Ik wou bij het begin beginnen: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’ Hoe kwam je tot die zin?
Puur op gevoel. Ik had al een aantal personages en hoofdstukken, maar zocht nog naar een proloog. Ik schreef van alles, en dacht op den duur: misschien zijn ze allemaal wel het begin.
Bij families kun je ook afvragen: waar begint hun verhaal?
Precies. En in Het achtste leven gaat het niet alleen om de Jasji’s, maar om een hele geschiedenis. Ik had jarenlang door kunnen gaan, zonder een begin of einde te vinden. Ik begon in de jaren negentig, tachtig, zeventig en kwam uiteindelijk bij de Oktoberrevolutie uit. Ik had verder terug kunnen gaan.
Waarom heb je dat niet gedaan?
Dit voelde als een goed punt. Ik wilde niet per se over een eeuw schrijven. Het ging me in eerste instantie om de jaren negentig, een moeilijke periode voor iedere Georgiër. Het hele land ging op de kop. Maar voor Duitse lezers zou dat niet begrijpelijk zijn geweest. Ik kon zelf ook niet uitleggen hoe en waarom dingen veranderden. Het werd een obsessie, alsof ik steeds een nieuwe deur in het gebouw opende.
Is het ook een echo van Oorlog en vrede? Men zegt dat Tolstoj het chronologische begin van die roman steeds verder de geschiedenis in duwde.
Lachend: Nee! Je kan toch niet achter je bureau gaan zitten en denken: vandaag ga ik doen alsof ik Tolstoj ben. Ik vind het leuk om te horen, maar was niet mijn intentie. Tolstoj…
Toch zijn er flink wat echo’s. Ook naar Anna Karenina.
Die zijn veelal onbewust. Alleen de naam Kitty niet. Daar kiest haar moeder Stasia bewust voor.
In hoeverre is het verhaal van de Jasji’s ook de geschiedenis van Georgië?
Ze zijn natuurlijk representanten. Maar ik heb het ook overdreven. De historische gebeurtenissen drijven het verhaal wel voort, maar de familie is de emotionele kern.
Ik vond het fascinerend hoe iemand als Stalin, een belangrijk figuur, soms bijna het verhaal binnenkomt, maar toch op een afstand blijft.
Daar heb ik over nagedacht. Ja, Stalin is een belangrijk figuur. Maar ik kan hem niet beschrijven als een monster, en ook niet als een liefhebbende vader. Hetzelfde geldt voor Lavrenti Beria. Hem kon ik niet thuis etend beschrijven, of in de opera. Hem kon ik introduceren door de affaire met Christine. Hij is een historisch personage – hij was een moordenaar. Door zijn ontmoetingen met Christine speelt hij toch een rol in Het achtste leven.
Die afstand maakt hun aanwezigheid sterker, vind ik.
Het is allemaal gebaseerd op verhalen. Ik sprak met een vrouw, ze is inmiddels overleden, die de maîtresse van Beria is geweest. Het was schokkend: na vijftig, zestig jaar realiseerde ze zich nog steeds niet wat er gebeurd was of wat voor man hij was. Maar het is ingewikkeld. Er doen zo veel verhalen en legenden over hem de ronde. Zo veel mythes. Men zegt dat toen hij veroordeeld werd, hij werd beschuldigd van allerlei verkrachtingen. Daar heb ik me door laten inspireren.
Dat is geweldig voor fictie.
© Danny Merz – Sollsuchstelle
Zeker. De verbeeldingen is op een bepaalde manier waarachtiger. Levendiger. Ik kan niet goed met de werkelijkheid omgaan. Ook niet met een autobiografie.
Terwijl Het achtste leven af en toe heel autobiografisch aanvoelt.
Er zitten veel persoonlijke dingen in. Bijvoorbeeld de passages uit de jaren negentig. Maar autobiografisch is het niet.
De roman eindigt in 2006. Waarom dan?
Ik had door kunnen gaan, maar had de afstand nodig. Bovendien kwam daarna weer oorlog. Er zat al wel genoeg oorlog in het boek, vond ik. Rellen is genoeg.
Je woont in Hamburg. Hoe ga je daar zelf mee om?
Als ik weer in Georgië ben, raak ik gelijk weer betrokken. Ik was daar toen de oorlog uitbrak in 2008. Het was absurd. Ik wist ook niet gelijk of ik wel terug wilde naar Duitsland… Verder volg ik het nieuws, praat ik met vrienden en lees werk van Georgische auteurs.
Is dit boek ook een manier om betrokken te blijven?
Nee, eerder een manier om ervan af te komen! (Lacht) Natuurlijk, ik ben Georgisch, dat zit in mij. Maar ik wil niet vast komen te zitten. Veel vrienden zijn fysiek elders, maar mentaal nog in Georgië. Ik denk dat ik me daarvan wilde bevrijden. Maar ik weet dat dat een illusie is, ik zal altijd terug blijven gaan.
Ik las deze roman als Trauerarbeit: je werkt je door een pijnlijke geschiedenis.
Het is heel belangrijk vooruit te blijven gaan – als individu, maar ook als maatschappij. Dat wordt in Georgië wel geprobeerd, maar het blijft kleinschalig. En dat terwijl de laatste vijfentwintig jaar een en al herhaling zijn. Telkens gebeuren dezelfde dingen. Een nieuwe president wordt als Messias binnengehaald, en na vijf jaar is hij de duivel. Dat heeft te maken met de Sovjetgeschiedenis: er was altijd wel iemand die voor je zorgde. Je hoefde geen individu te zijn, geen verantwoordelijkheid te dragen. Het besef dat je zelf dingen kan veranderen, komt nu pas.
Hoe reageerden Duitse Georgiërs op het boek?
Wat heel interessant was, waren de reacties op de toneelbewerking. Iedereen zei hetzelfde: ze zaten in het theater en keken naar het toneel, waar Duitse acteurs over hen praatten, hen lieten zien, hun geschiedenis vertelden. Men voelde zich gezien, een beetje belangrijk. Georgië is zo’n klein land, het is geweldig als mensen zich zo voelen.
Heeft dat je schrijven beïnvloed?
Niet echt. Ik denk niet, ‘ik moet nu mijn land representeren.’ Ik ben blij en vereerd dat het zo gegaan is, maar die status is nooit mijn doel geweest. Wanneer dit boek in het Georgisch vertaald wordt, zullen er ook mensen zijn die zeggen dat ik hun helemaal niet goed laat zien. Dat is de andere kant.
Het achtste leven eindigt met Brilka, heel open, met de mogelijkheid van verandering. Gaat het leven anders zijn voor de jongere generaties?
Dat hoop ik. Mijn neefje en nichtje zijn meer Westers. Ze staan open voor dingen en zijn geïnformeerd. Mijn generatie is neoconservatief. Daar heb ik me nooit fijn bij gevoeld. Iedereen studeerde management en trouwde toen ze 24, 25 waren. Ik weet natuurlijk niet hoe het zich gaat ontwikkelen, maar de jongere generatie is anders. Zet een vijftienjarige naast een tiener uit Duitsland of Nederland en ze lijken erg op elkaar.
Wat is er anders voor hen?
Het internet, ten eerste. Reizen is gemakkelijk. Mijn generatie kon als eerste op reis, daarvoor was het niet echt mogelijk. Het was te duur. En nu, sinds dit jaar, mogen Georgiërs visumvrij de Europese Unie in. Dat is een enorme stap. Een cadeau. Je voelt je vrijer, meer Europees. Dat heeft een effect op hoe zo’n generatie zich ontwikkelt. Ik zou teleurgesteld zijn als ze over tien jaar net zo neoconservatief zouden zijn als mijn generatie.
In Het achtste leven wordt ook gereisd. Was Europa vroeger een spiegelbeeld?
Toen zeker. Kitty reist vanuit een dictatuur naar een plek waar ze haar eigen leven kan leiden. Het gekke is, toen ik aan het boek begon, kende ik voornamelijk het Westerse perspectief op de twintigste eeuw. Ik wist zelfs meer van de nazi’s dan van de communisten! Ik wilde een Oosterse blik geven. Mijn redacteur vroeg me waarom de val van de Berlijnse Muur maar kort genoemd wordt. Dat klopt, zei ik, maar zo belangrijk was het niet voor ons. Wij waren met andere zaken bezig!
Voel je je nu Europees?
