Film / Films

De grote oorlog teruggebracht tot menselijke proporties

recensie: Das Boot: The Original Uncut Version

In de Tweede Wereldoorlog trokken duizenden Duitse onderzeeërs er op uit om geallieerde vrachtschepen tot zinken te brengen. Wie de pech had tot de bemanning van een van deze boten te behoren, leefde dagenlang in een benauwde, smalle koker en liep daarbij voortdurend de kans met dieptebommen om zeep geholpen te worden of door vliegtuigen te worden beschoten. Van de vierduizend onderzeeërs die Duitsland in WOII inzette, vergingen er dan ook drieduizend. De Duitse filmklassieker Das Boot brengt de overlevingstocht van zo’n onderzeeër op indrukwekkende wijze in beeld.

~

Het is een bekend gegeven. Neem een nauwe onderzeeboot, dump die in zee, laat hem rustig ronddobberen tot de bemanning zich dood verveelt. Zorg dan dat er enkele vijandige schepen aan de horizon opduiken en er tussen beide partijen een spannend kat- en muisspel ontstaat, waarbij de onderzeeboot meermaals dreigt onder te gaan, maar telkens weer op het nippertje weet te ontkomen. Met Das Boot heeft de Duitse regisseur Wolfgang Petersen (Air Force One, Troy) van dit gegeven desondanks een boeiende film weten te maken, een film die sinds zijn verschijning in 1981 nog steeds niet is overtroffen.

Opgefrist

~

Rond 1980 had Petersen zichzelf ten doel gesteld een speelfilm en een serie over een Duitse U-boot te maken. Dit leidde tot een zesdelige serie voor de West-Duitse televisie en een tweeënhalf uur durende speelfilm die internationaal aansloeg en een groot succes werd. Beiden gingen onder de naam Das Boot de wereld in. In 1997 kwam er reeds een Director’s Cut van de speelfilm uit, waarin deze flink werd verlengd en het beeld en geluid werden opgefrist. Nu is ook de serie aan een soortgelijke procedure onderworpen en daarbij omgewerkt tot een bijna vijf uur durende film speelfilm die voldoet aan de technische eisen van vandaag. Als extra is op deze dvd-versie enkel een kleine, haast te verwaarlozen, documentaire opgenomen.

Wulpse rondingen

Das Boot begint vrij standaard. Duitse soldaten van allerlei rang gaan op hun laatste avond aan wal nog even flink uit hun dak. Ze zuipen zich te pletter en knijpen nog eens flink in de wulpse rondingen van de serveersters. Een oudgediende neemt lallend het woord en geeft zijn ironische commentaar op de hoge heren die hen de diepte insturen, waarbij ook Hitler niet gespaard wordt. Elders besproeien enkele kersverse soldaten de voorbijgaande auto’s enthousiast met hun urine. De volgende ochtend vertrekt Das Boot en is er niets meer dan zee, zee en nog eens zee.

Zenuwslopende ellende

~

De film is gebaseerd op de herinneringen van oorlogscorrespondent Lothar-Günter Buchheim, die we in Das Boot als de ietwat naïeve en idealistische journalist Werner aantreffen. Deze Werner beschouwt de oorlog in eerste instantie als een groot avontuur, net als veel van de andere onervaren matrozen. In de loop van de reis komen ze erachter dat oorlog in een onderzeeër toch vooral een zenuwslopende ellende is, waarbij je elk moment de pijp uit kunt gaan zonder dat je er iets aan kunt veranderen.

De sluimerende gekte die de bemanning elk moment kan bevangen, wordt prachtig uitgebeeld in de zenuwinzinking van de overijverige machinist Johann die niet voor niets ‘het spook’ wordt genoemd. Ongelukkigerwijs vindt zijn inzinking plaats tijdens de cruciale momenten van een gevecht, wat bijna tot zijn liquidatie leidt. De angstaanjagende momenten in het nauwe ruim van de onderzeeër brengen de bemanningsleden tegelijkertijd dichter tot elkaar en zelfs de dienstklopper die vers bij de Hitlerjugend vandaan komt, wordt langzaam in hun gelederen opgenomen. Er ontstaat een boeiende schets van een groep militairen die koste wat kost willen overleven en daarbij van elkaar afhankelijk zijn.

Indringende sfeer

Wat Das Boot echter vooral onderscheidt van zijn navolgers is de indringende sfeer die in de film wordt neergezet. Petersen is erin geslaagd om op intrigerende wijze het gekmakende ruimtegebrek, de hallucinerende deining, de tergende verveling en de voortdurende dreiging op te roepen. In de bedompte kleine ruimte van een U-boot wordt de grote oorlog als vanzelf teruggebracht tot haar werkelijke, menselijke proporties. Terwijl in luxekantoren de partijlijn wordt uitgedokterd en de aanvalsplannen worden doorgeseind, is op zee de ene mens in gevecht met de andere. Dit gevecht heeft niets idealistisch, niets heroïsch. Het is oorlog en de een staat de ander naar het leven, maar wie weet eigenlijk nog waarom en gelooft er nog iemand in die redenen?

Petersen heeft een gouden greep gedaan door in de film voor het ongebruikelijke perspectief van zijn ‘foute’ landgenoten te kiezen. Dit leidt nu eens niet tot een gemakkelijk verhaal waarin Duitsers als karikaturale demonen rondlopen en de geallieerden als sublieme helden verheerlijkt worden. Het laat daarentegen mensen zien die, hoezeer ze ook onderdeel zijn van het nazistische Duitse leger, toch boven alles mensen blijven met hun eigen verlangens en gevoelens. Das Boot is een boeiende meditatie over de oorlog als een zinloze verspilling van mensenlevens die ontstaat als de ene mens de ander niet meer als mens erkent.

Muziek / Album

Rocken voor Groot-Brittannië

recensie: Kasabian - Kasabian

“De Britse muziek ligt op zijn gat en daar gaan wij wat aan doen.” Dat is ongeveer het motto van Kasabian. Niet bepaald een thema dat nooit eerder is geuit, maar wel typerend voor de typische Britse muziektraditie waar Kasabian middenin staat.

~

Eind jaren 80 lag de Britse popmuziek helemaal op zijn kont. De Engelse jongeren waren alleen nog geïnteresseerd in acid house. Gitaren waren helemaal passé. Totdat in de Manchester clubscène twee bands opstonden die gitaar gingen combineren met de beats van de house. De Stone Roses en de Happy Mondays maakten met deze muzikale mix binnen no time furore in zowel binnen- als buitenland. Manchester was hip en bracht ook andere bandjes voort die gretig aftrek vonden bij het publiek, zoals de meer op gitaar gerichte Charlatans. Kasabian lijkt op haar debuutalbum vooral een voorbeeld te hebben genomen aan laatstgenoemde band. De psychedelische stemming waarin Groot-Brittannië rond 1990 verkeerde is met de muziek van Kasabian weer helemaal terug.

