Boeken / Fictie

Oud portret opnieuw geschilderd

recensie: John Banville - Mevrouw Osmond

Een klassieke roman met een open einde kan voor hedendaagse auteurs een uitdaging zijn om een vervolg op te schrijven. John Banville, gefascineerd door het slot van The portrait of a lady (1881) van Henry James, vroeg zich af hoe het verder ging met de heldin Isabel Archer. Het resulteerde in een mooie roman waarin behalve Henry James ook de echo’s van Virginia Woolf en Jane Austen meeklinken.

Banville introduceert meerdere thema’s: Amerikanen die hunkeren naar Europa en de Europese cultuur, het klassenbewuste Engeland van honderd jaar geleden en het prille begin van de vrouwenemancipatie. Isabel Archer, getrouwd met Gilbert Osmond, bezint zich op haar huwelijk dat in een crisis is geraakt, en op haar toekomst. Haar leven tot nu toe – ze is als meisje uit de VS naar Europa gekomen – heeft haar langzamerhand bewust gemaakt van het web van intriges en bedrog waarin ze verstrikt is geraakt. Tegen de zin van haar echtgenoot, een kille snob die haar om haar geld heeft getrouwd, is ze op reis gegaan om afscheid te nemen van een stervende vriend. Zijn dood en de gesprekken met oude vriendinnen zetten haar aan het denken en roepen een verlangen naar onafhankelijkheid in haar op.

Zelfdefinitie en dreiging

De vertellersstem lijkt uit de 19e eeuw te komen. Banville kruipt in de huid van zijn protagoniste en laat zien hoe haar gedachten, emoties en indrukken haar langzaamaan een nieuwe richting doen inslaan. Met schilderachtige metaforen en een rustig, chronologisch tempo leert de lezer deze Isabel kennen. Het inzoomen op haar diepere lagen doet soms denken aan de stream of consciousness waarmee Virginia Woolf haar vrouwen portretteerde. Tegenhanger van deze vroeg-modernistische stijl is Banvilles beschrijving van de focus op huwelijk en geld, koppelaars-intriges en roddel – soms bijna in de trant van Jane Austen.

Te midden van ieders persoonlijke belangen en strevingen groeit Isabel Archer in haar zelfdefinitie als integer mens. Van het onbeschreven blad, het idealistische gansje dat in handen viel van een man die haar samen met zijn minnares tot een huwelijk heeft verleid, komt ze tot besef van de slechtheid van de medemens en gaat ze door haar vele angsten heen. Wie is opgevoed om te gehoorzamen en mannelijke wreedheid te ondergaan, heeft veel tijd nodig voordat inzicht en verzet doorbreken. In een sleutelscène met haar echtgenoot gaat ze bijna onderuit in een angstige jeugdherinnering. Ooit reed een zwarte koets met een mismaakte koetsier op de bok, die haar strak aankeek, rakelings langs haar heen. Het afschuwelijke gezicht van de man doemt opnieuw op in de beklemming die van haar machtsbeluste echtgenoot uitgaat:

‘En welke verschrikkelijke boodschap wilde hij haar overbrengen? Het was alsof een hoek van het weefsel waarvan de wereld was gemaakt was opgetild, zodat ze een glimp zou kunnen opvangen van de duisternis die zich daaronder bevond. De duisternis en de duistere dingen die daar altijd waren en wachtten tot ze naar boven konden kruipen en zich aan haar vast konden klampen, en waartegen al haar opgewekte zelfingenomenheid geen bescherming kon bieden.’

De sfeer van dreiging, die voortdurend op de loer ligt in het comfortabele societyleven, en af en toe door de kieren tussen de welgemanierde volzinnen glipt, is meesterlijk door Banville opgeroepen in deze wonderlijke, enigszins anachronistische pastiche. Het is alsof je een roman uit de 19e eeuw leest en toch ook weer niet… Net als zijn voorganger James laat Banville zijn protagoniste achter op de drempel van een nieuw bestaan. Ze neemt subtiel wraak op haar echtgenoot en vertrekt. Een ontmoeting met een idealistische journalist die haar voorstelt met hem mee te reizen naar de VS legt een mogelijke toekomst open.

Een subliem geschreven verhaal, dat misschien iets te veel leunt op het grote voorbeeld.

Boeken / Non-fictie

Met hart en ziel

recensie: Ole Martin Hoystad - De ziel

Cultuurhistoricus Ole Martin Hoystad ontrafelt in zijn nieuwste onderzoek een van de meest besproken begrippen uit de menselijke geschiedenis. De ziel laat de voortdurende veranderingen zien in de manier waarop de mens over zijn raadselachtige binnenste nadenkt.

De Noorse onderzoeker Hoystad verwierf bekendheid met zijn onderzoek naar het hart, een symbool dat niet weg te denken is uit ons taalgebruik, maar dat door zijn vele betekenissen tegelijkertijd niet makkelijk te definiëren valt. In De ziel doet hij iets soortgelijks. Tot een eenduidige definitie komt de historicus niet en precies het ontbreken daarvan zegt veel over de aard van onze ziel.