Ja. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof in het in vrijheid samenleven van verschillen. De toekomst gaat niet over nationale identiteiten. Het gaat erom dat er meerdere ideeën zijn van wat goed leven is, meerdere perspectieven op dezelfde gebeurtenissen. Dat is een kans. Het Europese ideaal is het beste dat we nu hebben.
Welke rol speelt taal daarin?
Mensen vragen me vaak waarom ik nu alweer veertien jaar in Duitsland woon. Ik kwam voor mijn studie en wilde eigenlijk teruggaan na vier jaar. Maar de taal maakte dat onmogelijk. Ik kon al wat Duits, leerde de taal verder en bleef. Die taal kennen opende zoveel mogelijkheden.
Hielp het ook om Het achtste leven te schrijven?
Volgens mij wel. Je weet natuurlijk niet wat er anders gebeurd was, maar ik denk dat ik dit boek niet in het Georgisch had kunnen schrijven. Dan had ik te dicht op de gebeurtenissen gezeten. Schrijven gaat over afstand nemen. Taal maakt dat perspectief mogelijk.
Digitalisering: een vloek of een zegen?
De smartphone en digitale media zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Hoewel digitalisering ons veel goeds heeft gebracht komt er toch ook steeds meer argwaan en kritiek. Is al die afleiding wel zo prettig en raakt onze privacy niet in het geding? Deze scepsis was reden voor Sidney Vollmer om onderzoek te doen naar digitalisme. Hij gaat op zoek naar balans in digitale tijden.
Voorafgaand aan het boek heeft Vollmer uitgebreid onderzoek gedaan en een podcastserie over het onderwerp gemaakt. Zijn grondige speurwerk is te zien aan de uitgebreide literatuurlijst en de vele voetnoten. Ook heeft hij zelf geëxperimenteerd met digitale media: van zijn roman Alles ruikt naar chocola verscheen een app. Hier zegt hij over:
De teleurstelling die hij hier voelt is tekenend voor zijn boek en zijn houding ten opzichte van de digitale revolutie: de verbitterdheid spat van het boek af.
Nostalgie naar de vorige eeuw
Aan de hand van zijn eigen leven beschrijft Vollmer de digitale revolutie vanaf de jaren tachtig tot nu. Hij denkt terug aan het opnemen van de nieuwste hits vanaf de radio, de eerste minidisc-speler die hij kreeg en de oude games die hij speelde, maar ook de eerste sociale media MSN en Hyves passeren de revue. Helaas romantiseert hij hierbij het verleden en heeft hij enkel kritiek op het heden.
In zijn verbitterdheid laat hij geen ruimte voor twijfel en zelfreflectie. Het feit dat hij niet meer zo intens van muziek houdt als vroeger wijt hij aan de algoritmes van Spotify – terwijl de gemiddelde puber vaak intenser naar muziek luistert dan een dertiger. Dezelfde algoritmes van Netflix zorgen er volgens hem voor dat je in een bubbel zit en niet meer buiten je comfortzone durft te kijken. Mensen kijken alleen nog maar de films die hen worden aanbevolen in het menu van Netflix en zien hierin hun wereldbeeld bevestigd. Theoretisch gezien is dit misschien het geval, maar in de praktijk zijn er nog altijd de persoonlijke aanbevelingen van vrienden en de recensies in kranten, tijdschriften en op internet.
Wake the f*ck up
Vollmer beklaagt zich niet alleen maar over de grote mediareuzen (Netflix, Spotify, Facebook, Google) maar komt ook met suggesties. Ideeën voor de overheid en het bedrijfsleven die onze privacy beschermen en het inzichtelijker moeten maken wat er met onze gegevens gebeurt. Vollmer hoopt met zijn boek een revolutie te ontketenen, zo doet zijn lange lijst met aanbevelingen vermoeden. Een revolutie die ook echt nodig lijkt te zijn, getuige dit citaat:
Wie boeken als The Circle van Dave Eggers en 1984 van George Orwell heeft gelezen, weet hoe gevaarlijk deze trend kan zijn.
De reden dat dit boek wellicht niet voor een revolutie zal zorgen is de toon van Vollmers betoog. Hij is overduidelijk boos en gefrustreerd over de gang van zaken. Op een gegeven moment schreeuwt hij de lezer die nog niet mee wil zelfs de kwade woorden ‘wake the f*ck up‘ toe. Maar hierdoor schiet hij zijn doel voorbij. Zijn agressie roept weerstand op in plaats van compassie. Het is als lezer moeilijk om mee te gaan in zijn woede, omdat het Vollmer niet lukt om invoelbaar te maken wat de impact van digitalisme op je eigen leven zal zijn. De beste passages zijn dan ook de momenten waarop hij de materie persoonlijker aanpakt, zoals wanneer hij vertelt over zijn boek/app. Of over zijn eigen twijfel bij Facebook, en dat hij de sociale media eigenlijk niet mist sinds hij ze verwijderd heeft.
Het beste stuk van het boek is het einde. Vollmer beschrijft dat hij voor zichzelf de rust en balans heeft gevonden via meditatie en spiritualiteit. De balans in digitale tijden heeft hij gevonden. De balans in het boek is helaas nog zoek.
On/Off. Op zoek naar balans in digitale tijden
Schrijver: Sidney VollmerUitgever: Nijgh & Van Ditmar
Prijs: € 22,50
Bladzijden: 384
ISBN: 9789038802350
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
De vrouw met de analoge camera
Het Stedelijk Museum in Amsterdam brengt een eerbetoon aan de fotografe Rineke Dijkstra (1959). Terecht, want Dijkstra wordt op 9 oktober 2017 onderscheiden met de Hasselblad Award. Een prestigieuze prijs die wel wordt vergeleken met de Nobelprijs, maar dan voor fotografie. Zij is de eerste Nederlandse fotograaf die deze prijs ontvangt.
De tentoonstelling toont een impressie van het werk van Dijkstra uit de periode van 1994 tot heden. Dijkstra brak internationaal door met haar serie Strandportretten (1992-1994), waarvan er nu één, nog nooit eerder in Nederland vertoond, is te zien; het strandportret van twee jongens, Odessa, Oekraïne (1993).
Frontale portretten
Rineke Dijkstra, Odessa, Oekraïne – 6 augustus 1993
In de eerste zaal hangt onder andere een serie van zeven portretten van Olivier (2000-2003), een zeventienjarige jongen, die heeft besloten toe te treden tot het Vreemdelingenlegioen. De serie laat de ontwikkeling van Olivier Santos zien: van een schuchtere adolescent tot een volwassen man die stevig in zijn schoenen lijkt te staan. En daar is Dijkstra een meester in.
Zij maakt vaak frontale portretten van opgroeiende jongeren en jongvolwassenen, waarbij duidelijk de kwetsbaarheid en kracht naar voren komen. Tijd speelt daarin een belangrijke rol: tijd om de foto te maken en tijd in jaren. Dijkstra werkt met een grote analoge camera, waar steeds nieuwe negatieven in gestoken moeten worden, een tijdrovend proces, waar vooral kinderen soms moeite mee hebben. Vaak volgt zij mensen een aantal jaren. Het bijzondere in haar benadering is, dat je ook de sociale achtergrond en het zelfbeeld van de geportretteerden aanvoelt. Dat komt duidelijk naar voren op de foto’s van drie jonge moeders die net zijn bevallen (1994). De eenvoudige vrouwen, meisjes nog, kijken de toeschouwer verwonderd aan alsof zij zelf verbaasd zijn net een baby te hebben gebaard. Bij één zie je zelfs nog een straaltje bloed langs haar been lopen. Het zijn ontroerende foto’s.
Onzekerheid en branie op video
Wat de tentoonstelling vooral interessant maakt is dat er niet alleen foto’s zijn te zien, maar ook een aantal bijzondere video’s, waarvan één nog nooit in Nederland is vertoond. In Marianna, The Fairy Doll uit 2014, zie je een jong Russisch meisje in een roze balletpakje, dat zich inspant om haar balletuitvoering te perfectioneren. De ruimte waar ze oefent is ook roze en op de achtergrond, buiten beeld, hoor je een strenge stem die het meisje instructies geeft. De stem zorgt voor een benauwend gevoel.
