Muziek / Album

Het einde van een onschuldig tijdperk

recensie: Kamelot - Haven

In het nieuwe avontuur van Kamelot omgeeft een alsmaar groeiende grijze wolk een ten ondergaande wereld die steeds krankzinniger wordt. De band biedt de luisteraar in deze bittere tijden een veilige haven met haar nieuwste album. Althans, door verheffende en melodische muzikale elementen hoopt Kamelot de melancholie en somberheden – zoals verteld wordt in de teksten van het album – te doorbreken.

In alweer het dertiende album van een van de meest innovatieve bands in het symfonische en progressieve metal genre, zet Kamelot de stijgende lijn van haar vorige album voort. Het vertrek van zanger Roy Khan in 2012 weerhield de band er niet van om vol gas nieuw materiaal te produceren. Met Tommy Karevik vonden ze een nieuwe frontman die perfect bij het geluid van de band paste, wat voornamelijk te danken is aan het bijna identieke stemgeluid. De verandering gaf de band ruimte om zichzelf opnieuw uit te vinden na het nogal middelmatige album Poetry for the Poisoned (2010).

35229 het einde van een onschuldig tijdperkViering van een mooi apocalyps

Een aantal nieuwe ideeën die hieruit zijn ontstaan, komen tot uiting in het verhaal wat veel weg heeft van een conceptalbum. De ik-persoon is een held die lijdt aan slapeloosheid, wat gevoed wordt door schaduwen om hem heen als de nacht valt. Stemmen in het donker wijzen hem op zijn eigen afgunst, gulzigheid, trots en gierigheid en vertellen hem dat hij uitverkoren is om deze wereld te redden. Hij is in dit verhaal vooral op zoek naar zichzelf en vreest voor zijn leven, vanwege duistere demonen in zijn gedachten. Nu alles en iedereen om hem heen aan het instorten is, bidt hij tot onze Vader voor vergiffenis en roept de andere uitverkorenen bij elkaar voor een revolutie; de laatste oplossing om de wereld nog te kunnen redden.

De band lijkt er met dit album voor gekozen te hebben om zich meer te richten op substantie en karakter in elk lied in plaats van het creatieve proces te belichten van het album als geheel. Hierdoor vallen terugkerende tekstuele elementen op – bijvoorbeeld in ‘My Therapy’ en ‘End of Innocence’ – waardoor ze kracht verliezen in de opbouw van het verhaal. De kleine missers worden goed gemaakt door navigatie op complex muzikaal terrein: de gedetailleerde effecten op keyboard van Oliver Palotai en melodische gitaarpassages van Thomas Youngblood zorgen voor interessante akkoordenprogressies. Dit wordt ondersteund door de goed uitgebalanceerde drums van Casey Grillo en hoekige baslijnen van Sean Tibbetts, wat vaak gepaard gaat met syncopische ritmes.

Het einde van een onschuldig tijdperk2Muzikaal hoogstandje

Van begin tot eind laat Kamelot zich op haar nieuwe album van de beste kan zien. Stevige uptempo liedjes worden afgewisseld met power ballads en instrumentale tracks. Het science fiction-thema komt helemaal tot zijn recht in ‘Insomnia’. Een goed voorbeeld voor de vernieuwende stijl van de band met duidelijke gitaarriffjes, uitgelichte keyboardmelodieën en een aanstekelijk refrein. Het technische muzikale spel van de heren komt met name tot een hoogtepunt in ‘Veil of Elysium’, terwijl ‘Citizen Hero’ een cinematografische sfeer creëert vanwege het gedramatiseerde orkestrale geluid.

Kamelot staat er in haar reis naar de veilige haven niet alleen voor. Ze wordt bijgestaan door artiesten uit andere symfonische en progressieve metal bands. Rauwe vocals worden gedaan door Alissa White-Gluz van Arch Enemy in ‘Liar, Liar’ en ‘Revolution’ wat het album nét dat agressieve randje geeft wat het nodig heeft. Troy Donockley van Nightwish verzorgt additionele iele harmonische instrumentatie in ‘Under Grey Skies’, waarin Karevik eveneens een duet aangaat met Charlotte Wessels van het Nederlandse Delain. Zij verzorgt ook nog begeleidende vocals op andere tracks.

Het einde van een onschuldig tijdperk3Metalen meesters

De samenwerkingen geven extra magie om een glimp op te vangen van het licht, wat wel door de grijze wolken heen schijnt. Een sombere toekomst realiseert zich naar aanleiding van nachtmerries, waarin al in geen tijden daglicht meer gezien is. De laatste gelijknamige instrumentale track van het album laat ons in het ongewisse over de afloop van het lot van de held en de duistere wereld.

Het is mede dankzij de unieke hybride tussen melodische metal, progressieve invloeden en referenties naar gothic dat het album zo charismatisch is. De symfonische reis is subliem in elkaar gezet, waardoor we zeker uit kunnen kijken naar de epische manier waarop het vijftal het album live op het podium ten gehore zal brengen later dit jaar.

Theater / Reportage
special: De Nazit

SPRING Festival

Het Utrechtse SPRING Festival is alweer enkele weken achter de rug en heeft dus ruim de tijd gehad om te kunnen bezinken. Theaterredacteurs Steffen en Daniël gingen rond de tafel zitten en bespraken de derde editie van het jaarlijkse festival, een fusie tussen Festival aan de Werf en Spring Dance.

Daniël: SPRING is gericht op vernieuwing en innovatie. Komt dat wat jou betreft terug in de programmering? Wat vind je sowieso van die insteek voor een festival?

Steffen: Nou, een festival beleef je ook buiten de voorstellingen om. SPRING had vorig jaar een groot eindfeest op de toneelvloer van de stadsschouwburg en er was een festivalhart waar verschillende bandjes speelden, werd gepresenteerd en waar een deel van de voorstellingen op straat werden gespeeld. Dan speelt een festival echt in de stad. Dit jaar waren er een aantal installaties, waaronder Wanna Play? Van Dries Verhoeven op de Neude, maar verder ging je Theater Kikker in en uit en dat was het dan. Er was voor mijn gevoel niet echt een ‘beleving’ van het festival in vergelijking met voorgaande jaren.

Daniël: Toch werd er wel gebruik gemaakt van meerdere bijzondere locaties, onder andere het bedrijventerrein Lage Weide en de vorig jaar gesloten gevangenis Wolvenplein. Helaas hebben wij slechts de helft van het programma gezien, waardoor deze laatste aan ons voorbij is gegaan.

Steffen: SPRING heeft als opzet om ruimte te geven aan vernieuwend theater. Ik weet niet of ik zozeer vind dat ze het hebben waargemaakt in wat ik heb gezien. Een tweede functie van het SPRING-festival is ook dat ze de producent zijn van enkele voorstellingen en dat ze makers voor de langere duren ondersteunen. Bepaalde artiesten komen daardoor geregeld terug. Enerzijds is het goed dat het festival nieuw talent ondersteunt, maar hierbij moet wel naar de kwaliteit gekeken worden.
Er staat al op de website van SPRING dat zowel Jan Martens als Nicole Beutler volgend jaar weer met een voorstelling terug zullen komen op het festival. Tevens waren ze ook bij eerdere edities betrokken.

Daniël: Dries Verhoeven heeft ook al meerdere edities meegemaakt en Theater Utrecht (het voormalige De Utrechtse Spelen) heeft ook voor de tweede maal een première op het festival. Dat maakt de kritiek wel terecht dat de vernieuwing qua programmering niet helemaal waar wordt gemaakt. We hebben nu al vier namen gezien die al terug zijn gekomen, waarvan er twee met zekerheid volgend jaar weer geprogrammeerd worden.

Provocatie?

Steffen: Voor we op specifieke dingen in gaan: vond je het een leuk en geslaagd festival? Heb je een goede week gehad?