Lallende koortjes

De zanger van Kasabian, Tom Meighan, heeft een stem die ergens tussen die van de nasale zeurstem van Tim Burgess van The Charlatans en de wat rauwere strot van Shaun Ryder van de Happy Mondays zit. Een echte noordelijke Engelsman, wat niet zo verwonderlijk is, want Kasabian komt uit het Noord-Engelse Leicester. Ook de samenzang in de nummers lijkt soms sprekend op die van de Charlatans. De “lalala”-zingende koortjes in Processed Beats en L.S.F. lijken heel sterk op die in het Charlatans-nummer Nine Acre Court. Toch is de Manchestermuziek niet de enige invloed van Kasabian. Meerdere nummers doen denken aan de Black Rebel Motorcycle Club, en andere weer aan Joy Division en New Order. Butcher Blues heeft een vrijwel identiek basloopje en synthesizergeluid als La femme d’argent van Air (het openingsnummer van Moon Safari).

Psychedelica en LSD

Hoewel in deze recensie tot nog toe vooral is geschreven over hoe Kasabian op andere bands lijkt, drukt de momenteel favoriete band van Oasis-zanger Liam Gallagher wel degelijk een eigen stempel op haar muziek. Het drumgeluid is bijvoorbeeld wel typisch Brits, maar niet zo houseachtig strak als de originele Manchesterdrum. Ook maakt Kasabian veel meer gebruik van elektronische elementen in de nummers. Daardoor wordt een extra dimensie toegevoegd die de psychedelische sfeer van de songs versterkt. Dat de muzikanten wel van een tripje houden blijkt wel uit de songteksten, die overduidelijk gaan over het gebruik van drugs en dan specifiek van LSD. Hoewel het misschien een saai verhaal wordt: het is een typische Engelse gewoonte om te zingen over hoe graag je stoned, high of down wil worden. Daarmee laat Kasabian zien dat ze echt helemaal voldoet aan de Britse popscene die ze zo graag nieuw leven in wil blazen. De muziekindustrie en -pers in Groot-Brittannië kennende krijgt Kasabian daar zeker een kans voor. Hopelijk kan deze band met deze lekkere plaat weer een beetje ballen terugplaatsen in de door Coldplay en Keane soft geworden Engelse hitlijsten.

Theater / Voorstelling

Te groot verhaal voor kleine voorstelling

recensie: Gilgamesj (Ro Theater)

.

~

Zo heb je van Gilgamesj nog nooit gehoord, en zo maken twee toonaangevende theatergezelschappen bijna tegelijkertijd een voorstelling van dit stokoude verhaal. In 2002 regisseerde Theu Boermans een veelbesproken Gilgamesj bij het Weense Burgtheater. Diezelfde regisseur komt eind januari met krek hetzelfde stuk bij zijn eigen club, de Theatercompagnie, te spelen door een grote groep acteurs. Maar de Nederlandse primeur van dit verhaal heeft nu het Ro Theater. Acteur Joop Keesmaat brengt het antieke epos als solovoorstelling, als een tamelijk sec verhaal. Daarmee worden dit beslist twee totaal verschillende Gilgamesj-en.

Vriend

Gilgamesj is een jonge, overmoedige koning. De man schijnt ooit daadwerkelijk bestaan te hebben in het land van Eufraat en Tigris, de bakermat van onze eigen beschaving. Aanvankelijk is Gilgamesj een flierefluiter en een vrolijke vrijbuiter. Dan sturen de goden een echte vriend op zijn pad, Enkidoe. Gilgamesj en Enkidoe beleven samen avonturen, totdat Enkidoe sterft: “De vriend van wie ik hield is tot aarde geworden.” Gilgamesj is ontroostbaar. Hij is bang, overmand door verdriet. Uiteindelijk wordt hij door liefde, vriendschap en pijn een wijzere en betere mens.

Schepping

~

Gilgamesj is wat je noemt een ‘groot verhaal’. Het omvat scheppingselementen, er komt een zondvloed waartegen een ark moet worden gebouwd. Er zitten grote gevechten in om de macht. Een vrouw moet worden veroverd en besprongen. Monsters en vijanden moeten worden bestreden. Dit hele verhaal wordt verteld door Joop Keesmaat, als een lange monoloog. Hij wordt begeleid door muziek van Willem Brink en Wim Konink, die op de achtergrond zwevende tonen ontlokken aan klankschalen, en met slagwerk in de weer zijn.

Zwaartepunt

Het decor is een sober scherm, dat de door zuilen gesteunde gevel van een paleis voorstelt. Doordat de vloer spiegelt, lijkt het paleis omgeven door water. Op de grond liggen hoopjes stenen, die doen denken aan Tibetaanse gebedsheuveltjes. Nu en dan stellen de stenen de keien voor waarover Gilgamesj het water kan oversteken. Het wonderschone licht verandert van kleur om gemoedstoestanden te onderstrepen. In dit fraaie, sobere decor gebeurt niks, er is feitelijk geen handeling, alles focust op de stem van Joop Keesmaat. Hij doet wat stapjes, maar het zwaartepunt ligt toch op zijn verhaal. Keesmaat kan prachtig vertellen, zijn stem schiet uit, hij jubelt en huilt.

Sprookje

~

Ondanks het fraaie schouwspel raakt deze voorstelling mijn hart niet. Het verhaal is groot en belangrijk. De acteur is magistraal: geen kwaad woord over Joop Keesmaat. Hij levert hier een ongekende tour de force, in zijn eentje bijna anderhalf uur non-stop vertellend, alleen onderbroken door muziek. Regisseur Peter Sonneveld heeft zijn sporen allang verdiend. Wat gaat er dan toch mis. Dit is het soort voorstelling waarbij je vanaf de eerste zin in het verhaal moet worden gezogen. Maar het verhaal wil me maar niet boeien, niet op deze manier. De verhoudingen kloppen niet. De zaal is groot, en de pratende man in de verte in het donker is klein. Zijn bewegingen zijn minimaal, terwijl zijn verhaal heel complex is. De toeschouwers moeten het daarom goeddeels hebben van hun eigen verbeeldingskracht, waarmee ze de vertelling zelf voor hun geestesoog moeten oproepen. Had van deze solo-Gilgamesj een intieme voorstelling gemaakt voor de kleine zaal, en Joop Keesmaat met zijn beurtelings extatische en gekwelde gezicht had me vast bij de lurven gegrepen. Zijn sprookje zou voor mij zijn gaan leven, terwijl het verhaal nu mijlenver van mijn bed blijft.

