Film / Achtergrond
special:

Internationaal Filmfestival Rotterdam 2015 – deel 2

In dit tweede deel aandacht voor het knotsgekke Reality waarin everzwijnen videobanden eten, een Iraanse vampierfilm, een Argentijnse voetbalslacker en een Aboriginal die waarde hecht aan zijn roots.

Knotsgek en geniaal

Reality (2014)
Quentin Dupieux
*****

Welkom in de wereld van Mr. Oizo! Kennen we ‘m nog, van het nummer Flat Beat met dat gekke gele poppetje dat lekker uit zijn dak gaat op de beats? Als filmproducent is Quentin Dupieux, want zo heet hij echt, ook actief. Eerder verschenen Rubber en Wrong, films met een hoog absurdistisch gehalte. Ik noem een moordende autoband, om maar iets te noemen.

Nu is er Reality, waarin we verschillende personages volgen. Eerst is er het meisje Reality (Kyla Kenedy, bekend van haar rol als Mika in The Walking Dead), dat getuige is van hoe haar vader een geschoten everzwijn ontdoet van zijn ingewanden. En hoewel haar ouders het ontkennen, zweert Reality hoog bij laag dat er een VHS tape tussen de ingewanden zat! Ondertussen wordt het meisje gevolgd door een documentaireploeg, die haar het liefst slapend vastlegt. Dan is er Denis, die een kookprogramma presenteert in een muizenpak en ineens vreselijke last van jeuk krijgt. En cameraman Jason, die zelf met een briljant idee voor een filmscript rondloopt: namelijk tv’s met dodelijke stralingen, die de mensheid tot hun einde brengen.

Al die verhaallijnen komen prachtig samen in een surreëel, absurd geheel waarin dromen, realiteit, verlangens en tijd door elkaar heen lopen. Dit mondt uit in een vaag, maar toch consistent geheel. Dupieux slaagt er in om het onlogische logisch te maken en levert bovendien één van de grappigste films af van de laatste jaren. Reality moet je zien om te geloven; een knotsgekke kijkervaring.
Hipster vampier in Iran
A Girl Walks Home Alone at Night (2014)
Ana Lily Amirpour
****

Deze hadden we niet snel zien aankomen: een vampierfilm uit Iran! Maar dan wel een met een hoog hipstergehalte, waarin de vrouwelijke vampier in een hip gestreept shirtje en hijab rondloopt en plaatjes draait. De locatie is Bad City, een stad van verdoemenis alwaar, als je goed oplet, in een ravijn een stapel lijken ziet liggen.

Terwijl de vrouwelijke vampier op zoek is naar bloed, volgen we het wel en wee van Arash, een soort Iraanse James Dean, die zorg draagt voor zijn drugsverslaafde vader. Als hij terugkomt van een feestje, waar hij voor het eerst MDMA heeft geslikt, komt hij de vampier tegen. Onder invloed natuurlijk, maar onder de indruk van haar koude schoonheid. Ze worden verliefd.

De actie zit ‘m in het begin van de film, die een horrorachtige sfeer ademt. Een briljante scène laat zien hoe de vampier afrekent met een creepy drugsdealer. Wanneer de liefdesrelatie tussen de vampier en Arash begint, krijgt de film meer een westernkarakter, compleet met dito filmmuziek. In prachtig zwart-wit geschoten is A Girl Who Walks Home Alone at Night een plaatje om te zien. Versterkt door een mooie soundtrack van ondermeer White Lies en rake geluidseffecten.

Uiteindelijk is het een film over buitenstaanders die elkaar vinden in een gedoemde maatschappij. Er is veel moois te zien, zoals de subtiele intieme scène van Arash en de vampier in haar appartement, luisterend naar muziek. Naar het einde toe is de film wel wat langgerekt, maar A Girl Who Walks Home Alone at Night blijft een origineel en fris debuut, waarin de regisseuse visueel en inhoudelijk verrast met iets dat we niet snel van Iraanse bodem verwacht hadden.
Het leven na voetbal
El Cinco (2014)
Adrián Biniez
****

Van Argentijnse bodem is er El Cinco, dat verhaalt over de 35-jarige Patón, aanvoerder van een voetbalteam in de Argentijnse C-klasse. Op het veld is Patón een opgefokt mannetje en na de zoveelste overtreding, wordt hij geschorst voor vijf wedstrijden. In de tussentijd moet hij nadenken over wat hij met zijn leven wil. Kiest hij voor nog één of twee jaar voetbal, of geeft hij zijn leven een andere wending?

In eerste instantie lijkt Patón het allemaal niet zo serieus te nemen. Vrije tijd is tijd om te gamen en biertjes te drinken. Maar zijn vrouw Ale stimuleert hem iets met zijn leven te gaan doen en de twee komen algauw op ideeën om zijn vrije tijd meer inhoud te geven. Studeren bijvoorbeeld, wat leidt tot komische situaties omdat Patón geen studiebol is.

El Cinco houdt het midden tussen drama en komedie en de acteerprestaties zijn lekker losjes en naturel. Begrijpelijk als je na de Q&A hoort dat Patón en Ale in het echt getrouwd zijn en al in meerdere films samen hebben gespeeld. Buiten het fijne spel van de twee zijn er bekende acteurs en vrienden van de regisseur die allen een verdienstelijke rol neerzetten. El Cinco is een sympathieke film die goed balans houdt tussen verveling, een keerpunt in je leven en weer ergens voor gaan.
Vasthouden aan eigen roots
Charlie’s Country (2014)
Rolf de Heer
***1/2

In Charlie’s Country ziet Aboriginal Charlie zijn toekomst met zorgen tegemoet. Het gebied waar hij woont wordt ingeperkt met nieuwe regels en wetten, een beleid waar het politiebureau, dat gebouwd is op het land van de Aboriginalgemeenschap, streng op toeziet. Charlie ligt dan ook geregeld overhoop met de politie, die hem aanspreekt op de regels maar hem tegelijkertijd gebruikt om zijn kennis van het gebied in te schakelen.

Wanneer Charlie’s geweer en speer worden ingenomen, essentieel om te jagen en te overleven, besluit hij zich terug te trekken in de bush en zijn leven op zijn manier, gepaard gaande met oude tradities, in te vullen. Wat volgt is een pijnlijke constatering dat vroeger en nu niet meer samengaan. Een gegeven dat Charlie dwingt anders naar de situatie te kijken, vooral wanneer zijn gezondheid zienderogen achteruit gaat.

