Kunst / Expo buitenland

Fotografische manipulaties van de werkelijkheid

recensie: Man Ray and Fashion

“Mode op zich leek hem niet bijzonder te boeien,” stelt de openingstekst bij de tentoonstelling over Man Ray in het Antwerpse Modemuseum. Toch is het precies de modefotografie van de kunstenaar waarop deze expo zich focust. Een overzichtelijke introductie tot Man Rays beeldend werk moet je in het Modemuseum niet verwachten, wel een verrijkende blik op de modefotografie van een invloedrijk surrealistisch kunstenaar.

Het was om den brode dat Emmanuel Radnitzky portretten en modefotografie in de jaren ’20 tot zijn artistieke activiteiten begon te rekenen. In snel tempo verzamelde hij vanaf dat moment een schare vrienden, muzen en mecenassen met ronkende namen om zich heen. Man Ray bracht de jaren ’20 en ’30 in Parijs door met onder meer Marcel Duchamp, Meret Oppenheim, Elsa Schiaparelli, Jean Cocteau, Luisa Casati en Kiki de Montparnasse; men kan zich de jaloersmakend inspirerende sfeer voorstellen. In de begeleidende teksten bij de tentoonstelling wordt veel aandacht besteedt aan de kringen waarin Man Ray zich begaf. In die mate zelfs dat hij als kunstenaar pas verderop in de tentoonstelling zelf duidelijker een plek inneemt.

Van muze tot fetisj

De eerste beelden van de kunstenaar zelf zien we wanneer we een afgelegen ruimte betreden waarnaar verwezen wordt als zijn atelier. De foto’s van Man Ray werden niet toevallig genomen door Lee Miller, die een tijdlang gold als romantische én artistieke partner van de fotograaf. En als muze:  het zijn haar lippen die hij in zijn beroemde werk isoleerde om als een soort sensueel ruimteschip boven een berglandschap te laten zweven.

Het isoleren van lichaamsdelen was één van de belangrijkste ingrepen die Man Ray deed in zijn fotografisch werk. Dat de ingreep tot in der treure bewust en onbewust herhaald werd in broches met mondjes bij Wouters en Hendrickx, panty’s met oogjes bij Dirk van Saene en verdeel-en-heersende influencerfoto’s toont de enorme erfenis van deze kunstenaar. De licht ongemakkelijke vraag dringt zich op wat Man Rays impact is op het reduceren van het vrouwenlichaam tot een bouwpakket aan meer of minder geslaagde lichaamsdelen. De tentoonstelling scheert rakelings langs het thematiseren van die vraag, maar plaatst uiteindelijk geen kritische noot in de vorm van bijvoorbeeld fotografie vanuit de female gaze. Een gemiste kans.

Jurken om een plek in de hemel voor af te staan

Het ontbreken van een kritische blik neemt niet weg dat de tentoonstelling heel wat ronduit prachtige vrouwenfiguren toont, niet in de laatste plaats door de veelheid aan schitterend gemaakte jurken van Dries van Noten, Maison Martin Margiela en het veel te onbekende Norine. Stuk voor stuk vonden zij hun inspiratie  bij Man Ray. MoMu kan hiervoor putten uit hun eigen omvangrijke collectie.

In de collectie zitten ook enkele fantastische jurken van (al dan niet echt) haar. De verschillende ontwerpers van deze jurken baseerden zich op het beeld dat als poster bij deze tentoonstelling fungeert: een omgekeerd vrouwenhoofd waarvan de blonde haren naar beneden stromen. Andermaal betoont de mode-industrie zich het coolste kind van de klas door de ietwat bizarre surrealist te omarmen en (her)interpreteren in begrijpelijke taal.

Rayographie

In de vijf jaar dat hij als fotograaf voor het roemruchte Harper’s Bazaar werkte, kreeg Man Ray carte blanche. Wat een geluk was dat! De kleding die hij fotografeerde, werd niet altijd even scherp in beeld gebracht, maar het is duidelijk dat hij zich te pletter amuseerde met experiment. Zo maakte hij onder andere schitterende beelden met meervoudige belichting en de naar hem vernoemde rayografietechniek. Toen hij zich in de jaren ’40 uiteindelijk weer met andere vormen van beeldende kunst bezig begon te houden, had hij zichzelf onuitwisbaar diep ingenesteld in het collectieve geheugen van zowel de mode- als de fotografiewereld. De tentoonstelling sluit dan ook af met hedendaagse fotografen en beeldend kunstenaars die expliciet of impliciet knipogen naar Man Ray en tonen dat het surrealisme nog steeds springlevend is.

Hoewel de tentoonstelling hier en daar wat diepgang mist, is ze absoluut de moeite om te bezoeken. De boeiende mix van mode, fotografie en surrealisme maakt het bovendien tot een goede activiteit voor compromisgerichte vriendengroepen met uiteenlopende interesses. Ieder lid van de fictieve vriendengroep in kwestie zal er bijleren en zich verwonderen.

Boeken / Fictie

De zon, de rouw en de vrouw

recensie: Het gaat, denk ik, over - Evangeline Agape

Lange tijd is het in ‘Het gaat, denk ik, over’ van Evangeline Agape niet duidelijk op welke manier de jij-figuur die opeens weg is (“Niet verloren, niet kwijt. Weg”) precies verdwenen is uit het leven van de ik-persoon. Opvallend genoeg valt deze bundel zowel te lezen vanuit het idee dat de partner overleed als vanuit het idee dat de relatie eindigde. Die onduidelijkheid maakt deze bundel net enorm invoelbaar voor iedereen die met verlies te maken krijgt in een partnerrelatie. 

Agape deelt de bundel op volgens de vijf stadia van rouw van Elisabeth Kübler-Ross. In de laatste vier fases wordt ze telkens bijgestaan – of in het geval van de Steen van depressie minder vrijwillig vergezeld – door een van de vier natuurelementen. In het stadium van woede is het Zon waar ze eens een hartig woordje mee moet spreken: “Geen geschijn op dagen die voelen als eindeloos vallen.” Het beeld (zowel in taal als in de illustraties van Pam Steenwijk) van de steeds kleiner wordende ik-persoon die de zon wel even de les zal komen spellen is even sprookjesachtig als aandoenlijk.  

Een walvishart

In een volgend stadium van rouw laat de ik-figuur zich door de Zee vertellen hoe geduld te hebben, te berusten in het eb en vloed van alles. De natuurelementen worden op die manier ingezet als wijze vrienden die de schrijfster bijstaan in haar proces. Dat ze daarbij ook klimaatverandering een plek wil geven, voelt – hoewel het een nobel doel is en de parallel met verlies duidelijk is – licht geforceerd aan.  

Regelmatig slaagt Agape erin werkelijk te raken door goed geformuleerde herkenbaarheid en het verweven van het grote met het kleine. “Dat ik het hart van een walvis zou moeten hebben, / even groot als een auto / En het is niet alleen ’s avonds, / ook gewoon als ik een boterham eet, / het lente wordt. / Ik zou je willen aanstoten, zeggen: ‘Kijk eens daar.’ / Alleen maar dat.” Even vaak is een beeld echter nog nét niet uitgepuurd genoeg, zoals wanneer ze leven met rouw vergelijkt met “struinen door weerbarstig riet”. De tegenstelling mist hier doel, omdat de woordkeuze verkeerd lijkt; struinen is net dat tikkeltje te toeristisch om kracht te hebben. 