Dualisme

Wanneer we praten over de ziel denken we al snel aan zijn tegenstelling: het lichaam. Dit loskoppelen van ziel en lichaam in de geschiedenis van het denken wordt het begin van de moderniteit genoemd, die met Descartes werd ingeluid. Dat betekent dat mensen ver vóór die tijd ook al dachten over de ziel, maar dan niet in verhouding tot het lichaam. Het zielenverhaal van Hoystad begint bij Homerus, om via de presocratici bij Plato en Artistoteles te komen, en zo de verschillende verschijningsvormen van de ziel in de oudheid te laten zien. Zo waarschuwde Heraclitus voor een vochtige ziel, een aandoening die je kon oplopen bij het drinken van teveel alcohol. Voor deze presocraat waren lichaam en ziel dus duidelijk verbonden met elkaar. In de middeleeuwen speelt Augustinus een belangrijke rol, de kerkvader die heel wat zonden beging voordat hij gelovig werd. Die zonden schreef hij op in de hoop op die manier zijn ziel te kunnen reinigen. Het gangbare idee in die tijd was dat God uiteindelijk over de reinheid van de ziel zou oordelen.

Volledige historie

De ziel is zo ontzettend uitgebreid dat er weinig mensen zullen zijn die er niets van kunnen leren. Hoystad gaat op elke besproken denker zo diep in dat een volledig beeld gevormd kan worden van diens ideeën en de tijd waarin die ontstonden. Door deze overvloed aan achtergrondinformatie zou je De ziel bijna ook als naslagwerk kunnen gebruiken. Door die niet geringe omvang van het boek en de detaillering is het geen werk dat je binnen een paar dagen uit leest. Maar dat hoeft ook niet, de ziel is zo oud als de mensheid en haar leren kennen móet wel tijd kosten. Niet getreurd, Hoystad schrijft bijzonder helder, oppeppend en met humor. De grote hoeveelheid aan informatie blijft zo boeien.

Zielsopvattingen

De grote verscheidenheid aan zielsopvattingen door de tijd heen laat zien hoe belangrijk het begrip is voor de mens. We zijn nog altijd bezig met die ziel, ongeacht de invulling van dat begrip en ongeacht religie of cultuur. Dit is ook zo in de moderne geseculariseerde wereld, denk aan de zielloosheid van Adolf Eichman die Hannah Arendt heeft laten zien. Zonder gewetensbezwaren is hij verantwoordelijk voor het transport van duizenden joden naar de gaskamers, simpelweg omdat het hem werd opgedragen. Andere moderne denkers als psychoanalyticus Freud, taalfilosoof Wittgenstein en schrijver Franz Kafka blijken eveneens een beeld te hebben van dat ‘binnenste’ van de mens. Zo is de ziel kneedbaar en wordt ze gevormd door alles wat wij meemaken, voelen of vrezen. Voor iedereen met een brede historische- en filosofische interesse is De ziel zowel leerzaam als vermakelijk, Hoystad schrijft met hart en ziel.

Boeken / Fictie

Ze zijn meer dan hun kleur

recensie: Vamba Sherif & Ebissé Rouw (red.) - Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen

Een bundel met alleen zwarte auteurs: de universele lezer zal ervan walgen. Wie echter goed leest, ziet dat Zwart, samengesteld door Vamba Sherif en Ebissé Rouw, de Nederlandse literatuur verrijkt.

Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen is een interventie. Dat is een beschrijving van het boek en ook een interpretatiekader. Samenstellers Vamba Sherif en Ebissé Rouw hebben een twintigtal schrijvers verzameld, van wie sommigen bekend zijn, anderen minder, en die elk hun wortels hebben in het Afrika ten zuiden van de Sahara. Sherif, schrijver van een vijftal romans, en Rouw, redacteur bij Amsterdam University Press en medeoprichter van de podcast Dipsaus, zijn ambitieus: ‘Het is onze verwachting én onze hoop dat door deze bundel het Nederlandstalige literaire landschap voorgoed zal veranderen,’ besluiten zij hun inleiding tot de bundel.

In beeld brengen

Die verandering hebben ze al bewerkstelligd. Zwart zet een diverse en getalenteerde groep schrijvers op de kaart en erkent hun aanwezigheid en maakt ruimte voor ze in de Nederlandse literatuur. De in Zwart verzamelde auteurs hebben allemaal hun roots liggen in landen die geen koloniale geschiedenis met Nederland delen. Dat maakt hen anders dan Indische auteurs en schrijvers met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond. Sinds de jaren negentig is ook een aantal schrijvers met wortels in het Midden-Oosten en Noord-Afrika doorgebroken. Als laatste is er een grote groep witte Zuid-Afrikaanse auteurs die warme banden met het Nederlandse literaire veld onderhouden. Maar, stellen Rouw en Sherif terecht, zwart – dat overigens veeleer een politieke term is dan een accurate beschrijving van iemands huidskleur – Afrika is tot nog toe grotendeels buiten beeld gebleven.

Bijna geen enkele bloemlezing of samengestelde bundel ontkomt aan een niveauverschil tussen de verschillende bijdragen, ook Zwart niet. In dit geval komt het wellicht ook door de presentatie van de auteurs: Rouw en Sherif hebben namelijk gekozen voor een alfabetische volgorde, Simone Atangana Bekono als eerste, Chika Unigwe als laatste, waardoor allerlei genres en verschillende typen bijdragen door elkaar lopen. Bovendien staat alleen in de inhoudsopgave vermeld of de bijdrage een kortverhaal is, een essay of een beschouwing – bij de stukken zelf ontbreekt dergelijke informatie. Een genreaanduiding is niet alles, maar het helpt de lezer wel om zich te oriënteren.