Rineke Dijkstra, The Buzz Club… (1996 – 1997), zaalopname Gert Jan van Rooij
Bijzonder is de video-installatie The Buzz Club, Liverpool, UK / Mystery World, Zaandam, NL, (1996-1997). Dit eerste videowerk van Dijkstra en werd gefilmd in de twee discoclubs uit de titel. De fotografe selecteerde een aantal jonge bezoekers en vroeg hen mee te doen aan het project. Het werk wordt gepresenteerd als twee gesynchroniseerde projecties: het eerste deel toont een momentopname van de houseclubcultuur in Engeland, het tweede de Nederlandse gabberscene. Deel één toont praktisch alleen meisjes, gefilmd in de discotheek The Buzz Club in Liverpool. Zij dansen schuchter en voorzichtig op de housemuziek. De een heftig kauwgom kauwend, de ander een sigaret rokend of lurkend aan een biertje. Een enkeling komt wat meer los dan de ander, maar het blijft een redelijk ingetogen gebeuren.
Het tweede gedeelte toont jongens en meisjes in de discotheek Mystery World uit Zaandam, dansend op housemuziek en gekleed in trainingspakken uit die tijd. Onzekerheid en branie wisselen elkaar af. Het bijzondere aan dit werk is de eenvoud en dat alleen de bewegingen van de geportretteerden een indruk geven van de identiteit van de persoon.
Voyeurisme
Wat het werk van Dijkstra zo bijzonder maakt is haar herkenbare stijl; haar manier om in één beeld of serie een verhaal te vertellen. Het ongemak van de puberteit, de ontwikkeling, de sociale achtergrond, de status van de persoon, pijn, ontroering. Soms voel je je net een voyeur: is dit wel voor mijn ogen bedoeld? Een interessant gegeven, maar ook een interessant spanningsveld, waar Dijkstra bewust of onbewust gebruik van maakt.
Rineke Dijkstra: een ode
Gezien in: Stedelijk Museum, AmsterdamNog te zien tot: zondag 06 augustus 2017
Misschien ook iets voor u
Klanken
/ 0 Reactiesdoor: Rosa Brinks / beeld: Etl Steinberg, en Frank Timmers 0 SterrenHet jaarlijkse Oerol-festival is sinds 1982 uitgegroeid tot een internationaal fenomeen. Tien dagen lang bezoeken tienduizenden bezoekers Terschelling, om zich daar onder te dompelen in (locatie) theater en dans, straattheater, beeldende landschapskunst en muziek. Voor het vierde jaar op rij zag ik bijzondere voorstellingen en crossmediale vormen, waarin de locatie soms allesbepalend is en soms helemaal niet. In drie delen: Klanken, De Habitat en Idealen, beschrijf ik mijn theaterervaringen op het eiland.
Amsterdam Klezmer Band – Septacost
Door lonkende beschrijvingen heb ik mij naar een ‘multimediale voorstelling die balanceert tussen melancholie en euforie’ laten lokken. De zeven muzikanten van de Amsterdam Klezmer Band openen met een nummer dat opzwepend bedoeld is en schakelen hierna over naar een zwoele Italiaanse klaagzang over internet en telefonie. Een grappige gimmick is de meervoudige projectie van de zanger, maar de diepe eenzaamheid die ons in een schermenwereld kan bereiken ervaar ik nog niet. De verhalen van muzikant Job, over het zoeken naar de liefde, het vinden ervan en zijn redenen om muziek te maken, hoeven niet verteld te worden. Deze worden gehoord in de klanken van de muzikale begeleiding.
Het rapgesprek van de klezmerzangers had ook niet gehoeven, deze parodie komt net niet lekker uit de verf. Daarbij is de multimedialiteit ver te zoeken: van de jeugdfoto’s van de band en een homevideo van het gezinsleven van de zanger en (tevens?) oprichter moet de Amsterdam Klezmer Band het niet hebben. Van de oprechte klanken die de verstrijkende tijd laten klinken wel. Tot slot wordt ook het laatste nummer, gebracht door een geprojecteerd koor, door stoorzenders onderbroken. Dit symboliseert de gehele show: muzikanten laten zich beter dirigeren dan regisseren.
Septacost zou meer zijn dan een klezmerparty, ‘een virtuoze zoektocht naar een remedie tegen eenzaamheid’ werd mij beloofd. Helaas voelde ik na afloop vooral teleurstelling en mij des te meer alleen tussen het dijenkletsende publiek op theatervakantie, dat al dansend de tent verlaatte of nog even feest bleef vieren. De blaasinstrumenten klonken onaangenaam schel in mijn oren, de akoestiek komt hopelijk beter tot zijn recht in de theaterzalen waarin deze show komend seizoen te zien zal zijn.
BOG. – ONE
Performer Lisa Verbelen brengt bijzonder aangename klanken tijdens haar solo ONE. Met het geluid van ruisende golven op de achtergrond, versmelten haar onnatuurlijke uitingen op mystieke wijze met de natuurlijke omgeving van de duinkuil. Engelse woorden, tekens en tekeningen vormen tezamen een abstracte partituur waarop gevoelens, gedachten en objecten abstract verklankt zijn. Deze bewegende partituur kan tijdens de uitvoering door het publiek meegelezen worden en gaandeweg ontvouwt de solo zich in een vierstemmige koorstuk. Bijzonder is hoe het verleden door de stemopnames van de performer hier met het heden van de liveperformance verbonden wordt doordat de meerstemmigheid wel te horen is, maar niet te zien. Zowel de herhaling in klank als in zicht biedt houvast: in het onvoorspelbare is het voorspelbare heel prettig en tegelijkertijd verslavend meditatief: de herhalende afwisseling werkt heel ontspannend. Herkenbaarheid van meerdere gedaantes van ‘poep’ zorgen ervoor dat ik bij de performance blijf en niet geheel opga in mijn eigen universum. Het concrete einde waarbij de tijd wordt stilgezet is een prachtige afsluiter na alle abstractie. Even deed dit klankstuk mij aan De Oersonate denken. Maar in tegenstelling tot Schwitters schept Verbelen zin in haar ordening van beweging, waardoor ik de onnavolgbaarheid gaandeweg ga volgen.
LeineRoebana / The Stolz / Plastique Fantastique – Loud Shadows / Liquid Events
Tijdens een korte wandeling door het Formerumer Bos doemen twee grote luchtkoepels op, de een wit en de ander doorzichtig. Een witte ronde luchtslang vormt een cirkelvormige ring tussen beiden en vormt een verbinding met in het middel een open plek met bomen. Hier zie je als publiek vanaf de buitentribune, een steile heuvel, de dansers van LeineRoebana opwarmen. Nog voordat de voorstelling begint, dient er al een keuze gemaakt te worden wat plaatsbepaling betreft. Er zijn drie verschillende locaties vanaf waar je de voorstelling gade kunt slaan. Van buitenaf heb je overzicht over de verschillende delen van het gehele luchtbouwwerk, waar filmische samenklanken van cello, hobo en viool je al snel meenemen naar een andere werkelijkheid. Abstracte dans voert me verder weg, totdat het wisselsignaal klinkt en het publiek opnieuw een keuze moet maken vanwaar de verdere voorstelling bekeken wordt.
In de gesloten koepel vormt zich een schaduwwereld, waar de buitenwereld als silhouet nog zichtbaar is. Een danser richt zich tot de hemel via het doorzichtige gat aan de bovenkant dat een venster vormt, waardoor een stuk lucht en boomtoppen te zien zijn. Muziek van elders klinkt hier door, maar klinkt in deze omgeving gedempt. Even komt de violiste binnen om de dialoog met de danser aan te gaan, terwijl zij tegelijkertijd nog in een muzikaal gesprek verwikkeld is met de hoboïste die zich in een andere wereld bevindt. Uiteindelijk vinden zij elkaar, waarna er weer gewisseld kan worden en ik terecht kom in de doorzichtige koepel, waar een plastic wand het publiek buiten de bubbel van het publiek binnen in de bubbel scheidt. Zangklanken starten hier weer een andere dimensie, totdat de celliste binnenkomt en de tijd vertraagt. De dansers dansen aan weerszijden van de wand met elkaar in twee verschillende dimensies. Middels de architectuur zijn de verschillende kunstvormen die hier samenkomen verbonden, zonder dit kunstige bouwwerk lijkt er van de voorstelling weinig over te blijven.