Gilgamesj van het Ro Theater is te zien tot en met 23 april 2005.

Kunst / Expo binnenland

Zoekplaatjes van het dagelijks leven

recensie: Rotterdam

.

~

Blijkbaar was men de Italianiserende landschappen, de grootse thema’s en de geïdealiseerde kronkelende maniëristische lichamen in de 17e eeuw meer dan zat. De werkelijkheid werd het toonbeeld, de werkelijkheid waarin gematigdheid niet langer als deugd werd beschouwd en het volk het definitief heeft gewonnen van de adel. Dit alles onder het motto “Feesten totdat we erbij neervallen”.

Een waarheidsgetrouw beeld

Met de tentoonstelling Zinnen en Minnen tracht museum Boymans van Beuningen een beeld te schetsen van het dagelijks leven zoals dat zich afspeelde in Nederland in de zeventiende eeuw. In de museumcatalogus stelt Jeroen Giltaij (conservator Oude Kunst Boymans van Beuningen) dat “als uitgangspunt gold dat uitsluitend schilders werden gekozen die dat dagelijks leven ook werkelijk als specialisme hadden en die bovendien van artistieke betekenis waren”.
Categorieën als ijsgezichten met schaatsers (zie Hendrick Avercamp), ruitergevechten en legerkampen vielen daarbij buiten de boot, terwijl ook de “zogenaamde Utrechtse Caravaggisten, schilders als Gerrit van Honthorst (1590-1656), Hendrik ter Brugghen (1588-1629) en Dirck van Baburen (ca. 1595-1624), die net als hun Italiaanse collega’s figuren in fantasiekledij schilderden, die weinig op de dagelijkse werkelijkheid leken” (overdreven gespierd in combinatie met veel lichaamsdraaiing) ter zijde werden geschoven. Het beeld moest de werkelijkheid representeren, wat niet wil zeggen dat het de werkelijkheid was die werd afgebeeld. Een van mijn docenten vertelde bijvoorbeeld eens geanimeerd dat de combinatie van een binnenplaats met een gevelsteen, zoals Pieter de Hoogh die heeft afgebeeld in het schilderij Binnenplaats met vrouw en kind (1658) is ontsproten uit de fantasie van de schilder. Althans, De Hoogh heeft de werkelijkheid naar zijn hand gezet, oorspronkelijk bevond de gevelsteen zich op een andere locatie, boven de ingang van het klooster Hieronymusdael in Delft.

Verborgen symboliek

~

Vanaf het moment dat Erwin Panofsky’s geschrift Studies in Iconology-Humanistic Themes in the Art of the Renaissance voor het eerst verscheen (1939), veranderde er een hoop in de wereld van de kunstgeschiedenis. Zonder hier te verzanden in een betoog dat alleen de ingewijden kunnen volgen; onder invloed van Panofsky wordt vandaag de dag door veel kunstcritici aangenomen dat er meer steekt achter een Renaissancevoostelling; de gedachte dat het zou gaan om fijnschilderij, kunst om de kunst, werd resoluut van de hand gewezen. De vraag is of deze manier van kijken ook van toepassing is op de Nederlandse schilderkunst van de zeventiende eeuw. Het antwoord is een halfslachtig “ja” (de discussie is nog gaande). Gelukkig maar want anders zouden de vele brave inkijkjes bijzonder snel gaan vervelen. Stiekem doen ze dat nu eigenlijk al een beetje.

Mogen we een tipje van de sluier oplichten? De in slaap gevallen vrouw in De Slaapster van Jacob Duck maakt met haar duim en wijsvinger een opening, waarschijnlijk een verwijzing naar het vrouwelijk geslachtsdeel. Oei Oei Oei!
In de tentoonstellingscatalogus kunnen we lezen: “In de literatuur wordt de slapende vrouw steeds beschouwd als een prostituee. Volgens (…) wordt de aard van deze dame verklaard door de voorwerpen op de tafel: het halflege wijnglas verklaart de slaap, de spiegel, het triktrakspel en de pijpen wijzen op de ijdelheid en lichtzinnige genoegens”. Anno 2004 is dat moeilijk voor te stellen, maar de meeste van ons zijn dan ook weinig vertrouwd met de symboliek uit die tijd.

~

Als we als ware detectives achter elke voorstelling een verborgen betekenis gaan zoeken, dan zijn we echter verkeerd bezig. Op Hendrik Sorgh’s De Groentemarkt staat een huisvrouw gebogen over een groentekraam. Ze lijkt samen met de marktkoopvrouw op zoek naar een geschikte groene kool. That’s it! Meer betekenis is er niet.

Zinnen en Minnen begint met de schilderijen van Willem Pietersz Buytewch (de schilder die wordt beschouwd als de uitvinder van het onderwerp ‘gezelschap in een interieur’). Zijn kleurrijke gezelschappen zitten vaak ‘onhandig’ om een tafel (het lijkt alsof ze tegen de stoel aanleunen ipv erop zitten), ze drinken wat en spelen muziek, maar lijken vooral verveeld. Via mindere goden (kun je vaak herkennen aan de pafferige figuren, de onhandige composities en het verkeerde perspectief) als Dirck Hals, Willem Duyster en Pieter Codde belanden we uiteindelijk bij grootheden als Gerard ter Borch, Jan Steen (iedereen kent wel het spreekwoord “een huishouden van Jan Steen hebben”), Gabriel Metsu, Pieter de Hoogh, Johannes Vermeer en Frans van Mieris (de bellen in diens schilderij Het bellenblazende jongetje zouden samen met de slak die over de stenen omlijsting glijdt verwijzen naar de sterfelijkheid van de mens). In totaal zijn er in het Boymans 82 schilderijen te zien van 22 verschillende kunstenaars. Daarmee is de tentoonstelling behoorlijk compleet. Toch zal ze vanwege het statische gehalte niet snel aanslaan bij de jonge generatie kunstliefhebbers. De oplossing voor dat probleem is nog steeds niet gevonden. In het Boymans lijkt men zich erbij neer te hebben gelegd.