Daniël: Ik heb wel een goede week gehad, maar ik vond zeker niet alle voorstellingen geslaagd. Vaak lijken voorstellingen vanuit een bepaald concept te vertrekken, maar zijn ze niet consistent genoeg en is te weinig nagedacht over het concept zelf. De voorstellingen gaan daarom soms een beetje prat op het experiment om het experiment, maar vormen vaak geen sluitend geheel. Dat is niet altijd het geval, maar Ode to the attempt en 5: Echo waren hier goede voorbeelden van.

Steffen: Als je het dan hebt over een inconsequent thema, of niet doorgevoerd concept, kan je dan bijvoorbeeld bij de voorstelling van Jan Martens een voorbeeld geven van iets wat niet consequent werd doorgevoerd?

Daniël: Het was geen ode aan de poging, het waren veertien solo’s, performances of korte dansen, een gedeeltelijke afdaling in de dansgeschiedenis: klassieke dans, minimalistische dans enzovoort. Daar kan je al vragen waarom is dat gelinkt aan het pogen. Het zijn juist allemaal stijlen die door en door ontwikkeld zijn.. Het idee van poging vond ik dus weinig terugkomen. De luchtige terzijdes werkten evenmin, maar dat is persoonlijke smaak.

Steffen: Scherper gezegd, hij leek niet te snappen wat het begrip ‘attempt’ betekent. Tijdens het nagesprek in Theater Kikker bleek dat hij  vlak voor de voorstelling spontaan bepaalt welke performances hij uitvoert. Een concreet voorbeeld is dat hij uit een liedje een paar scheldwoorden knipt en herhaalt. Dat is dan zijn poging tot wraak op een ex. Daarin probeerde hij grappig te zijn en naar mijn smaakt lukte hem dat niet: ik vond de grappen niet alleen niet goed, maar vooral niet origineel.  Er zit een stukje in dat hij voor de grap zijn piemel laat zien onder het kopje van provoceren, maar wat is daar nog provocerend aan?

Daniël: Als Nicole Beutler in 5: Echo een ellenlange monoloog (want there’s no such thing as waste time) in evakostuum voordraagt, kun je weinig anders dan zuchten. Ik heb zelfs maar één voorstelling gezien waar de mensen al hun kleren aanhielden, namelijk Beside the scenes van Hofmann&Lindholm. Naaktheid wordt in het festival nog steeds vaak als provocatiemiddel ingezet, in plaats van als esthetisch of artistiek middel. Daar zijn gelukkig wel uitzonderingen op, zoals de ontroerende regenscène in  Stad der blinden van Theater Utrecht.
Bij You’re not alone van Kim Noble had het naakt ook een directe inhoudelijke functie, die verder ging dan de provocatie. Het wegcijferen van zijn identiteit gebeurde deels door de modificatie van zijn lichaam. Dit deed hij met digitale nabewerking, maar ook door zijn geslachtsdeel naar achter te plakken zodat je niks meer tussen zijn benen zag. Zijn personage dacht dat je om een ander mens te behagen moet voldoen aan diens wensbeeld, in plaats van jezelf te zijn. Door zijn lichaam aan te passen kwam hij tegemoet aan de begeertes van personen aan wie hij voorwendde dat hij een vrouw was.

Steffen: You’re not alone was dan ook ons beider favoriet op het festival. Ik zou zijn voorstelling willen scharen onder outsider art. Hij stapt heel erg esthetisch correct over naar de wereld van de perversie, zij het dat deze in zijn visie niet pervers maar volstrekt logisch is. Op een integere manier bewandelt hij de grens van de goede smaak. Daarin ken ik zijn gelijke niet.

Daniël: Op de tweede plek komt voor mij van Stad der Blinden van Theater Utrecht. Regisseur Thibaud Delpeut heeft ten eerste mijn interesse omdat hij een aansprekende onderhuidse regiestijl heeft, maar ook omdat hij heel vaak werk neemt van auteurs die mij na aan het hart liggen: Albert Camus, Sarah Kane, en dit keer dus José Saramago. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik De stad der blinden ook ken naar aanleiding van een interview met Delpeut. Dit was de eerste voorstelling die ik van hem heb gezien die niet gebaseerd was op een theatertekst maar op een boek, een roman, en daar ligt meteen een moeilijkheid voor de adaptatie: de unieke literaire stijl van Saramago is moeilijk over te brengen op het toneel. In de voorstelling spreekt de alwetende verteller soms bij monde van de personages, maar daardoor gaat een zeker literair aspect verloren. Ook zijn enkele van de mooiste scènes uit het boek weggelaten. Wel maakt de voorstelling prachtig gebruik van de ruimte (een diepe loods) en wordt menselijk contact tot op het bot ontleed: van de terreur van het recht van de sterkste tot niet-discriminerende tederheid.

Kijkhouding

Steffen: Wat vond je van Beside the scenes, dat van tevoren werd aangekondigd als een geheel nieuwe kunstvorm?

Daniël: Beside the scenes was een zeer consequent doorgevoerd concept en de beelden waren in hun geometrische esthetiek best mooi, maar er werd eigenlijk te weinig mee gedaan om het inhoudelijk interessant te maken. De selectie van ‘de stiltes voor het beslissende moment’, uitgevoerd in verstilde zwartwitprojecties, was grotendeels gericht op Duitsland en de eerste helft van de twintigste eeuw. Door stilering en mystificatie voelde het soms aan als een quiz: raad de belangrijke gebeurtenis. Toch was het een prettig serene ervaring na de voorstelling van Jan Martens.

Steffen: Ik zag er een soort museumexpositie in. Dat is in potentie interessant in het theater, omdat je dan je kijkhouding moet veranderen. Wat er eigenlijk hoofdzakelijk veranderde is dat je niet kon doorlopen als je het wel gezien had, zoals je bij een expositie wel kan. Daarbij is het Nederlandse theaterpubliek niet eerlijk genoeg om op te staan als de aandacht er niet meer is.
Die vergelijking tussen theater en beeldende kunst maakt Dries Verhoeven ook in een interview op de website van SPRING. Hij vindt als theatermaker juist de presentatievorm van de beeldende kunst interessant, omdat de kijker een actieve beslissing moet maken: blijf ik kijken of loop ik door?
Zijn doorlopende performance Wanna Play was een installatie waarbij je inderdaad met die houding kon kijken naar zijn glazen kooi. Je kan zelf het concept tot je nemen, het idee begrijpen en als het binnen is gekomen doorlopen of juist kiezen om langer te blijven kijken.  De voorstelling Beside the Scenes had ook die vorm kunnen hebben.
Er is overigens nog steeds een voorstelling die we wel hebben gezien, maar steeds niet aan bod is gekomen.

Daniël: Je doelt op We don’t speak to be understood van Pieter Ampe en Benjamin Verdonck: Badinerend gezegd bestond de voorstelling uit twee Belgen die gekke dingen met elkaar doen met een humoristische intentie. Voor mij werkte het niet: de visuele grappen waren niet creatief genoeg.

Steffen: Ik moest soms lachen om de timing, vanwege de opbouw. Ze waren vaardige performers met een sterk mimespel, maar het had te weinig inhoud. De voorstelling heeft de minste indruk gemaakt van het festival.

Daniël: Wat ik hier ook ergelijk vond was het nagesprek. Het concept is dat het publiek na afloop de kans krijgt om een vraag op te schrijven. Vervolgens is er een presentator die tien minuten lang de publieksvragen voorlegt aan de artiest. Ampe en Verdonck weigerden puberaal daadwerkelijk op de vragen in te gaan, los van of het een goede vraag is of niet. Ga dan ook niet akkoord met het concept van het nagesprek.
Bij Jan Martens werkte het nagesprek beter: hij was in ieder geval opener. Toch bleef het  nagesprek te veel een gelegenheid om lof te uiten en een vrolijke noot toe te voegen: de mogelijkheid om kritische vragen te stellen werd niet benut.