Bos Theaterproducties / Rhythm Entertainment- Watskeburt?! The Deleted Scenes
Terwijl het publiek nog binnendruppelt, lopen drie mannen en twee vrouwen in een romeinse toga rond op het toneel. Met tromgeroffel en windgeruis wordt de werkelijke start aangekondigd, waarin de ‘goden’ van De Jeugd van Tegenwoordig wat warrig hun entree maken. Zij verschijnen in de vorm van drie zeer knap gemaakte poppen, waarbij vooral de gezichtsuitdrukking van Vieze Fur heel herkenbaar is. Lof gaat ook uit naar de poppenspelers, die De Jeugd tot leven laten komen. Vooral de accenten van Faberyayo en Vieze Fur zijn in zang en spraak haast niet van echt te onderscheiden. Wel is duidelijk waarom de scènes in deze Oerol-editie de theaterversie niet gehaald hebben. Zo is de autorit na afloop van een optreden over ‘lekker gaan’ vermakelijk, maar gaat het geouwehoer over de individuele tegenover de collectieve performance net wat te lang door. De ‘live’ optredens van De Jeugd kunnen daarentegen niet lang genoeg duren in deze korte voorstelling. Met Gekke Boys zijn ze springlevend en de meezinger Watskeburt?! geeft me kippenvelmoment, voortkomend uit jeugdsentiment. Zowel jong als oud doet enthousiast mee. Na het slotapplaus rest enkel nog de muziek, want helaas keert De Jeugd bij de toegift Manon niet meer terug.
Oerol 2017 deel 1
Misschien ook iets voor u
Ongrijpbaar gedachte-experiment
De eerste roman van filosoof en schrijver Menno van der Veen leest als een filosofische zoektocht naar de betekenis van vriendschap, jaloezie, geweld en de maakbaarheid van het leven.
Rimpelgeweld is verrassend. Van der Veen is een schrijvend filosoof, wat direct blijkt bij het openslaan van zijn eerste roman. De fragmentarische opzet doet denken aan de Tractatus van Ludwig Wittgenstein. De 43 kleine hoofdstukken – die soms maar uit een zin bestaan – hebben geen titel maar een Romeins cijfer, waardoor ze als stellingen gelezen kunnen worden. Het blijft onduidelijk of dit zo bedoeld is, maar het idee dat deze losse stellingen samen één geheel proberen te ontvouwen spreekt de filosofische lezer aan.
Ongrijpbaar
Van der Veen heeft een roman geschreven, maar niet een verhaal dat duidelijk omlijnd is. Wel duidelijk is dat het gaat om een vriendschap die ‘zichzelf omschrijft als een kleine vlucht vogels’, en net zo ongrijpbaar als intrigerend is. De vriendengroep die bestaat uit drie mannen en twee vrouwen – allen excentriekelingen – heeft een eigen manier gevonden om de werkelijkheid te vormen, of in ieder geval van betekenis te voorzien. Ze belijden samen wat ze noemen ‘caleidoscopie’.
Nieuwe patronen
De werkelijkheid bestaat uit kleine stukjes en deeltjes waaraan gedraaid kan worden zodat een nieuw beeld ontstaat, net zoals een caleidoscoop dat doet. ‘We maken nieuwe patronen in beperkte ruimte.’ Zo kan oneindig gedraaid worden aan iemands persoonlijke herinneringen totdat een nieuwe geschiedenis is gevormd. Zo vaag als dit klinkt blijft de bedreven caleidoscopie in het boek ook. Filosofische bespiegelingen op het precieze wat en waarom blijven achterwege, waardoor je een groot deel zelf mag invullen. Voor de lezer die geïnteresseerd is in meer duidelijkheid over de toedracht van het doen en laten van deze uitzonderlijke vriendengroep kan dat frustrerend zijn.
Ondoorgrondelijk
Zo ongrijpbaar als de caleidoscopie blijft het hele verhaal. Precies die fragmentarische vorm waarin je actief op zoek moet naar samenhang – waarvan niet zeker is dát die er is – past wel goed bij het idee dat Van der Veen lijkt te willen neerzetten. In die zin is het een goed gekozen en originele manier van schrijven die verre van standaard genoemd kan worden. Het past bij het gevoel van ongrijpbaarheid en onzekerheid dat je als lezer krijgt. Toch zou het ook kunnen dat juist die vorm het verhaal tekort doet, omdat je er niet echt tussen komt, en slechts een toeschouwer blijft van de korte, bijna fenomenologische beschrijvingen. Gewelddadige handelingen die de vrienden begaan vragen om meer uitleg dan gegeven wordt, waardoor ook de zin daarvan vaag blijft.
Nihilisme
Dat geweld – zoals het doodschoppen van een gewonde hond – wordt door de vrienden afgedaan als tijdelijke rimpelingen op een oppervlak dat snel weer glad zal worden. Het doet er niet toe, niets doet er toe, zo lijkt het. Alles is slechts een rimpeling die weer zal verdwijnen. Deze gedachtegang doet nihilistisch aan en zonder verdere uitwerking mist zo’n scène zijn doel. De lezer blijft na het lezen van de gewelddadige gebeurtenis met een naar gevoel achter.
Gedachte-experiment
Rimpelgeweld leest veeleer als een filosofisch gedachte-experiment dan als een roman, en als zodanig verdient het meer lof. De manier van schrijven van Van der Veen is interessant en onthult een grote drang om de fenomenen te verwoorden zoals de ik-persoon ze ervaart en voelt. De tekst staat soms iets té bol van vergelijkingen en de minieme beschrijvingen van de personages, dingen of situaties zijn haast poëtisch. Dat het geheel niet verder verduidelijkt wordt maakt het boek teleurstellend, want de geschapen verwachtingen blijven onbeantwoord en je bent nog niet veel verder dan toen je het boek voor de eerste keer opensloeg.
Rimpelgeweld
Schrijver: Menno van der VeenUitgever: Atlas Contact
Prijs: €18,99
Bladzijden: 176
ISBN: 9789025448820
Misschien ook iets voor u
Kunstgeschiedenis in een notendop
Kunsthistorica Susie Hodge schreef tal van bestsellers over de wereld van de kunst. In haar nieuwste boek, De kleine geschiedenis van de kunst, poogt ze een compacte en heldere introductie tot de kunstgeschiedenis te geven.
De kunstgeschiedenis is in deze bundel opgedeeld in vier hoofdstukken: stromingen, werken, thema’s en technieken. Het is mogelijk om De kleine geschiedenis van de kunst chronologisch te lezen, al is het verleidelijker de onderlinge verwijzingen tussen de onderwerpen te volgen. Lees je bijvoorbeeld over Fontein van Duchamp, dan word je ook verwezen naar de onderwerpen ‘dada’, ‘conceptuele kunst’, ‘handgemaakt’, ‘vorm en gedaante’ en ‘readymades’.
Vijftig werken
Het leeuwendeel van Hodges gids bestaat uit de bespreking van vijftig belangrijke werken uit de kunstgeschiedenis. Dit hoofdstuk is verreweg het interessantst, omdat er hier iets meer de diepte ingegaan wordt dan in de andere hoofdstukken. Van prehistorische tekeningen van stieren tot Damien Hirsts opgezette haai biedt Hodge context bij de werken.
Toch is van echte diepgang geen sprake. Hodge wil zo veel mogelijk kwijt in zo min mogelijk woorden. Bijvoorbeeld over Caravaggio, waarover ze schrijft dat ‘zijn korte, turbulente leven even dramatisch [was] als zijn kunst’. Deze wetenswaardigheid schept een verwachting. Hoe zag zijn leven eruit? Op welke manier was het turbulent en hoe is hij aan zijn einde gekomen? Helaas, het antwoord blijft Hodge ons verschuldigd.
Jammer is ook dat Hodge blijft steken bij Hirst. Natuurlijk is hij nog steeds relevant, maar ze bespreekt een werk dat meer dan 25 jaar oud is. Een toevoeging van recent werk van een Ai Weiwei of Cindy Sherman had het geheel wat vollediger gemaakt.
Kernachtig
De kleine geschiedenis van de kunst wordt gekenmerkt door orde en overzichtelijkheid. Hodge heeft haar best gedaan om de kunst vanaf de prehistorie tot aan nu behapbaar te maken. Beslist geen gemakkelijke opgave, maar Hodge slaagt er in kernachtig te blijven en laat zich niet verleiden tot lange uitweidingen. Veel meer dan twee of hooguit drie alinea’s besteedt Hodge niet aan een onderwerp. Gevolg hiervan is dat de teksten vrij statisch lezen, meer als een encyclopedische opsomming van feiten dan als een levendige geschiedenis.