Boeken / Fictie

Unheimliche inspiratiebron voor velen

recensie: E.T.A. Hoffmann - Klaas Vaak en andere verhalen

Een man schenkt zijn spiegelbeeld aan de demonische schoonheid Giuletta; een oude vrouw ziet het goed geconserveerde lijk van haar bruidegom terug nadat het vijftig jaar in een mijn heeft gelegen; in een oud kasteel zorgt een brute moord uit het verleden voor een sinistere atmosfeer die langzaam verandert in een sluimerende waanzin; een alchemistische kinderhater neemt in de verbeelding van een jongeman de duivelse trekken aan van Klaas Vaak. Werkelijkheid en waanzin lopen door elkaar in de fantastische verhalen van E.T.A. Hoffmann. Ze verwekken een aangename huivering in je gemoed en doen je ademloos doorlezen tot in het diepst van de nacht.

Ernst Theodor Amadeus Hoffmann (1776-1822) was naast schrijver ook een hartstochtelijk muziekliefhebber, die als hommage aan Wolgang Amadeus Mozart zijn derde voornaam van Wilhelm in Amadeus veranderde. Hoffmann was zelf een niet onverdienstelijk muzikant die geruime tijd zijn geld met muzieklessen moest verdienen en tevens veel kritieken over de muziek schreef. Pas op latere leeftijd begon hij te schrijven en daarin bleek zijn talent pas werkelijk tot uiting te komen. Met name zijn verhalen vonden veel weerklank, maar ook zijn debuutroman Het duivelselixer (1816) was een enorm succes. Hoffmann oefende met zijn werk veel invloed uit op latere, veel bekendere schrijvers als Washington Irving, Nathaniel Hawthorne en Edgar Alan Poe.

~

Fantastische vertellingen

Hoffmanns Klaas Vaak en andere verhalen bestaat uit zes fantastische vertellingen die op uitstekende wijze in het Nederlands zijn vertaald door Anton Haakman. De bundel bevat naast drie verhalen (De avonturen in de oudejaarsnacht, Klaas Vaak en Raadheer Krespel) die Offenbach gebruikt heeft voor zijn opera Les contes d’Hoffmann, ook nog de huiveringwekkende novelle Het majoraat en de op ware gebeurtenissen gebaseerde De mijnen van Falun. Tevens is het sprookje Notenkraker en muizenkoning dat aan de basis stond van Tsjaikovski’s balletpartituur De notenkraker, opgenomen. Aangezien een verantwoording voor de keuze van deze verhalen ontbreekt, wordt het echter niet duidelijk waarom belangrijke verhalen als Das Fräulein von Scuderi en Der Goldene Topf ontbreken.

De Romantiek

Hoffmann werd met zijn verhalen een van de belangrijkste schrijvers van de (late) Duitse Romantiek. Zoals in de Romantiek heel gebruikelijk is behoren de dubbelganger, het kwaad, en de menselijke waanzin tot de belangrijkste motieven in zijn werk. Terwijl de traditionele fantastische literatuur zich echter veelal afspeelde op begraafplaatsen, in kloosters, en in woeste bossen waar bovennatuurlijke wezens rondspookten, situeert Hoffmann zijn verhalen echter al in een meer alledaagse setting. Vaak blijft het daarbij onduidelijk of de verschrikkingen werkelijk bestaan of zich slechts binnen het zieke bewustzijn van het personage afspelen.

Hoffmann bevindt zich met zijn verhalen dan ook midden in een ontwikkeling waarbij de demonische dreiging van spoken, heksen en andere griezels zich verplaatst van de bovennatuurlijke schemerwereld naar het menselijke innerlijk. De mythologische figuren die het ongrijpbare kwaad representeren worden zo steeds meer binnen de menselijke psyche zelf gesitueerd. Aan het eindpunt van deze ontwikkeling staat de opkomst van de moderne psychologie van Sigmund Freud. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Freud zijn essay Das Unheimliche grotendeels gebaseerd heeft op Hoffmanns verhaal Klaas Vaak.

Het unheimliche

In een interpretatieve tour de force weet Freud dit verhaal in verband te brengen met de enkele hoofdthema’s uit zijn psychoanalyse, zoals het castratiecomplex. Ondanks het feit dat zijn psychoanalytische duiding te geforceerd is om geheel te overtuigen, zijn Freuds ideeën over het unheimliche nog steeds uiterst relevant. Volgens Freud wordt iets unheimlich als de grens tussen werkelijkheid en fantasie vervaagt. Het unheimliche is niet zozeer angstaanjagend omdat het vreemd en onbekend is, maar omdat het juist op vreemdsoortige wijze aan ons verwant is, terwijl we onszelf er niet zomaar van kunnen losmaken. Het is een spiegel waarin we geconfronteerd worden met onze eigen duistere kanten die we veelal zorgvuldig verdrongen hebben.

In Klaas Vaak identificeert hoofdpersoon Nathanael de verschrikkelijke zandman uit het bakersprookje met de oude advocaat Coppelius, die geregeld bij zijn vader op bezoek komt voor geheime experimenten. Jaren later meent hij deze Coppelius te herkennen in de Italiaanse heer Coppola, handelaar in weerglazen, die hem een verrekijker verkoopt. Met deze bijzondere verrekijker bespiedt hij Olimpia die tegenover hem woont en de hele dag aan een tafeltje zit. Nathanael vergeet zijn eigen geliefde vriendin en wordt op slag smoorverliefd op deze Olimpia, die echter wel heel star en mechanisch is en niets meer weet uit te brengen dan “Ach, ach, ach.”

Noodlot

Het verhaal Raadheer Krespel heeft een veel minder unheimlich karakter, alhoewel het ook daarin wel sluimerend aanwezig is. Het verhaal gaat over de excentrieke violenverzamelaar Krespel die in het geheim met een onhandelbare operazangeres is getrouwd en bij haar zijn dochter Antonie heeft verwekt. Antonie blijkt prachtig te kunnen zingen, maar haar vader verbiedt het haar. Wat in eerst instantie op een dictatoriaal schrikbewind lijkt, blijkt later een zeer verstandig noodmaatregel te zijn die noodzakelijk is om Antonie in leven te houden. Desondanks slaat het noodlot toch ongenadig toe.

Boeken / Strip

Zoektocht door Nederlands Indië

recensie: Peter van Dongen - Rampokan 2: Celebes

Het heeft maar liefst vier jaar geduurd voor het tweede en laatste deel van de stripreeks Rampokan deze maand verscheen. Dat lijkt lang, maar is gezien de precieze tekenstijl van auteur Van Dongen niet helemaal verwonderlijk.

~

Peter van Dongen (1996) maakt gebruik van de zogenaamde ‘klare-lijn’-stijl. Bij deze tekenstijl wordt gebruik gemaakt van heel duidelijke lijnen. Daarbij worden achtergronden heel realistisch weergegeven, terwijl de gezichten van de personen vaak min of meer schetsmatig worden weergegeven. Het tekenen is bij deze stijl op zich al een heel tijdrovende klus, maar daar komt bij dat Van Dongen zich uitermate zorgvuldig heeft gedocumenteerd voor deze historische strip over de naoorlogse strubbelingen in Nederlands-Indië. Hij maakte hiervoor zelfs een reis naar Indonesië.