Persoonlijke bijdragen

De meeste bijdragen aan Zwart zijn veelal persoonlijk getoonzet: de auteurs beschrijven hun ervaringen met racisme, discriminatie en uitsluiting, al dan niet in een fictionele vertaling. De beste bijdragen, zoals die van Kiza Magendane, laten zien hoe hun identiteit, wie zij zijn, een compromis is tussen hun eigen ideeën en wat anderen hen opleggen, en hoe die twee op elkaar reageren. Diezelfde Kiza Magendane schrijft over het belang van onderwijs en hoe hij consequent werd onderschat door mensen die hem moesten helpen. Als vluchteling uit Congo ondervond hij hoe docenten hem te laag inschatten en herhaaldelijk over psychiaters en psychische hulp begonnen.

‘Het einddoel,’ schrijft hij aan het einde van zijn essay, ‘is om een land te ontwikkelen dat de innerlijke wil van iedereen de ruimte geeft, zodat iedereen zich kan ontwikkelen tot een burger, een vriend of een ouder die zich buigt over andere zaken dan alleen maar kleur.’ Zwart doet een aanzet tot zo’n wereld, waarin minderheidsgroeperingen niet geacht worden telkens over hun eigen lichaam te beginnen, hun eigen kleur. Sherif en Rouw hebben een boek samengesteld dat van de lezer vraagt een binaire logica te verlaten: niet langer of/of, maar en/en. Zoals Magendane schrijft: ‘Wij zijn meer dan onze kleur.’

Theater / Voorstelling

Ontroerende raamvertelling

recensie: Bos Theaterproducties - Vele hemels boven de zevende

De titel Vele hemels boven de zevende zal je vast niet ontgaan zijn. Het is het debuut van de Vlaamse schrijfster Griet Op de Beeck. Het boek telt vijf protagonisten die met elkaar verbonden zijn en vertellen over het wel en wee in het leven. In de gelijknamige voorstelling van Bos Theaterproducties zijn de mooiste zinnen uit het boek gefilterd en samengebracht tot één ontroerende, mooie voorstelling.

Op het podium een karig decor: zwarte doeken op de achtergrond en op een verhoging een stoel en tafel, waarop enkele flessen staan. Het decor zal het gehele toneelstuk ondergeschikt blijven aan het spel van de zes acteurs. Vijf van de zes toneelspelers vormen één familie: vader Jos, moeder Jeanne, dochters Elsie en Eva en Lou, de dochter van Elsie. Eva (Hanne Arendzen) vormt het ‘vijfde wiel’ in de familie: ze is een tikkeltje aan de zware kant en – als ze al mannen aantrekt – trekt ze de verkeerde mannen aan die haar op botte wijze dumpen (‘Ik zal nooit van u een stijve kunnen krijgen.’). Dat is wel anders met haar knappe zus Elsie (Anne Lamsvelt), die in een ongelukkig huwelijk zit opgesloten en een affaire begint met de lange, knappe gestalte Casper (Stefan Rokebrand). Casper is een kunstenaar, die geobsedeerd lijkt te zijn door zijn liefde voor Elsie en beschouwt haar haast als een soort langverwachte muze. Terwijl de ene liefde opbloeit, bevriest het huwelijk van Elsie tot het nulpunt. Vader Jos (Peter Bolhuis) gaat ten onder aan de kwellende herinnering van een vroeger ongeluk en drinkt zich iedere dag ladderzat. Moeder Jeanne (Henriëtte Tol) kan het niet meer aan en vlucht telkens het huis uit om ‘schnitzels’ of taartjes te gaan eten buiten de deur. Dan is er ook nog de kleine 12-jarige Lou (Fee Swart), snakkend naar de aandacht van haar moeder Elsie, die Lou’s puberjaren – en alle problemen die daarbij komen – moet doorstaan. Ook Lou vertoont vluchtgedrag: het liefst gaat ze naar haar geliefde tante Eva, die haar goed kan troosten. Eva staat min of meer symbool voor een veilige haven voor haar familie: zij staat altijd klaar om hun klaagzangen, verwensingen en verlangens aan te horen. Op den duur gaat dit haar steeds meer wringen, want wie biedt de helpende hand aan Eva?

Gezwinde gesprekken

De voorstelling kent een aangenaam hoog tempo. De zes acteurs spreken hun korte tekstfragmenten na elkaar uit, waardoor de zinnen over de toneelvloer in rappe snelheid heen en weer kaatsen. De spelers zijn goed op elkaar ingespeeld en weten precies de goede timing aan te houden. In het oorspronkelijke boek waar dit toneelstuk op geënt is, wordt ook continu in ieder hoofdstuk gewisseld van vertelperspectief. De hoofdstukken uit het boek zijn gereduceerd tot enkele, prachtige zinnen. In het begin van het toneelstuk knaagt deze manier van vertellen: in één kortstondig moment vloeien alle verhaallijnen in elkaar over. De vraag is of het verhaal wel helder te volgen blijft als zoveel verschillende mensen aan het woord zijn. Het antwoord is ‘ja’: deze manier van vertellen geeft juist een boeiende vorm. De spelers vertellen niet alleen het verhaal vanuit hun eigen belevenis als personage, maar zijn ook om de beurt de vertellers. Middenin het uitspelen van een gebeurtenis, kan een personage zich omdraaien naar het publiek en extra toevoegen wat het moment voor betekenis heeft of had. Soms leidt dat tot humoristische ontknopingen, maar vaak leidt het ook tot situaties waarin je medelijden wordt opgewekt en je met meewarig hoofd meekijkt naar de steeds ongelukkiger wordende personages.

