, achter een enorm apparaat met onnoemelijke hoeveelheden knopjes en draadjes. Alleen de saxofonist kijkt recht de zaal in. Op de achtergrond spelen smaakvolle visuals die de mysterieuze sfeer versterken. Dat was het. Interactie met het publiek is er — een bijna verlegen lachje richting de zaal van Holden of een tevreden knik van de saxofonist daargelaten — totaal niet bij. Dat is ook niet erg; het draait nu om de muziek.

Vanavond spreekt de muziek…
En die muziek is overtuigend. Holden bedient zijn synthesizer alsof het een verlengstuk van hemzelf is, waardoor dat organische, warme, menselijke gevoel dat hij over wil dragen ook live perfect tot zijn recht komt. De wijze waarop de melodieën en laagjes over elkaar heen worden gelegd en om elkaar heen wentelen is simpelweg een genot voor het oor. De drummer is een geslaagde toevoeging die bovendien garandeert dat de hypnotiserende muziek een lekkere vibe meekrijgt.

Natuurlijk mag de saxofonist de spotlights pakken tijdens ‘The Caterpillar’s Intervention’. Net als op de plaat is het vanavond een hoogtepuntje waar het nogal statische publiek merkbaar beweeglijker van wordt. Jammer dat er geen echte, freejazz-achtige saxofoonuitbarsting komt, zoals dat in de studioversie wel gebeurt, maar desondanks wordt het nummer sterk ter gehore gebracht. Vanavond krijgt de saxofonist echter een grotere rol dan op het album: herhaaldelijk toetert hij een stukje mee en ‘Seven Stars’ (weer een hoogtepuntje) wordt bijvoorbeeld zelfs voorzien van een zwoele, jazzy solo.

Sowieso worden de albumversies niet altijd even strak aangehouden; de nummers worden vaak uitgerekt tot lange electronicajams. Zo mag je verdrinken in fantastisch voortkabbelende versies van ‘Renata’ en ‘Gone Feral’, tot ze even natuurlijk als ze werden opgebouwd weer worden afgebouwd. Het trio blijkt even fantastisch op elkaar ingespeeld als Holden op zijn synthesizer.

…maar het publiek helaas ook
Misschien is het omdat de toeschouwers nooit bij de les geroepen worden door het in zichzelf gekeerde drietal, of omdat een deel iets anders verwachtte (een DJ-set?), maar het blijkt erg verleidelijk om de drie te degraderen tot achtergrondband en eens lekker bij te kletsen. Niet iedereen lijkt even geïnteresseerd. Dat is jammer als je naar muziek staat te luisteren die zo subtiel en hypnotiserend is als deze, en dus toch enige aandacht vraagt.

Holden zelf lijkt het niet te merken. Met zijn hele lichaam geeft hij zich over aan de muziek, en dat is mooi om te zien. Aan het einde van de nummers stopt hij gewoon even, zegt eventueel iets tegen een van zijn bandleden of neemt een slok water, en gaat dan weer verder. Het is dan ook geheel in stijl dat hij na het laatste nummer simpelweg ophoudt en zonder noemenswaardige gebaren vertrekt, zonder dat er een encore op volgt. Maar het kan net zo goed zijn dat hij vindt dat zijn publiek er geen verdiende — en daar valt inderdaad iets voor te zeggen.

Boeken / Fictie

Emotie-TV

recensie: Philip Huff - Boek van de doden

.

Antiheld in dit verhaal is Felix Post, een schrijver wiens geld op is, wiens relatie stukgelopen is en die door middel van seks en drugs zijn problemen wil vergeten. Het is een onorigineel en wankel fundament voor een roman, niet alleen omdat het al zo vaak gedaan is, maar ook omdat een dergelijk verhaal vaak na enkele tientallen pagina’s begint te vervelen. Het is immers het soort roman waarbij je na dertig pagina’s al aanvoelt dat het slechts bij feestjes, drugs, seks en zelfmedelijden zal blijven.

Een rommeltje
Toch zijn er elementen die zo’n roman toch nog interessant kunnen maken. Stijl is zo’n element, maar ook kan de schrijver ervoor kiezen om toch nog enige spanning in het verhaal aan te brengen door bijvoorbeeld de impact van de levensstijl van het hoofdpersonage op zijn directe omgeving te beschrijven. Maar bovenal is het taak aan de schrijver om inzichtelijk en voelbaar te maken waarom iemand die gemakkelijk het heft in eigen hand kan nemen en iets kan maken van zijn leven ervoor kiest om in plaats daarvan een rommeltje te maken van zijn leven.