Te weinig morsigheid

‘Het gaat, denk ik, over’ voelt soms wat te keurig aan, bijvoorbeeld in het netjes afwerken van de vijf rouwfasen (of toch bijna, want aanvaarding is nog niet binnen handbereik). In werkelijkheid doorloopt niemand die vijf fasen als vijf afgelijnde hoofdstukken, maar vloeien woede, ontkenning en kompanen morsig heen en weer. Die hoekige, rauwe kwaliteit van rouw wordt in deze bundel nergens echt getoond, niet in de stijl en niet in de inhoud. Het is allemaal vooral heel erg mooi. De ene keer dat Agape een minder fraai woord gebruikt (“teringzooi”) benoemt ze zelf dat er mooiere woorden zijn, maar dat rouw nu eenmaal niet mooi is. De lelijkheid van een woord als teringzooi is echter toch vooral esthetisch en doet de lezer verder niet bepaald daveren van afstotelijkheid.  

Ook de illustraties van Pam Steenwijk dragen bij aan het nette karakter van de bundel. Eenvoudige lijntekeningen met potlood zijn het, waarin blauwe waterverf de enige steeds terugkerende toets van kleur is. De keuze voor (alleen) blauw is niet helemaal helder. De bundel blijft op die manier visueel een beetje vlak en flauw. De ik-figuur transformeert doorheen de bundel, maar de tekeningen blijven overal even rustig blauw-wit-grijs. Dit neemt niet weg dat Steenwijk er regelmatig wel in slaagt een beeld zeer goed te vatten. Wanneer we aan het eind de Steen die lang werd meegezeuld als bevriende kiezel in een handpalm zien liggen, bevat dat beeld ook zonder tekst heel wat poëzie. 

Een zoekende gids

De bundel schuwt de ruwte, maar kan net daarom troost bieden. Of poëzie die taak heeft, is nog maar de vraag. In afwachting van een antwoord is het absoluut aan te raden deze bundel als Eerste Hulp bij Groot Verdriet achter de hand te houden. Zoals de natuurelementen de dichter helpen, zo reikt de dichter, zelf nog zoekend, de lezer een bemoedigende hand. Ze is nog niet aan de overkant, maar dat maakt haar een geloofwaardiger gids dan degenen die alle wijsheid over verlies al in pacht denken te hebben. 

Raised Fist
Film / Films

Leven zonder lucht

recensie: Till (2022)
Raised Fist

De hartenkreten en trillende stem van Mamie Till-Mobley, gespeeld door Danielle Deadwyler, gaan door merg en been in het biografische drama Till (2022). Deadwylers triggerende acteerwerk leverde haar naast tientallen nominaties vele prijzen op, zoals de Josephine Baker prijs en Impactprijs.

Omringd door de steeds terugkerende kleur geel, die staat voor zorgeloosheid, raapt Mamie de moed bij elkaar om haar 14-jarige zoon Emmett uit te zwaaien terwijl hij op de trein stapt om zijn neefjes in Mississippi te bezoeken. De bezorgdheid wanneer je je kind voor het eerst iets langer los moet laten, is een gevoel dat iedere moeder kent, en op 28 augustus 1955 komt Mamies nachtmerrie uit.

Het einde

Na Emmetts treinreis duurt het niet lang voor Emmett de winkel van Carolyn Bryant binnentreedt. Als je vooraf bekend bent met de geschiedenis van Emmett Till, springen je nekharen al overeind wanneer je Carolyns ijskoude blikken waarneemt tijdens hun eenmalige interactie. De sfeer slaat geheel om op het moment dat Emmett naar Carolyn fluit, het moment dat hij zijn eigen doodvonnis tekent.

Tevergeefs schreeuwen

Een onbehaaglijk gevoel bevangt je als je Emmett tevergeefs hoort schreeuwen, Mamie haar verdriet ziet verwerken en wanneer andere kinderen met hetzelfde lot worden besproken. Zodra de kist met Emmetts lichaam in Chicago aankomt, rent Mamie erop af terwijl de tranen over haar gezicht rollen. Ze grijpt naar de kist en roept dat deze open moet.

‘He can’t breathe!’

Dit is ongetwijfeld een referentie naar het overlijden van George Floyd, wiens laatste woorden wereldberoemd zijn geworden. Na het zien van haar volledig verminkte zoon, realiseert Mamie zich dat ze het diepgewortelde racisme alleen aan het licht kan laten komen door Emmetts verhaal en beelden van zijn lichaam met de rest van de Verenigde Staten te delen. Om het belang hiervan te benadrukken, word je als kijker ook geconfronteerd met Emmetts onherkenbare lichaam. Het geweld dat door de mannen is gebruikt, wordt de kijker daarentegen bespaard: een respectvolle keuze van Chinonye Chukwu, de filmmaker.

De kracht van kleur

Het kleurenpalet ontvouwt zich gedurende de film. Na veel scènes met prachtige, artistieke samenstellingen van kleuren draagt Mamie een grijze jurk in de rechtszaal; het moment van de waarheid. Hier laat Deadwyler haar vaardigheid zien en weet ze rauwe emotie over te brengen. Machteloosheid achtervolgt de zwarte mens. Dit is te zien aan de glinsterende ogen van Mamies oom, Moses Wright, als zijn achterneefje wordt ontvoerd terwijl zijn familie onder schot staat. Ook de terughoudende reacties wanneer mensen van kleur nare opmerkingen naar hun hoofd geslingerd krijgen, geven hun hulpeloosheid weer. De onmacht is ook te zien in de scène van de jury die aandachtig naar Carolyns schaamteloze leugens luistert.

De impact

Mamie draagt zwart wanneer ze als activist voor een enorm publiek spreekt. Het einde van de film nadert. Hierna volgen nog veel meer toespraken van Mamie en zamelt ze hoge bedragen in voor de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP: een beweging in de Verenigde Staten die de burgerrechten van de zwarte mens beschermt).

‘Now I want America to bear witness.’

Nog geen half jaar na Emmetts dood voelde de intussen gekende Rosa Parks zich geïnspireerd om niet voor een witte man op te staan in de bus. Samen met vergelijkbare tragedies als die van George Stinney jr. en Clinton Melton, leidde Emmets dood tot het uitvaardigen van de Civil Rights Act van 1964. Deze wet maakte discriminatie op basis van ras, huidskleur, religie, nationaliteit en sekse in overheidsinstellingen en openbare gelegenheden, eindelijk strafbaar. Mamies harde werk zorgde ook voor de Emmett Till Antilynching Act (2022) die lynchen officieel een haatmisdrijf maakte.