Hilarische vertolkt

Het toneelstuk heeft bovendien iets luchtigs om zich heen hangen. Ondanks het snelle tempo waarin de scènes elkaar opvolgen, komt het acteerwerk goed uit de verf door de rustige, beheerste manier van toneelspelen van de acteurs. Zo wordt Jeanne hilarisch vertolkt door Tol die haar neerzet als een herkenbare, zeurende vrouw die zwelgt in zelfmedelijden. Ook roept Bolhuis de lachers op zijn hand met zijn vaak herhaalde uitroep ‘proost!’, vaak nét op een moment waarop een andere speler klaar is mijn zijn/haar korte monoloog. Elsie en Casper, als dartelende tortelduifjes, blijven meer ‘oppervlakkige’ personages. Dit in tegenstelling tot de 12-jarige Lou, die haar schattige karakter zo nu en dan weet af te schudden. Arendzen zet een tamelijk bescheiden Eva neer, die in haar verfomfaaide outfit oogt als een gezellige vernederlandste ‘Bridget Jones’: op zoek naar de liefde, graaiend in haar goed gevulde koelkast (de mayonaise pot uitlikkend) en een toeverlaat voor haar naasten en – als psychologe – voor haar patiënten.

Het spel lijkt zich naar het einde van de voorstelling uit te vergroten: niet alleen in stemvolume en handelingen, maar ook in emotie. Als toeschouwer kruip je helemaal in het verhaal en ga je mee in de zee van gevoelens. Daardoor slaat het einde in als een bom en wellen de tranen op in de ooghoeken. Een ontroerende voorstelling over familieproblemen, waarbij de waarheid niet mooier wordt getoond dan deze is. Een voorstelling zoals je het leven moet nemen: met een lach én een traan.

Cristina Branco albumcover B
Muziek / Achtergrond
special: Fadomuziek in Nederland
Cristina Branco albumcover B

Fadomuziek van Cristina Branco in Nederland

Eind februari van dit jaar kwam het vijftiende album van fadozangeres Cristina Branco uit. Nu werd het album alleen in haar moederland uitgegeven. Wie Branco wil bemachtigen zal daarom een beroep moeten doen op de import. Wel is het album te beluisteren via o.a. Spotify, maar de harde fan zal toch gaan voor een echt plaatje.

Branco heeft er voor gekozen om niet te putten uit de klassieke Fadomuziek, maar deze keer heeft ze de handen ineengeslagen met aan aantal jonge en veelbelovende indie-songschrijvers. Wel heeft ze zelf de muziek volledig in Fadotraditie gehouden. Haar band bestaat uit Bernardo Couto op Portugese guitaar, Bernardo Moreira op contrabas, Luís Figueiredo op piano en toetsen. Uiteraard zingt ze zelf. De twaalf composities zijn van een elftal verschillende schrijvers. Alleen Kalaf Epalanga tekent voor twee bijdragen, maar wel steeds met een andere medeschrijver. De ene keer met Mário Laginha en ‘Casa’ samen met Toty Sa’med.

Het pallet aan liedjes past prima in de Fadotraditie, maar kent geen echte uitschieters. Alle songs hebben een hoge standaard die we van Branco mogen verwachten. Wellicht dat live een van deze nieuwe songs zal uitgroeien tot een favoriet. Wie wil horen hoe Cristina Branco deze nieuwe liedjes vervlecht met haar rijke discografie heeft de kans om haar eind april tot begin mei live in Nederland te bewonderen. 8WEEKLY zal verslag doen van het concert dat ze geeft in Tivoli Utrecht.

Live te bewonderen: 2 mei in Tivoli Vredenburg, Utrecht.

Hiroschi_Okamoto_Recruit_FOTODOK
Kunst / Expo binnenland

De zin en onzin van werk

recensie: Why work?
Hiroschi_Okamoto_Recruit_FOTODOK

Het thema ‘werk’ lijkt een trending topic, om meteen ook even een ander modewoord te gebruiken. Met de tentoonstelling Why Work? kijkt de Utrechtse ruimte voor documentairefotografie FOTODOK naar de rol die werk in ons leven inneemt. De suggestieve titel maakt nieuwsgierig naar de antwoorden.

Met de hashtag #ikwordgezocht bracht de NOS beroepen ‘waar Nederland om staat te springen’ in beeld en gemeentes experimenteren met een basisinkomen voor bijstandsgerechtigden. De huidige tijden dwingen ons tot een nieuwe focus op het werkend bestaan. FOTODOK stelt scherp op het thema door de lens van verschillende internationale beeldmakers.

Baan(on)zekerheid en sollicitatieperikelen

Direct bij binnenkomst blijkt die werk-thematiek ook heel persoonlijk gericht. Op een computerscherm kun je als bezoeker namelijk ‘testen’ of je huidige functie ook in de toekomst nog bestaansrecht heeft, of dat automatisering voor de betreffende beroepsgroep op de loer ligt. Afhankelijk van het testresultaat vervolg je het tentoonstellingsbezoek met een gevoel van geruststelling of juist verontrusting.