Het is dan ook maar zeer de vraag of de gehele (westerse) kunstgeschiedenis zich er wel toe leent zo beknopt weergegeven te worden. Doordat alle uitleg zo gecomprimeerd is, zijn de teksten weinig genuanceerd. Hodge stipt kernwoorden aan. Romantiek? Dat was verbeelding en emotie. Hodge schetst een referentiekader voor verder onderzoek. De kleine geschiedenis van de kunst is niets meer of minder dan wat het claimt te zijn: een uiterst compacte weergave van de kunstwereld.
De kleine geschiedenis van de kunst
Schrijver: Susie HodgeUitgever: Uitgeverij Thoth
Prijs: € 16,95
Bladzijden: 224
ISBN: 9789068687323
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Kijken en bekeken worden
/ 0 Reactiesdoor: Els van Swol4 SterrenIn de documentaire Weltkunst – Eine Reise over documenta14 (Arte, 14 juni jl.) licht directeur Adam Szymczyk (Kunsthalle Basel) een tipje op van de sluier van zijn intenties: hij wil de Aristotelische eenheid van plaats, tijd en handeling doorbreken. Hoe pakt dat in Kassel uit en is hem dat gelukt?
Het begint er natuurlijk mee dat deze documenta niet in Kassel maar al in april in Athene startte, de bakermat van de westerse cultuur in het algemeen en van de eenheid van plaats, tijd en handeling in het bijzonder.
Plaats
Een stukje Athene is overgeplant naar het Fridericianum in Kassel, op zich al een neo-classicistisch gebouw, waarvan de kunstenaar Banu Cennetoğlu de letters MVSEVM FRIDERICIANVM verwisselde voor te tekst BEINGSAFEISSCARY. Het gaat er niet alleen om dat de tentoongestelde kunst afkomstig is uit het Nationaal Museum voor Moderne Kunst uit de Griekse hoofdstad, maar ook dat de insteek van Szymczyk uit verschillende werken spreekt: het Athene van nu, met de vluchtelingenproblematiek en de moeilijke sociaal-economische situatie.
Het strand dat alle leed van aankomende en aanspoelende vluchtelingen ziet, komt bijvoorbeeld voor op de gigantische inktjet-print Nisyros van Panos Kokkinas, waarop mensen staan die fotograferen of gefotografeerd worden, kijken en bekeken worden als twee werelden die elkaar raken zonder elkaar te ontmoeten, zoals in Kassel op straat regelmatig groepjes vluchtelingen met onbegrip staan te kijken naar al die drommen bezoekers die langs de kunst in de openbare ruimte schuifelen.
Het is een verhaal dat maar doorgaat, van de installatie Eight suitcases with rubbish from a beach uit 1972 van de inmiddels overleden kunstenaar Alexis Akrithakis tot de aan Joseph Beuys herinnerende Rayonnage van de jonge Bertille Bak. Zes banieren van wol op linnen, borduurwerk naar Goya op voorbedrukte patronen die aan de achterkant niet zijn afgewerkt en aan de voorzijde niet zijn afgemaakt; zo is er bijvoorbeeld een stukje landkaart niet ingevuld. Een van de vele details op de documenta die als altijd aan het denken zet.
Marta Minujín, The Parthenon of Books, 2017, Foto: Roman März
Tijd
Een ander aspect van de centrale thematiek van Szymczyk en zijn team toont de Argentijnse Marta Minujín met haar Parthenon of Books tegenover het Fridericianum: het Griekse Parthenon op ware grootte opgebouwd uit verboden boeken, vastgemaakt aan een verzwaard staketsel. De opbouw hiervan is nog niet afgerond, maar dat heeft een andere invulling dan bij Bak. Nog steeds kunnen mensen boeken doneren en de bouw duurt uiteindelijk net zolang als de documenta (honderd dagen). Als de opbouw aan het eind van de documenta is afgerond, mogen bezoekers de bouwstenen van het werk, de boeken, meenemen om er thuis verder over na te denken.
Opbouw en afbraak: van een cultuur, van de wereld, van het democratische idee, van grenzen tussen landen en mensen, cultuur en natuur. Iedereen mag, gelijk het ontbrekende stukje landkaart, de betekenis ervan zelf invullen, tot de thematiek van de klimaatcrisis en de opwarming van de aarde aan toe.
Maria Eichhorn, Unrechtmäßig aus jüdischem Eigentum erworbene Bücher, © Maria Eichhorn/VG Bild-Kunst, Bonn 2017, Foto: Mathias Völzke
Handeling
Szymczyk doorbreekt hiermee niet alleen de Aristotelische eenheid van plaats (Athene én Kassel) en tijd (niet een etmaal maar honderd dagen) maar ook die van handeling. Er is niet sprake van één handelingsverloop zonder nevenhandelingen, omdat de nevenhandelingen talrijk, zeer talrijk zijn, hoewel ze allemaal wel op de een of andere manier met elkaar te maken hebben. Bovendien loopt er één item als rode draad door de documenta heen: het boek, dat een cultuur zowel kan opbouwen als kan aanzetten tot het afbreken daarvan.
Was voor het Fridericianum Minujíns Parthenon of Books in aanbouw, in de Neue Galerie staat een grote boekenkast van Maria Eichhorn onder de titel Rose Valland Institut: een kast vol boeken van joodse herkomst die vanaf 1943 onrechtmatig berusten in de Berliner Stadtbibliothek. Eichhorn hoopt dat de eigenaars of erven de titels komen opeisen.
Culminatie
Normaliter is de Neue Galerie een museum van negentiende- en twintigste eeuwse kunst. Nu is het al even neo-classicistische gebouw als het Fridericianum ingeruimd voor de documenta. Het kan als culminatie van deze veertiende editie worden beschouwd, met tal van neventhema’s naast het hoofdthema vluchtelingen en migratie: nationalisme, (de)kolonisatie en de verwoesting van de aarde. Maar hier kan het doorbreken van grenzen aan worden toegevoegd: tussen gezonde en gehandicapte kunstenaars, tussen seksuele voorkeuren, verschillende rassen en uiteraard tussen verschillende kunstvormen.
Het eerste (nationalisme) komt tot uitdrukking in de acht meer dan levensgrote, eind negentiende eeuwse Carrara-marmeren beelden van Carl Echtermeier: Die Länder der Kunst uit de eigen collectie die worden gecombineerd met bronzen beelden uit dezelfde tijd uit Benin en de serie Folk Songs, collages met geluidsopnamen van Katalin Ladik, die hiermee grenzen tussen kunstuitingen (beeldende kunst, muziek) doorbreekt.
Het thema (de)kolonisatie komt bijvoorbeeld naar voren in de vitrines met brieven en raffiamatjes uit Kongo, een installatie onder de titel Fragments of interlaced dialogues van Sammy Baloji.
De natuur tenslotte komt onder meer terug in een landschap uit 1958 van de oprichter van de documenta: de kunstenaar en kunsthistoricus Arnold Bode. Een mooi eerbetoon van Szymczyk en een statement in één: de oproep om over de aarde te waken.
Hiwa K: When We Were Exhaling Images, 2017, Foto: Mathias Völzke
Wensen
Het is Szymczyk zonder meer gelukt een indrukwekkende documenta neer te zetten, in grote en kleine musea en in de openbare ruimte; op het hoofdstation valt bijvoorbeeld een kleine expositie te zien over architectuur in Europa, met als Nederlandse deelnemer het Rotterdamse bureau MVRDV.
Een wens die even open blijft als de lege plekken op Rayonnage van Bak, is het feit dat het beoogde gesprek niet plaatsvindt met de vluchtelingen zelf, maar in geplande Spaziergänge waarschijnlijk alleen tussen bezoekers onderling. De thematiek die daarvoor wordt aangegeven is het fenomeen ‘museum’ anno 2017.
Ook het programma van een deelnemende kerk, de St. Elisabethkirche op de Friederichsplatz wijst niet in die richting. Een moderne kerk in de schaduw van When we were exhaling images van Hiwa K. dat bestaat uit vijf rioolbuizen die per vier op elkaar zijn gestapeld en waarin mini-ruimtes voor vluchtelingen worden gefingeerd. In de Elisabethkirche is overigens een schitterend werk te zien van Anne Gothmann: een verfijnde Kounellis zou je haast zeggen die de ruimte benadrukt en een grote zeggingskracht heeft: Statik der Resonanz. Het werk nodigt uit tot verinnerlijking, terwijl op het netvlies het beeld van de groepjes vluchtelingen in de stad blijft staan.