8WEEKLY Special Eurovisie Songfestival 2023
Muziek / Achtergrond / Reportage
special: Voorbeschouwing Eurovisiesongfestival 2023
8WEEKLY Special Eurovisie Songfestival 2023

Koortsdromen, dictatorsnorren en huismerkglitter

Na de winst van KALUSH namens Oekraïne in 2022, wordt dit jaar de 67e editie van het Eurovisiesongfestival in Liverpool gehouden. De BBC werkt nauw samen met de Oekraïense staatsomroep om er zowel een Brits als Oekraïens feest van te maken. Geïnspireerd door de huidige situatie is er gekozen voor het thema United By Music.

Dinsdag 9 mei was de eerste halve finale, waarin Nederland te zien was, en donderdag 11 mei is de tweede halve finale, waarin België te zien is. Zaterdag 13 mei vindt de grote finale plaats. Met in totaal 37 acts uit Europa en Australië is er weer een hoop te kiezen voor de luisteraar. De bookmakers hebben al voorspellingen geuit en hieruit blijken landen als Zweden, Finland en Frankrijk populair te zijn. 8WEEKLY heeft zich ook in het extravagante schouwspel verdiept en enkele opvallende inzendingen voor jullie op een rijtje gezet.

Een aanstekelijke koortsdroom

Finland: Käärijä – ‘Cha Cha Cha’

Finland stuurt voor het eerst sinds 2015 weer een act in eigen taal naar het Songfestival. Singer-songwriter en rapper Käärijä zingt in ‘Cha Cha Cha’ over hoe hij na een lange, zware werkweek klaar is om naar de bar te gaan en een pina colada te drinken. Bij zo’n thema verwacht je misschien een zwoel, zomers nummer, maar niks is minder waar. ‘Cha Cha Cha’ begint als een harde mix tussen techno en videogamemuziek en verandert halverwege naar een soort meezingbare schlager die uit de jaren tachtig lijkt te komen. Het nummer is al ietwat bizar, maar wordt ook nog gecombineerd met een visueel spektakel. De zanger, gehuld in een vest dat veel wegheeft van neongroene, opblaasbare spierballen, houdt vier neonroze dansers letterlijk aan de lijn. Deze combinatie verdient met recht de titel ‘opvallende act’. Het lied overtuigt niet meteen na één keer luisteren, het gehele spektakel dat net een koortsdroom is, is simpelweg wat overweldigend. Maar na wat gewenning, zal Käärijä ervoor zorgen dat je gauw van je stoel opstaat en enthousiast mee cha-cha-cha’t.

 

Songfestivalliefhebbers en metalheads

Australië: Voyager – ‘Promise’

De bandleden van progressieve rockband Voyager zijn enorme fans van het Songfestival. Ze proberen al sinds 2015 de selectie te halen om namens Australië mee te mogen doen. Dit jaar is het zover en komen ze bewapend met het nummer ‘Promise’ dat ze speciaal voor het Eurovisiepodium hebben geschreven. De metalheads timmeren al sinds de nineties aan de weg en verstaan hun vak heel goed. ‘Promise’ past binnen het synthmetalgenre, maar bevat ook een flinke knipoog naar de jaren tachtig. De band haalt een arsenaal aan instrumenten tevoorschijn en combineert dit met indrukwekkende uithalen en grunts van de zangers. Het nummer gaat over troost vinden bij anderen en bevat referenties naar de coronapandemie, maar de tekst zelf blijft wat vaag. Het refrein is goed meezingbaar, met aanstekelijke ‘oh oh’s’ die soms wat clichématig kunnen worden, maar een goed Songfestivalrefrein vraagt nu eenmaal soms om clichés. Als de Australiërs dezelfde energie uit de videoclip weten te vertalen naar het podium, belooft dit een groot succes te worden. Tussen alle inzendingen zal Australië hoog eindigen in de favorietenlijstjes van menig rockliefhebber en alto.

 

Van TikTok naar het Eurovisiepodium

Denemarken: Reiley – ‘Breaking My Heart’

Zanger en sociale media influencer Reiley wist als eerste Faeröerder de nationale voorrondes voor het Songfestival (de Dansk Melodi Grand Prix) te winnen en is daarmee al een opvallende inzending. Qua looks ziet Reiley eruit alsof TikTok een menselijke baby heeft gekregen, en ‘Breaking My Heart’ klinkt als een nummer dat op datzelfde platform viral zou kunnen gaan. Tel daar de ontzettend kleurrijke en vrolijke videoclip bij op en je hebt een act die klaar is om de harten van Gen Z te veroveren. Het niveau van de Noordse landen ligt dit jaar ontzettend hoog, waardoor Denemarken onterecht het ondergeschoven kindje lijkt te worden. De studioversie van ‘Breaking My Heart’ is echter erg goed geproduceerd en aanstekelijk, met een mix aan elementen die het tegenwoordig erg goed doen in de hitlijsten. En het refrein? Dat is misschien wel het meest aanstekelijke refrein van alle inzendingen. Reiley is hiermee misschien wel de beste Deense inzending sinds Emmelie de Forests ‘Only Teardrops’ in 2013. Hoe Reiley zijn nummer live over gaat brengen en hoe de visueel aantrekkelijke videoclip vertaald gaat worden naar het podium, zijn de enige twee zorgpunten waarmee deze act kan gaan staan of vallen.

 

Huismerk Rammstein

Duitsland: Lord Of The Lost – ‘Blood & Glitter’

Eeuwige Songfestival tryhard Duitsland heeft dit jaar ervoor gekozen om het over een andere boeg te gooien. Na jaren ‘veilige’ acts ingezonden te hebben, gaan ze dit jaar voor de industriële rockband Lord Of The Lost en maken ze duidelijk een statement. En hoe noem je een metalnummer dat je inzendt voor het Songfestival? Precies, ‘Blood & Glitter’. De titel is dan wel wat on the nose en voorspelbaar, de act zelf is dat absoluut niet. Lord Of The Lost baant zich in drie minuten tijd door meerdere genres, van screammetal tot glamrock, en wisselt het af met het geluid van schietende lasers. De duistere klanken van de zanger staan in schel contrast met de spectaculaire, glitterende outfits van de band. Het concept van gender is het raam uitgegooid en dat resulteert in fantastische, Songfestivalwaardige outfits. ‘Blood & Glitter’ bevat vele elementen die duidelijk geïnspireerd zijn door de Duitse muziekgeschiedenis met bands als Rammstein en Scorpions. Inspiratie halen uit deze succesvolle acts brengt ook een risico met zich mee, en dat is dat je klinkt als een B-keuze. Echter, huismerk Rammstein klinkt vele malen beter dan elke andere Duitse Songfestivalinzending van het afgelopen decennium.