Java en Celebes

Het verhaal dat Van Dongen vertelt is knap ingewikkeld. Rampokan begint in het eerste deel, dat Java heet, met een aantal jonge soldaten die in 1946 naar Nederlands-Indië trekken om daar voor Nederland orde op zaken te stellen. De hoofdpersoon Johan Knevel is afkomstig uit Indië en gooit op de heenreis per ongeluk een medesoldaat genaamd Erik Verhagen van boord. Door samenloop van omstandigheden komt hij in handen van de gedeserteerde Burt Dekker, die de Indonesische vrijheidsstrijders helpt en Johan aanziet voor Erik. In het nu verschenen tweede deel zijn de figuren in het verhaal naar het eiland Celebes gegaan. Johan/Erik en Burt zijn op zoek naar een sanro, een opstandige priester, om deze te ondersteunen. Hierbij wordt Johan op schokkende wijze geconfronteerd met zijn Indische verleden, waarna hij op zoek gaat naar zijn oude kindermeisje. Het spoor leidt terug naar de sanro Johan/Erik komt flink in de problemen.

Identiteit

Rampokan heeft als hoofdthema de verloren identiteit. De hoofdpersoon is in de Tweede Wereldoorlog zijn identiteit als bewoner van Indië verloren, die hij nu probeert terug te vinden. Daarnaast raakt hij zijn eigen identiteit kwijt doordat, hij voor Erik Verhagen wordt aangezien. Dit thema wordt door de auteur op treffende wijze vormgegeven. Je voelt op sommige momenten duidelijk mee met de vertwijfeling van Johan/Erik. De beide delen van Rampokan vormen bepaald niet een eenvoudig te volgen verhaal, misschien juist wel omdat het een strip is. Het verhaal Celebes is als op zichzelf staand verhaal slecht te begrijpen. Wat het verhaal erg ingewikkeld maakt, zijn verschillende flashbacks, flashforwards en standpuntverwisselingen. Doordat het boek in zwart-wit is uitgegeven is het soms moeilijk alle informatie uit de zeer gedetaileerde tekeningen te lezen. De tekeningen hebben een zandkleurige steunkleur voor het heden en een grijze voor de flashbacks, en de lezer moet deze kleurencode leren ontcijferen voor meer begrip van het verhaal.

Stille kracht

~

Celebes op zich kun je moeilijk als apart werk beoordelen, omdat het zo verbonden is met Java. Toch is een duidelijke vooruitgang in het werk van Van Dongen te zien. De “camerastandpunten” in Celebes zijn ingewikkelder en er wordt bijzonder omgegaan met overgangen, waardoor de strip een beetje het uiterlijk krijgt van een film op papier. De mystieke sfeer die door het hele boek hangt maakt het werk spannend. Je krijgt een beetje hetzelfde gevoel als bij De stille kracht van Louis Couperus. Rampokan verdient daarmee op zijn minst een mooie plek binnen de literatuur over Nederlands-Indië.

Tot en met 20 december 2004 is een tentoonstelling te zien van het werk van Peter van Dongen in Galerie Serieuze Zaken in Amsterdam.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Central Do Brasil // Ripley's Game // Black Mask // Extraño // Luther // Les invasions barbares // Alegria

.

Central Do Brasil

~

(Walter Salles, 1998 • RCV)

De voormalige lerares Rosa is in Rio de Janeiro een van de weinige mensen die kan schrijven en verdient haar geld dan ook met het schrijven van brieven voor anderen. De brieven doet ze in de meeste gevallen echter niet eens op de post om zo nog wat extra’s te verdienen aan de uitgespaarde postzegel. Als de moeder van een van haar klanten een ongeluk krijgt en overlijdt, ontfermt ze zich tijdelijk over de alleen achtergebleven jongen. Niet lang daarna besluit ze hem echter te verkopen. Als haar geweten dan toch begint te knagen pikt ze hem weer op en gaat met hem op zoek naar zijn vader. Dit levert een soms hilarische, soms aangrijpende tocht op waarbij deze twee door God en mens verlaten mensen, die elkaar soms bijna naar het leven staan, steeds nader tot elkaar komen. Regisseur Walter Salles geeft met deze meermaals bekroonde film een mooi en ingetogen portret van twee uitgestoten mensen die naar een normaal leven hunkeren. (MB)

Ripley’s Game

~

(Liliana Cavani, 2002 • RCV)

In Ripley’s Game is Tom Ripley (John Malkovich) een ijzig kalme maar bij tijd en wijle monsterlijke figuur, die zijn geld verdient met zwendel. Geen onbekend gegeven voor de liefhebbers van de boeken van Patricia Highsmith, waarop intussen al heel wat Ripley-films gebaseerd zijn (onder andere The Talented Mr. Ripley van Anthony Minghella en The American Friend van Wim Wenders). Dan klopt een kennis bij Tom Ripley aan en vraagt hem een concurrent uit de weg te ruimen. Ripley verwijst de kennis door naar de onschuldige buurman, een lijstenmaker. Deze weigert in eerste instantie, tot hem een aanbod wordt gedaan dat de vriendelijke huisvader onmogelijk kan afslaan. Verrassender dan Ennio Morricones routineuze muzaksoundtrack is het ritme van de film. De ontwikkelingen ontvouwen zich hortend en stotend, terwijl de scènes daarentegen wat traag in beeld zijn gebracht. Discussies over wat Ripley vanavond zal eten krijgen de tijd, maar sleutelinformatie wordt slechts af en toe aangestipt. Bovendien wordt veel tijd ingeruimd voor personages en ontwikkelingen die er niet toe doen. Dit alles leidt ertoe dat de film op een prettige manier iets nerveus krijgt. Je wordt bang wat te missen. Echter, het enige dat van constante kwaliteit genoemd kan worden is het camerawerk van Alfio Contini. Die is de hele film lang briljant. Dat maakt van Ripley’s Game een spannend maar onevenwichtig geheel. (PB)

Black Mask

~

(Daniel Lee, 1996 • Indies)