Charlie’s Country is het verhaal van een man die vasthoudt aan zijn roots en zich weigert te conformeren aan nieuwe geldende wetten, uitgevoerd door blanke “Aussies”. Het begin van de film start nog mild, met veel humor, maar hoe meer Charlie afgenomen wordt, hoe opstandiger hij wordt. David Gulpilil, de meest gecaste Aboriginal acteur in films, zet Charlie neer als een krachtige persoonlijkheid die zich niet laat kennen. Maar hoe lastiger het hem gemaakt wordt en hij het zichzelf maakt, des te tragischer zijn lot wordt.

In de Q&A na de film vertelt regisseur Rolf de Heer, bekend van Alexandra’s Project en Bad Boy Bubby, dat Charlie’s Country veel overeenkomsten vertoont met een fase uit Gulpilils leven. Een gegeven dat zeker bijdraagt aan zijn intense vertolking van Charlie. Hoewel het einde wat voorspelbaar is, is Charlie’s Country een mooi verhaal, waarin een man zijn identiteit en waarden niet opgeeft en vecht voor zijn land en zijn bestaan. De film doet langer aan dan zijn speelduur, wat het haast tot een meditatieve ervaring maakt tussen mens en natuur.

Theater / Voorstelling

Eerst de wet van Murphy, dan pas Droog Brood

recensie: Droog Brood - Kissy Kissy

Slaat de vermoeidheid toe bij de heren van Droog Brood? Nou nee. Hoewel er twee bedden op het podium staan, lijkt elke poging om er ook daadwerkelijk in te gaan slapen te ontaarden in hachelijke situaties. Zo gaat het eigenlijk al acht voorstellingen lang bij Peter van de Witte (1975) en Bas Hoeflaak (1973), het duo dat het talent bezit een ogenschijnlijke vriendschap in luttele seconden om te zetten in een definitieve breuk. Maar hoe geslaagd is Kissy Kissy eigenlijk? Het is bij vlagen hilarisch, maar soms ook wel weer erg makkelijk en flauw.

Steengoed zijn, en toch niet tot de allergrootsten in het Nederlandse cabaret behoren. Althans, qua bekendheid dan. Bij de naam Droog Brood zal niet bij iedereen direct een belletje gaan rinkelen.  Aan de kwaliteit zal het in elk geval niet liggen. Met Scènes voor de mensen en Omwille van de smeer maakten ze ruim tien jaar geleden al prachtige programma’s die ook op tv werden uitgezonden, hun latere voorstelling De kip met de gouden enkels werd in 2008 zelfs genomineerd voor de Poelifinario. Geen kinderspel dus. Toch is de echte doorbraak nooit gekomen. Gelukkig zijn ze niet bang om iets aan hun repertoire te veranderen. Integendeel, ze hebben in hun nieuwste programma zelfs geschrapte sketches van vorige programma’s toegevoegd.

~

Broodjes kroket
Dat pakt voor een groot deel goed uit, maar er ontbreekt net dat beetje genialiteit waarmee Droog Brood zich doorgaans onderscheidt. Kissy Kissy is echter geen anderhalf uur doorlopende slapstick. Taal (en soms het gebrek daaraan) is minstens zo relevant en de hoogspanning tussen Van de Witte en Hoeflaank is vanaf de eerste seconde voelbaar. Zo komen er regelmatig filosofische en natuurkundige teksten voorbij, al worden die op z’n zachtst gezegd niet altijd gewaardeerd door de ander. Het werkt beter om dichter bij huis te blijven, bijvoorbeeld door een verhandeling over dimensies van ruimte en tijd uit te leggen aan de hand van twee broodjes kroket. Helaas, alle goede intenties ten spijt, ook deze subtiele vorm van miscommunicatie blijkt een dankbare voedingsbodem voor wederzijds affakkelen. Het is de kracht van Droog Brood om bijna elk gesprek, dat vrijwel altijd vriendelijk en rustig begint, te laten ontsporen in geschreeuw en geweld; van gemoedelijk theater is bij dit duo nauwelijks sprake. Dat komt de onvoorspelbaarheid zeker ten goede, al is het jammer dat niet elke sketch even goed is uitgebouwd. Er ontbreekt een rafelrandje dat een scène naar een hoger plan tilt. Het zou te ver gaan om dit te wijten aan routine of gemakzucht, maar van twee van zulke intelligente en creatieve breinen zou je meer mogen verwachten.

~

Een mix van Van Gogh en Holyfield
De show blijft uiteindelijk prima overeind staan met sketches over verontwaardigde kantoormedewerkers, een uit de hand gelopen wijnproeverij, een loepzuiver zangintermezzo en zelfs perfecte mime. Ook de bedden bieden als decor voldoende ruimte om zowel intimiteit als afstand te scheppen, zeker als er nog een oor over het podium vliegt. Bij Droog Brood doen ze er alles aan om de wet van Murphy te bekrachtigen: alles wat fout kan gaan, gaat ook fout. Dat maakt het tot een leuke avond, maar waarschijnlijk is het net te weinig om opnieuw in aanmerking te komen voor een Poelifinario. Geeft niks. Nu de vermoeidheid is doorbroken, is het weer tijd voor een fris en verontrustend goed programma. Droog Brood kan meer dan het nu laat zien.

Boeken / Non-fictie

Roep van een enkeling in de metropool

recensie: Diverse auteurs - Wat bezielt Kierkegaard?

Na het lezen van Wat bezielt Kierkegaard? wil je wellicht het oeuvre van de filosoof Søren Kierkegaard in huis halen. Om je daar vervolgens een paar weken lang mee op te sluiten en hem mogelijkerwijs te verheffen tot hoogstpersoonlijke raadsman bij 21ste-eeuwse problematieken.

Kierkegaard – de negentiende-eeuwse dwarsdenker – blijkt anno 2015 nog best actueel te zijn. Want leven we niet constant in de grootst mogelijke vertwijfeling? Of heet dat met een modern woord ‘keuzestress’? Wordt het niet tijd om ons eens echt ergens aan te verbinden? Aan een ideaal ‘om voor te leven of te sterven’ misschien? Wat zou Kierkegaard eigenlijk gezegd hebben als hij Hans Teeuwen zou horen zeggen: ‘Ik ga me toch zeker niet opofferen?!’ Hoe zou hij de hedendaagse ego-maatschappij bekeken hebben?