 

Een toontje hoger

Nederland: Dion Cooper & Mia Nicolai – ‘Burning Daylight’

De afgelopen weken is er meer dan genoeg gezegd en geschreven over de Nederlandse inzending van dit jaar. De twee tot voorheen vrij onbekende artiesten Dion Cooper en Mia Nicolai werden, mede door de lobby van ex-Songfestivalwinnaar Duncan Laurence, door de AVROTROS geselecteerd voor het liedjesfestijn. Laurence schreef samen met zijn partner Jordan Garfield het nummer ‘Burning Daylight’ en schoof het gelegenheidsduo Mia en Dion naar voren als uitvoerende artiesten. Het rustige nummer, waarin het thema ‘opnieuw beginnen’ centraal staat, is in lijn met vorige Nederlandse inzendingen als ‘Arcade’ van Duncan Laurence en ‘De Diepte’ van S10. Deze sterke songs zonder opsmuk bleken vaker goed in de smaak te vallen bij het Europese publiek. Tijdens preparty’s in Barcelona en Amsterdam ging het echter mis: beide uitvoeringen werden vals gezongen. Genoeg reden voor het team om de koppen bij elkaar te steken en het geheel te heroverwegen. Tijdens het televisieprogramma ‘Khalid & Sophie’ werd een nieuwe versie van het nummer gepresenteerd. Mia en Dion zingen anderhalve toon hoger en klinken stukken zuiverder en zelfverzekerder. De repetities in Liverpool waren succesvol, waardoor Nederland volgens de bookmakers weer een goede kans maakt op een felbegeerde finaleplek.

 

Letters en dictatorkritiek

Kroatië: Let 3 – ‘Mama ŠČ’

Het Songfestival zou het Songfestival niet zijn zonder een bizarre act waar menig toeschouwer van moet bijkomen met een alcoholisch heelmiddel. Kroatië valt dit jaar zonder twijfel in die categorie. Let 3 is een band die bekendstaat als een club provocateurs met obscene liveoptredens en dito teksten. De mannen zijn gekleed in leren jassen en rokken. Samen met de nepsnorren en heftige make-up, zijn zij op zijn minst opvallend te noemen. Het nummer gaat letterlijk alle kanten op: een militaire cadans, een stukje operazang en een mixtapesegment. Gedurende het nummer wordt voortdurend ‘Mama heeft een tractor gekocht, ŠČ!’ herhaald. De laatste kreet bevat twee willekeurige letters uit het Kroatische alfabet en heeft verder geen betekenis. Vervolgens noemen de mannen ook nog eens het volledige alfabet op. Let 3 lijkt dus erg van letters te houden, maar achter het absurde tafereel zit mogelijk een verkapte politieke boodschap. Het nummer lijkt dictators te ridiculiseren en de vaak genoemde tractor verwijst mogelijk naar de relatie tussen Lukashenko en Putin. Lukashenko gaf Putin immers vorig jaar een tractor cadeau voor zijn verjaardag. De act staat in ieder geval garant voor een klassiek songfestivalmoment dat prima past tussen karnende boerenmeisjes, zingende kalkoenen en gruntende mannen in monsterpakken uit eerdere jaren.

 

Op naar een recordaantal winsten

Zweden: Loreen – ‘Tattoo’

Na het grote succes van ‘Euphoria’ in 2012, mag Loreen dit jaar namens Zweden meedoen met ‘Tattoo’ en is hiermee meteen de gedoodverfde winnaar. Voorspellingen zeggen dat dit nummer Zweden hun zevende Songfestival winst gaat opleveren. Loreen weet een ijzersterke show neer te zetten op het podium. Met een prachtige outfit en choreografie weet ze het publiek vanaf de eerste seconde te boeien. De electropopmelodie bouwt op richting een perfect getimede drop en de vocalen in het nummer bouwen op van zacht en fluisterend naar luid en intens. Loreen weet haar emotie in elk woord te gieten en laat zo in ieder geval zien hoe serieus ze het nummer neemt. Zweden ging voor een dramatisch liefdesnummer, maar kiest voor clichématige teksten als ‘Violins playing and the angels crying’ en ‘I will walk through fire and through rain’. En hoe je duidelijk maakt dat je voor altijd van iemand houdt? Daar had de stagiair wel een tekst voor: ‘You are stuck on me like a tattoo’. Loreen weet met ‘Tattoo’ een vocaal en visueel hoogstandje neer te zetten, maar tekstueel komt dit nummer niet goed uit de verf.

 

Bezeten door een Amerikaanse Poëet

Oostenrijk: Teya & Salena – Who the hell is Edgar?

De afgelopen jaren was Oostenrijk weinig succesvol op het Songfestival: sinds 2018 stonden ze niet meer in de finale. Naar alle waarschijnlijkheid verbreekt het land van de Alpen en de strudels dit jaar met die traditie. Net als Nederland sturen zij een gelegenheidsduo: Teya (Teodora Špirić) en Salena (Selina-Maria Edbauer). De dames ontmoetten elkaar tijdens de Oostenrijkse talentenshow ‘Starmania’ en schreven samen het aanstekelijke ‘Who the hell is Edgar?’. Maar, wie the hell is die Edgar dan? Teya en Salena refereren aan de Amerikaanse schrijver en poëet Edgar Allan Poe. Ze zijn bezeten door de geest van Poe, waardoor ze briljante liedjes kunnen schrijven die hen rijk zullen maken. Vervolgens ontvouwt het lied zich tot een satire op de muziekindustrie, die kritiek uit op de manier hoe tekstschrijvers worden behandeld. De ‘Zero, dot, zero, zero, three,’ verwijst naar de schamele 0.003 cent die songwriters per stream ontvangen. De champagne is afkomstig van het benzinestation, meer kunnen Teya en Salena niet betalen. ‘Who the hell is Edgar?’ is een memorabel nummer dat zichzelf niet al te serieus neemt met een aanstekelijke gothic hook ‘Oh mio padre, there’s a ghost in my body!’ en een poppy refrein. Het TikTok-proof dansje uit de clip maakt het geheel af.

 

Lastig om op te vallen

Hoewel er dus genoeg opvallende acts lijken te zijn, zijn er ook een hoop overeenkomsten tussen de inzendingen uit 2023. Met enkele uitzonderingen zoals Australië en Duitsland, die hun inspiratie bij rock en metal zoeken, lijken de meeste landen hevig geïnspireerd door het K-popgenre. Veel pakkende hooks en synthesizerriedeltjes lijken regelrecht uit dit genre gekopieerd en geplakt te zijn. Acts hebben dus wel gekke gimmicks nodig om de aandacht van het Songfestivalpubliek te trekken. Vergeleken met elementen uit eerdere jaren zoals brandende piano’s, mannen die in hamsterwielen rennen en broodbakkende oma’s, zijn de huidige TikTok-dansjes en grote snorren zo gek nog niet. 2023 is wat dat betreft een heel gemiddeld Songfestivaljaar. Wie heimwee heeft naar échte opvallende elementen, verwijzen we dan ook door naar de beste interim act ooit: ‘Love Love Peace Peace’, onderdeel van het Eurovisiesongfestival 2016 in Zweden.

Film / Films

Doldwaas fantasiespektakel

recensie: Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves: John Francis Daley, Jonathan Goldstein
Recensie Dungeons & Dragons: Honor Among ThievesParamount Pictures, Hasbro

Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves is gebaseerd op het wereldberoemde bordspel en behoort tot het rijtje van geslaagde gameverfilmingen. Verveling is absoluut niet van toepassing bij dit verhaal. Het grootse spektakel en de spectaculaire effecten laten je snel de – soms eenvoudige – grappen en grollen van de karakters vergeten.