In de eerste van de over de bovenverdieping verspreide tentoonstellingsruimtes geeft de Japanse visual storyteller, fotograaf en regisseur Hiroshi Okamoto een inkijk in de sollicitatieperikelen van een goede vriend. De installatie Recruit (2013) is een muur-vullende collage met het cv, een rastervormige verzameling sollicitatiebrieven en snapshots van de sollicitant in kwestie. Een herkenbare set voor iedereen die zich weleens in het sollicitatiecircus heeft gestort. Tenzij je het Japans goed beheerst blijft de specifieke inhoud van de brieven echter een raadsel.

Een document van verdwenen werk

werk_Sorgedrager_De-Schoorsteen_FOTODOK

Bart Sorgedrager, detail De Schoorsteen Moe(s)t Roken (1997-2016), FOTODOK Utrecht, foto: FOTODOK

Wanneer die felbegeerde baan is bemachtigd, kunnen andere obstakels zich aandienen. Bijvoorbeeld in de vorm van de eerder aangestipte automatisering, die hardnekkig blijft doorzetten. In de langlopende fotoboekenserie De Schoorsteen Moe(s)t Roken (1997-2016) documenteert fotograaf Bart Sorgedrager de gevolgen van dit proces. Zijn fotoboeken vormen een verzameling van verdwenen bedrijven, door automatisering, verplaatsing van de productie naar lagelonenlanden, of omdat er geen vraag meer is naar de producten. In de fotoboeken besteedt Sorgedrager ook aandacht aan de bedrijfshistorie. Zijn werk plaatst de tentoonstellingsthematiek in een breder historisch perspectief.

Werklustige pensionado’s

Met het oog op het leven na het werkzame bestaan zijn de video’s van het kunstenaars- en fotografenduo Olivier van Breugel en Simone Mudde interessant. Zij laten zien hoe cultuur-gerelateerd zoiets als arbeidsethos is. In Nederland roept het verhogen van de pensioenleeftijd negatieve reacties op. In Japan gebeurt echter het tegenovergestelde. Op verschillende videoschermen portretteert de video-installatie Mono Men (2016) Japanse pensionado’s die hun pensioenjaren graag ‘zinvol’ besteden. Bijvoorbeeld als verkeersregelaar op een opvallend rustig verkeersknooppunt.

De toekomst van werk?

werk_Monnich_On_Demand_Workforce_FOTODOK

Michael Mönnich, detail On-Demand Workforce (2018), FOTODOK Utrecht, foto: FOTODOK

Met foto’s, video’s en installaties focust Why Work op de competitieve arbeidsmarkt, automatisering en het arbeidsethos in tijden van verdwijnende en veranderende arbeid. De rol van werk wordt vanuit verschillende gezichtspunten beschouwd. Het blijft echter gissen welke vraag er in de tentoonstellingstitel besloten ligt? Is het de vraag waarom we werken, of de vraag waarom we nog werken?

De uit foto’s, video’s en teksten bestaande installatie On Demand Workforce (2018) van fotograaf Michael Mönnich, die meermaals in de tentoonstelling terugkomt, verbindt deze vragen op inventieve wijze met elkaar. Mönnich werpt een kritische blik op het online-platform Mechanical Turk. Via deze zogenaamde ‘marketplace for work that requires human intelligence’ voeren mensen voor luttele bedragen uiteenlopende taken uit. Dit platform gebruikt Mönnich om zijn werk tijdelijk uit te besteden. ‘Photograph yourself and your workplace. send the pictures to my e-mail. Earn $ 0.30′ luidt zijn opdracht . Vervolgens portretteren mensen van over de hele wereld zichzelf, tegen een minimale vergoeding. Alsof zelfs de fotograaf zich afvraagt: ‘Why Work?’

Boeken / Non-fictie

Technostalgie ten top

recensie: Pam van der Veen & Albert Wiglema - Wonderjaren

Van de gevreesde millenniumbug tot een vastlopend faxapparaat en van de uit het straatbeeld verdwenen groene telefooncel tot het door Facebook ingehaalde MySpace: Wonderjaren voert je terug naar de jaren ’80 en ’90. Voor veel lezers een feest van herkenning.

Wonderjaren bestaat uit een bundeling van luchtige mini-essays, waarin auteurs Pam van der Veen en Albert Wiglema een trip down memory lane maken. Het eind van de twintigste eeuw is hun onderwerp: een periode waarin mensen in een rap tempo kennismaken met de ene na de andere  technologische ontwikkeling. Het dagelijks levens verandert ingrijpend. De technologieën volgen elkaar soms zó snel op dat we nu boeken als Wonderjaren nodig hebben om ons er weer aan te herinneren

Analoge tijden

Hoewel Wonderjaren enkel over recente geschiedenis handelt, doen de besproken technologieën alweer stokoud aan. Zo normaal als een smartphone nu is, zo normaal was het enkele decennia geleden om één telefoon met een heel studentenhuis te delen. Met behulp van een speciaal apparaat noteerde dat het aantal ‘tikken’ per gesprek zodat je later de telefoonrekening eerlijk kon verdelen.