Wat bezielt Kierkegaard?, de bundel over de dwarse denker, kwam onlangs uit bij de al even dwarse uitgeverij Damon, gevestigd in een klein Brabants dorpje. Damon geeft vooral boeken uit over filosofen waarin denkers uit de 21ste eeuw reflecteren op het werk van grote geesten uit tijden van weleer. In boeken van deze uitgeverij komen nu eens niet de mensen aan het woord die regelmatig aanschuiven bij De Wereld Draait Door en ook de Denker des Vaderlands is nergens te bekennen. Hoewel de essaybundel zeker niet het niveau haalt van de boeken van bekende filosofen als Rob Wijnberg of Coen Simon is het toch interessant om eens wat andere geluiden te horen. De auteurs zijn in ieder geval allemaal ‘enkelingen’, zoals Søren Kierkegaard de mens graag zag: hoogst individuele mensen die hun eigen weg gaan om uiteindelijk te worden wie ze moeten zijn. Mensen die fundamentele keuzes maken, soms tegen de heersende moraal in. Sommige van de auteurs zijn filosoof, weer andere zijn schrijver, dichter of theoloog. Nu niet schrikken van dat laatste, godsdienstfilosofen lijken misschien voor sommigen uit een ander tijdperk te stammen, maar ze blijken nog best interessante ideeën te hebben.Hoe verder je doordringt in Wat Bezielt Kierkegaard?, hoe mooier de essays stilistisch gezien worden. Hebben de eerste stukken vaak nog iets afstandelijks en beschouwends, halverwege beginnen de auteurs zelf ook meer in de geest van Kierkegaard te schrijven. Ze schrijven van binnenuit. Het zijn persoonlijke opstellen waarin de ervaring van de enkeling voorop staat, het besef dat iedere ‘ik’ het centrum van zijn eigen universum is. Het mooiste essay is misschien wel dat van Willem Jan Otten – hij schrijft stilistisch ook volledig in de geest van Kierkegaard. Hij beschrijft hoe hij viel voor Kierkegaards stilistische verleidingskunst, hoe hij vooral fragmentarisch las (een zeer 21e-eeuwse manier van lezen) en hoe Kierkegaard met zijn ‘van-binnenuit-schrijven’ zin voor zin zijn eigen tunnel door de Mont Blanc heen hakte – terwijl een wat saaiere en zakelijkere filosoof als Hegel er juist koel en afstandelijk overheen vloog. Van buitenaf, niet van binnenuit. Ook indrukwekkend is Ottens diepe bewondering voor Kierkegaards geloof en godsvertrouwen naar aanleiding van diens boek Vrees en Beven.

Leeshonger
Volgens Kierkegaard zelf – blijkt achteraf, zo lezen we in een essay – pasten al zijn geschriften volledig in elkaar, iedere stap volledig uitgedacht als in een goddelijk plan. Dit kan het verlangen  oproepen Kierkegaards oeuvre eens van begin tot eind door te nemen. In een ander essay vergelijkt Karl Verstrynge Kierkegaard met de Spaanse dichter Garcia Lorca, als de enkeling die roept in de metropool. Kierkegaard wilde niet de massa aanspreken, maar iedere enkeling in zichzelf – in de intimiteit tussen hem en jou. Of/of begint dan ook met een vraag aan de ‘waarde lezer’. Alsof een roep van een enkeling 201 jaar geleden vele kilometers met de snelheid van het licht heeft afgelegd om de afstand van Kopenhagen tot aan ‘hier’ te overbruggen, om met jou – uitgerekend met jou – van gedachten te wisselen.

En mocht je dan ook nog twijfelen aan je esthetische levensvisie dan kan Wat bezielt Kierkegaard? je achterlaten met het gevoel dat je je 21ste-eeuwse fragmentarische kijk op leven en lezen even achter je zou moeten laten: de derde reden om alle Kierkegaards in huis halen. De proef op de som nemen. Want zou het lukken? Zou je in deze geseculariseerde wereld de esthetische levensvisie kunnen verruilen voor de ethische? En aan het eind van het verhaal zelfs ‘als enkeling voor God komen te staan’? Of kan ook Kierkegaard ‘Hem’ niet meer tot leven wekken? Wat bezielt kierkegaard? is in zichzelf geen briljant boek, maar is wel in staat interesse in en nieuwsgierigheid naar Kierkegaard op te roepen: de grote filosoof die wel degelijk briljant was.

Kunst / Expo binnenland

Een opvallende kunstverzameling

recensie: Karel Appel, Armando, Willem de Kooning e.a. - Collection d'Art

Collection d’Art was een gevierde galerie in Amsterdam (1969-2004). In de tentoonstelling van het Cobra Museum wordt het verhaal verteld van deze galerie. De diversiteit en toegankelijkheid van de galerie zijn daarbij bewaard gebleven.

Cora de Vries, eigenaresse van de galerie, richtte zich met haar kunstverzameling op een breed publiek. Kunstkenner of niet, iedereen was welkom bij Collection d’Art. Het Cobra Museum heeft in samenwerking met Miente Boellaard-Stheeman de tentoonstelling samengesteld. Daarbij hebben zij werken gekozen uit de collectie van Cora de Vries die in verbinding staan met de kunstverzameling van het Cobra Museum. Zo zijn er werken te bewonderen van Karel Appel, Constant, Willem de Kooning, Armando en nog vele anderen.

Armando, <em>Schuldig Landschap</em>, 1975.

Armando, Schuldig Landschap, 1975.

Collection d’Art
De galerie ontstond eind jaren 60 en bestond uit de collectie van het echtpaar De Vries. De jaren 60 kenmerkten zich door de diverse kunststromingen. Cora de Vries liet door de verschillende trends haar eigen smaak niet beïnvloeden. Dit maakt haar verzameling eigenzinnig en uiteenlopend. Zo zijn de stromingen De Stijl, het expressionisme en het realisme naast elkaar te zien. Deze stijlen zijn redelijke tegenovergesteld aan elkaar, maar in de collectie van Cora de Vries konden deze werken probleemloos naast elkaar voortbestaan. Ook het bezoekersbeleid van Collection d’Art was noemenswaardig. Een breed publiek was welkom om kennis te maken en te genieten van kunst.