Een typisch voorbeeld van de genrecinema uit Hong Kong die Hollywood en in mindere mate Europa zo beïnvloed heeft: Black Mask, met inmiddels superster Jet Li en geproduceerd door de gerenommeerde Hark Tsui (Swordsman, A Chinese Ghost Story, The Blade…). Alle ingrediënten van een puike pulpfilm zijn aanwezig: een stupide verhaal (van zenuwen ontdane vechtmachine bindt de strijd aan met zijn makers), lak aan logica en esthetica, maar in plaats daarvan een portie wervelende vecht- en actiescènes. En die zijn, met name in de uitgebreide slotstrijd, zelfs voor de begrippen van het land waar zulk onzinnig vertier is uitgevonden, voortreffelijk. Acrobatisch geweld vastgelegd met ongewone camerastandpunten en –bewegingen en bizarre montage: Black Mask is rommel van de bovenste plank, genieten voor de liefhebber dus. Na een aantal goedkopere edities wordt de film nu voor het eerst in breedbeeld uitgebracht. Nu alleen nog in orginele taal, want die Engelse nasynchronisatie blijft lachwekkend. (PC)

Extraño

~

(Santiago Loza, 2003 • Filmfreaks)

Alex is een alleenstaande man van middelbare leeftijd die om een niet nader verklaarde reden zijn beroep als arts niet meer uitvoert. Hij woont bij zijn gescheiden zus en haar twee zoontjes. De introverte Alex zit duidelijk niet lekker in zijn vel, het lijkt wel alsof hij het leven zoveel mogelijk links laat liggen in de hoop dat de distantie wederzijds wordt. Dit verandert wanneer hij op een dag de eveneens alleenstaande en zwangere Erika ontmoet. In zijn speelfilmdebut schetst regisseur Santiago Loza een prachtig verhaal waarin weinig gesproken wordt maar de stiltes veelzeggend zijn. Het acteren, de soundtrack, de cameravoering: alles straalt rust en ingetogenheid uit, maar in alles is de onderhuidse spanning duidelijk voelbaar. Een breekbare film die past in de rijke traditie van de Zuid-Amerikaanse kwaliteitscinema. (HdV)

Luther

~

(Eric Till, 2003 • RCV)

De Reformatie uit de 16e eeuw is een van de meest invloedrijke gebeurtenissen uit de West-Europese geschiedenis. Het was niet alleen een religieuze strijd waarbij de protestanten zich afsplitsen van de Rooms-katholieken, maar het zette ook een brede maatschappelijke revolutie in gang. Over een van de voormannen van deze Reformatie, de Duitse geleerde Maarten Luther, is nu een film verschenen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten staat de film niet bol van de clichés en wordt de historische werkelijkheid slechts hier en daar geweld aan gedaan. Er wordt bijvoorbeeld wel erg veel nadruk gelegd op Luthers strijd tegen de aflaathandel, terwijl dit slechts een van zijn beroemde vijfennegentig stellingen betrof. De film weet te boeien door het overwegende goede acteerwerk en doordat er genoeg aandacht is besteed aan de andere factoren die de Reformatie tot een succes maakten, zoals bijvoorbeeld de bescherming die Luther genoot van Prins Frederik de Wijze en de aandacht die hij had voor maatschappelijke mistanden. (MB)

Les invasions barbares

~

(Denys Arcand, 2003 • Paradiso)

Deze Canadese film van de regisseur Denys Arcand is uitgebreid de hemel in geprezen, de film won een Oscar en werd in Cannes genomineerd voor een Gouden Palm. De film wekt daarmee verwachtingen die hij naar mijn idee niet helemaal waar kan maken, waardoor het kijken ervan op een teleurstelling dreigt uit te lopen. Voor wie geen hemelverheffend meesterwerk verwacht, zal deze film desondanks zeker de moeite waard zijn. Centraal staat de vrijgevochten professor Remy die altijd groots en meeslepend heeft willen leven, hij was gek op vrouwen en heeft alle mogelijke idealen aangehangen. Zijn zoon Sébastien werkt bij een internationaal bedrijf en is een kapitalistische miljonair zonder idealen die nog nooit een boek heeft gelezen. In de ogen van zijn vader is hij een barbaar zonder enig cultureel besef. Als Remy echter kanker blijkt te hebben, is het Sébastien die ervoor zorgt dat zijn vader waardig en in alle rust kan sterven, gesteund door zijn oude maatjes uit zijn jonge jaren. Het levert een bij vlagen cynische film op die tegelijkertijd echter ook uitermate humanistisch is. (MB)

Alegria

~

(Franco Dragone, 1998 • RCV)

Het 11-jarige zwerfweesje Momo en zijn beschermengel Frac, een mimespeler die gedesillusioneerd is in het spel en en het leven, willen ontsnappen aan het duistere leven in de grote stad. Wanneer Fran Giulietta, een zangeres in een rondtrekkend circus, ziet, wordt hij smoorverliefd en samen met zijn kleine compagnon probeert hij het hart van zijn schone muze te veroveren en uit de handen te blijven van de schurk Marcello. Deze film met, door, over en geïnspireerd door het Cirque du Soleil is een duister liefdessprookje vol goochelarij, grotesk drama, acrobatiek, dans en muziek. Alegria heeft de gemiddelde filmfan weinig te bieden, maar mensen die op zoek zijn naar een magische mix tussen Disney-films, Moulin Rouge en uiteraard Cirque du Soleil kunnen Alegria waarschijnlijk wel waarderen. De featurette en de trailer zijn de enige, zoals zo vaak ondermaatse, extra’s. (HdV)

Theater / Voorstelling

Inspiratie van de zee

recensie: Seemannslieder / Op hoop van zegen (ZT Hollandia)

.

~

In eerste instantie was het de bedoeling dat Marthaler Heijermans klassieker Op hoop van zegen zou regisseren, maar daar stapte de Zwitser al snel van af. Hij wilde geen bestaand verhaal vertellen, maar een door improvisatie ontstaan collagetoneel maken. Op hoop van zegen bleef een belangrijke inspiratiebron, maar tijdens de repetities stond niets vast: de acteurs mochten aanrommelen in een al wel volledig ontworpen decor. Geleidelijk aan ontstonden losse scènes, zonder een verhaal. Pas enkele dagen voor de première vertelde Marthaler in welke volgorde de scènes gespeeld gingen worden. En wonderbaarlijk genoeg levert het een coherente voorstelling op.