Ook de beleving van muziek was anders. Voor wie geen geld had voor platen en cd’s, bood het cassettebandje uitkomst. De nieuwste nummers nam je gratis op van de radio. Omdat radiopresentatoren er een handje van hadden om door de nummers heen te praten, diende je het bandje precies op het juiste moment aan en uit te zetten. Bijkomend voordeel van het bandje was dat je het met een walkman overal kon beluisteren. Waar tegenwoordig iedereen met een koptelefoon in zijn eigen bubbel zit, was dit in de jaren ’80 revolutionair.

Sentimenttendens

Wonderjaren wordt door de uitgever in de markt gezet als de opvolger van bestseller Gouden Jaren, waarin Annegreet van Bergen het tijdsbeeld van Nederland na de oorlog schetst. Uitgevers beginnen in te zien dat er goed te verdienen valt aan onze hang naar vervlogen tijden. Het is een trend die ook in de filmwereld zichtbaar is; de afgelopen jaren verscheen een ongekend aantal sequels, reboots en remakes. En zoals Pam van der Veen en Albert Wiglema in Wonderjaren bespreken is er momenteel een revival van ‘oude’ dragers als lp’s en cassettebandjes gaande.

Hoewel de rake observaties en de luchtige schrijfstijl van Van der Veen en Wiglema Wonderjaren tot een plezierige leeservaring maken, valt niet te ontkennen dat de auteurs het voor een aanzienlijk deel moeten hebben van de ‘o-ja-factor’ waar dit boek van is doordrongen. Want hoewel het boek natuurlijk informatief is voor jongeren die de jaren ’80 en ’90 niet (bewust) hebben meegemaakt, is een boek als Wonderjaren eigenlijk helemaal niet geschreven om informerend te zijn. Boeken als deze zijn er voornamelijk om even terug te kunnen verlangen naar vervlogen tijden. En dat is af en toe best lekker.

Theater / Voorstelling

Een revue als nooit tevoren

recensie: KemnaSenf – De Alex Klaasen Revue Showponies

Wat kan Alex Klaasen jou niet bieden? De veelzijdige (musical)acteur én geniale tekstschrijver komt nu na vele andere successen (Lang en Gelukkig, Woef Side Story en De Gelaarsde Poes) met de volgende extravagante, unieke voorstelling. In De Alex Klaasen Revue Showponies zien we Klaasen in allerlei vormen en gedaantes, samen met een geweldig ensemble, de meest waanzinnige sketches uitkramen en ontroerende liedjes vertolken. Humor is de pijler waarop deze revue is gevestigd en lachen is verzekerd.

Met inmiddels 6 Musical Awards op zak, is Alex Klaasen niet meer weg te denken uit de Nederlandse theaterwereld. Hij valt niet te omzeilen op de Nederlandse televisiezenders, waar hij op NPO 3 in de kinderprogramma’s Het Klokhuis, Missie Aarde en Welkom in de Gouden Eeuw speelde. Menigeen kent hem als de stylist Yari in Gooische Vrouwen, één van de vele typetjes die Klaasen tot in de kleinste details speelt. Dát is Klaasens grote kracht: zich kunnen verdiepen in zoveel mogelijk gedaantes en deze met alle hilariteit van dien aan het grote publiek tonen. In Showponies vormen Klaasen en zijn achtkoppige theatergezelschap in de eerste scène een klas gewillige paardenmeisjes- en jongens die op ponykamp gaan. In wezen zijn zij allemaal showponies of – in Klaasens eigen woorden – ‘een lekker extravert iemand die houdt van glitter, van verkleden en van dansen’. Het decor wisselt continu en razendsnelle verkleedpartijen zijn nodig om afwisselend een scène met misdienaars te kunnen spelen en dan – hup, hup, hup – een scène uit een sprookje.

De voorstelling is een mengelmoes van toneel, musical, cabaret en sketches. Op de vraag of dat niet een tikkeltje overdreven is, kan geruststellend worden geantwoord dat alles goed en wel afgewogen in de juiste dosering aan bod komt. De teksten van zowel de sketches als de liedjes zijn volkomen nonsens, maar wel heel grappig door de perfecte timing waarmee iedere zin en ieder woord wordt neergezet. Zoals gezegd: aan komische momenten genoeg in deze voorstelling, maar zo nu en dan is het ook pijnlijk confronterend. Klaasen kan namelijk heel goed de gedragingen van de mens uitvergroten in zijn spel, waarmee hij ons als publiek laat inzien hoe absurd we soms als samenleving bezig zijn. Het belangrijkste thema lijkt voornamelijk homoseksualiteit te zijn: de acceptatie en de afwijzing in onze samenleving daarvan en hoe er actueel naar gekeken wordt. Dit alles wordt bezongen in de meest hilarische liedjes (bv. in een operalied over de homo-app Grindr).

Nough-tea Alex

Het eerder gekozen woord ‘ensemble’ dekt niet helemaal de lading. De achtkoppige cast die zich schaart achter meesterbrein Klaasen, bestaat uit bekende acteurs (Freek Bartels, Daniël Cornelissen en Jip Smit) en aanstormende talenten (Jolijn Henneman, Roman Brasser, Kiefer Zwart, Stef van Gelder en Cripta Scheepers). Zij draaien mee in dit rariteitencircus alsof dit soort uitdagend vreemde rollen op hun lijf geschreven zijn. Bovendien zijn de dansjes aanstekelijk, de pastelkleurige pakken prachtig en de attributen zijn bijzonder multifunctioneel vormgegeven (wat het lachsalvo vanuit de zaal extra doet oplaaien). Er zijn twee zaken die boven dit alles uitsteken: het razendsnelle tempo waarin de scènes elkaar afwisselen en de teksten van de liedjes. Deze maken dat je op de terugweg naar huis de meest onlogische zinnen probeert op te halen uit je herinneringen en tot de slotsom komt dat de liedjes zijn geënt op al bestaande liedjes (bv. van ABBA).