Cobra
Uit de collectie van Cora de Vries zijn werken gekozen die, niet altijd direct zichtbaar, in verband staan met de Cobra-kunst. Armando werkte ook onder invloed van Cobra. Zijn werken zijn opvallend donker. Tragiek is dan ook zijn centrale thema, wat naar voren komt in het werk Schuldig landschap (1975). Hierbij zijn twee doeken naast elkaar te zien, waarvan het linker doek geheel in zwart en het rechter bestaat uit een wit vlak, waar met zwart in is gewerkt. Het werk komt erg somber, maar ook indringend over. Karel Appel is ook goed vertegenwoordigd in de tentoonstelling, met zijn post-Cobra werken. Vanaf de jaren 80 werd Cobra-kunst steeds populairder. Collection d’Art liet deze kunst echter al zien vanaf 1976 en was hiermee een voorloper.

De tentoonstelling is groots opgezet. Het wordt aan de bezoeker overgelaten waar naar te kijken tussen de verscheidenheid aan werken. Wellicht wordt door deze opstelling geprobeerd hetzelfde gevoel te creëren dat Cora de Vries gehad zou moeten hebben in de jaren 60: om te kijken naar wat voor iemand persoonlijk belangrijk is. Het grote aanbod dat de bezoeker krijgt is uniek en biedt een bijzondere kans om kennis te maken met een hoogstaande moderne kunstcollectie.

Film / Achtergrond
special:

Internationaal Filmfestival Rotterdam 2015 – deel 1

Het Internationaal Filmfestival Rotterdam heeft weer een brede selectie films. Van een obscuur postapocalyptisch Ethiopië tot Michael Fassbender als zanger met een groot plastic hoofd, van rauwe, heftige uitzichtloosheid in een doveninstituut in de Oekraïne tot een sexy vampier in Iran en van een documentaire over de ontstaansgeschiedenis van de oorlog in Afghanistan tot een rechtszaak in India. In dit eerste deel aandacht voor vier films.

Ongemakkelijke skivakantie

Turist (Force Majeure) (2014)
Ruben Ostlund
****

Het zal je maar gebeuren: ben je met je gezin op een lang verdiende skivakantie, stelt een lawine je relatie op de proef. Het Zweedse echtpaar Tomas en Ebba zit nietsvermoedend met hun twee kinderen te lunchen met een prachtig uitzicht op de Franse Alpen, wanneer een lawine zich voor hun ogen naar beneden stort. Niets aan de hand, aldus Tomas, die het gebeuren met zijn iPhone vastlegt. Maar dan is het gezin plots gevangen in het wit en slaat de paniek toe. Loos alarm blijkt later, want het buitenterras van het restaurant was slechts gehuld in een mist van sneeuw.

Toch blijkt de lawine wel degelijk indruk te hebben gemaakt op het echtpaar. Een ontspannen samenzijn met andere hotelgasten krijgt een andere wending wanneer Ebba vertelt over het voorval. Een situatie waarbij Tomas de benen nam en Ebba achterliet met de kinderen. Met dit uitgangspunt gaat de film verder en laat knap de toenemende spanning zien tussen de gezinsleden, die ook weer zijn uitwerking heeft op een bevriend stel.

Eerder verraste Ostlund met Play en Involuntary, twee films waarin menselijke relaties onder druk komen te staan. In statische shots, vaak van een afstand, geschoten. Zo ook in Turist, waarin thema’s als relaties, verwachtingen naar elkaar toe en de ideale vakantie centraal staan. De pijnlijke momenten wekken met regelmaat op de lachspieren, terwijl de onderhuidse spanning broeit. Daarbij toont hij met oog voor detail het skioord, voorzien van alle luxe maar gestript van warmte en persoonlijkheid. De ratelende, mechanische geluiden van de skilift gaan de hele dag door en dwingen tot interactie. Turist laat zien hoe een vakantie kan uitmonden in een geforceerd samenzijn, waarbij de onderlinge verhoudingen flink op de proef worden gesteld. Het alledaagse krijgt een unheimische lading mee, een kracht van Ostlund waarmee hij ook in zijn andere films imponeert.

Erotische machtspelletjes

The Duke of Burgundy (2014)
Peter Strickland
***

Na het visueel en auditief verbluffende Berberian Sound Studio, waarin een geluidsman dermate opgaat in de productie van een horrorfilm dat fantasie en werkelijkheid niet meer van elkaar te onderscheiden zijn, is regisseur Peter Strickland terug met The Duke of Burgundy. Hij verrast wederom met mooi opgenomen beelden, versterkt door de dromerige soundtrack van Cat’s Eyes (wiens muziek wat doet denken aan Broadcast, die weer de soundtrack verzorgde van Berberian Sound Studio) en plotse geluidseffecten.

Het verhaal draait om een liefdesverhouding tussen twee vrouwen. De jonge Evelyn komt in dienst bij vlinderdeskundige Cynthia, alwaar ze al snel onderworpen wordt aan seksuele machtspelletjes. Hun sadomasochistische verhouding komt onder druk te staan wanneer de rollen van onderwerping en dominantie omgedraaid worden, wat de vraag oproept wie nou werkelijk de touwtjes in handen heeft. Qua sfeer doet Stricklands film denken aan het Italiaanse Giallo-genre zoals films van regisseur Dario Argento, maar ook aan dromerige, psychedelische films als het Hongaarse Valerie and her Week of Wonders.

De erotiek ligt er dik bovenop met glanzende hoge zwarte laarzen, mooie lingerie en de gesloten deur waarachter S&M praktijken plaatsvinden. Met een mix van humor en spanning volgt Strickland de twee vrouwen in hun zoektocht naar het tonen van liefde voor elkaar en het vinden van de juiste balans in hun relatie. Toch is The Duke of Burgundy meer stijl boven inhoud (neem alleen al de psychedelische, door vlinders en motten gedomineerde intermezzo’s) en weet het repetitieve karakter van onderwerping en macht niet de gehele speelduur te boeien. Desalniettemin valt er op visueel gebied weer een hoop te genieten.

Strijden met schaakstukken

The Dark Horse (2014)
James Napier Robertson
****

In Robertsons debuut volgen we Genesis Potini, een man belast met een bipolaire stoornis die na zijn ontslag uit de psychiatrische kliniek onderdak zoekt bij zijn broer Ariki. Hem wacht echter geen warm welkom, want Ariki zit niet op zijn zieke broer te wachten. Na een nacht staat Genesis letterlijk op straat, waarna hij op eigen wijze probeert zingeving aan zijn leven te geven. Die vindt hij uiteindelijk in de vorm van schaken, een oude passie die hem zijn bijnaam ‘The Dark Horse’ heeft opgeleverd. Genesis sluit zich aan bij een jeugdschaakclub met als doel de jongeren naar een schaakwedstrijd in Auckland te leiden. Dit wekt ook de interesse van Araki’s zoon Mana, die schippert tussen zijn eigen pad kiezen of het pad dat zijn vader voor hem heeft uitgestippeld, namelijk op zijn 15e verjaardag ingelijfd worden bij een Maori-gang.