Wat betreft stijl is er weinig aan te merken op Boek van de doden. Philip Huff beschrijft het wel en wee van Felix in een prettig leesbare stijl. Het is eigenlijk het enige lichtpuntje van de roman, want op de andere punten schiet het boek toch echt tekort. Aangezien iedereen in Felix’ omgeving het de normaalste zaak van de wereld lijkt te vinden dat Felix zich volpropt met ketamine en coke of simpelweg niks merkt van het feit dat hij ontzettend veel drugs gebruikt, moet de roman het verhaaltechnisch gezien vooral hebben van het inzichtelijk maken van Felix’ keuze om zijn leven op deze manier te leven.

Gemiste kans
Op dit punt mist Huff echter de kans om Boek van de doden interessant te maken. Weliswaar probeert Huff spanning te creëren door steeds te suggereren dat de breuk tussen Felix en zijn grote liefde Victoria iets met een auto-ongeluk te maken heeft, maar wanneer het de lezer duidelijk wordt wat deze twee zaken met elkaar te maken hebben, overheerst vooral teleurstelling. Niet omdat het een clichématige of oninteressante verklaring is, maar juist omdat aan dit aspect van het verhaal veel te weinig aandacht besteed wordt.

Het resultaat is dat de roman uiteindelijk inderdaad driehonderd pagina’s lang enkel over feestjes, drugs, seks en zelfmedelijden gaat. Wie daarin is geïnteresseerd kan beter wat emotie-tv opzetten. Dan heb je dezelfde verhalen, maar dan in veel kortere tijd verteld.

Boeken / Achtergrond
special: Theo van Willigenburg - Gevallen vogel. Wittgenstein, Nietzsche, Foucault, Agamben, Lyotard, achter tralies

Enkeling tegen zichzelf/het systeem* (*Doorhalen wat niet van toepassing is) – 3

.

Naar aanleiding van de bespreking van Gevallen vogel door Stephan Wetzels heeft auteur Theo van Willigenburg een open brief voor 8Weekly geschreven.

Open brief van de auteur van Gevallen Vogel

Stephan Wetzels heeft een spannende en gedegen recensie geschreven waaruit blijkt hoe goed hij mijn boek Gevallen Vogel heeft begrepen. Mijn autobiografische verhaal roept veel ongemak op en dat is ook precies de bedoeling. Ik heb mijn hele wetenschappelijke carrière als ethicus betoogd dat moraal geen kwestie is van zwart of wit maar van grijstinten. Maar pas nu ik zelf de zwarte kant heb gezien en ik erover schrijf wordt die boodschap echt gehoord. Inderdaad: dit boek botst en schuurt.

Gevallen Vogel is grotendeels gebaseerd op teksten die ik tijdens de lange uren in de cel heb geschreven. Het zijn intense verhalen omdat ik in die 16 tot 20 uur opgesloten achter een stalen deur met niemand kon praten en dus alleen maar kon schrijven over het geweld in de gevangenis of de dreiging daarmee, over de verwarring als je verhoord wordt over een beschuldiging waar je je niets bij kunt voorstellen en over het juridisch systeem dat heel anders blijkt te werken dan je altijd had gedacht. Ik schreef op wat ik meemaakte, hoe het daarbinnen ruikt, hoe het er uitziet en wie de waanzinnige wereld achter tralies bevolken.

Nú zou ik dat niet meer zó kunnen opschrijven en een ander zou dat zeker niet voor mij kunnen doen. Dus ben ik zelf aan het woord. En dat roept argwaan op. Want hoe geloofwaardig ben je nog als je je als hoogleraar ethiek vergrijpt aan een jongen en later nogmaals wordt beschuldigd van seksueel misbruik? Ben ik in dit boek mijn straatje aan het schoonvegen? Mijn enige verweer is volstrekte eerlijkheid. Ik schilder mijzelf niet af als een onschuldig lam, maar beschrijf precies wat ik verkeerd heb gedaan en waarom dat verkeerd was. Ik pluis ook tot in detail uit waar die tweede, absurde, beschuldiging vandaan komt en hoe ik me daar tegen kan verweren.