Gameverfilmingen zijn altijd lastige kwesties in Hollywood. De hoop raakte redelijk verloren toen series en films gebaseerd op games uitkwamen, zoals Resident Evil en Tomb Raider, en magere recensies kregen van zowel recensenten als het algemene publiek. Daar lijkt nu een einde aan te komen als we kijken naar de meest recente remakes zoals The Last of Us en Sonic the Hedgehog.

Een mystieke missie

In Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves beleeft de bende van dief Edgin, gespeeld door Chris Pine, de meest doldwaze avonturen in het mystieke land van Dungeons & Dragons wanneer Forge, de schurk van het verhaal en gespeeld door Hugh Grant, Edgins dochter gevangenhoudt in zijn koninkrijk. Het is noodzakelijk dat de groep van dieven, een magiër en een druïde, het land afspeuren om het middel te vinden waarmee hij zijn dochter kan bevrijden. Dit loopt niet helemaal lekker doordat de personages zichzelf zijn verloren in de jaren waarin de bende uit elkaar raakte door een mislukte missie. De queeste om Edgins dochter te redden kan alleen lukken wanneer de bende weet samen te werken zoals vanouds. Daarvoor moeten eerst oude angsten geconfronteerd worden.

Rollenspel komt tot leven

De avonturen die tijdens de film te zien zijn, komen dicht bij de beelden die je oproept als je met je vrienden het klassieke bordspel speelt. Hierdoor zal de film voor de echte Dungeons & Dragonsfanaten een lust voor het oog zijn. Over de top verhaallijnen, spectaculaire missies, bizarre twists en mislukte plannen. Je zou het allemaal kunnen ervaren tijdens het spelen van het bordspel en hier maken de regisseurs (John Francis Daley en Jonathan Goldstein) graag gebruik van. Toch is het ook makkelijk inkomen als je nieuw bent in de Dungeons & Dragonswereld. De bende zorgt voor het verhaal en jij kan heerlijk meegezogen worden in een wonderlijke wereld vol fantastische beesten, kleurrijke effecten en details. Met een lach hier en daar en een aantal easter eggs waar menig D&D-fan van zal opkijken.

De verhaallijnen van een aantal personages uit de bende zijn ietwat cliché en sommige grappen komen soms niet helemaal aan. Dat neemt niet weg dat deze film voor hardcore fantasiefans een verademing is ten opzichte van de talloze films en series die we de afgelopen jaren voorbij zagen komen, die níet het fantasiegehalte bereikten.

Fantasie als vanouds

Dungeons & Dragons: Honour Among Thieves laat mensen weer zien hoe grappig en verfrissend fantasiefilms kunnen zijn. Een verhaal kan een hoog gehalte aan magische wezens en bizarre gebeurtenissen bevatten, maar deze film weet die nostalgische en fantasierijke gebeurtenissen op beeld te zetten, zonder het verhaal kwijt te raken. De film is grotendeels humoristisch, maar dat is ook nodig om het verhaal geloofwaardig over te brengen aan de kijker. Dat is met deze film absoluut gelukt.

Boeken / Non-fictie

Gepast en ongepast

recensie: Trots – Martha Claeys
Martha ClaeysAnne Lucassen

Het is de moeite waard om het denken van verschillende jonge filosofen te volgen. Bijvoorbeeld dat van de Vlaamse Martha Claeys (1994). Zij breekt door als schrijver en spreker. Enige tijd geleden promoveerde zij op het thema ‘trots’. Het onlangs verschenen boek Trots is daarop gebaseerd. Het verscheen bij Boom en stond op 24 april jl. ‘s middags centraal bij SPUI25 in Amsterdam.

In dit boek haalt Claeys (spreek uit: [Clais]) het vooroordeel onderuit dat trots irrationeel en gevaarlijk zou zijn. Het boek begint met de constatering dat trots een januskop heeft: de oude Grieken zagen het als een deugd, het christendom als een hoofdzonde. Het filosofische debat beweegt zich tussen die twee polen: er zijn goede en slechte vormen van trots.

Zelfwaardering

Ethici proberen deze tweespalt te overwinnen. Ook Claeys, verbonden aan het Centrum voor Ethiek aan de Universiteit Antwerpen, doet dat. ‘Emoties’, stelt zij, ‘zijn een deel van ons redelijk instrumentarium, in plaats van een vijand van de rede’.

Er zijn volgens haar beredeneerde criteria waarmee je kunt aangeven wanneer trots gepast of ongepast is. Authentieke trots is bijvoorbeeld goed, overmoed niet. Authentieke trots draait om prestaties die aan onze eigen inspanning ontspruiten. Het heeft te maken met zelfwaardering, de eerste van drie houdingen die volgens Claeys aan de basis kunnen liggen van trots. De andere twee zijn zelfrespect en zelfliefde.

De auteur vraagt zich af wie eigenlijk de kans krijgt om zichzelf te waarderen. ‘Wie oogst er lof en op wie wordt er neergekeken? Wie profiteert van het bestaande systeem en wie loopt steeds weer tegen muren aan?’ Zij komt uit bij systemische achterstelling. De Vlaamse voorbeelden die Claeys geeft, zijn moeiteloos met Nederlandse aan te vullen.

Zelfrespect

De tegenhanger van zelfwaardering is zelfrespect, jezelf als mens naar waarde schatten. Claeys kaart ongelijkheid aan vanuit de intrinsieke waarde van identiteit (gaypride, Black Lives Matter). Het is een nuancering van trots die zij aanbrengt. In tegenstelling tot de meeste filosofen, maar net als bijvoorbeeld Francis Fukuyama. Het onderscheid maakt voor Claeys helder ‘waarom trots zowel gepast kan zijn voor de winnaar van een competitie, die in zekere zin ongelijkheid viert, als voor de zwarte persoon die protesteert tegen een ongelijke behandeling’.

Maar dat niet alleen: zelfwaardering kan ongegrond zijn. Zelfrespect daarentegen niet, omdat het erkenning inhoudt van menselijkheid die iedereen aangaat. Een mens heeft recht op respect en verdient waardering. Dat was in de Griekse oudheid zo en is het nu nog steeds.

‘Aan het beeld van zelfwaardering en zelfrespect kunnen we wat doen’, schrijft Claeys, die daarmee in de praktische filosofie belandt. ‘We mogen van beleidsvoerders (…) eisen dat er ten minste voor iedereen de basis is om met respect naar zichzelf te kunnen kijken en dat structurele hindernissen zoveel mogelijk weggenomen worden.’ Hierin toont zij zich een leerling van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum, die ook de nadruk legt op het scheppen van mogelijkheden.

Zelfliefde

Zelfrespect moet niet worden verward met de derde houding die Claeys beschrijft: zelfliefde. Dat wil zeggen: jezelf koesteren, aandacht hebben voor jezelf in heel je zijn, acceptatie, geduld en eerlijkheid. ‘Een eerlijk zelfbegrip vergt werk en energie en vooral liefde.’