In The Dark Horse komen meerdere thema’s terug: een psychiatrische ziekte, hiërarchie, handhaving van tradities, passie en strijden voor een plek in een moeilijke maatschappij, waarin Maori’s outcasts zijn. Het schaakspel vormt wel de spil van de film, krachtig en bevlogen door Genesis verbeeldt als strijd. Via het schaakspel verbindt hij de jonge spelers en geeft ze weer iets om in te geloven. Maar het schaken veroorzaakt ook spanningen tussen Genesis en Araki, die andere plannen met zijn zoon heeft.

De film, gebaseerd op een waargebeurd verhaal (de inmiddels overleden Genesis was een goede vriend van de regisseur), heeft onmiskenbaar banden met die andere bekende Nieuw-Zeelandse Maori film, Once Were Warriors. Hoofdrolspeler Cliff Curtis speelde daarin de gevreesde ‘Uncle Bully’. Als Genesis zet hij wederom een sterke rol neer, waarin hij worstelt met zijn geestestoestand, maar zijn normen en waarden hoog houdt. The Dark Horse houdt perfect balans tussen hartverwarmend, meeslepend en rauw en zou er dit jaar wel eens met de IFFR publieksprijs vandoor kunnen gaan.

Hervinden van identiteit

Phoenix (2014)
Christian Petzold
***1/2

Na Gespenster, Yella en Barbara is regisseur Christian Petzold terug met een oorlogsdrama. Actrice en echtgenote Nina Hoss vertolkt wederom de hoofdrol en speelt de Joodse Nelly, die de draad van haar leven weer probeert op te pakken na de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. Ze is gevlucht uit een concentratiekamp, wat haar een kapot geschoten gezicht heeft opgeleverd. Dat overigens knap gereconstrueerd wordt, maar haar uiterlijk is niet meer hetzelfde. Na haar operatie gaat Nelly op zoek naar haar echtgenoot Johnny in de puinen van Berlijn, de stad waar ze voor de oorlog optrad als zangeres. Maar Johnny is tevens degene die haar verraden zou hebben. Wanneer ze elkaar vinden ontstaat er een spannend samenspel; Johnny die in Nelly slechts een gelijkenis ziet van zijn vrouw en Nelly die weer terug wil naar haar geliefde. En dan komt Johnny met een plan, waarmee Nelly hoopt dat ze dichter tot elkaar komen.

Phoenix hanteert een ingetogen tempo, met veel aandacht voor aankleding en decors. Het samenspel tussen de opnieuw sterk acterende Nina Hoss en tegenspeler Ronald Zehrfeld (vorig jaar nog te zien in het droge Duitse Finsterworld) is subtiel en spanningsvol. Als kijker wacht je op het moment van verlossing: wanneer ziet en erkent Johnny dat Nelly zijn vrouw is? Toch is Phoenix inhoudelijk niet helemaal bevredigend: je vraagt je af waarom Johnny louter conclusies trekt en geen vragen stelt. Als drama tussen twee mensen die de oorlog op hun eigen manier hebben meegemaakt en aan het verwerken zijn, is de film wel geslaagd. De titel verwijst naar een club waar Nelly opgetreden heeft, maar ook naar haar eigen herrijzenis. Het prachtige einde, hoewel je ‘m wel voelt aankomen, laat zien hoe complex de wonden van een oorlog zijn en hoe moeilijk het is terug te keren naar het leven van daarvoor, want niets, zelfs de liefde niet, is meer wat het was.

Boeken / Fictie

Opnieuw de wereld in

recensie: Milena Michiko Flašar (vert. Isabelle Schoepen en Kris Lauwerys) - Een bijna volmaakte vriendschap

In Japan leven meer dan drie miljoen jongeren in volledig isolement, zogenaamde hikikomori’s. Het hoofdpersonage in Een bijna volmaakte vriendschap is zo’n hikikomori, maar weet dankzij het ontstaan van een wonderbaarlijke vriendschap zijn isolement te doorbreken.

Wanneer Taguchi Hiro zichzelf vrijlaat uit zijn kamer, heeft hij twee jaar lang elk sociaal contact gemeden. Hij komt voor het eerst weer buiten, en na een moeizame wandeling belandt hij op een bankje in het park. Vanaf die dag keert hij dagelijks terug naar hetzelfde bankje, en elke dag zit er dezelfde man tegenover hem. Ze beginnen elkaar te herkennen, vervolgens te groeten en uiteindelijk raken ze aan de praat. Over waarom ze daar zitten, wat er is misgegaan in hun leven en waarom ze niet meer durven.

Aftastende gesprekken
De Japans-Oostenrijkse Milena Michiko Flašar debuteerde in 2008 met de verhalenbundel Ich bin, twee jaar later volgde de novelle Okaasan – Meine unbekannte Mutter. Haar romandebuut Een bijna volmaakte vriendschap is het eerste werk dat naar het Nederlands vertaald is. Een veelbelovend debuut, dat opvalt door de eigenzinnige stijl die Flašar nu al heeft ontwikkeld. De setting van het verhaal is eenvoudig, maar met een fijngevoelige toon weet ze de lezer mee te nemen naar andere werelden, de verledens van de personages.

Het ritme van de roman past bij de melancholie en de eenzaamheid die de personages in hun greep houden. De gesprekken zijn geen standaard opgebouwde monologen, maar worden gevormd door vaak korte, haperende zinnen. De moeite die het Taguchi kost om zijn leed te delen, om überhaupt contact te maken met een ander mens, is hierin duidelijk voelbaar. Taguchi spreekt twijfelend, al nadenkend over zijn verleden. Op momenten dat het te pijnlijk wordt, blijven zijn zinnen soms zelfs afgebroken steken. Doordat Flašar het leed zo invoelbaar weet weer te geven, is het voor de lezer geen moeilijke taak het verzwegene zelf in te vullen.