Steffen: Dit zal helaas ook niet zo snel gebeuren. De mensen met de meeste kritiek stellen geen vragen, maar zitten boos met de armen over elkaar.

Daniël: Laten we dan afsluiten met een hand in eigen boezem: ook op ons als vermeend kritisch publiek valt het een en ander aan te merken.

Theater / Reportage
special: Reportage CTF on Tour

De buitenwijk als bühne

In de afgelopen jaren is het Café Theater Festival in het Utrechtse cultuurlandschap uitgegroeid tot een factor om rekening mee te houden. Naast een drukbezocht jaarlijks festival en het maandelijks terugkerende Anti Kater Theater, beide gehouden in de binnenstad, is het een logisch vervolg voor het CTF om de grenzen te verleggen naar de buitenwijken van Utrecht.

Het CTF speelt handig in op de grand départ van de Tour de France, op 6 juli in Utrecht, en heeft een theaterfietsroute langs alle uithoeken van de Domstad georganiseerd. De laagdrempeligheid blijft, maar het fietsen in de zon zorgt voor een gemoedelijke vakantiestemming. In tegenstelling tot het festival is CTF on Tour niet gratis – tien euro, om precies te zijn – maar in tegenstelling tot het festival zorgt de organisatie voor een tot in de puntjes verzorgd cultureel dagje uit, inclusief tussendoortjes, lunch en naborrel. In prachtig lenteweer trapten drie uitverkochte groepen van elk een kleine dertig man van de ene voorstelling naar de andere.

De vele gezichten van de stad

18572254252_f444b35fb3_oDe bevlogen reisleiders van het CTF houden in de gaten dat het publiek de weg niet kwijtraakt op de kronkelige routes van de ene locatie naar de andere. Zo gaat de eerste etappe van start op de Uithof, nabij de Universiteitsbibliotheek, om vervolgens de kolossale moderne architectuur te verruilen voor de negentiende-eeuwse arbeiderswoningen van Wittevrouwen. In café Gastmaal treedt Alice Rientjes op met haar conference Dit Ist. Ze brengt kleinkunst in de klassieke zin van het woord: humor wordt afgewisseld met muziek, waarbij ze op piano begeleid wordt door Eelco Menkveld.

De programmering van het CTF boort een breed spectrum van podiumkunsten aan, want na de kleinkunstvoorstelling en een tweede etappe van het Griftpark naar het multiculturele Lombok wordt het publiek getrakteerd op een dansvoorstelling in Café Lombok. De voorstelling Lala Lucy en de mensen die naar haar keken van SCN Dansproducties speelde in maart al in een overvol Toque Toque. Het is spannend om een voorstelling die voor een specifieke locatie gemaakt is elders op te voeren, maar dit kleinere eetcafé geeft de eenvoudige maar kernachtige performance meer intimiteit.

Ademruimte

Op de route van Lombok naar voormalig industriegebied Rotsoord wordt het publiek verrast met een korte ontmoeting met Jorien Berger. Ze speelt het typetje Joke van den Berg, wier onvoorwaardelijke positiviteit contrasteert met haar tragische levenswandel en familiegeschiedenis. Ook haar aftandse fiets zonder zitvlak is voor haar geen reden om het leven somberder in te zien. In haar onmetelijke goedheid heeft ze voor iedereen fruit en water meegebracht; handig, want het is nog een eindje naar de volgende locatie, waar de lunch wacht.

18572367092_23403458e5_oOok De Gelukszoekers van De Nachtdieren is een voorstelling die eerder op het CTF heeft gespeeld – om precies te zijn in VinVin. De faustiaanse voorstelling over de verslaving aan hoogtepunten enerzijds en het geluk in kleine dingen anderzijds kent een goede balans tussen vet aangezet theater en milde sentimentaliteit. In eetcafé Klein Berlijn krijgen de acteurs aanzienlijk meer bewegingsruimte, waardoor de voorstelling meer gaat ademen en zowel het gemijmer van Jonata Taal als het geschmier van Sebastiaan Frowijn goed tot zijn recht komen.

Uit zijn voegen

Een groene route langs de Kromme Rijn voert het publiek weer terug naar het Uithof. De Champs-Élysées van deze tour is de Daktuin, een festivalterras bovenop de Universiteitsbibliotheek, waar op dat moment het Uit-je-Daktuin-in-je-NEST-Fest plaatsvindt. De uitgebluste clown Collin van den Broek improviseert met het publiek, dat zich inmiddels vermengd heeft met de festivalgangers. Hij krijgt het publiek met eenvoudige suggesties vrij snel mee in zijn korte mime-act – uiteindelijk zelfs letterlijk, als hij met een slachtoffer in zijn caravan verdwijnt. Hiermee komt de tour ten einde, al kan het publiek nog een hele dag op het festival vertoeven.

Naast gevarieerd en spontaan theater – dat zijn we inmiddels van ze gewend – toont CTF on Tour de vindingrijkheid en de groeipotentie van het festival. De Utrechtse binnenstad is te klein geworden voor het CTF en de organisatie toont met creatieve initiatieven de ambitie om zich verder te ontwikkelen. Door de vleugels uit te slaan naar de Utrechtse buitenwijken dagen ze ook de theatermakers uit om zich flexibel op te stellen op nieuwe locaties, al dan niet in de buitenlucht. De grand départ zal volgend jaar niet in Utrecht plaatsvinden, maar hopelijk weerhoudt dit het CTF er niet van een tweede tour te organiseren.

Boeken / Reportage
special: Lezing Tim Krabbé: ‘Waarom ik de Tour haat terwijl ik toch zo van wielrennen houd’

De wielervisie, -passie en -haat van Tim Krabbé

In de gekte rondom de aankomende Tour de France haakt ook Het Literatuurhuis aan door het geheel een literair tintje te geven. ‘De Literaire Tour’, een reeks literaire tourevenementen, wordt precies één maand voor de start afgetrapt door Tim Krabbé. Zijn boodschap: ‘Ik haat de Tour.’

De gehele titel van Krabbé’s lezing luidt: ‘Waarom ik de Tour haat terwijl ik toch zo van wielrennen houd.’ Het is duidelijk, dit gaat geen genuanceerde discussie over wielrennen worden. De organisator van het evenement sluit zich aan bij dit sentiment: ‘Of u bent deel van het gezelschap dat al maanden uitkijkt naar de Tour, of u hoort bij het andere kamp, dat van Tim Krabbé, de Tour-haters,’ legt hij het publiek voor.  De werkelijkheid is waarschijnlijk echter dat de hele zaal deel uitmaakt van één en hetzelfde kamp, namelijk de Tim Krabbé-fans.

De lezing vindt plaats in de Domtoren, een plek waar een maand later honderden renners onderdoor zullen pedellen. Vanbinnen doet echter weinig van de ambiance van de Michaëlskapel aan de Tour de France denken. De kleine donkere zaal is gevuld met dikke kaarsen, voor Krabbé staat een diepe, fluweelrode stoel klaar. Maar zodra de schrijver en groot wielerfan begint te spreken is de sport bijna net zo tastbaar als wanneer de renners op dat moment voorbij zouden fietsen.

Vanaf de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig zijn

Krabbé’s bezwaren tegen de Tour zijn makkelijk samen te vatten: het geheel wordt gerund door dopingfundamentalisten en door te grote ploegen en genivelleerd talent zal het grootste deel van de etappes altijd in een massasprint eindigen. Maar wat er deze avond eigenlijk het meest afspat is het tweede deel van zijn titel, Krabbé’s liefde voor wielrennen. Zelfs zijn ‘haat’, die wellicht wat is aangedikt voor deze avond, komt voort uit een romantisch verlangen naar de sport zoals die ooit was. Krabbé wil af van doorgedraaide, zinloze dopingcontroles en terug naar waar het eigenlijk over gaat: fietsen.