Kortom: ‘Trots heeft morele en politieke waarde’. Dat laatste is pas zichtbaar wanneer je trots niet louter ziet als een negatieve, irrationele emotie, maar als een die nodig is voor mensen, bijvoorbeeld voor minderheden die zich altijd klein hebben moeten maken. Iets dat zich bijvoorbeeld uit in dreadlocks, ‘een symbool van kracht en schoonheid, zoals de manen van een leeuw’, zoals de Amerikaanse actrice Zendaya Coleman schrijft op haar sociale media.
Zelfliefde is volgens de auteur ook ‘dat je privileges, je blinde vlekken en je dikke ego grondig onderzoekt’. In die zin is zelfliefde ‘niet enkel een psychologisch middel, maar een moreel en politiek instrument’.

Marja Pruis bij SPUI25

Tijdens de middag bij SPUI25 in Amsterdam kreeg Martha Claeys de gelegenheid om kort haar boek te introduceren en de schrijver, columnist en redacteur Marja Pruis om erop in te gaan. Ze stelt met dit boek te hebben geleefd. Het heeft gewerkt als een blikopener die haar op andere ideeën bracht, vanuit eenzelfde scepsis als Claeys beschrijft: ‘Zo lang als ik me kan herinneren, relativeer ik mezelf kapot’. Het boek werkte voor Pruis als een stoomcursus ‘in het openen van de ziel, als een deur naar verandering’.

Dat mag, vindt Claeys die blij was met deze respons: therapieboek oké, zolang je het maar niet als een zelfhulpboek beschouwt en gebruikt.
Even speelde ze met het idee van een thema voor een volgend boek: over afgunst of nijd? Om daar meteen aan toe te voegen: ‘Of zou dat te veel overlappen?’ Over relativeren gesproken…

Muziek / Album

Een plezierige existentiële crisis

recensie: Debuut-EP Mood Bored – Bored

Tilburgse indieband Mood Bored heeft in 2022 flinke meters gemaakt met meer dan twintig Popronde-optredens en de zeer succesvolle debuutsingle ‘Easy Going’. Op 28 april komt het drietal, dat zichzelf omschrijft met de quote ‘Who says an existential crisis can’t be fun?’, met hun debuut-EP Bored. En die EP maakt alle hoge verwachtingen waar.

Mood Bored - Bored

Plezier en ironie

De drie bandleden van Mood Bored, die de bandnaam verzonnen na een lange en saaie brainstormsessie met een moodboard, ontmoetten elkaar op de rockacademie. Ze besloten, nadat een docent hen ervan weerhield om een sessiemuzikant in te schakelen, als drietal verder te gaan. Ze hadden echter wel een bassist nodig, dus maakte zangeres Driesenaar in korte tijd zichzelf dit instrument eigen. Het trio heeft al flink wat live-ervaring opgedaan tijdens de Popronde van 2022, waar ze meer dan twintig optredens voor hun rekening namen. Toen ze met hun aanstekelijke debuutsingle ‘Easy Going’ ook nog eens benoemd werden tot 3voor12 Popronde Talent was het al helemaal duidelijk: Mood Bored is een band om in de gaten te houden.

Met hun debuut-EP Bored maken ze hun belofte over het bezorgen van een plezierige existentiële crisis waar: we horen licht deprimerende teksten gecombineerd met vrolijke poprockmelodieën. Onderwerpen als toxische relaties en je plek vinden in een wereld die verpest lijkt te zijn, worden gecombineerd met energieke beats waarop je meteen mee wilt dansen en stuiteren. Mood Bored omschrijft zichzelf met een flinke lading plezier en ironie.

Uit de put

De duidelijke koploper van de plaat is het vrolijke ´Easy Going´. Het springerige poprocklied gaat over tijden waarin je in de put zit en waar je weer uit wilt komen. Met de energieke melodie van het nummer wordt een sleur makkelijk doorbroken. Driesenaar legt uit dat ze het nummer schreef als sneer naar zichzelf; ze zat in de put en om alles weer positief in te zien wilde ze zichzelf een beetje belachelijk maken. Ze zegt dat het natuurlijk oké is als het niet goed met je gaat, maar na een tijdje moet je ermee ophouden en jezelf eruit (proberen te) halen.

 

Schijn bedriegt

Het liefdesliedje ‘Pour Into Me’ is ook niet de rooskleurige liefdesverklaring die het in eerste instantie lijkt. Al gauw blijkt het te gaan over iemand die klaar is met zichzelf zo leeg te voelen en die ernaar verlangt om meegesleurd te worden door iemand anders. Drang naar een ander die het lege gevoel opvult met de mooie dingen in de wereld. ‘Lucky’ is een ander bedrieglijk liefdesliedje, wat klinkt als een nummer waarin je langzaam kan verdrinken. Je wordt alleen op het verkeerde been gezet, de persoon aan wie de liefde verklaard lijkt te worden, wordt tegelijkertijd flink beledigd met zinnen als ‘You know you are nothing special, luckily I love you’. Het nummer blijkt geen liefdesverklaring, maar een lied over manipulatie en toxische relaties. Zo word je als luisteraar telkens weer, zoals de band zelf zegt, gegaslight.

Niemendalletjes

De eerdergenoemde nummers ‘Easy Going’, ‘Lucky’ en ‘Pour Into Me’ vormen samen met ‘Ladadee Ladada’ de hoogtepunten van deze debuut-EP. Het volledig instrumentale nummer ‘The Factory’ duurt maar 35 seconden en is met recht een niemendalletje te noemen. De laatste twee nummers van de EP, ‘Vibe Like Edie’ en ‘Join The Ride’ zitten goed in elkaar, maar zijn niet zo aanstekelijk als de eerste vier nummers van de plaat, waardoor ze minder bijblijven.

Knipoog naar de nineties

Mood Bored klinkt op hun debuut-EP als een liefdesbaby van indie en rock, met zekere punkinvloeden en een flinke knipoog naar de nineties. De nummers vormen samen inderdaad een plezierige existentiële crisis en zouden perfect passen als soundtrack van een angsty tienerromcom à la 10 Things I Hate About You. Dus Netflix, luister je mee?

 

Boeken / Non-fictie

Biografie en vooral band historie 

recensie: Bono – Surrender, 40 songs, één verhaal   

Bono duikt in zijn verleden en neemt de lezer mee in de ontwikkeling van zijn muzikantenleven en natuurlijk de groei van zijn band U2. De leidraad is het gezichtspunt van de zanger zelf en de veertig liedjes die hij als hoofdstukken heeft aangemerkt. De dikke pil leest wonderbaarlijk lekker. 

De historie van een band schrijven terwijl de band hopelijk nog lang niet aan zijn eind is, is een boek dat natuurlijk niet af is. Toch heeft Bono en U2 al zo’n staat van dienst opgebouwd dat Surrender naast fijn leesvoer een prachtig stuk pophistorie in zich heeft alsmede een zeer persoonlijke inkijk in het leven van de charismatische voorman van deze wereldband.

Chronologisch met bespiegelingen

Surrender start heel chronologisch, bij het ontstaan van U2. Alles wordt verteld vanuit het perspectief van Bono. De eerste schreden van U2 na het ontstaan van de band en de muzikale opbouw met de iconische albums Boy, October en natuurlijk War, zijn meteen een zegetocht richting een volwassen en succesvolle band.