Vertraging

~

Seemannslieder / Op hoop van zegen is een stuk geworden dat ruist en deint als de zee. Soms word je plotseling opgezwiept op een hoge golf, en dan vangt de eindeloze wiegeling weer aan. Het lage tempo is een heel wezenlijk element van het stuk: Marthaler dwingt je daarmee stil te staan bij wat er gebeurt als er in feite niets gebeurt. Zo draagt Graham Valentine met opper-Brits accent de eerste regel van een zeemansballade voor, met een snelheid van twee woorden per minuut en dan ook nog eens telkens weer opnieuw. En dat zeker tien minuten lang. Gek genoeg merk je dat je luistert, en dat je meegaand met het rijzen en dalen van Valentines stem iets heel wezenlijks beleeft. De overige acteurs hangen onderuitgezakt op banken, tegen de bar aan of over de piano en laten hem rustig zijn gang gaan. Ook jij zakt onderuit, in een prettig soort vertraging die ruimte biedt om te je gedachten te laten gaan en te dromen. Totdat plotseling de volgende acteur het roer overneemt om je met een gek dansje, een gloedvolle Franse chanson of een dramatisch fragment uit Op hoop van zegen weer een andere kant op te sturen. Zo grijpen de Seemannslieder je steeds weer, ook als je net dacht dat het nu wel afgelopen zou mogen zijn. Als het einde dan ook daadwerkelijk daar is besef je: Marthaler neemt de tijd om zijn publiek te betoveren, mee te voeren, en niet alleen maar bezig te houden.

Muziek

Muziek speelt een belangrijke rol in de voorstelling. Allerhande liederen over de zee blijken een rijke bron van inspiratie. De acteurs zingen psalmen, oude zeemansliederen, fragmenten uit Der fliegende Holländer van Wagner, liederen van Schubert en Ravel. Maar ook burleske volksliedjes komen veelvuldig voorbij. Ballades worden afgewisseld met slapstick-achtige humor. Hadewych Minis zingt prachtige Franse chansons, maar er is ook ruimte voor het slangenmenstrucje van Chris Nietvelt. Frieda Pittoors speelt glansrijke rollen. Ze draagt op meeslepende wijze prachtige teksten van Pessoa voor, maar sleept zichzelf ook overtuigend over het podium, meegevoerd door een imaginaire windhoos.

Emoties

In Marthalers collage krijgen de verzamelde liedjes, gedichten en prozafragmenten een speciale betekenis; ze doen je beseffen hoe machtig muziek en tekst zijn als drager van emotie, van hoop, van verdriet, van berusting, van vertrouwen. En je beseft dat ons bestaan vooral rond die emoties draait, en dat handelen in zekere zin maar bijzaak is. Seemannslieder/ Op hoop van zegen is daarmee meer een voorstelling geworden over het wachten, hopen, herinneren, treuren en dromen dat het leven is dan een voorstelling over de zee.

Seemannslieder / Op hoop van zegen is nog tot en met 10 januari 2005 te zien.

Film / Achtergrond
special: Een interview met Theo Angelopoulos

‘In mijn films praat ik altijd over mezelf’

Theo Angelopoulos heeft een grote staat van dienst voor de uitstraling van de Europese cinema. Hij wordt omschreven als ‘de grote Europese filmpoëet’ en zijn kast staat vol met prijzen van filmfestivals als Berlijn en Cannes. Hoe groots hij zijn films ook opzet, altijd komt het persoonlijke naar voren. Twee minuten nadat ik hem de hand had geschud, blijkt dat dat ook typerend is voor de dagelijkse manier van omgang van de Griekse regisseur. Aangezien de lobby van zijn prachtig chique Amsterdamse hotel te rumoerig was, stelde hij voor om naar zijn kamer te gaan. “Veel intiemer, persoonlijker”, glimlachte hij. In de drie kwartier die volgde bleek deze eigenzinnige, grinnikende Griek – in tegenstelling tot zijn donkere en sombere films – een erg vrolijke en vriendelijke man te zijn.

~

Eleni, de nieuwste film van Angelopoulos, is het eerste deel in een trilogie die de geschiedenis van de twintigste eeuw beschrijft. In zijn kenmerkende stijl voert hij ons in dit eerste deel voornamelijk langs de Griekse geschiedenis van de eerste helft van de vorige eeuw, gezien door de ogen van een vrouw, Eleni. Het is slechts de tweede keer dat een vrouw de hoofdrol speelt in een van zijn films. “In mijn eerste echte film stond ook een vrouw centraal. Met Eleni is voor mij de cirkel rond.”

Intiem en persoonlijk

~

Het is niet de eerste keer dat Angelopoulos (een deel van) de Griekse geschiedenis op celluloid probeert te vatten. In 1975 verscheen O Thiassos (The Travelling Players), waarin hij het epische verhaal schetst van een groep reizende acteurs, die begint voor de Tweede Wereldoorlog en doorloopt tot in de jaren vijftig. Bij Eleni heeft Angelopoulos duidelijk voor een andere insteek gekozen. “O Thiasos was een verhaal over politiek en geschiedenis van een heel volk. In het geval van Eleni gaat het meer om de persoonlijke geschiedenis van Eleni, de vrouw. De geschiedenis reflecteert wel op haar, heeft invloed op haar leven, maar het gaat om Eleni.” Een meer persoonlijke aanpak dus dan in de jaren zeventig. Dat zal niemand verbazen aangezien de laatste films van Angelopoulos al veel intiemer en persoonlijker waren dan zijn vroegere werk. Kijk bijvoorbeeld maar naar zijn vorige twee films, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day. “Ook al zou ik het niet willen,” bekent de oude Griek, “in mijn films praat ik altijd over mezelf. Ik vertel mijn verhaal, alles wat ik meegemaakt heb, de mensen die ik ontmoet heb. Het is mijn wereld.”

Herschreven

Kenners van Angelopoulos’ oeuvre zullen de film herkennen als een van zijn meest toegankelijke werken. Er zijn minder typische Angelopoulos-momenten waarin heden en verleden, realiteit en droom in hetzelfde shot worden getoond en de film houdt zich in grote lijnen aan de chronologische volgorde van het verhaal. Deze aanpak vindt zijn oorsprong in het feit dat de trilogie oorspronkelijk als één film geschreven was. “Toen het oorspronkelijke scenario geschreven werd, toen er van een trilogie nog geen sprake was, was het niet linear geschreven maar met veel flashforwards en flashbacks. Het begon in het New York van nu en sprong terug naar het Griekenland van de eerste helft van de eeuw. Maar omdat de film op deze manier te lang werd [grinnikt], lieten de producers mij de keuze: of er een trilogie van maken, of het hele project afblazen.” Het script werd herschreven en er werd gekozen voor een meer chronologisch verhaal dat de rode draad van de trilogie werd.