De gesprekken tussen de twee personages worden afgewisseld, maar lopen ook vaak over in gedachtegangen, waardoor de personages ook tegen zichzelf lijken te praten. Hun isolement schijnt op deze manier door de tekst heen. In deze passages is de taal vloeiender en kan Flašar af en toe verblijden met een poëtisch fragment.  Nadat Taguchi eindelijk heeft durven spreken bijvoorbeeld, reflecteert hij:

Ik was een uitgedroogde rivierbedding waar na jaren van droogte hevige regen op valt. De bodem zuigt zich snel vol en daarna is er geen houden meer aan. Het water stijgt en stijgt, treedt buiten de oevers, haalt bomen en struiken neer, likt het land. Een bevrijding, met elk woord dat ik sprak.

Vriendschap en verwantschap
Tijdens het verstrijken van de dagen en daarmee de gesprekken die Taguchi en zijn bankbuurman voeren, maakt Taguchi zichtbaar een ontwikkeling door. Voordat hij zijn huis verlaat, denkt hij zichzelf te beschermen door zich niet bezig te houden met het lot van anderen. Hij wil geen medeleven kennen. Door de ontroerende vriendschap die ontstaat tussen hem en de man naast hem op het bankje verandert zijn kijk op de wereld, en durft hij langzaamaan weer medeleven en begrip te tonen.

Deze ontwikkeling van Taguchi gaat met vallen en opstaan. Zijn twijfel en wantrouwen zijn groot, elke stap die hij neemt is een obstakel. De lezer wordt meegenomen in deze strijd, sterker nog: de levensles die Taguchi uiteindelijk leert zou ook een levensles voor de lezer kunnen zijn. De verwantschap die zo lijkt te ontstaan tussen de lezer en het verhaal vormt een extra dimensie in dit toch al meeslepende verhaal over vriendschap en medeleven.

Kunst / Achtergrond
special: Felix & Sofie: het metamodernisme en engagement anno nu

Kunst en filosofie op meta-niveau

Een gemêleerd publiek druppelt binnen in het literaire podium Stichting Perdu, op de rand van de Amsterdamse Wallen. Voor een doordeweekse dinsdagavond is het verrassend druk met een divers gehoor van verschillende generaties. De verwachtingen zijn hooggespannen. Iets dat mede veroorzaakt is door de hype rond ‘metamodernisme’ een term die cultuurfilosofen Robin van den Akker en Tim Vermeulen in 2010 zelfverzekerd de wereld in slingerden.

Still uit Moonrise Kingdom, Wes Anderson, 2012

Still uit Moonrise Kingdom, Wes Anderson, 2012

Met deze ietwat discutabele benaming hebben de twee heren getracht onze hedendaagse cultuur, of beter gezegd ‘de gevoelsstructuur’ van onze tijd, te duiden. Talrijke voorbeelden, variërend van de muziek van Nirvana en de films van Wes Anderson tot de videokunst van Guido van de Werve, illustreren volgens Van den Akker en Vermeulen de huidige culturele sensibiliteit. Een gemoedstoestand die gekenmerkt wordt door tweeslachtigheid: enerzijds een bijtende ironie die diep in de vezels van onze generatie ligt verankerd, en anderzijds het wanhopige verlangen ergens écht voor te staan. Deze ‘double bind’ is typerend voor de fase waarin we nu zitten, stelt het filosofenkoppel vanavond opnieuw, en toont een breuk met het postmodernistische tijdperk. Ook in de kunst is dit evident. Waar kunstenaars als Sarah Lucas en Cindy Sherman slechts parodieerden en de oppervlakkigheid in de samenleving wilden laten zien, verbinden hedendaagse kunstenaars de ontlede stukjes weer aan elkaar, aldus Vermeulen.

Panelleden met in het midden Tim Vermeulen en Robin van den Akker, op de achtergrond Guido van der Werve, Nummer acht. Everything is going to be allright, 2007

Panelleden met in het midden Tim Vermeulen en Robin van den Akker, op de achtergrond Guido van der Werve, Nummer acht. Everything is going to be allright, 2007

Tegenaanval

Deze boude stellingen krijgen halverwege de avond een portie pittige kritiek te verduren van filosofe en literatuurwetenschapper Aukje van Rooden. Ze begint de tegenaanval verrassend door te  bekennen dat ze helemaal achter de observaties van het duo staat. Alleen, voegt ze er met een glimlach aan toe, hebben ze in feite een haarscherpe beschrijving gegeven van waar het postmodernisme volgens haar voor staat. Dat heen en weer pendelen tussen cynisme en ernst, optimisme en twijfel, waarheid en relativering, is volgens Van Rooden karakteristiek voor een postmoderne mentaliteit.

Engagement

Gelukkig wordt een discussie over de juiste term voor ons huidige culturele tijdperk uit de weg gegaan en verschuift de aandacht naar een prangende vraag die in iedereens hoofd zit: wat te doen? Hoe gaan we om met een tijd waarin we geacht worden een keuze te maken, terwijl we weten dat geen enkele positie de waarheid in pacht heeft? Is oprechtheid daadwerkelijk slechts een pose? Kunnen we dan niet meer echt geëngageerd zijn? En is dat erg?

Het zijn vragen waarmee we naar huis zullen moeten gaan, want een antwoord heeft niemand. Eén ding is zeker, we moeten onze ogen gericht houden op de hedendaagse kunstenaars. Zij reflecteren het gemoed en de overtuigingen die in onze tijd leven, betogen Vermeulen en Van den Akker. Een waardevol punt, maar misschien moeten we de kunst vooral waarderen omdat ze alle hoogdravende standpunten en definities vaak weer eens aangenaam op z’n kop zet.

Boeken / Kunstboek

De nieuwe krullen van de ingenieur

recensie: Kees Rouw - Sybold van Ravesteyn - Architect

In de eerste decennia van de twintigste eeuw, als kunst en architectuur zich opmaken voor wat de Nieuwe Zakelijkheid zal gaan heten, zoekt ingenieur en architect Sybold van Ravesteyn zijn eigen weg. Honderd jaar later ligt er een fenomenale monografie die het leven en werk van deze fascinerende ontwerper eindelijk voor het voetlicht brengt.

In die vroege jaren vormt zich een kruispunt van stromingen dat een enerverende periode in de architectuur doet ontstaan. Van Ravesteyn, opgeleid als civiel ingenieur in Delft, krijgt een aanstelling bij de Staatsspoorwegen en vestigt zich in Utrecht. Hij verdiept zich in zijn vrije tijd in de kunstgeschiedenis en ontwerpt een aantal klokken en meubelstukken. Het culturele klimaat wordt gevormd door de architectuur van de Amsterdamse School, de aanstormende Nieuwe Zakelijkheid van De Stijl, het Bauhaus in Weimar en de experimenten van Le Corbusier in Frankrijk. In de levendige Utrechtse kunstscene verkeert Van Ravesteyn in kringen met onder anderen Gerrit Rietveld, Charley Toorop en Theo van Doesburg.