De voorstelling is opgedeeld in twee duidelijke delen, waarbij de vervormde bestaande liedjes vooral in het eerste deel voorkomen. Het eerste deel tot aan de pauze bestaat uit een snelle afwisseling van genres. In het tweede deel lijkt een grote droom van Klaasen werkelijkheid te worden: opgedirkt in een flamboyante jurk met pailletten, draagt hij een blonde pruik met krullende lokken en is hij opgetut met een lading make-up. In het tweede deel brengt hij een ode aan alle vrouwelijke supersterren van weleer (o.a. Liza Minelli en Judy Garland), omdat ‘alle goede nummers voor vrouwen geschreven zijn’. Dit tweede deel is persoonlijker van aard en hierin wordt meer over Klaasen als artiest opgemerkt – met de nodige dosis zelfspot uiteraard (‘Hoe drinkt Barbra Streisand haar tea? Nough-tea? Hones-tea?’).

De voorstelling Showponies is niet voor tere zieltjes. Zoals al uit de poster van deze voorstelling blijkt: het is allemaal reuzeflauw. Wie naar deze voorstelling gaat, moet geen equivalent van de 19e-eeuwse variété programma’s uit Frankrijk verwachten, maar eerder een over de top gelijkenis met revues als die van André van Duin. Eén waarin humor centraal staat en dit zowel middel als doel van de voorstelling is. Voorwaarde is dat je Alex Klaasen van tevoren moet omarmen: om zijn genialiteit en zijn artisticiteit, maar bovenal om zijn zelfspot. Mocht daarvan nu nog geen sprake zijn: deze voorstelling verlaat je niet zonder kriebelende gevoelens in je buik voor Klaasen.

Boeken / Non-fictie

Virtuoos oorlogsdagboek

recensie: Mensje van Keulen: Neerslag van een huwelijk. Dagboek 1977 - 1979

Mensje van Keulen geeft een eerlijk en openhartig verslag van drie tumultueuze huwelijksjaren. Twee echtelieden die elkaar op een haar na kapot maken, te midden van het onstuimige uitgaansleven van de artistieke Amsterdamse elite. Onder alle escalaties sluimert continu haar kinderwens, die ten slotte in vervulling gaat.

Twee dingen vallen op bij het lezen van dit dagboek. Ten eerste hoe goed Mensje van Keulen kan schrijven. Dat haar dagboek een vlucht is uit een stagnerend schrijverschap en tegelijk een vuilnisvat waar de ergste rotzooi in geworpen wordt, kan dat meesterschap niet verhullen.

In de tweede plaats wordt duidelijk hoe weinig de goede wil vermag wanneer twee mensen in een eeuwigdurend patroon van aantrekken en afstoten zijn geraakt. Escalaties volgen elkaar op terwijl bij beiden het verlangen naar rust en ruimte om te werken evident is. Maar het sein staat continu op onveilig.

‘Even was er geluk. Wacht me weer een klap?’ noteert ze na een gezellige avond.

Ruzieverslaving

De onveiligheid van hun relatie is zo allesoverheersend dat geen van beiden nog kan genieten van een paar plezierige uren. Het blijft hoe dan ook oorlog tussen hen. Zo gaat het, bladzij voor bladzij – een gezamenlijke verslaving aan ruzies en treiter-communicatie, waarin echtgenoot Lon de rol heeft van sadistische bedrieger.

‘Gisterochtend stond hij op, zei dat ik zijn leven had uitgestippeld door een kind te willen en wreef me nog eens in dat hij me daarom ontrouw werd.’

Lon bezoekt regelmatig een jonge vrouw, C, die hij ‘mijn fruitboom’ noemt omdat ze hem in een toestand van groei, bloei en vrijheid zou brengen. Hij maakt echter een uitgebluste indruk; het prijzen van de minnares is eerder een sadistisch spel, waarmee hij altijd doel treft. Mensje is op bijna ieder bladzijde de wanhoop nabij en probeert zichzelf te ontvluchten in veel drank, sigaren roken en laat naar bed gaan.

Wat ze het liefste wil – werken aan haar roman – lukt niet. Zelfs in een droomhuisje in Zeeland, vlakbij haar vriend de dichter Hans Warren, is het bijna uitsluitend malaise.

‘En ik werk niet. Ja, ik ga er voor zitten, zie niks voor me en besluit dan weer te gaan liggen en na te denken. De sleur, de liefde die vervallen is tot een horigheid die het verergert, de wanhoop. Ik hang mezelf de keel uit.’ … ‘Ik houd er niet van over mezelf te schrijven en ik doe het in dit kreng. Dwangneurose’

Raadsel van de liefde…

Van Keulen ziet heel goed hoe ze haar moeders gedrag kopieert. Haar vader was ook ontrouw en haar moeder probeerde het door de vingers te zien, aardig te zijn, haar man te verzorgen. Net zo brengt Van Keulen haar echtgenoot Lon, die geen rijbewijs heeft, van de ene naar de andere afspraak, helpt hem met het uitzoeken van zijn werk – hij is fotograaf – en zorgt altijd voor een smakelijke warme maaltijd ’s avonds. Wanneer ze zich afvraagt waarom ze van hem blijft houden noemt ze de momenten dat hij haar attenties waardeert of wanneer hij in een onbewaakt ogenblik even lijkt op de schooljongen waar ze als zestienjarige verliefd op werd.