Tipje van de sluier

~

Op mijn inhoudelijke vragen over de andere twee delen wilde hij niet te gedetailleerd ingaan. “Over het productieschema is nog niet veel bekend, maar de scripts zijn af. Het tweede deel, dat de titel The Third Wing zal krijgen, begint bij de dood van Stalin en loopt tot aan de van van de Berlijnse muur. Het slot, dat momenteel als werktitel The Eternal Return heeft, loopt van de val van de Muur tot aan de millenniumnacht.” Voor de twee nog te verschijnen films is Griekenland niet groot genoeg. “De halve wereld komt aan bod: Oezbekistan, Siberië, Moskou, New York, Canada.” En meer wilde hij echt niet kwijt. We krijgen het wel te zien.

Altijd in drieën

Hoewel dit de eerste keer is dat de titel van een van zijn films het woord ’trilogie’ bevat, werkt Angelopoulos altijd in trilogieën. De eerste, bestaande uit Days of ’36, The Travelling Players en O Megalexandros, maakte hij in de jaren zeventig en wordt ook wel de ’trilogie van de geschiedenis’ genoemd. Daarna volgde in de jaren tachtig de ’trilogie van de stilte’ met Voyage to Cythera, The Beekeeper en Landscapes in the Mist. In de jaren negentig kwamen The Suspended Step of the Stork, Ulysses’ Gaze en Eternity and a Day uit, die samen de ’trilogie van de grenzen’ vormen. En nu dus zijn groots opgezette en meestomvattende werk, zijn magnum opus.

Door tot het einde

In 1998 zei de nu 69-jarige Angelopoulos in Cannes dat hij langzaam richting het einde van zijn carrière ging. Kan het zijn dat dit zijn laatste trilogie is? “Ik hoop het niet, maar het zou zeker kunnen.” Als dat inderdaad het geval is, laat hij met zijn twaalf hoofdfilms een onmiskenbaar sterk en coherent oeuvre achter. “Maar ik ben van plan net zo lang door te gaan als [de Portugese regisseur] Manoel de Oliveira. En hij is 96!”

Film / Films

Eerste akte van grauwe Griekse geschiedenis

recensie: Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow)

De afgelopen maanden hebben we aardig wat van de Grieken gezien. Het nationale voetbalelftal zorgde daar voor een volksfeest door het Europese Kampioenschap voetbal te winnen en door de Olympische Spelen zagen we vele mooie kanten van een zonnig getint land. Regisseur Theo Angelopoulos heeft met Eleni (Trilogy: The Weeping Meadow) een klaaglied op Griekenland gemaakt waarin hij laat zien dat het land niet altijd feestelijk en zonnig is geweest maar dat de tragiek die in de oudheid al een enorme rol speelde, ook een stempel heeft gedrukt op de moderne geschiedenis.

~

~

Dit eerste deel van Angelopoulos’ trilogie (er is nog niets bekend over de andere delen) verweeft de belangrijkste gebeurtenissen uit de Griekse geschiedenis van 1919 tot 1949 met het levensverhaal van Eleni. In de openingsscène zie je hoe zij als weesje met een groep Russische vluchtelingen in Griekenland aankomt waar ze wordt opgenomen in een gezin van mede-immigranten. Wanneer ze volwassen is, vlucht ze met haar grote liefde Alexis, de zoon van haar kersverse maar veel oudere bruidegom, naar Thessaloniki waar Alexis als muzikant wat schnabbelt. Als hij naar Amerika gaat om geld te verdienen en zo zijn gezin te kunnen onderhouden, blijft Eleni alleen achter in het Griekenland van revoluties, het opkomende fascisme, de Tweede Wereldoorlog en de Griekse burgeroorlog. Zoals gezegd is het geen verhaal van wuivende olijfbomen op zonnige stranden; het is er één van modderige industrieterreinen, vervallen treinstations en lege fabriekshallen waar de arbeidersmassa haar grijze dagen slijt.

Adembenemend

Het resultaat is niets minder dan een Gesammtkunstwerk: een fotografisch gecomponeerde mise-en-scène, poëtisch taalgebruik, een sfeer die je op sociaal-realistische schilderijen aantreft en invulling van scènes zoals je die in het theater vindt. Dit wordt filmisch weergegeven in Angelopoulos’ overbekende stijl: visueel adembenemende, minutenlange shots waarin de camera langzaam de prachtig gechoreografeerde gebeurtenissen volgt met bewegingen die je eerst nieuwsgierig maken en vervolgens foppen.

Symboliek

~

Naast de visuele pracht staat de film bol van symboliek en verwijzingen. Namen als Eleni (Helena, Hellas) en Danae hebben een diepere betekenis meegekregen vanuit de Griekse mythologie. Ook de Bijbel wordt aangehaald, zij het iets subtieler, met de tien plagen en de zondvloed als straf op de zonde (de meest onvergetelijke scène uit de film). Daarnaast is er nog veel wat mij niet eens duidelijk is: de dode schapen in de boom, hoe er altijd witte doeken boven land en zwarte boven het water hangen, etcetera.

Beeld en geluid

Een minpunt aan de films van Angelopoulos, zoals zoveel films uit Zuid-Europa, is het samenspel tussen beeld en geluid. Ook deze maal is dit de zwakste schakel in zijn film. Angelopoulos gelooft heilig in nasynchronisatie. Als gevolg hiervan staan de personages bij de dialogen en bij het bespelen van instrumenten overduidelijk met opzet en angstvallig vaak met de rug naar de camera, zodat daar gemakkelijk gedubd kan worden. Zie je een scène een keer van voren, dan loopt het geluid vaak niet synchroon met de beelden, wat ook enorm stoort. Wél een groot pluspunt aan het geluid is de muziek. Wederom komt dit van de hand van Angelopoulos’ vaste componiste Eléni Karaindrou. De composities zijn ditmaal iets minder onvergetelijk doordat niet emotie maar traditie centraal staat, maar toch is het geen wonder dat je op internet bij het zoeken op de filmtitel net zo vaak op een muzieksite als op een filmsite terecht komt.

Potemkin

Eleni zal de kenners van Angelopoulos’ oeuvre niet verrassen. Zowel qua stijl als qua retoriek blijft hij op bekend terrein. De film is wel minder intiem dan zijn eerdere werk. Alleen het laatste kwartier kan zich op emotioneel gebied meten met vorige films als Eternity and a Day. Hoewel Eleni misschien niet zo goed is als Eternity and a Day, ze is echter minstens zo interessant. Het is een prachtig verhaal over het zoeken van je plaats, over hoe mensen opkomen uit de massa en er weer in verdwijnen, op een manier die herinnert aan films als Pantserkruiser Potemkin, La Terra Trema en Ladri di Biciclette. Lang niet iedereen zal deze film kunnen waarderen, maar ik wacht met smart op de rest van de trilogie.

Lees ook ons interview met Theo Angelopoulos!