De liefde tussen Bono en Ali, zijn vrouw en de moeder van hun kinderen, schittert tussen de bladzijden door met al zijn ups-en-downs. We lezen zelfs over de angst om vader te worden. Op bladzijde 246 gooit hij het roer om na een bezoek aan Quincy Jones. In een tijdsbestek van een aantal pagina’s is dan het gezin compleet. We zijn dan op relatief korte tijd aanbeland in de periode van het succes van The Joshua Tree. Daarmee beseffen we dat we soms kleine stapjes maken om vervolgens door te rollen naar een volgende hoogtepunt. Dat maakt dat het boek fijn leesbaar blijft en nergens langdradig wordt.

Verhaal en leven verweven met muziek

Rattle and Hum oogst zo ongeveer voor het eerst wisselende recensies. Waarschijnlijk is het loslaten van het punk en new wave tijdperk mede debet aan deze mindere oogst bij de critici. Even schakelt Bono in zijn boek naar 2022 en de oorlog in Oekraïne komt aan bod in het boek.

Vervolgens duiken we via Tsjernobyl zomaar in de klimaat- en energiecrisis totdat we de chronologische draad weer oppakken van de muziek met ‘One’ en het album Achtung Baby. Daarna valt te lezen hoe de band vecht met de keerzijde van roem, de soms uitputtende inspanningen en de daarmee gepaard gaande uitspattingen. Halverwege het boek lezen we hoe het sterrendom van U2 de mannen bij Frank Sinatra en andere sterren brengt. Ook lezen we hoe Bono enorm naar de man opkijkt.

Uiteraard komt hier ook de link met Pavarotti om de hoek kijken. De man die naast zijn talent de vrijgevigheid laat zegevieren. Het was Pavarotti die bleef aandringen op een lied samen met Bono en zijn mannen. Een prachtig verhaal om te lezen! De ontstaansgeschiedenis van ‘Miss Sarajevo’ is een heerlijk en smakelijk deel van het boek.

Muziek en politiek

Bono’s werk voor Jubilee 2000, het kwijtschelden van de schulden van de arme landen, is een prominent en mooi verhaal. Kort daarna voelt Bono voor het eerst zijn eigen sterfelijkheid wanneer er iets wordt gevonden in zijn lichaam dat gelukkig goedaardig blijkt te zijn. En dat vlak na de pauselijke episode rond Jubilee 2000.  

Na dat iconische jaar 2000 zien we de carrière van Bono steeds meer verweven raken met de politiek. Politiek en vechten tegen onrecht zijn Bono’s drijfveer. Zeker wanneer hij in Afrika een aids-ziekenhuis rondloopt en beseft dat vijftig procent zal sterven. Dat besef hakt er stevig in. Zijn gevecht om ook hier wat aan te doen beslaat vele bladzijden. De muziek is dan ver weg! Toch is de strijd van 2 jaar voor 15 miljard dollar wel een prestatie van jewelste, dit groeit later zelfs naar 100 miljard.

‘How To dismantle An Atomic Bomb’ wordt eindelijk belicht in slechts een enkele zin, waarna Nelson Mandela alweer de revue passeert. De weldoener Bono trekt verder terwijl de muziek opnieuw ver te zoeken is in zijn verhaal.

Op bladzijde 578 en 579 steekt Bono de loftrompet over al zijn medebandleden. Hier lezen we dat Edge zich zo genoemd heeft naar aanleiding van ‘Close To The Edge’ van Yes. Vlak daarna volgt zijn gevecht met het ouder worden en het afnemen van energie en de twijfels om door te gaan met de band. De steun die Bono heeft aan de Bijbel is alom aanwezig, zo ook in dit deel van het boek. De apostel Paulus is zijn steun en toeverlaat. Vervolgens lezen we het moment van de geboorte van ‘Surrender’ tijdens de angstige momenten van aanslagen.

Bono heeft een boeiend boek geschreven over hemzelf en de band U2 en heeft de momenten van onderlinge twist bewust achterwege gelaten, zo schrijft hij in het nawoord. Zowel voor fans als voor een belangstellende lezer is Surrender een boek om je vele uren in onder te dompelen.

Kunst / Expo binnenland

Als portretten konden spreken

recensie: Sofonisba Anguissola. Portrettist van de Renaissance
Sofonisba Anguissola, Het schaakspel, 1555, olieverf op doek, 72 x 97 cm. The Raczyński Foundation, Muzeum Narodowe w Poznaniu, PoznańThe Raczyński Foundation, Muzeum Narodowe w Poznaniu, Poznań

Bij Rijksmuseum Twenthe stap je in de wereld van de Italiaanse schilder Sofonisba Anguissola (1532-1625). Een tentoonstelling over een getalenteerd en eigenzinnig portrettist, met als hoogtepunt haar levensechte (zelf)portretten uit haar beginjaren.

Rijksmuseum Twenthe heeft samen met de Deense Nivaagaard collectie achttien schilderijen van Sofonisba Anguissola bij elkaar gebracht, aangevuld met nog drie schilderijen van haar jongere zussen Lucia en Europa. Bij binnenkomst word je verwelkomd door Het Schaakspel, een groepsportret van Sofonisba’s zussen en een bediende. Lucia kijkt ons recht aan, terwijl ze op het punt staat om Minerva, haar jongere zus, te verslaan met een potje schaken. De bediende slaat geen acht op de zussen en richt haar blik op het schaakbord, terwijl Europa, hun jongste zusje, het schouwspel gadeslaat met een brede, bijna aanstekelijke lach. De Italiaanse kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari (1511-1572) schreef over dit schilderij dat de figuren zo levensecht zijn geschilderd dat alleen hun stemgeluiden ontbreken. Geschilderde portretten kunnen natuurlijk niet spreken, maar de inscripties en attributen op veel van de (zelf)portretten van Anguissola spreken boekdelen.

Door de ogen van Sofonisba Anguissola

Anguissola specialiseerde zich in portretten. In eerste instantie schilderde ze naaste familieleden, later ook vooraanstaande inwoners uit haar geboorteplaats Cremona. Vergeleken met andere schilders uit haar tijd heeft ze relatief veel zelfportretten gemaakt. Twaalf maar liefst. Vaak geeft ze zichzelf hierop weer met een attribuut, zoals een muziekinstrument of een boek. Hierdoor geven deze portretten een inkijk in hoe Anguissola zichzelf zag en hoe ze gezien wilde worden.