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut

Fauteuil, 1925 Collectie Het Nieuwe Instituut 

Gebogen rugleuning

Architect, schrijver en samensteller Kees Rouw laat op heldere wijze zien hoe Sybold van Ravesteyn verschillende indrukken verwerkt in zijn eerste ontwerpen. De meubels zijn nog zwaar van volume en duidelijk geïnspireerd door het werk van Berlage. Dan komt er plotseling een lichtheid in zijn vormen, onder invloed van de functionalistische ‘nieuwzakelijken’: grote vlakken, primaire kleurstelling en een asymetrische strakheid. Als hij zich voor de Staatsspoorwegen, naast zijn constructiewerk, met architectuur gaat bezighouden, is ook daar de minimalistische en rechtlijnige structuur zichtbaar.

Met zijn opvallende interieurontwerpen weet Van Ravesteyn zelfs over de grens de aandacht op zich te vestigen. Als hij in Zuid-Frankrijk een deel van een grote villa mag inrichten, laat hij zich voor de eerste keer leiden door zijn esthetisch gevoel: tussen de Stijl-achtige meubelstukken staat een fauteuil met een gebogen rugleuning en halfronde zitting. Dit is het begin van een eigen handschrift en een eigen opvatting over hoe de architectuur zich zou moeten presenteren.

Interieur kantoorgebouw 'Holland van 1859', 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum

Interieur kantoorgebouw ‘Holland van 1859’, 1939 Collectie Nederlands Fotomuseum 

Neobarok

Van Ravesteyn voelt zich niet thuis binnen de dogmatische wereld van de Nieuwe Zakelijkheid: ‘De mensch vraagt van de architectuur nu, evenzeer als vroeger, visueele schoonheid’. Hij blijft een aantal aspecten toepassen – dunne metalen raamlijsten, grote glaswanden, prefab-onderdelen – maar zijn ontwerpen worden vanaf dat moment gekenmerkt door gebogen lijnen en ornamentiek. Dat hem dat niet in dank wordt afgenomen door zijn functionalistische collega’s blijkt uit het verhitte architectuurdebat dat ontstaat tussen de verschillende stromingen. Medestanders van Van Ravesteyn zijn er ook, zoals deze criticus in de pers verwoordt: ‘Het pure functionalisme is Van Ravensteyn ontgroeit. Hij is geen puritein maar een kunstenaar’.

Ondertussen werkt de architect volop aan zijn steeds meer uitdijende portefeuille met Spoorwegen-projecten. Hij ontwerpt seinhuizen, watertorens, transformatorgebouwen en stationscomplexen, alles in een wat behoudender stijl dan zijn particuliere opdrachten, maar ontegenzeglijk van een grote inventiviteit en schoonheid. Eind dertiger jaren beleeft hij zijn hoogtepunt met de realisering van een kantoorgebouw in Dordrecht. Hier worden alle registers opengetrokken – ornamentiek, golvende lambrisering, gekrulde stoelen – en krijgen de bouwwerken van Van Ravesteyn met recht het predicaat ‘neobarok’ opgeplakt.

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Benzinestation Purfina, 1958 Collectie Nederlands Fotomuseum

Italianiserend

De oorlog maakt een einde aan de frivole periode van Sybold van Ravesteyn. Door de ernst van de tijd en het gebrek aan materialen is zijn eigenzinnige uitbundige stijl niet meer gewenst. Het grootste project, de ontwikkeling van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam, wordt in de eerste oorlogsjaren opgeleverd, maar het nieuw te bouwen Centraal Station blijft tot 1957 op de tekentafel liggen. Voor de Spoorwegen bouwt hij na de oorlog een aantal stations in een stijl die naar de ‘veilige’ Delftse School verwijst (landelijke vormen, sobere baksteenbouw) maar die door zijn Italiaanse invloeden ook wel ‘italianiserend’ wordt genoemd. De duidelijk aanwezige decoratie is ingetogen te noemen, maar nog altijd aanwezig als ‘menschelijke visueele behoefte’.

In de wederopbouwperiode laat Van Ravesteyn weer een andere kant van zijn talent zien met de bouw van diverse benzinestations voor Purfina. De prachtige vrijstaande gebouwtjes, met weer veel nieuwzakelijke elementen, zijn van een wonderlijke eenvoud en een stijlvolle compositie. Ook laat de architect hier zijn onmiskenbare gevoel voor typografische vormgeving zien.

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Lampje model 2, 1926 Collectie Het Nieuwe Instituut

Excentriek

Het is uitzonderlijk hoe in een tijd van nadrukkelijke ‘architectuurverzuiling’ een ontwerper zijn persoonlijke weg kiest. Van Ravesteyn is, zoals Kees Rouw schrijft in zijn nawoord, ‘een excentrieke voetnoot in de geschiedenis van de moderne architectuur’. Hij toont zich als een sensitieve individualist, wars van dogma’s en handvesten die zijn expressie in de weg staan en is naast functionaliteit altijd op zoek naar schoonheid en ornamentiek. ‘Hoofdzaak is niet om goed en gezond te wonen, maar om ‘leuk’ te wonen’ is een van zijn met bravoure geponeerde stellingen in het discours over de moderne architectuur.

Sybold van Ravesteyn – Architect is een groots uitgevoerd boekwerk dat bestaat uit een uitstekend geschreven biografie, een toelichting van de belangrijkste projecten en specifieke details in Van Ravesteyns werk, zijn geschreven en voorgedragen publicaties en een volledige oeuvrelijst. Vooral het bijzondere plaatwerk maakt deze uitgave tot een verplicht onderdeel van de bibliotheek van iedere architect.

Theater / Voorstelling

Geen grote woorden in de nacht

recensie: Hummelinck Stuurman – Geluk

In zijn Poetica verordent Aristoteles eenheid van tijd, plaats en handeling op het toneel: idealiter neemt de handeling niet meer dan een etmaal in beslag en speelt deze zich af in dezelfde streek. Schrijver/regisseur Ger Thijs houdt zich in Geluk goed aan de eenheid van plaats (het hele toneelstuk speelt zich in een woonkamer af), maar het etmaal rekt hij op tot een periode van dertig jaar. Funest voor de dramatiek? Nee, met durf en esprit gedaan!