Des te stelliger Krabbé wordt, hoe meer het publiek geniet. Zijn zwart-wit-weergave van de stand van het dopingbeleid lijkt voor het publiek het kenmerk van een ware wielerfan. Over Lance Armstrong: ‘Hij had de Tour oneerlijk gewonnen van andere oneerlijke renners, en dus eerlijk.’ Het schrappen van Tourwinnaars doet Krabbé denken aan totalitaire regimes waarin mensen uit de geschiedenis worden verwijderd. Dat is het prachtige aan sport, aan de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig en irrationeel zijn. Mensen die fel tegen de doping zijn? Die weten en houden te weinig van de sport.

Spijt dat hij zelf nooit iets geslikt heeft

Het publiek, toch voornamelijk bestaand uit mannen tussen de dertig en vijftig, hoogstwaarschijnlijk zelf in het bezit van een racefiets, geniet misschien nog het meest wanneer Krabbé uit zijn pas verschenen bundel wielerverhalen, De veertiende etappe, voorleest. Krabbé heeft humor en een ongekend vermogen dat gevoel wat wielrennen bij zo velen oproept op papier te krijgen. De meesten in de zaal weten al lang dat Laurent Fignon in 1989 de Tour met acht seconden verloor, maar uit de mond van Krabbé kan niemand er genoeg van krijgen. Ook degenen die nog nooit van deze Fransman hadden gehoord niet.

Tegen de tijd dat het interview van Krabbé met de Belgische auteur Ivo Victoria wordt ingeluid is de Tour al bijna vergeten. Nu gaat het over de schrijver, inmiddels 72,  zelf op de fiets. Krabbé heeft namelijk vele amateurwedstrijden in de benen zitten. ‘Ik heb vanmorgen nog 100 gereden,’ zegt de kleine man niet zonder trots. In al zijn amateurwedstrijden heeft hij zelf nooit wat geslikt om zijn prestaties te verbeteren: ‘Daar heb ik wel eens spijt van, dan had ik er nu met meer verstand van zaken over kunnen spreken.’

Hij zou zo de politiek in kunnen

Met zijn gevatte antwoorden en vitale houding lijkt hij bijna jonger dan Victoria (1971), die liever over fietsen schrijft dan er zelf op zit. Alleen Krabbé’s gehoor laat het soms afweten: ‘Je praat Belgisch, dat kan ik niet verstaan. gROTE, wat is dat nou? Gggrote, zeggen wij in het Nederlands.’ Gelukkig kan Victoria er zelf om lachen. Krabbé mag dan wat ongenuanceerd zijn, door zijn vrolijke, vriendelijke voorkomen is hem alles snel vergeven. Alleen aan het eind vraagt Victoria hem nog een keer over de Tour: ‘Tim, nu eerlijk. Je haat de tour toch niet echt?’ De zaal lacht. Krabbé: ‘Laat ik het zo zeggen, ik vind de Giro interessanter.’  Iemand in de zaal mompelt: ‘Hij zou zo de politiek in kunnen.’

De vriendelijke houding van Krabbé wordt ook na afloop voortgezet. Bijna iedereen komt voor een handtekening. Krabbé’s grootste wielerklassieker blijft zijn roman De Renner (1978). Al voor hij aan de lezing begint is het uitverkocht. Een aantal toeschouwers kijkt dan ook beteuterd toe hoe Tim, want zo noemen ze hem allemaal, na afloop rustig stapels boeken van beter voorbereide fans aanneemt om te signeren. ‘Deze is nog voor mijn vriendin, zij is net begonnen met fietsen’, glundert een jongeman die een tweede kopie van De Renner naar voren duwt. Tim schrijft het gewillig allemaal op.

 

De lezing vond plaats op 4 juni 2015 in de Domtoren te Utrecht en maakt deel uit van de Literaire Tour.

Muziek / Concert

Goedlachse Ier speelt intieme set tussen fluitende vogels

recensie: James Vincent McMorrow @ Openluchttheater Caprera in Bloemendaal

Na een aantal succesvolle concerten op festivals als Down The Rabbit Hole en Into The Great Wide Open is de Ierse singer-songwriter James Vincent McMorrow terug in ons kikkerlandje. Hij staat niet op een grote bühne, maar op een bijzondere plek: het groene openluchttheater in Bloemendaal. Het blijkt de perfect locatie te zijn voor de solo-show van de goedlachse Ier.

“Wauw, this venue is so great. I can’t stop saying it”. Ook McMorrow is behoorlijk onder de indruk van het podium midden in het bos. Het is wellicht één van de meest intieme plekken waar hij gespeeld heeft. Het past dan ook goed bij het optreden dat hij vanavond geeft zonder band. Dit resulteert in een intieme avond waarbij McMorrow de nummers van zijn twee platen in een veel rustiger jasje ten gehore brengt dan normaal.

Akoestische schoonheid

Hij opent de avond op zijn akoestische gitaar met het zachte ‘Hear The Noise That Moves So Soft And Slow’. Op de fluitende vogels na is het compleet stil in het bostheater. Hoewel de frisheid van de avond inslaat, zijn de eerste kippenvelbultjes door de muziek al geteld. Deze worden nog wat heftiger bij ‘We Don’t Eat’. Hoewel hij de intense uithaal niet helemaal zuiver haalt, is zijn stem toch erg bijzonder in dit nummer. Hij schreeuwt net niet, maar zijn stem is rauw en hard. Ook al staat de muzikant bekend om zijn aparte falsettostem, juist deze hese vocals raken ook.

 “Het derde nummer is net als de eerste twee tracks van zijn eerste release Early in the Morning: ‘Sparrow and the Wolf’ heeft hij al een tijd niet gespeeld, maar pakt prima uit. Zijn speciale stem is goed te horen: soms doet het zelf opera-achtig aan. Deze man komt waarschijnlijk nog bij hogere tonen dan menig zangeres. In combinatie met de akoestische gitaar is het een prachtig geheel.

Ideale locatie

Hoewel de eerste nummers op akoestische gitaar kwalitatief erg goed zijn, komt het keyboardspel van McMorrow helemaal binnen. De harde tonen zijn tot bovenin het publiek prima te horen. ‘Red Dust’ op slechts een keyboard is een stuk rustiger dan op de plaat. Toch wordt de band tot nu toe niet gemist: Het geluid dat de singer-songwriter in zijn eentje neerzet is subliem. Tussen de nummers door blijft hij zeggen hoe fijn hij de locatie vindt. Hier en daar wat grapjes over vogels die zijn show verstoren (“Go find you own venue, you bird! You’re just a bird, sitting in the tree. I work hard for this.”) en over zijn verblijf in L.A. maken de sfeer nog losser dan die al was.

McMorrow speelt naast werk van zijn twee platen tevens ander werk. Het schreeuwerige refrein van het nieuwe ‘Evil’ laat monden open vallen. Hij speelt en zingt met bezieling en er zijn geen fouten te horen. Om zijn tijd in L.A. niet te vergeten speelt hij de cover ‘Angeles’, een volgens hem lastige track om uit te voeren. Ook dit lacht hij met zijn karakteristieke lachje en humor weg: “Oh, did you hear that? I only made one mistake!”.

Hoogtepunten

Op een paar valse noten na is er eigenlijk vrij weinig aan te merken op het optreden van McMorrow. Hoewel de muziek en de lyrics tamelijk serieus zijn, maakt hij er een echte show van. Wanneer hij door blijft dralen over het tunen van zijn gitaar en de ongemakkelijke stilte die dan valt, moet hij opeens hard lachen. Dit geratel is blijkbaar exact de reden waarom zijn bandleden hem niet laten praten tijdens concerten met band.