Ik probeer zo openhartig mogelijk te zijn, ook al komt me dat misschien niet goed uit. Dus verhul ik niet dat ik in de ruige bajesomgeving met zijn gehavende koppen en onverzorgde lijven aangenaam getroffen wordt door een mooie Antilliaan of een aantrekkelijke, blonde bewaarder. Waarom zou ik als homoman van vijftig een knappe vijfentwintigjarige Marokkaan niet aantrekkelijk mogen vinden? ‘Nils’, met wie ik in 2004 mijn misstap beging, viel in de smaak bij veel homo’s, zo vertelde hij zelf, en dat was niet zonder reden. Maar hij was veel te jong, ook had hij twee klassen overgeslagen waardoor ik hem ouder kon ‘denken’. En daar maakte ik een vreselijke fout: ik overtrad Kants morele wet (‘Behandel de ander nooit louter als middel, maar altijd ook als doel op zich’), een leerstuk waar ik zelf zoveel over had gepubliceerd.

In mijn portemonnee zat naast een pasfoto van onze pleegzoon ook een fotootje van de zestienjarige ‘Aris’, omdat zijn moeder een van mijn beste vriendinnen is en ik ook foto’s meedroeg van haar en haar dochter. Maar in die laatste foto’s was de politie natuurlijk niet geïnteresseerd, dus vermeld ik ze niet in mijn boek, ook al zou die context een ‘verkeerde indruk’ kunnen wegnemen.

Misschien is het naïef –daarin heeft Stephan Wetzels waarschijnlijk gelijk– net zoals wanneer ik in de gevangenis bevriend raak met Ron P. van de Puttense moordzaak en daar echt begin te denken dat Ron onschuldig is. Dat schrijf ik dan ook op. Inmiddels heb ik als vrij man trouwens een groot deel van zijn dossier gelezen en weet ik zeker dat de overtuiging van justitie en de media dat hij een moordenaar is niet klopt. Ik heb het laatste hoger beroep in Ron’s zaak meegemaakt en herken de mechanismen waardoor onschuldige mensen achter tralies verdwijnen. Rechters pikken uit het dossier alleen die snippers die een voorgegeven oordeel bevestigen. Het vonnis in mijn tweede zaak (2009) waarnaar Stephan Wetzels verwijst is daar een sprekend voorbeeld van. Er wordt contextloos geciteerd uit brieven van mij aan een van de aangevers (‘Rolf’ die zo verliefd was en die mij in de bajes kwam opzoeken), waardoor de indruk wordt gewekt dat het gaat over een contact met een minderjarige. Over de hoofdaangever in de 2009-zaak hadden twee van zijn drie hulpverleners overtuigend betoogd dat hij fantasie en werkelijkheid niet uit elkaar kan houden en ook zijn moeder bevestigt dat: “Fantasie en werkelijkheid uit elkaar houden, dat kan hij juist niet!” Maar het Hof citeert als bewijsmiddel uitgerekend die ene hulpverlener die meent dat hij dat heus wél kan!

Ik heb geleerd dat bewijsvoering in het recht totaal anders in elkaar zit dan bewijsvoering in de wetenschap. De hoofdaangever in de 2009-zaak doet op bepaald moment een tweede aangifte tegen mij die zo absurd is dat de politie hem niet gelooft. Het OM heeft deze aantijging wijselijk buiten de tenlastelegging gehouden. Elke nuchtere denker zou menen dat zo’n aantoonbaar verzonnen beschuldiging ook de eerste beschuldiging van deze jongeman onderuit haalt. Maar in het juridische denken kun je dat van elkaar scheiden. De enige vraag die telde was of er twee wettige bewijsmiddelen waren die de eerste beschuldiging steunden. Ik heb de ontnuchterende gesprekken van mijn advocaat gereconstrueerd waarin ik stap voor stap tot het inzicht kom dat je als verdachte nauwelijks kans hebt om je onschuld aan te tonen. En ik citeer regelmatig uit de vele proces-verbalen, al heb ik geen voetnoten opgenomen: dat zouden er honderden geworden zijn!