Maar eigenlijk blijft het een raadsel wat ze in hem nu precies zo liefheeft, voor haarzelf en voor de lezer.

Neerslag van een huwelijk beschrijft een jeugdliefde die stil is blijven staan, terwijl de geliefden zich ieder in tegengestelde richting ontwikkelen. De twee durven elkaar niet los te laten maar kunnen of willen zich ook niet duurzaam binden. Een onontkoombaar, duivels patroon. Tegenover de ontrouw van Lon staat het dwangmatige kroeglopen van Mensje en haar hunker naar bewonderaars, die ze om zich heen verzamelt om haar zelfgevoel op te krikken. Sommige vrienden raden haar met klem aan bij haar man weg te gaan. Maar dat betekent dat ze geen kind meer van hem zal krijgen…

Tijdsbeeld

Ten slotte, na een abortus van een zwangerschap-met-onbekende-vader, lukt het. Ze wordt zwanger en haar echtgenoot verdubbelt zijn inspanningen om haar te ontwijken. Ruzies ontaarden in geweld. Inname van alcohol, slaapgebrek en sigaren wordt opgevoerd tot een niveau dat tegenwoordig weinig meer voorkomt bij vrouwen die zo intens naar het moederschap verlangen. Maar deze tijd was in veel opzichten bandeloos. De oudere lezer zal overigens bekende personen tegenkomen, inclusief hun soms eigenaardige gedrag. Zo geven deze dagboeknotities een uniek tijdsbeeld.

Ten slotte ligt er opeens toch een baby in de wieg. Van Keulen lijkt een nieuwe fase in te gaan.

‘Naast me ligt mijn zoon, geboren op 1 juni 18.34 uur. Ik kan mijn ogen amper van hem afhouden. Een nieuwe liefde, een overweldigende, ongekende liefde.’

Zal ze het redden met haar Lon? Hoe zal het hun zoontje vergaan? Het maakt nieuwsgierig naar de volgende dagboeken.

Theater / Voorstelling

Onmogelijke codes kraken met KASSETT

recensie: mc KASSETT - KRAAK

Je moet het maar durven: een voorstelling maken over het antwoord op alles. Ambitie kan ze niet worden ontzegd, de performers van KASSETT. Voor KRAAK liet het muziektheatercollectief zich inspireren door het Voynichmanuscript, een ‘tekst’ uit 1500 die tot op heden niemand heeft kunnen ontcijferen. Maar Oukje den Hollander en Michaël Bloos hebben de code gekraakt, zo laten ze ons vol trots weten. Zij hebben een geheim wapen, één waar de geleerden voor hen niet aan hadden gedacht: de muziek

Hoe gaan ze de code kraken met muziek? Hoe kan je cryptografie vertalen naar muziektheater? Terwijl iconen uit het manuscript op een dia vergroot worden, zingt Den Hollander liederen die op de beelden geïnspireerd lijken te zijn. Het toneelbeeld lijkt recht uit een roman van Dan Brown te komen. We zien een houten constructie, die zich als een spin uitstrekt over drie eilanden met violen, keyboards en trommels. Met de juiste aansturing beginnen de mechanieken te draaien, en ontstaat er een bizarre symfonie. Er is geen touw vast te knopen aan wat we horen, maar het beeld dat is ontstaan intrigeert.

Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen

Naast muziek en theater is filosofie een speerpunt waar KASSETT theater mee maakt. Die filosofische inslag krijgt in KRAAK de gestalte van taalfilosoof Ludwig Wittgenstein, die met zijn Tractatus Logico-Philosophicus zeven stellingen opwierp over een zinvolle toepassing van taal. Bloos en Den Hollander leiden ons door de stellingen, om uit te komen bij de meest bekende: ‘waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’. Wittgenstein verwijst naar de grenzen van de taal, het manuscript belooft ons een taal die alles oplost. Halverwege de voorstelling speelt Bloos Wittgenstein zelf, en krijgen we meer te weten over zijn eenzaamheid en de tragische historie van zijn gezin. Het zijn mooi geschreven scenes, maar het wordt niet evident wat de meerwaarde voor de gehele performance is. Het is eerder het gedachtegoed dan de biografie van Wittgenstein die de link vormt met het kraken van de code, en het bereiken van een universele taal.

Muziektheaterexperiment

Wittgensteins gedachtegoed is bovendien nogal taaie materie, waardoor de performance bij vlagen te veel een college wordt. Dat is jammer, aangezien juist het onredelijke de grote troef is die Kassett in huis heeft. Zij kunnen de code kraken door het te vertalen naar iets ongrijpbaars als muziek, maar lijken uiteindelijk toch voor een meer verstandelijke benadering te gaan. Desondanks is KRAAK een interessant muziektheaterexperiment dat naar meer smaakt.