De dankbaarheid die hij uitstraalt tijdens ‘Look Out’, het laatste nummer voor de toegift, is misschien wel het meest bijzonder. Hij kan het publiek en de locatie dan ook niet vaak genoeg bedanken. Een hoogtepunt is afsluiter ‘And If My Heart Should Somehow Stop’, die hij onversterkt, vooraan bij het water en zittend, de tribune op zingt. De overgang van grapjes naar serieus is gelikt: hij heeft de zin “I swear I will fall into the water” nog niet gezegd of de eerste akoestische klanken van het nummer galmen door het theater.

Het is een prachtige afsluiter van een mooi concert. De vogels die fluiten, de groene locatie, de bijzondere stem en de gevarieerde set van McMorrow, alles klopt op deze avond.

Muziek

Tweede editie van Down The Rabbit Hole: de to do’s en mustsee’s

recensie: Voorbeschouwing

In het laatste weekend van juni is het tijd voor de tweede editie van het Down The Rabbit Hole-festival, ofwel het kleine Lowlands. Na een succesvolle eerste editie worden de Groene Heuvels in Beuningen het laatste weekend van juni weer omgetoverd tot een psychedelisch paradijs.

Wie vorig jaar aanwezig was, herinnert zich ongetwijfeld de mega-installatie bij de ingang die in de nacht veranderde in een kleurrijk en sprookjesachtig geheel, en de geheimzinnige nachtelijke tocht door het bos. Ook de ronddraaiende bar, de hottub, de hoelahoepmeisjes en het vlotten bouwen is de bezoeker vast bijgebleven. Om over de prima line-up nog maar niet te spreken. Wat heeft DTRH15 te bieden deze zomer?

Dat er een ruime keuze in het festivalaanbod is, zal niet geheel onbekend zijn. Zoals we eerder schreven is het tegenwoordig lastig kiezen. Down The Rabbit Hole werd vorig jaar vergeleken met het opkomende Best Kept Secret festival, dat een weekend eerder plaatsvindt. Dit jaar was de keuze qua line-up iets gemakkelijker: hoewel Best Kept Secret zich vooral richt op de kleinere en onbekende bands gaan wij voor Down The Rabbit Hole, met onder andere Damien Rice, Flying Lotus, The War On Drugs, FKA Twigs, Ryan Adams en Glass Animals.

Flying Lotus, vrijdag 26 juni 19:30 uur @ Teddy Widder

Één van de betere producers van de afgelopen jaren is Flying Lotus. Live wist hij er eerder op onder andere Lowlands en PITCH festival een feest van te maken. Wij luiden de vrijdagavond in in de Teddy Widder met een paar danspasjes.

Damien Rice, vrijdag 26 juni 22:45 uur @ Hotot

Hij is terug: dé singer-songwriter van de jaren 00. Tegenwoordig staat deze Ier alleen op het podium. Toch heeft hij een groot bereik: met zijn akoestische gitaar en/of piano en zijn breekbare stem pakt hij het hele publiek in. Eerder dit jaar stond hij op Primavera Sound en afgelopen najaar in een uitverkocht Carré. Wij kunnen niet wachten tot hij op de planken van de Hotot tent op Down The Rabbit Hole staat met zijn prachtige nummers.

FKA Twigs, zaterdag 27 juni 21:45 uur @ Teddy Widder

Deze Britse zangeres en producer heeft het vorig en dit jaar helemaal gemaakt. De jonge Tahliah Debrett Barnett maakt een aanstekelijke mix tussen urbanpop en triphop. De harde bass in diverse tracks van haar debuut komen uit de boxen thuis al keihard binnen, laat staan hoe dit live zal zijn.

Birth of Joy, zondag 28 juni 16:45 uur @ Teddy Widder

Deze Nederlandse band doet het erg goed de afgelopen tijd. Met optredens op onder andere Lowlands, Best Kept Secret en Glastonbury is het dit jaar tijd voor de Groene Heuvels. Hun groovy rock is strak en gelikt. De stem van frontman Kevin Stunnenberg brengt je weer even mee naar de jaren 60 en 70. Absoluut rocken én swingen geblazen in de namiddag van de zondag van het festival.

Kampvuursessies

Natuurlijk zijn de tenten waar de optredens gehouden worden erg sfeervol, maar er is nog veel meer tofs op het festival. Neem bijvoorbeeld de kampvuursessies bij De Vuurplaats. Vorig jaar hebben we daar veel hilarische acts gezien: cabaretiers, maar ook happy hardcore met bekende mensen. Groot voordeel aan deze sessies: enorm gezellig! Nadeel: je moet wel zorgen dat je er op tijd bent wil je wat meekrijgen van de acts. Dit jaar zijn we tevens erg benieuwd naar de Walvisbios: klinkt spectaculair, of dat ook zo is is nog even afwachten.

Bezoek ook het Vuige Veld, waar je de beste knallers uit de speakers kunt verwachten en heerlijk BBQ-vlees kunt eten. Waag een plons in het water, wat zowel op de camping als op het festivalterrein kan, of geniet gewoon van een lekkere Kornuit in de zon. Kortom: er is genoeg te doen op Down The Rabbit Hole.

Down The Rabbit Hole: 26, 27 en 28 juni @ De Groene Heuvels, Beuningen.

Theater / Reportage
special:

Holland Festival: week 1

Het Holland Festival, opgericht in 1947, is naar eigen zeggen ‘het toonaangevende internationale podiumkunstenfestival in Nederland’. Ruim drie weken lang staat de hoofdstad in het teken van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van dans, theater, muziek, film en beeldende kunst. 8WEEKLY zond drie redacteurs naar het festival om de missie van artistiek directeur Ruth Mackenzie te beproeven: het tonen van ‘life changing events’. Dit zijn de bevindingen van hun eerste festivalweek.

31 mei: La Fura del Baus – M.U.R.S.  

Het Catalaanse theatergezelschap La Fura del Baus dompelt zijn publiek onder in een theatrale ervaring van de smart city, een stad waarin alles en iedereen digitaal met elkaar verbonden is. Een voorwaarde om in deze smart show te kunnen participeren is wel dat je in het bezit bent van een smartphone waarop de speciale M.U.R.S.-app is gedownload. De toeschouwers zijn geheel afhankelijk van hun telefoon en worden door middel van instructies van de app door de voorstelling geleid. De Gashouder is verdeeld in vier verschillende ruimtes. In elke ruimte komt een maatschappelijke kwestie aan de orde, zoals veiligheid, gezondheid, economie of ecologie. Hoe maakbaar zijn deze elementen in de samenleving van de gedigitaliseerde smart city en hoe ziet dat eruit?

hollandfestival4Al gauw blijkt dat het niet zo’n beste zet is geweest om alle controle aan de mobieltjes te geven. Wanneer de app even niet werkt, sta je als burger namelijk direct buitenspel en bovendien neemt de macht van de mobieltjes gevaarlijke vormen aan. Wanneer er bijvoorbeeld blijkt dat er een gevaarlijk virus is aangetroffen in het gebouw breekt de pleuris uit: het is ieder voor zich en iedereen volgt blind de bevelen op van de app die uiteindelijk zelfs leugenachtig blijkt te zijn. De chaos bereikt een hoogtepunt wanneer het computersysteem een foto van de boosdoener presenteert: een meisje uit het publiek wordt aangewezen als de persoon die dit virus veroorzaakt heeft. Het proces doet willekeurig aan en wekt de indruk van een moderne heksenjacht. Iedereen kijkt ademloos toe hoe twee acteurs het meisje half ontbloot aan haar voeten optakelen om vervolgens haar hoofd in een emmer water te duwen en haar onder te gooien met viezigheid. “This is for you” schreeuwt de actrice ons toe.