Deugdzaam en eigenzinnig

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm. Muzeum - Zamek w Łańcucie, Łańcut

Sofonisba Anguissola, Zelfportret achter de schildersezel, ca. 1556-7, olieverf op doek, 66 x 57 cm. Muzeum – Zamek w Łańcucie, Łańcut

Lopend door de tentoonstelling leer je Sofonisba steeds beter kennen. Haar doordringende, nochtans ingetogen blik, en zwarte jurk met hooggesloten kantkraag, waren – zowel vroeger als nu – haar trademarks. Vrouwelijke schilders werden door biografen vaak beoordeeld op eigenschappen als kuisheid, soberheid en gehoorzaamheid, dus begrijpelijkerwijs wilde ze ook zo gezien worden. Rijksmuseum Twenthe presenteert enkele zelfportretten zij-aan-zij, waarbij attributen haar vaardigheden tonen: musiceren, schilderen of lezen. Heldere zaalteksten geven context, zodat je begrijpt hoe haar opvoeding eruitzag en waarom Sofonisba zich zo sober kleedde.
Een van de hoogtepunt is Zelfportret achter de schildersezel, een portret waarop ze zichzelf weergeeft als kunstenaar. Op dit zelfbewuste en eigenzinnige zelfportret kijkt Sofonisba ons recht aan, terwijl ze werkt aan een intieme voorstelling tussen Maria en Jezus. Er mag geen twijfel over bestaan dat Anguissola de schilder is. Met penseel in de aanslag en gericht op het doek, de schilderstok in haar andere hand en klodders aangeroerde verf op het schilderspalet als stille getuigen van het maakproces.

Hoogtepunten

Haar talent blijft ook in haar eigen tijd niet onopgemerkt. In 1559 vertrekt Anguissola naar het Spaanse hof in Madrid om teken- en schilderlessen te geven aan de Spaanse koningin Elisabeth van Valois (1545-1568). Veel van de schilderijen die Anguissola daar maakte zijn verloren gegaan in een brand. Wel weten we dat ze zich in Madrid schikt naar de Spaanse hofstijl en haar werk daardoor niet signeerde. Na veertien jaar keert ze terug naar Italië. Daar maakte ze hoofdzakelijk religieuze schilderijen, maar die evenaren de innovatieve en adembenemende portretten uit haar beginjaren niet. Door haar schilderijen te presenteren in een grote hal, dwaal je tussen verschillende fases van Anguissola’s leven en carrière: van haar geboorteplaats Cremona, het Spaanse hof in Madrid tot haar laatste jaren in Genua en Palermo. Zo slaagt Rijksmuseum Twenthe erin om een levensecht portret te schetsen van een getalenteerd portrettist uit de Italiaanse renaissance.

Slagwerk orkest De Koninklijke Republiek
Film / Documentaire

RUWE BOLSTER, BLANKE PIT

recensie: De Koninklijke Republiek
Slagwerk orkest De Koninklijke Republiek

Het is een prachtig shot en tegenshot waarmee de film van regisseur Carmen Cobos en producent Kees Rijninks over de slagwerksectie van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) begint en eindigt. Vijf man sterk lopen als een hecht stel macho’s de artiesteningang van het Amsterdamse Concertgebouw binnen. Vijf man sterk lopen als een stel collegae er ook weer uit, richting de naastgelegen brasserie.

Vijf man: twee paukenisten en drie slagwerkers. Met naam en toenaam: de paukenisten Nick Woud die aan zijn laatste seizoen bezig is alvorens hij met pensioen gaat en zijn oud-leerling Tomohiro Ando. Verder de slagwerkers Mark Braafhart, Bence Major en Herman Rieken.

Een republiek binnen het orkest

De titel van de film is ontleend aan een uitspraak van dirigent Bernard Haitink, die de slagwerksectie van het KCO eens omschreef als een republiek binnen het orkest. De vraag is immers hóe je een paar bolletjes met stokken eraan, de noten, speelt. Met één of twee stokken tegelijk, met verschillende stokken binnen één stuk? Harde en zachte? Het geeft allemaal een ander klankkleur. De slagwerkers mogen het allemaal zelf uitmaken, niemand schrijft het ze voor. Om te beginnen de componist niet, maar ook de dirigent laat ze meestal vrij.

Of moet er gespeeld worden met het kromgetrokken triangelstaafje, dat al heel lang in het bezit van het orkest is? Het heeft haast iets magisch, zo’n misvormd, oud staafje.

Je ziet de vijf macho’s ontdooien als ze over hun instrumenten praten, eigenlijk al vanaf het moment dat ze hun stokken klaarleggen als in het instrumentarium van een tandarts. Zorgvuldig en liefdevol, net zoals ze de natuurvellen van hun pauken onderhouden. Ze delen de instrumenten en toebehoren met elkaar.

Een en al ritme

Ze zijn een en al ritme. Wanneer ze in het luchtledige oefenen, wanneer de twee paukenisten aan de kant van de weg naar het Premier Drumcorps uit Krommenie kijken en op de maat meebewegen. Het is de drumband waar Nick Woud is begonnen. De tambour-maître kent hij zelfs nog. Want zo gaat het vaak: slagwerkers beginnen in een drumband en koperblazers komen regelmatig uit de harmonie-fanfare-brassbandwereld. Ze moeten zich dan inpassen in een orkestgroep, in de gehele, geoliede organisatie en de traditie van het befaamde orkest waarover ze allemaal als jongen droomden: als ik dáár nu eens in terecht kan komen …

Het is leuk om te zien hoe ze zich opstellen wanneer het orkest repeteert en ze maten lang niet hoeven te spelen. De één leest in een zakpartituur mee wat er gebeurt, de ander kijkt naar boven, naar het plafond en wordt in die blik door de camera gevolgd. Een leuk en speels detail.

Dan komt het moment suprême, bijvoorbeeld de trommelsolo in de ‘Elfde symfonie’ van Sjostakovitsj. De hartslag stijgt tot 180, want dán moet het gebeuren.

Praktische zaken

Je ziet de vijf ook wanneer ze het over praktische zaken hebben. Bijvoorbeeld over alledaagse taalproblemen: uitsmijter? Dat is toch iemand aan de deur van een nachtclub? Ja, maar het zijn ook eieren. Vreemde taal, dat Nederlands.

Of ze hebben het over het proefspel voor de opvolging van Nick Woud. Wat moeten de kandidaten spelen? Achter een gordijn in de Kleine Zaal van het Concertgebouw overigens, om elk vooroordeel de grond in te boren. Voor een sollicitatiecommissie op het balkon die qua omvang niet mis te verstaan is. En qua kennis en kunde natuurlijk ook niet.

Er sprong, begrijpen we, helaas geen één kandidaat er echt uit, zodat het orkest de komende tijd met freelancers zal werken.

Nick Woud

Nick Woud maakt zich zorgen dat hij zal worden vergeten, maar dat wordt hij niet want in de ruimte onder het podium, waar de slagwerkers samenkomen en hun instrumentarium staat, hangt inmiddels een mooie foto van hem. De traditie gaat door, maar dat zagen we ook al in de lesfragmenten die de paukenisten en slagwerkers geven aan een nieuwe generatie op het conservatorium.

De Koninklijke Republiek, ja. Maar het is ook een wereld die niet echt lijkt te mengen met het overige personeel in ‘het gebouw’. Woud loopt na zijn laatste concert met een bos bloemen wat eenzaam door de krochten van allerlei mensen naar de uitgang. Dat is wat verdrietig om te zien, maar het is allemaal prachtig en warm in beeld gebracht. De vijf mannen samen en in avondkleding in afzonderlijke portretjes. Fascinerend.