Pope L: Whispering Campaign, 2016–2017, Foto: Nils Klinger
Kijken en bekeken worden. Maar ook werkelijk zíen? That is the question die deze documenta óók oproept. ‘Ignoranz ist eine Tugend’ (Onwetendheid is een deugd) klinkt het in een performance van Pope L. (Whispering Campaign) door de hele stad. Als dat zo is, is ook dit weer een grensoverschrijding, want Aristoteles noemt onwetendheid niet bij zijn deugden in de Ethica Nicomachea. Een boek om er maar weer eens op na te slaan, actueel als het blijft. Learning from Athens, jawel.
Learning from Athens – documenta14
Nog te zien tot: zondag 17 september 2017Misschien ook iets voor u
Fantastisch, zoals verwacht
Er zijn van die artiesten die al veel stof doen opwaaien voordat het debuutalbum uit is. De liefhebbers van het genre voorspellen voor deze artiesten een grote toekomst en kunnen niet wachten tot het album er is en de artiest live optreedt. Zo’n fenomeen is Colter Wall. 8WEEKLY zag hem in de Nightclub van Roepaen.
De Canadees Colter Wall tikt net de eenentwintig jaar aan, maar heeft een verrassende stem voor zo’n jonge artiest. Zijn trillende bariton doet denken aan Johnny Cash en zijn liedjes lijken op composities van Townes van Zandt. Maar toch is Wall vooral zichzelf en geboren met een mooi instrument, dat hij gelukkig inzet om fraaie country/folk-muziek te maken.
Roem vooruit
Het debuutalbum Colter Wall werd afgelopen maand uitgebracht, maar wist al voor de releasedatum veel liefhebbers te behagen. Het gebeurt niet vaak dat er reikhalzend wordt uitgekeken naar een album van een beginnend singer-songwriter. Meestal is er eerst een album alvorens de weg naar bekendheid wordt ingeslagen. Wall is het gelukt om die nieuwsgierigheid – en zelfs al wat roem – te oogsten alvorens de release plaatsvond.
De Nightclub van het Roepaen in Ottersum is op deze snikhete juni-avond gevuld met een flinke groep liefhebbers. Van heinde en verre zijn ze gekomen om te kijken en te luisteren naar deze Canadees, die een grote toekomst wordt voorspeld. Als de voorspellingen uitkomen, is dit waarschijnlijk zelfs de laatste keer dat je hem kan zien in zo’n intieme setting. Wall keek uit naar het optreden op dit podium sinds hij Steve Earle in New York ontmoette. Earle vertrouwde hem toe dat het Roepaen podium wat hem betreft het fijnste in zijn soort is in Nederland om op te treden. Halverwege het optreden kan Wall dit dan ook beamen.
Het voorprogramma wordt verzorgd door John Clay, die later nog een aantal liedjes samen met Colter Wall doet. Clay’s optreden wordt geplaagd door het feit dat hij zijn gitaar niet goed gestemd lijkt te krijgen en een mondharmonica bespeelt, die zijn beste tijd gehad heeft. De liedjes lijken evenwel goed. Alleen was Clay’s optreden veel beter geweest als hij zonder microfoon had gezongen. Zijn krachtige scherpe countrystem komt onversterkt beter tot zijn recht. Dat wordt later tijdens het optreden met Wall dan ook bevestigd.
Rijp om gehoord te worden
Het optreden van Colter Wall opent met hetzelfde liedje als zijn debuut: ‘Thirteen Silver Dollars’, dat hij schreef in november vorige jaar. Het is meteen duidelijk dat Wall de hooggespannen verwachtingen waarmaakt. Zijn stem is live net zo’n bijzondere beleving als de geluiden die ons vooraf digitaal bereikten. De kleine, magere verschijning klinkt als een spreekwoordelijke klok. Sprekend is zijn stem al laag, maar als hij gaat zingen is het een werkelijke openbaring, die je muzikale geest doet zinderen van genot. De liedjes van Wall zijn allen van de verhalende stijl en hebben daarmee zeggingskracht. Puttend uit de liedjes van zijn EP en zijn zojuist verschenen album Colter Wall horen we natuurlijk veel bekende liedjes, waar we ook voor gekomen waren. Extra’s zijn er in de vorm van een cover van Robert Johnson, maar ook een van Jimmie Rogers: ‘Yodel Number 9’, dat hij ook noemt in ‘Thirteen Silver Dollars’ zonder het daar ook maar een moment te coveren.
We horen ook een nieuw liedje dat op zijn volgende plaat zal verschijnen: het op Doc Watson geïnspireerde ‘Steketee 19 and 81’, dat hij schreef toen het hem niet lukte om een nummer van Watson te spelen.
Tegen het einde van het optreden nodigt hij John Clay uit op het podium om de dobro te bespelen en te zingen. Een prachtige uitvoering van ‘Motorcycle’ klinkt door de zaal. In de daaropvolgende nummers wordt Clay gevraagd mee te zingen. Zonder microfoon klinkt zijn stem als een machtige aanvulling op de diepwarme stem van Wall. Samen zijn ze oersterk.
Colter Wall laat na ruim een uur spelen een verpletterende indruk achter. Met een warm muzikaal hart verlaten we de zaal om de artiest nog even op te zoeken, de hand te schudden en zijn handtekening te verzamelen. Wall gaat inderdaad een pracht toekomst tegemoet maar is nu reeds rijp om gehoord te worden.
Colter Wall
Gezien op vrijdag 02 juni 2017 in Roepaen, OttersumLink: Thirty Tigers
Misschien ook iets voor u
Hermsens heldere verteltrant overtuigt
Met haar essaybundels Stil de tijd (2009) en Kairos (2014) tapte Joke J. Hermsen uit wat je de tijdgeest zou kunnen noemen. Eerder had Hermsen al de prettige bundel Heimwee naar de mens gepubliceerd, die nu herdrukt is.
Hermsen (1961), een in Amsterdam, Parijs en Utrecht getrainde filosofe, schreef twee romans voordat ze Heimwee voor de mens publiceerde in 2003. In een van die twee romans, Tweeduister, speelt Virginia Woolf een rol, aan wie ook twee essays in deze bundel gewijd zijn. Daaruit blijkt wel hoe centraal de positie is die Woolf inneemt in Hermsens denken; misschien dat haar categorisering van de Britse modernist als zowel een ‘wat droefgeestige en schuchtere romanschrijfster’ als ook een ‘felle polemiste’ ook wel iets over Hermsen zelf zegt.
Virginia Woolf
In het eerste essay van de twee Woolf-essays in Heimwee naar de mens behandelt Hermsen de dubbelzinnige perceptie van Woolf: kon die laatste, grof gezegd, het genie en de gek in één mens verenigen? En welke eisen stelt Woolf daarmee aan een biograaf of, inderdaad, aan de schrijfster die haar tot een personage maakt? Het zijn vragen die in Woolfs eigen werk opgeworpen worden; en ook elders in deze bundel, waar Hermsen publiek geworden briefwisselingen verkent. Bij dat alles essayeert Hermsen op een aangename manier die aan Woolfs complexiteiten geen afbreuk doet.
Wetende dat Heimwee naar de mens gevolgd zou worden door Stil de tijd, Kairos en, ter ere van de Maand van de Filosofie eerder dit jaar, Melancholie van de onrust, neemt deze eerste bundel steeds meer de vorm aan van een fundament voor Hermsens latere denken. Haar drie favoriete denkers zijn er al: Hannah Arendt, Ernst Bloch en Lou Andreas-Salomé. En Nietzsche op de achtergrond.
Politiek
De latere bundels onderscheiden zich niet zozeer door stijl, of door de filosofen uit wier werk Hermsen put. Eerder is er een ontwikkeling richting het expliciet politieke te ontwaren. Dat wordt het beste uitgedrukt door de ondertitel van Heimwee naar de mens: ‘Essays over kunst, literatuur en filosofie.’ Hoewel Hermsens betoog tegen een al te grote invloed van de technologie op ons leven – toen al! – een zekere politieke lading kent, bevat dit boek geen politieke essays. Haar latere werk zal zich steeds explicieter uitlaten over de toenemende werkdruk, neoliberale controle en het gevaar van een steeds verder ondermijnde democratie.