M.U.R.S. is een indringende voorstelling waarin de samenleving van de smart city niet rooskleurig wordt afgebeeld. Het kuddegedrag, de competitieve sfeer die onder de toeschouwers wordt uitgelokt en het digitaliseren van ethische kwesties roepen gevoelens van weerstand op. Het maakt pijnlijk voelbaar waar alle technologische ontwikkelingen ons zouden kunnen brengen als we niet waakzaam genoeg zijn. (AS)

2 juni: ASKO|Schönberg, Slagwerk Den Haag – Beyond the Score ® – A Portrait of Pierre Boulez

Pierre Boulez is de makkelijkste niet: als koploper van de Europese avant-garde is hij ongetwijfeld een van de grootste vernieuwers op muziekgebied, maar tegelijkertijd joeg hij door zijn rigide opvatting over moderne muziek veel medemusici tegen zich in het harnas en verstevigde hij de ivoren toren van de kunstmuziek. Bij het Holland Festival is hij echter al jaren kind aan huis en ter ere van zijn negentigste verjaardag brengt de multimediale concertreeks Beyond the Score, oorspronkelijk een concept van het Chicago Symphony Orchestra, een voorstelling waarin zijn muzikale denken geïllustreerd wordt aan de hand van muzikale fragmenten, interviews en brieffragmenten, getoond op verschuivende panelen in een choreografie van architect Frank Gehry.

Waar eerdere Beyond the Score-concerten een specifieke compositie belichtten, is deze editie opgebouwd uit passages uit 16 verschillende stukken van Boulez. Het is maar de vraag of de meester zelf, als pleitbezorger van muzikaal intellectualisme, blij zou zijn met het versnijden van zijn werk tot hapklare brokken. Voor de toeschouwer werkt het in eerste instantie prettig, maar na verloop van tijd ben je blij als de muziek langer dan een minuut ononderbroken klinkt.

Wel prettig is dat de fragmenten zich – op een enkel uitstapje naar het Parijs van 1943 – beperken tot Boulez’ esthetische visie. Documentaires over kunstenaars willen wel eens verzanden in een hagiografie van het moeilijke doch fascinerende fenomeen dat de artiest is. Hier gaat het gelukkig vooral om Boulez’ muzikale denken: van zijn analogieën met cartografie en architectuur – we bouwen toch ook niet meer met de materialen van de 18e eeuw? – tot zijn pogingen om de rotsvaste structuren van de dichter Mallarmé te verklanken.

De voorstelling doet voornamelijk recht aan de muziektheoreticus Boulez en is een geschikte introductie tot zijn muzikale gedachtegoed. Het fragmentarisering van de muziek doet de componist Boulez echter geen eer aan. In een van de fragmenten onderstreept Boulez het belang van het ontdekken van nieuw terrein, als ware het een labyrint. Nu wordt enkel de ingang van het doolhof getoond. (DS)

hollandfestival33 juni: Ferbando Rubio – Todo lo que está a mi lado

Het is een opmerkelijk fenomeen: voor het Paleis op de Dam staat een rij bedden klaar. De dekens zijn maagdelijk wit en in elk bed ligt een actrice. Per bed is er ruimte voor één toeschouwer. De voorstelling begint wanneer iedereen netjes zijn schoenen heeft uitgetrokken en plaatsneemt onder de dekens. Om het tafereel heen staan dranghekken waarachter voorbijgangers een glimp proberen op te vangen van wat er gaande is.

Hoewel de tekst van Rubio op een ingrijpend herkenbare en poëtische manier de kennismaking met eenzaamheid beschrijft, is Todo lo que está a mi lado (alles aan mijn zijde) absoluut geen droevige ervaring. De intieme sfeer waarin de actrice zachtjes tegen je praat en de warme dekens laten je wangen gloeien. Je bent nog steeds op de Dam: je hoort op de achtergrond klokken luiden en mensen lachen en schreeuwen, maar even adem je samen met de actrice als ze voorzichtig door je haren strijkt. Er is contact, in alle rust. Ze fluistert hoe je ooit als kind op een dag wakker werd en besefte dat je helemaal alleen bent. Maar toch, een ieder zal na de voorstelling hebben gevoeld: vandaag waren we tien minuutjes samen. (AS)

3 juni: Angélica Liddell – You are my destiny

In een zee van prachtige beelden, oorverdovend gekrijs en indrukwekkende muziek schetst Angélica Liddell het verhaal van Lucretia vanuit een bijzondere invalshoek. In de verhalen van Ovidius en Livius bewijst Lucretia haar huwelijkstrouw door zelfmoord te plegen wanneer zij is verkracht door kroonprins Tarquinius. Haar familie komt vervolgens in opstand tegen de monarchie, wat de stichting van de republiek Rome als gevolg zal hebben. Liddells Lucretia rebelleert tegen deze morele en politieke correctheid: haar verkrachting en dood zijn volgens haar juist een daad van onmetelijke liefde. Waar anderen slaaf zijn van hun ambitie, was Tarquinius bereid om alles te verliezen en vertrouwde hij op zijn hartstochtelijke driften. Tot groot genoegen, of moet ik zeggen genot, van Lucretia.

Liddell kronkelt, tiert en spuugt als een monsterlijke Lucretia en weet zo en nu en dan de waanzin te raken. Haar woeste spel is bijwijlen onnodig overdreven, maar kan op het andere moment door merg en been gaan. De twaalf jonge acteurs die zij om zich heen heeft verzameld moeten het zwaar ontgelden. Lijdzaam kijkt het publiek toe hoe ze hun lichamen op gewelddadige wijze opofferen. Door het lage tempo en de eindeloze herhalingen verlies je als toeschouwer alle besef van tijd en lijkt een trance onontkoombaar. Het is een ware uitputtingsslag voor beide partijen. Vanwege de talrijke (vaak letterlijke) christelijke verwijzingen ligt de associatie met zelfkastijding voor de hand. De voorstelling duurt ontzettend lang en werkt daardoor uiteindelijk behoorlijk op de zenuwen. Dit zal een bewuste keuze zijn geweest van Liddell, die erom bekend staat haar publiek te willen verontrusten. Het publiek wordt weer klaarwakker, mensen lopen zelfs weg. You are my destiny is een duistere voorstelling die op zekere punten voorbij de logica van het woord en de rede reikt. (AS)

4 juni: Annie Dorsen – Yesterday Tomorrow

In het derde deel van haar trilogie van algoritmisch theater (na Hello, Hi There en A Piece of Work) verkent de Amerikaanse kunstenares Annie Dorsen het heden als een onbekend terrein tussen het nostalgische verleden en de hoopvolle toekomst. Dit doet ze door Yesterday van The Beatles stapsgewijs te laten vervormen tot het uiteindelijk Tomorrow uit de musical Annie wordt. Drie zangers zingen van een geprojecteerde partituur een herhalende a-capellaversie van Yesterday, maar bij elke herhaling veranderen enkele muzikale of tekstuele parameters richting het eindresultaat. In het begin verschuift een van de stemmen of verandert bij een van de zanger ‘yesterday’ in ‘yesternow’, halverwege is er van beide nummers nauwelijks meer iets te herkennen. Begin- en eindpunt staan vast, maar de tussenweg wordt bepaald door het pad van de algoritmes. Elke voorstelling van Yesterday Tomorrow is dus anders.