Gevallen Vogel is geen standaard filosofieboek, maar het is wel een boek over filosofie als hulp om te begrijpen waarom bijvoorbeeld het juridische redeneren zo afwijkt van het wetenschappelijke en alledaagse redeneren. Lyotards analyse van het ‘narratieve weten’ hielp me te zien dat juristen altijd een bepaald verhaal ‘rond willen krijgen’ en dat is meestal het ‘schuldig’ verhaal. Daartoe worden ‘passende’ feiten geselecteerd en ‘niet passende’ feiten eenvoudigweg genegeerd of snel weggeredeneerd. De filosofie in dit boek is ‘cognitieve therapie’: het hielp me om te begrijpen wat er gebeurde toen mijn wereld instortte, waarom mensen van je gaan walgen (walging en morele afkeuring versterken elkaar), waarom men alles doet om een verdachte te laten bekennen (Foucault),  hoe je om kunt gaan met agressie van medegedetineerden (ze zijn net zo bang als ik! – Nietzsche), waarom zedendelinquenten in therapieën vooral een bepaald ’taalspel’ moeten spelen (Wittgenstein) en waarom je je in de gevangenis zo vaak en zo nodeloos helemaal moet uitkleden (Agamben – Naaktheden).

Stephan Wetzels heeft gelijk: een meer grondige wijsgerige aanval op ons strafrechtsstelsel moet er nog komen. Ik schrijf zelf inmiddels veel over mogelijke alternatieven, in het licht van de vele recente sociaalpsychologische studies naar factoren die de menselijke oordeelsvorming (dus ook die van rechters) beïnvloeden en hoe je deze mechanismen kunt ‘neutraliseren’ door anders te werk te gaan.

Mijn boek en andere publicaties roepen ook onverwachte reacties op. Zo publiceerde het Nederlands Dagblad een namens ‘Rolf’ geschreven reactie waarin mij wordt verweten dat ik de feiten verdraai en waar de hoop wordt uitgesproken dat het boek uit de handel zal worden genomen.  Deze ‘Rolf’ heeft tot op vandaag contact met mij gezocht, nu niet verliefd, maar met eisen van grote sommen geld (€ 10.000 en meer).  Daar ga ik natuurlijk niet op in en gelukkig heb ik een uitgever die moedig is en die tegen de stroom ingaat.

• Reacties op deze brief kunnen naar info@damon.nl worden verzonden • 

Muziek / Album

Jeugdsentiment

recensie: Primus (with the Fungi Ensemble) - Primus & The Chocolate Factory

De wereld is verdeeld in twee kampen: zij die Charlie & The Chocolate Factory (2005) een goede film vinden en zij die liever kijken naar Willy Wonka & The Chocolate Factory (1971). Primus hoort bij de laatste groep.

Les Claypool, gezicht, bassist en stem van Primus, komt naar eigen zeggen niet door Tim Burtons versie van Roald Dahls Charly & The Chocolate Factory heen, ook niet als hij met zijn zoon meekijkt. Zijn hart ligt, net als dat van gitarist Larry Lalonde en drummer Tim ‘Herb’ Alexander, bij Mel Stuarts versie uit 1971 (met Gene Wilder als Wonka). Om hun liefde te betuigen voor deze film heeft de band de soundtrack opnieuw opgenomen. Aangepast naar hun eigen stijl, dat wel.

Speels
Dat het hier om een Primus-product gaat, is vanaf de eerste aanslag duidelijk. De stijl ligt volkomen in lijn met hun andere albums. Claypool speelt weer virtuoos, maar minder in zijn typerende stijl, op bas en hij zingt even nasaal als altijd. Ook de andere twee bandleden laten horen wat ze kunnen en het is goed te merken dat de heren al jaren samenspelen.

Het album klinkt speels en vrolijk. Zo roept het refrein van ‘Golden Ticket’ het beeld op van een huppelende Claypool, die met een half opgegeten reep chocolade en een gouden kaartje door de straat huppelt. De typische stem van Claypool is uitermate geschikt om deze liedjes te zingen, maar af en toe klinkt hij wel erg nasaal; alsof Kermit langs is gekomen en een paar liedjes heeft meegedaan.

Nostalgisch 
Primus & The Chocolate Factory is bij lange na niet het beste album dat Primus voortgebracht geeft. Het geeft wel een goed beeld van de inspiratiebronnen van de band en vormt een terugblik naar hun jeugd. Hoewel zo’n nostalgische grondslag negatief van invloed kan zijn, klinkt Primus & the Chocolate Factory niet gedateerd. Maar het is ook geen album zoals je dat van Primus verwacht.

De herkenbare speelstijl van Les Claypool – zoals te horen in South Park en Seinfeld – is wat naar de achtergrond geschoven. Dat komt natuurlijk omdat deze nummers niet door Primus/Claypool geschreven zijn en ongeveer veertig jaar geleden het licht hebben gezien. Het zorgt voor een net wat ander geluid dan hun eerdere werk.