Maar in deze bundel houdt Hermsen het bij een bepaald soort verlangen naar vroeger, naar aanwezigheid. In het openings- en slotessay zet Hermsen dat frame neer: waar is de mens in tijden van het internet? ‘En ik, ben ik nog in het spel? En zo ja, waar?’ schrijft zij over virtual reality en films zoals The Matrix. Tegenover de grenzeloze mogelijkheden van het internet – alleen haar taalgebruik doet ouderwets aan – plaatst Hermsen in de essays telkens weer de cultuur en de filosofie. Dit contrast is nogal zwart-wit, niet helemaal overtuigend.
Heldere verteltrant
In wezen doet deze framing van de meer dan een dozijn essays in Heimwee naar de mens er niet zo toe. (Latere essayboeken lijden niet aan dit euvel.) Het mooiste blijft, ook na herlezing, Hermsens heldere verteltrant en de organische manier waarop zij ideeën met elkaar verbindt. Voor iedereen die gecharmeerd was van Stil de tijd of Kairos is er nu ook een toetje, dat oorspronkelijk het voorgerecht was.
Heimwee naar de mens
Schrijver: Joke J. HermsenUitgever: De Arbeiderspers
Prijs: €12,50
Bladzijden: 247
ISBN: 9789029512114
Misschien ook iets voor u
‘Taal maakt afstand mogelijk’
/ 0 Reactiesdoor: Jesse van Amelsvoort0 SterrenNino Haratischwili (1983) begon aan Het achtste leven (voor Brilka) om het verleden van haar vaderland, Georgië, beter te begrijpen. Op school werd meer tijd besteed aan drieduizend jaar oude koningen dan aan de Sovjettijd. Misschien wilde ze ook ergens afscheid van nemen.
Ik wou bij het begin beginnen: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’ Hoe kwam je tot die zin?
Puur op gevoel. Ik had al een aantal personages en hoofdstukken, maar zocht nog naar een proloog. Ik schreef van alles, en dacht op den duur: misschien zijn ze allemaal wel het begin.
Bij families kun je ook afvragen: waar begint hun verhaal?
Precies. En in Het achtste leven gaat het niet alleen om de Jasji’s, maar om een hele geschiedenis. Ik had jarenlang door kunnen gaan, zonder een begin of einde te vinden. Ik begon in de jaren negentig, tachtig, zeventig en kwam uiteindelijk bij de Oktoberrevolutie uit. Ik had verder terug kunnen gaan.
Waarom heb je dat niet gedaan?
Dit voelde als een goed punt. Ik wilde niet per se over een eeuw schrijven. Het ging me in eerste instantie om de jaren negentig, een moeilijke periode voor iedere Georgiër. Het hele land ging op de kop. Maar voor Duitse lezers zou dat niet begrijpelijk zijn geweest. Ik kon zelf ook niet uitleggen hoe en waarom dingen veranderden. Het werd een obsessie, alsof ik steeds een nieuwe deur in het gebouw opende.
Is het ook een echo van Oorlog en vrede? Men zegt dat Tolstoj het chronologische begin van die roman steeds verder de geschiedenis in duwde.
Lachend: Nee! Je kan toch niet achter je bureau gaan zitten en denken: vandaag ga ik doen alsof ik Tolstoj ben. Ik vind het leuk om te horen, maar was niet mijn intentie. Tolstoj…
Toch zijn er flink wat echo’s. Ook naar Anna Karenina.
Die zijn veelal onbewust. Alleen de naam Kitty niet. Daar kiest haar moeder Stasia bewust voor.
In hoeverre is het verhaal van de Jasji’s ook de geschiedenis van Georgië?
Ze zijn natuurlijk representanten. Maar ik heb het ook overdreven. De historische gebeurtenissen drijven het verhaal wel voort, maar de familie is de emotionele kern.
Ik vond het fascinerend hoe iemand als Stalin, een belangrijk figuur, soms bijna het verhaal binnenkomt, maar toch op een afstand blijft.
Daar heb ik over nagedacht. Ja, Stalin is een belangrijk figuur. Maar ik kan hem niet beschrijven als een monster, en ook niet als een liefhebbende vader. Hetzelfde geldt voor Lavrenti Beria. Hem kon ik niet thuis etend beschrijven, of in de opera. Hem kon ik introduceren door de affaire met Christine. Hij is een historisch personage – hij was een moordenaar. Door zijn ontmoetingen met Christine speelt hij toch een rol in Het achtste leven.
Die afstand maakt hun aanwezigheid sterker, vind ik.
Het is allemaal gebaseerd op verhalen. Ik sprak met een vrouw, ze is inmiddels overleden, die de maîtresse van Beria is geweest. Het was schokkend: na vijftig, zestig jaar realiseerde ze zich nog steeds niet wat er gebeurd was of wat voor man hij was. Maar het is ingewikkeld. Er doen zo veel verhalen en legenden over hem de ronde. Zo veel mythes. Men zegt dat toen hij veroordeeld werd, hij werd beschuldigd van allerlei verkrachtingen. Daar heb ik me door laten inspireren.
Dat is geweldig voor fictie.
© Danny Merz – Sollsuchstelle
Zeker. De verbeeldingen is op een bepaalde manier waarachtiger. Levendiger. Ik kan niet goed met de werkelijkheid omgaan. Ook niet met een autobiografie.
Terwijl Het achtste leven af en toe heel autobiografisch aanvoelt.
Er zitten veel persoonlijke dingen in. Bijvoorbeeld de passages uit de jaren negentig. Maar autobiografisch is het niet.
De roman eindigt in 2006. Waarom dan?
Ik had door kunnen gaan, maar had de afstand nodig. Bovendien kwam daarna weer oorlog. Er zat al wel genoeg oorlog in het boek, vond ik. Rellen is genoeg.
Je woont in Hamburg. Hoe ga je daar zelf mee om?
Als ik weer in Georgië ben, raak ik gelijk weer betrokken. Ik was daar toen de oorlog uitbrak in 2008. Het was absurd. Ik wist ook niet gelijk of ik wel terug wilde naar Duitsland… Verder volg ik het nieuws, praat ik met vrienden en lees werk van Georgische auteurs.
Is dit boek ook een manier om betrokken te blijven?
Nee, eerder een manier om ervan af te komen! (Lacht) Natuurlijk, ik ben Georgisch, dat zit in mij. Maar ik wil niet vast komen te zitten. Veel vrienden zijn fysiek elders, maar mentaal nog in Georgië. Ik denk dat ik me daarvan wilde bevrijden. Maar ik weet dat dat een illusie is, ik zal altijd terug blijven gaan.
Ik las deze roman als Trauerarbeit: je werkt je door een pijnlijke geschiedenis.
Het is heel belangrijk vooruit te blijven gaan – als individu, maar ook als maatschappij. Dat wordt in Georgië wel geprobeerd, maar het blijft kleinschalig. En dat terwijl de laatste vijfentwintig jaar een en al herhaling zijn. Telkens gebeuren dezelfde dingen. Een nieuwe president wordt als Messias binnengehaald, en na vijf jaar is hij de duivel. Dat heeft te maken met de Sovjetgeschiedenis: er was altijd wel iemand die voor je zorgde. Je hoefde geen individu te zijn, geen verantwoordelijkheid te dragen. Het besef dat je zelf dingen kan veranderen, komt nu pas.
Hoe reageerden Duitse Georgiërs op het boek?
Wat heel interessant was, waren de reacties op de toneelbewerking. Iedereen zei hetzelfde: ze zaten in het theater en keken naar het toneel, waar Duitse acteurs over hen praatten, hen lieten zien, hun geschiedenis vertelden. Men voelde zich gezien, een beetje belangrijk. Georgië is zo’n klein land, het is geweldig als mensen zich zo voelen.
Heeft dat je schrijven beïnvloed?
Niet echt. Ik denk niet, ‘ik moet nu mijn land representeren.’ Ik ben blij en vereerd dat het zo gegaan is, maar die status is nooit mijn doel geweest. Wanneer dit boek in het Georgisch vertaald wordt, zullen er ook mensen zijn die zeggen dat ik hun helemaal niet goed laat zien. Dat is de andere kant.
Het achtste leven eindigt met Brilka, heel open, met de mogelijkheid van verandering. Gaat het leven anders zijn voor de jongere generaties?
Dat hoop ik. Mijn neefje en nichtje zijn meer Westers. Ze staan open voor dingen en zijn geïnformeerd. Mijn generatie is neoconservatief. Daar heb ik me nooit fijn bij gevoeld. Iedereen studeerde management en trouwde toen ze 24, 25 waren. Ik weet natuurlijk niet hoe het zich gaat ontwikkelen, maar de jongere generatie is anders. Zet een vijftienjarige naast een tiener uit Duitsland of Nederland en ze lijken erg op elkaar.