Het is bewonderswaardig hoe de zangers voor de volle duur de partituur, die alsmaar complexer wordt, direct kunnen uitvoeren, met enkel de andere zangers als referentiepunt. Ook blijft het concept interessant door de minimale mutaties en de onzintaal die wordt gecreëerd door het digitaal samenvoegen van de teksten. Als halverwege het gezang wordt opgebroken door de opname van een ander liedje, waarna de nieuwe compositie al een stuk meer richting Tomorrow opgeschoven lijkt te zijn, voelt dit enigszins aan als kijkersbedrog.  Het uiteindelijke Tomorrow komt tevens onverwachts snel, waardoor het lijkt alsof de voorstelling ingekort is om het behapbaar te maken. Het onbevredigende midden en einde vormen daardoor een smet op een slim concept over het verlangen naar andere tijden in een complex heden. (DS)

hollandfestival14 juni: Keiichiro Shibuya – The End

Als de Stopera zich vult met jongvolwassen meiden, hun blauwe haren in staarten en giechelend van de zenuwen, moet de popster in de buurt zijn. En wel de grootste popster van Japan, Hatsune Miku. De Japanse musicus Keiichiro Shibuya (1973) creëerde onbewust een gigantisch nieuw ‘ding’ met de 3D-artiest. Hatsune Miku telt meer dan tweeënhalf miljoen Facebookvrienden, beschikt over een repertoire dat inmiddels boven de 100.000 muzieknummers uitreikt en is niet meer weg te denken uit Japanse cultuur. Toen het Holland Festival de eerste Vocaloid-opera van hand van deze crazy populaire man op het programma zette, was ik natuurlijk supernieuwsgierig.

The End is een opera zonder tekst of menselijke zanger, opgebouwd uit 3D-projecties op meerdere schermen en elektronische muziek. Op het podium zien we alleen Keiichiro Shibuya in een kleine virtuele cocon, waarin hij de grillige elektronische muziek begeleid terwijl het publiek kijkt naar de holografische animatie van Hatsuna Miku, een meisje met enorme ogen en lange blauwe haren in staarten. Anderhalf uur lang is zij op zoek naar het antwoord op de vraag of zij kan en zal sterven. Als je het mij vraagt blijft die zoektocht naar (on)sterfelijkheid vrij oppervlakkig. De beelden zijn prachtig en de kunde imponeert absoluut, maar de muziek staat hard, té hard. Tegen het einde aan vraag ik mij af hoe de ietwat oude man naast mij deze avond heeft ervaren, want ik vermoed dat Nederland nog niet klaar is voor een 3D-artiest als Miku. Wie weet hoe snel het tegendeel zal worden bewezen. (LvdB)

Muziek / Album

Een plaat vol eigenaardigheden

recensie: Atanga Boom

Ruim twee maanden geleden bracht de zeskoppige formatie Atanga Boom uit Rotterdam het gelijknamige debuutalbum uit. Tijdens de cd-presentatie klonk er een mix van wereldmuziek, jazz en afrofunk in de bovenzaal van Paradiso. Atanga Boom sleept zeer diverse muzikale bagage met zich mee.

Ergens in de zomer van 2012 verzamelde zich een groepje muzikanten met verschillende achtergronden, wat leidde tot een zeer unieke samenstelling met als basis gitaar, baritonsax, tuba, toetsen, percussie en zang. Deze muzikanten deden al eerder podiumervaring op bij onder anderen Caro Emerald, La Boutique Fantastique en José James, waardoor zij niet onopgemerkt bleven door de media. Al vrij snel na de oprichting kwamen ze terecht bij het live-programma van Radio 6 (destijds Mijke’s Middag) en later werden ze uitgenodigd om op festivals te spelen met onder andere optredens bij Jazz in Duketown (Den Bosch) en de Jazzdag (Rotterdam) vorig jaar.

Niet alledaags

Hoewel de naam van de band misschien anders doet denken, is Atanga Boom toch echt een Nederlandse groep. De unieke samenstelling zorgt voor een eigen, krachtig geluid die wezenlijk verschilt van andere Nederlandse afrofunk-groepen, zoals Koffie of de jongemannen van Jungle by Night. Het samenspel van de tuba (Axels Schappert) en de baritonsax (Coen Kaldeway) zorgt voor explosiviteit in het lage register. Dit wordt gecombineerd met de aanstekelijke en complexe ritmes van het percussieduo (Greg Smith op drums en Helene Jank op percussie-instrumenten en zang). De ritmesectie wordt verder aangevuld met wervelende orgel- en synthesizerklanken (Maarten Meddens) en scheurende gitaarriffjes (Mark Tuinstra). De band heeft zodoende een stevige ondergrond waarop alle instrumentalisten, steeds in een andere combinatie, de boventoon kunnen voeren. Hierdoor ontstaat er een aantal flinke muzikale duels die afgewisseld worden met ontspannen grooves om de muzikale flow van het geheel in balans te houden.

Niet van hier?

Een kleurrijk geluid met veel timbreverschillen, meestal gepaard met veel dissonantie, staat centraal op deze avontuurlijk plaat. Met het stevige en meeslepende instrumentale nummer ‘Wuzz Gnawan’ opent Atanga Boom haar eerste verrassingskoffer. Meteen horen we een call-and-response tussen het rauwe geluid van de overstuurde gitaar, baritonsax en orgel tegenover percussiesolootjes. Ze geven hiermee een verwijzing naar de West-Afrikaanse Gnawa-muziek, waarvan het centrum in Essaouira (Marokko) ligt waar elk jaar een wereldmuziekfestival gehouden wordt. Al menig bekend muzikant werd op dit festival geïnspireerd, zoals Jimmy Page, Brian Jones en meesterproducer Tucker Martine.

Op de tweede track brengt de band een tribuut aan de naamgever van de band in een Cubaans 12/8e ritme. Het lied vertelt over meneer Atanga’s zoektocht naar water in Gana. Met zijn doorzettingsvermogen graaft hij op de plek die de Wijze hem had aangewezen een put totdat het water er rijkelijk uit stroomt, ook al geloofde niemand meer in hem. Het is deze gedachte waar de bandleden inspiratie uit putten.

Verscheidene muzikale invloeden blijven aan de orde komen met de West-Afrikaanse helende rituelen van de oorspronkelijke Gnawa-muzikanten op de achtergrond. De rest van het album is daar geen uitzondering op. Om nog maar wat voorbeelden te geven van de overige tracks: de band lijkt tijdelijk van de aardbodem verdwenen door een geweld van elektronische sytnthgeluiden in ‘Simca 2000’, alsof ze in een trance gebracht zijn. Hypnotische klanken komen terug in ‘Le Truc’ door de herhaaldelijke harmonie en de zwevende melodielijnen van de gitaar en de baritonsax, voordat de band terug valt in de relaxte sfeer van ‘Boomtraum’. Traditionele Afrikaanse goden worden opgeroepen en met de pandeiro (een Braziliaans percussie-instrument) worden kwade gedachten uit onze geest verdrongen in ‘Erase Your Head’ om tot slot te eindigen met een stevig duel tussen baritonsax en de toetsen in ‘Catch’.

De debuutplaat verveelt geen moment en omvat een fijne afwisseling van een gevarieerd repertoire, gebracht door gedreven muzikanten. De muziek van de overwegend instrumentale, maar niet altijd even toegankelijke, nummers zit technisch uitstekend in elkaar. Voor de algemene luisteraar zal het als een raar album overkomen, maar deze gekheid voor wereldmuziek, afrofunk en jazz verdient wel degelijk een plaats in de kast van de echte (en avontuurlijke) liefhebber.

Kunst / Expo binnenland

Verhalen verteld door indrukwekkende uitvergrotingen

recensie: William Kentridge – If We Ever Get to Heaven

De Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge (1955), bekend om zijn houtskooltekeningen en zijn geanimeerde films, heeft wederom een indrukwekkende tentoonstelling weten te creëren, ditmaal in het – net zo indrukwekkende – EYE filmmuseum aan het IJ in Amsterdam. Zijn beeldend werk heeft een politiek verhaal en is duidelijk bedoeld om de kijker een boodschap mee te geven.