We volgen de relatie van Vera (Renée Fokker) en Martin (Porgy Franssen) tot de dood hen scheidt. Ze ontmoeten elkaar als midlifers – redelijk single en redelijk ongelukkig – wanneer ze op een open dag hetzelfde huis willen kopen. Martin maakt bezwaar tegen een niet-functionele deur, maar Vera ziet de charme van zo’n historisch element wel in en maakt hem meteen een speels kunsthistorisch verwijt (‘Het surrealisme is duidelijk aan jou voorbij gegaan’). De toon is gezet: we hebben te maken met sympathieke snobs met uiteenlopende karakters. De nuchtere Martin versus de dwingende Vera. Hij is stukjesschrijver voor een krant, zij bekleedt een hoge positie in de ontwikkelingshulpbusiness.

12106-1.jpgGolfbewegingen van de liefde
Door de sprongen in de tijd wordt het stuk een longitudinale studie van een liefdesrelatie. Van de eerste ontmoeting (aftasten en machtsverdeling bepalen) via het prille geluk (kindje maken) naar de vervreemding (overspel en scheiding) en een late verzoening (‘Jij bent nog steeds degene met wie ik in mijn hoofd overleg’), dit alles op geloofwaardige wijze binnen anderhalf uur. De hoofdrolspelers maken goed gebruik van hun doorleefde innerlijk en laten ons de vele aspecten van de liefde zien. Ook de volwassen zoon Thomas (Mark van Eeuwen) komt na een lastige beginscène flink op dreef en kan zich uitleven in de terechte verwijten die hij zijn vader maakt (lafheid en gebrek aan liefde). De meeste toeschouwers zullen zich daar wel in kunnen verplaatsen, want we zijn natuurlijk allemaal veel tekort gekomen in onze jeugd.

Idealisme en verbittering gaan op in vergeefsheid
De langzame teloorgang van de relatie staat ook symbool voor de achteruitgang van de maatschappij. Vera doet daar als linkse ontwikkelingswerker een aantal harde uitspraken over. Zij heeft ons land van een ‘delta van redelijkheid en tolerantie’ zien veranderen in een ‘bolwerk van bekrompenheid’. Haar gelijk (dat toch moeilijk te ontkennen valt) wordt genuanceerd door een mooie uiteenzetting van Thomas over hoe moeilijk het is om met idealisten samen te leven: eerst word je overspoeld met hun weinig realistische plannen en dromen, na verloop van tijd met hun teleurstelling en verbittering. Uiteindelijk is alles natuurlijk tevergeefs en moeten we allemaal afscheid van leven en liefde nemen. De les? Probeer te omarmen wat waardevol is. Probeer lief te hebben. Probeer minder aan jezelf en meer aan een ander te denken. Koester de korte catharsis van Geluk. Ger Thijs is een oude Griek.

Boeken / Fictie

Meedrijven met de rivier

recensie: Gijs de Swarte - Dan maak je maar zen

‘Go with the flow’ is het adagium dat de ooit succesvolle journalist Kevin in de praktijk gaat brengen wanneer zijn leven een kritiek punt bereikt. Hij is de hoofdpersoon in Dan maak je maar zen van Gijs de Swarte, een roman die in volle vaart de mogelijkheden van de hedendaagse spiritualiteit verkent.

De Swarte beschrijft hoe Kevin allerlei hedendaagse spirituele mogelijkheden toepast in zijn leven. Kevin hoopt hiermee uiteindelijk al zijn problemen te kunnen oplossen. En dat zijn er nogal wat: zijn vader is dood, zijn vrouw is weg en zijn inkomsten zijn tot een dieptepunt gedaald. Ondertussen voedt hij onder deze omstandigheden ook nog zijn zoontje Sam op en krijgt er onverwacht een tweede kind bij. Je verwacht het niet, maar toch is dit een boek waar je tijdens het lezen smakelijk om zult lachen.

Altijd blijven lachen
De Swarte brengt Kevins leven namelijk in beeld met een krachtig instrument: humor. Kevin wil er alles aan doen om zijn situatie beter te maken en zoekt het uiteindelijk in de spirituele hoek. Hij ontmoet nepgoeroes en bezoekt zweverige dansfeesten. Hij gaat te rade bij Thich Nhat Hanh, Eckart Tolle, Deepak Chopra en bij Jezus en Boeddha zelf. Al deze leringen worden in dit boek omgevormd tot iets wat het niet is voor de vele aanhangers ervan, maar het levert wel een grappig resultaat op.

Kevin probeert namelijk alle leringen in de alledaagse praktijk toe te passen, maar het blijkt nog niet zo makkelijk om te blijven leven in het ‘nu’. Bijvoorbeeld wanneer er iemand voor dreigt te dringen bij de kassa en hij uit alle macht zijn frustratie daarover uit de weg probeert te gaan.

Ik ben een rots, denk ik. Oorlog, honger, armoede en analfabetisme op wereldschaal – het zal me worst wezen. Waar het om gaat – waar het echt allemaal om draait in dit leven is Ferragamo-in-de-rij-houden-waarin-ze-staat.
(…)
Ik kijk nog steeds recht vooruit.
Blanco.
Niets aan het handje.

Met dit gevoel voor humor én drama worden eigenlijk alle tegenslagen die Kevin te verduren krijgt beschreven. Alles is over de top: de gebeurtenissen stapelen zich oneindig op en elke keer wordt de spiritualiteit op schertsende toon gepredikt. Bijvoorbeeld via een zelf verzonnen mantra (‘Dan komt alles goed’).

Voorspelbare feelgood-roman
Veel alledaagse, frustrerende situaties in het boek zullen herkenbaar zijn voor de lezer. En waarschijnlijk kent de lezer ook één of meerdere auteurs en vormen van spiritualiteit die in de roman de revue passeren. Dit maakt dat je je snel op je gemak voelt in de wereld van dit boek. Ook de vlotte vertelstijl van De Swarte houdt je aandacht vast. Bijna op het ADHD’erige af stuiteren we lachend door het verhaal.

Dan maak je maar zen is een echte feelgood-roman, die je snel uit hebt en waar je veel plezier aan zult beleven, ondanks de toch wat voorspelbare verhaallijn. Diepzinnig wordt het nergens. Dit is gewoon een lekker tussendoortje om bij te ontspannen, je zegeningen te tellen en – ‘go with the flow’ – over je heen te laten komen.