Wat is er anders voor hen?
Het internet, ten eerste. Reizen is gemakkelijk. Mijn generatie kon als eerste op reis, daarvoor was het niet echt mogelijk. Het was te duur. En nu, sinds dit jaar, mogen Georgiërs visumvrij de Europese Unie in. Dat is een enorme stap. Een cadeau. Je voelt je vrijer, meer Europees. Dat heeft een effect op hoe zo’n generatie zich ontwikkelt. Ik zou teleurgesteld zijn als ze over tien jaar net zo neoconservatief zouden zijn als mijn generatie.
In Het achtste leven wordt ook gereisd. Was Europa vroeger een spiegelbeeld?
Toen zeker. Kitty reist vanuit een dictatuur naar een plek waar ze haar eigen leven kan leiden. Het gekke is, toen ik aan het boek begon, kende ik voornamelijk het Westerse perspectief op de twintigste eeuw. Ik wist zelfs meer van de nazi’s dan van de communisten! Ik wilde een Oosterse blik geven. Mijn redacteur vroeg me waarom de val van de Berlijnse Muur maar kort genoemd wordt. Dat klopt, zei ik, maar zo belangrijk was het niet voor ons. Wij waren met andere zaken bezig!
Voel je je nu Europees?
Ja. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof in het in vrijheid samenleven van verschillen. De toekomst gaat niet over nationale identiteiten. Het gaat erom dat er meerdere ideeën zijn van wat goed leven is, meerdere perspectieven op dezelfde gebeurtenissen. Dat is een kans. Het Europese ideaal is het beste dat we nu hebben.
Welke rol speelt taal daarin?
Mensen vragen me vaak waarom ik nu alweer veertien jaar in Duitsland woon. Ik kwam voor mijn studie en wilde eigenlijk teruggaan na vier jaar. Maar de taal maakte dat onmogelijk. Ik kon al wat Duits, leerde de taal verder en bleef. Die taal kennen opende zoveel mogelijkheden.
Hielp het ook om Het achtste leven te schrijven?
Volgens mij wel. Je weet natuurlijk niet wat er anders gebeurd was, maar ik denk dat ik dit boek niet in het Georgisch had kunnen schrijven. Dan had ik te dicht op de gebeurtenissen gezeten. Schrijven gaat over afstand nemen. Taal maakt dat perspectief mogelijk.
Het achtste leven (voor Brilka)
Schrijver: Nino HarataschwiliUitgever: Atlas Contact
Prijs: €34,99
Bladzijden: 1248
ISBN: 9789025448417
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Een steeds wijdere horizon
/ 0 Reactiesdoor: Inge Cohen Rohleder / beeld: Annette Falk Lund, bovenste foto Karin Falk 0 SterrenAan de noordelijke oever van de Limfjord (Denemarken) woont de Duits-Deense beeldend kunstenaar Annette Falk Lund met haar man. Water, wind en wolken zorgen voor een steeds wisselend schouwspel van licht en schaduw voor hun huis; iets verderop glijdt iedere twintig minuten het pontje van en naar het eiland Mors. Haar atelier biedt geen uitzicht op al dit moois. Werken is een innerlijk traject – en dat was al zo toen ze als braaf schoolmeisje in de DDR een ‘pauze’ nam van alle verplichtingen en haar zelfverzonnen sprookjesfiguren tekende.
Veilige plek
De maatschappij van de DDR, vaak afgeschilderd als bureaucratisch, onderdrukkend en in koude oorlog met West-Europa, was voor de jonge Annette juist een veilige plek. Het systeem bood zekerheid in ruil voor loyaliteit. De ideologie – solidariteit, antifascisme, opbouw van een rechtvaardige samenleving – werd noch door haarzelf noch door haar omgeving ter discussie gesteld.
Op 9 november 1989 kwam de val van de Berlijnse Muur, de Mauerfall. Duitsland werd herenigd en het socialistisch perspectief als ideaal van saamhorigheid verdween. Voortaan waren alle burgers vrije individuen die hun gang konden gaan binnen het felbegeerde liberalisme. Voor Annette Falk Lund betekende het een opnieuw definiëren van haar identiteit. Ze verhuisde naar Denemarken en werd lerares, vervolgens persfotograaf en geleidelijk aan kunstenaar.
Het sprookjes-tekenende meisje van vroeger stak opnieuw de kop op. Langzamerhand ontspon zich een gesprek met zichzelf en tegelijkertijd het wenkend perspectief van een leven als kunstenaar. Steeds opnieuw ontwerpt ze deze zelfdefinitie tegen de achtergrond van een Bühne. Ieder motief is tegelijk een biografisch brokstuk en een enscenering.
Schilderen als regie
‘Ik schilder mijn figuren als op een toneel. Ben als het ware de regisseur van een beeldentheater. Ik begin met de contouren van een ‘hoofdrol’ en dan verschijnen langzamerhand de bijrollen van mensen, dieren en objecten. De totaliteit van het mogelijke verhaal dat zo ontstaat plaats ik in een landschap.’
Haar nieuwe vaderland, dat behalve Jutland eigenlijk bestaat uit honderden eilanden omringd door water, is gemakkelijk te herkennen in haar werk. Naast licht en kleur lijken de hoofd- en bijrollen ontsnapt uit de Noordse sagen en legenden. De enorme verscheidenheid aan motieven en het soms kinderlijke kleurgebruik doen denken aan de Deense Cobraschilders van de vorige eeuw.
‘Mijn relatie met het kleurenspectrum is tamelijk rationeel. Ik houd me in principe aan de drie basiskleuren en neem me voor, als ik begin, daar twee van te gebruiken. Ik meng nooit op palet, altijd op het doek zelf, zodat een pasteuze werking ontstaat. Ik gebruik graag grof linnen en jute, dat versterkt het effect.’
Demeter
De contrastwerking van de elementaire kleuren zet zich voort in de motieven. Groot en klein, licht en donker, leven en dood. In het schilderij ‘Demeter’ krijgt de levengevende godin van de vruchtbaarheid de hoofdrol. Aan haar voeten een uitgestrekte vrouwenfiguur. Is het haar dochter Persefone, die ontvoerd werd door de god van de onderwereld? Is het Annette zelf? Het vruchtbaarheidsmotief sluit nauw aan bij Falk Lunds nadruk op ‘natuur als essentie’. Niet zo verwonderlijk bij een kunstenaar die leeft en werkt op een van de meest onbedorven plekken van Noordwest-Europa.
Onbedorven landschap
Wie rondloopt in de enorme tuin, de appelboomgaard, de moestuin, de bloembedden en langs het glooiende veld naar de oevers van de fjord kijkt waant zich een eeuw terug. Op het smalle strand lopen IJslandse paarden; op kleine zandbanken liggen zeehonden in het zonnetje. Langs de hemel trekken enorme formaties ganzen, druk pratend met elkaar. Soms schuift de schaduw van de zeearend, die ze hier ‘vliegende deur’ noemen, over het landschap.
Landschap aan de Limfjord
Een bevriende collega stimuleerde haar om te beginnen met abstract werken. Falk Lund combineert non-figuratief en semi-figuratief werk met het uitproberen van monochrome opstellingen. Jezelf ontwikkelen, middels de dialoog met jezelf, het Selbstgespräch – zoals de naar woorden zoekende Falk Lund vertelt, gaat niet van een leien dakje. Ze verbreedt haar horizon met de slogan ‘schilder waar je weerstand voelt’. Vitaliteit neerzetten zonder de uitbundige contrastwerking van basiskleuren naast elkaar. Maar de hedendaagse Scandinavische soberheid – wit, grijs, beige en een gedempte kleurtoets als enige frivoliteit – staat ver van haar af. Met afgrijzen vertelt ze van een kunstmanifestatie waar niet één echte kleur te zien was. ‘We hebben een nieuwe Cobra nodig’, is haar commentaar.
Abstracte Symfonie
Falk Lund heeft geëxposeerd in Denemarken, Noorwegen, Duitsland en België. Haar werk hangt in privécollecties, scholen en in andere openbare gebouwen. Het gymnasium van Thisted, het oude handelsstadje aan de Limfjord, plaatste een groot werk dat bijna de hele wand beslaat.
Tyngdekraft – Zwaartekracht
Annette Falk Lund
Link: Saatchi Art
Misschien ook iets voor u