Anders dan in het MoMA in New York in 2010, waar een overzichtstentoonstelling van Kentridge van drie decennia te zien was, laat hij in EYE nu een nieuw werk zien en wel de 45 meter lange geanimeerde film More Sweetly Play the Dance (2015), die zich toont als een ‘dance macabre’ van schaduwen en silhouetten. Er komen meerdere figuren voorbij en zelfs verschillende figuren welke weer andere figuren dragen, begeleid door trieste doch opzwepende muziek. Voorbij komen, onder andere: een band met veel trommels en trompetten; een vlaggendrager; een drietal skeletten en andere figuren, welke als het ware door de modder worden voortgesleept. Zijn zij allen tezamen een afspiegeling van de Zuid-Afrikaanse maatschappij? Gedragen worden grote afbeeldingen van mensenhoofden en een aantal vogels; deze attributen zijn aan het begin van de tentoonstelling ook los te zien, als vergrote tekeningen op uitgesneden karton, op ijzeren pinnen ongeveer 15 centimeter afstand van de muur. De ‘dans’ doet zich voor als een optocht, waar het soms net geesten lijken die de toeschouwer van scherm tot scherm kan volgen. Kentridge wil met zijn nieuwe werk refereren aan het verhaal van De grot van Plato. Hij wil in het midden laten of wij daadwerkelijk kijken naar de figuren die wij (denken te) zien, of slechts naar hun schaduwen.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

‘Bewegende oogjes’

In twee aansluitende ruimtes zijn vervolgens nog twee andere werken te zien, namelijk de 8-delige video-installatie I Am Not Me, the Horse Is Not Mine (2008), een werk gebaseerd op De neus van Nikolaj Gogol, en ook een reflectie op een esthetische vormentaal uit de jaren 1930, die (in Rusland) deel was van de hoop op een revolutie. Daarnaast bestaat nog een ruimte met een werk dat van buitenaf al te zien is, de film Other Faces (2011) – Kentridges tiende werk uit de reeks Drawings for Projection (1989 – 2011). De bezoeker kijkt door een raam naar het verhaal dat zich achter glas afspeelt, als een tweede laag van wekelijkheid in het werk.

Eenmaal binnen is te zien hoe geschiedenis geschreven en herschreven wordt. In deze geanimeerde film ontstaan houtskooltekeningen van verschillende mensen die lijken op poppen met bewegende oogjes, welke vervolgens weer verdwijnen en later weer terug komen. Er komen woorden voorbij als ‘The Widow / The Orphan / The Stranger’ en zinnen als ‘That which is not drawn’ – waarmee Kentridge lijkt te doelen op het maakproces van kunst, welke volgens hem constant in beweging zou moeten zijn. Toch is zijn werk op een bepaalde manier juist statisch te noemen, omdat met name More Sweetly Play the Dance en Other Faces duidelijk een verhaal in zich dragen en duidelijk een begin en een eind hebben, waardoor er weinig ruimte over blijft voor een interpretatie van de toeschouwer. Maar ook een installatie als I Am Not Me, the Horse Is Not Mine heeft een (politieke) boodschap en verhaal. Het is dan ook duidelijk dat Kentridge naast beeldend kunstenaar ook opera- en theaterregisseur is.

© Studio Hans Wilschut

© Studio Hans Wilschut

Lulu

William Kentridge is momenteel in Amsterdam voor de wereldpremière van de door hem geregisseerde opera Lulu (geschreven door componist Alban Berg), te zien tijdens het Holland Festival in het gebouw van de Nationale Opera & Ballet. Tijdens een interview in EYE op 28 mei jl. vertelde hij over het maakproces van de opera en de verbindingen met zijn beeldend werk. Over hoe zwarte inkt bloed wordt en over hoe hij een gelijksoortige werkwijze heeft in zijn theatraal en beeldend werk. In het verhaal van Lulu werd hij aangetrokken door ‘de instabiliteit van begeerte’ en de ‘onechte tederheid’ van deze vrouw en al haar geliefden. Naar eigen zeggen geeft Kentridge in zijn maakproces veel ruimte aan speelsheid en kan een tekening zomaar als projectie in een theaterdecor terecht komen. Een overduidelijke overlap in al zijn werk is wel dat het zich presenteert als een geregisseerd en voltooid verhaal – wat in de beeldende kunst niet altijd gewaardeerd wordt.

Boeken / Fictie

De Colossus van McCloud

recensie: Scott McCloud – De Beeldhouwer

Scott McCloud is vooral bekend door zijn strip over het maken van strips Understanding Comics. En hij is de man die het concept 24-Hour-Comics bedacht: een heel stripverhaal produceren, van idee tot uitgave, in 24 uur. De Beeldhouwer is (eindelijk) weer eens een fictief werk. En McCloud heeft er zijn tijd voor genomen.

Door zijn dikte alleen al (488 pagina’s) is De Beeldhouwer geen boek dat je even tussendoor leest. Maar ook het onderwerp en het verloop van het verhaal zijn geen lichte kost. Hoofdpersoon David Smith is een beeldend kunstenaar zonder opdrachtgevers of weldoener. Financieel zit hij aan de grond, zonder dat er hoop op verbetering is. In de loop van een gesprek met zijn oom Harry neemt het leven David een andere wending.

De wil en de wereld

Oom Harry blijkt al lang geleden gestorven te zijn. De man met wie David spreekt is de dood. En de dood doet David een voorstel: de macht om alles wat hij kan bedenken met zijn blote handen te maken, in ruil voor nog maar 200 dagen leven. Met als extra voorwaarde dat hij het niemand vertelt, op straffe van 3 dagen minder leven. David gaat akkoord, in de hoop in de tijd die hem rest naam te maken. Meer dan wat dan ook wil hij herinnerd worden.

Natuurlijk komt met het einde van zijn leven in zicht ook de liefde om de hoek kijken. Meg, een (straat)actrice waar David verliefd op is, helpt hem als hij helemaal aan lager wal is geraakt. Ze vangt hem in haar huis op en helpt hem met zijn beeldhouwwerk. Ze wordt zijn muze en zijn motivatie en is de reden dat hij niet binnen de 200 dagen op een zelfgekozen eindpunt aankomt.

Faust of superheld

Het verhaal van David heeft behoorlijk wat weg van Goethe’s Faust, al gaat het in De Beeldhouwer om een vooraf bepaalde hoeveelheid tijd in plaats van een staat van gelukzaligheid als contracteinde. En anders dan Faust is David niet op zoek naar geluk, maar naar herkenning, erkenning en een nalatenschap. Vooral vanwege dat laatste gaat hij in de openbare ruimte maatschappijkritische kunstwerken maken, als een soort van Banksy. Een Banksy die niet opgepakt kan worden, omdat hij met zijn blote handen een deur in een betonnen muur kan maken en kan laten verdwijnen. Als een superheld die netjes achter zichzelf opruimt.

McCloud besteed in De Beeldhouwer aandacht aan gevarieerde thema’s als liefde, bewijzingsdrang en opoffering. Daardoor is het een monumentaal boek. De afspraak met de dood is eigenlijk maar bijzaak. Het verhaal van David, die zijn leven weer op orde probeert te krijgen, is ook zonder de superkrachten een mooi verhaal. Niet alleen doordat McCloud het ritme en tempo van het verhaal meesterlijk in de hand houdt, maar ook door de vormgeving van het boek.

De pagina’s lijken druk, maar zijn minimalistisch. De tekeningen laten alleen zien wat nodig is voor het verhaal. Er staat geen streep te veel op het papier. Daartoe is McCloud ook wel gedwongen door zijn tekenstijl en de afwezigheid van kleur in het boek. De Beeldhouwer weegt dan wel één kilo, minder had het niet kunnen (of hoeven) zijn. Misschien dat het beter op een iets groter formaat uitgebracht had kunnen worden, gezien de dichtheid van de tekeningen op de pagina’s. Maar aan de andere kant: op deze manier wordt de eenzaamheid van David in een hectische omgeving wel weer mooi weergegeven.