Boeken / Fictie

Intrigerend portret van het vertwijfelde Amerikaanse Zuiden

recensie: William Faulkner - Licht in augustus

Toen in 1946 de eerste geruchten de ronde deden dat William Faulkner (1897-1962) een van de kanshebbers was op de Nobelprijs voor literatuur (die hij in 1949 ook daadwerkelijk zou krijgen), konden de meeste Amerikanen hun oren niet geloven. Op een enkele uitzondering na was geen van zijn boeken nog in druk te verkrijgen en zelfs tweedehands was het een hele toer om een exemplaar te bemachtigen.

Deze schandelijke miskenning van een van de grootste Amerikaanse schrijvers is in Amerika zelf onderhand aardig bijgetrokken, maar de Nederlanders laten Faulkner nog steeds massaal links liggen. Nu uitgeverij Atlas een nieuwe serie vertalingen van Faulkner heeft uitgebracht, komt daar hopelijk verandering in.

Naast de al eerder gepubliceerde Faulkner-vertalingen Terwijl ik al heenging (As I Lay Dying, 1930) en Onverslagen (The Unvanquished, 1938) heeft uitgeverij Atlas recentelijk ook Licht in augustus (Light in August, 1932 ) uitgebracht, in de uiterst leesbare nieuwe vertaling van Guido Goluke. De drie romans behoren tot de minst ingewikkelde uit het oeuvre van Faulkner, terwijl het ze niet aan literaire kwaliteiten ontbreekt. Zodoende vormt het een goede selectie die tegemoet komt aan de beginnende Faulkner-lezer, zonder daarbij de kenner tegen de borst te stuiten. Hopelijk wordt de reeks in de toekomst aangevuld met de fascinerende romans: Absalom, Absalom! en The Sound and the Fury, alsmede een representatieve selectie uit Faulkners vele verhalen.

Blanke neger

Zoals veel van Faulkners romans speelt Licht in augustus zich af in het plaatsje Jefferson. Het boek begint met de aankomst van Lena Grove, een zelfverzekerd weesmeisje dat met onverminderd zelfvertrouwen op zoek is naar de verwekker van haar nog ongeboren kind. Op de dag van haar komst brand er aan de rand van de stad een huis en wordt het lijk van mevrouw Burden gevonden. Verdachten van de moord zijn Joe Chrismas en Joe Brown, twee vreemdelingen die zich kort na elkaar in Jefferson hebben gevestigd en samen in illegale Whisky handelen. Joe Brown verraadt zijn handlanger voor geld en vertelt dat deze op het oog zo blanke man, negerbloed in zich heeft. Met de blanke neger, Joe Christmas, die zelf niet eens weet of hij nu een blanke of een neger is, weet Faulkner het onderscheid tussen blank en zwart als een fictie te ontmaskeren.

Hoewel Faulkners werk door veel lezers moeilijk gevonden wordt, komt dit niet door de ingewikkelde ideeën die erin verstopt zitten maar door zijn ingenieuze en ongebruikelijk verteltechnieken. Zijn taal is weerbarstig en staat bol van overrompelende erupties. Hij maakt veel gebruik van lange, hypnotiserende zinnen waarin heden, verleden en toekomst tot een grote brei samenklonteren. Hierdoor raakt de lezer elk besef van tijd kwijt en verliest hij zichzelf in de schimmenwereld waarin ook de personages ronddolen. Dit effect wordt nog versterkt door de veelal labyrintische structuur van Faulkners werk. Hoewel ook in Licht in augustus het experiment niet geschuwd wordt, is de structuur van de roman vele malen eenvoudiger dan van bijvoorbeeld The Sound and the Fury. Dit maakt het tot een van zijn meest toegankelijke romans.

Faulkner praat zijn lezer niet naar de mond, maar gaat zijn eigen weg. Zoals hij zelf zegt: “Zet het neer. Neem risico’s. Misschien wordt het slecht, maar het is de enige manier waarop je iets werkelijk goed kan doen.” En hij heeft gelijk, want wat je ook kunt zeggen over bepaalde excessen in Faulkners stijl, de kracht en authenticiteit van zijn werk komt nu juist voort uit het feit dat hij compromisloos was en zich niet liet voorschrijven wat hij moest doen.

Levende doden

Het genie van Faulkner is verwant aan dat van schrijvers als Dostojevski. Net als deze laatste zweeft hij niet boven zijn personages, probeert hij geen verklaring voor hun handeling te vinden en tracht hij hun daden niet te vergoelijken, maar laat hij het uitschot der aarde naar voren treden zoals het is. De portretten die hij schetst zijn scherp, nietsontziend en neigen naar het groteske. Zijn personages zijn veelal levende doden, overgebleven schimmen die doelloos door de wereld dwalen, die hij beschrijft als poppen, ballongezichten, stukken speelgoed, of ovalen zonder gelaat. Zoals hier in Licht in augustus:

Wederom is zijn geest gevuld met roerloze gedaanten als afgedankte, kapotte stukken speelgoed uit zijn jeugd die stil, lukraak op een hoop gegooid, stof vergaren in een grote kast – Brown. Lena Grove. Hightower. Byron Bunch. – allemaal lijken ze kleine voorwerpen die nooit levend zijn geweest, dingen waarmee hij als kind heeft gespeeld en die toen kapot zijn gegaan, vergeten.

Vrijwel al Faulkners personages worstelen met hun identiteit. De een heeft een gebrek aan identiteit, terwijl de ander er juist een teveel aan heeft. Veelal zijn het vertwijfelde en gewelddadige lieden die hun eigen verdoemenis niet weten af te wenden. Uiteraard zijn er enkele markante uitzonderingen op deze regel. In Licht in augustus is de ietwat naïeve Lena Groove daar een uitstekend voorbeeld van. Terwijl ze genoeg reden heeft om vertwijfeld te zijn, neemt ze de situatie zoals die is en gaat ze monter verder. Als Byron Bunch, de goedaardige sukkel die haar geholpen heeft, zijn rechten komt opeisen en haar probeert te verkrachten, wimpelt ze hem weg met de woorden: “Wat is dat nou, meneer Bunch. Schaamt u zich niet? U had de baby nog wakker kunnen maken.” Waarna de ongelukkige bedremmeld afdruipt.

Dolgedraaide hindernisloop richting het niets

Het Amerikaanse Zuiden, dat door velen beschouwd wordt als Faulkners kernthema, is voor hemzelf slechts een bijkomend verschijnsel. In een brief schrijft hij: “Ik ben geneigd te denken dat mijn materiaal, het Zuiden, niet heel erg belangrijk voor me is. Ik ken het nu eenmaal.” Zijn werkelijke onderwerp is het leven in al zijn facetten, in zijn visie maakt het niet zoveel uit waar dat leven zich afspeelt. Het leven op de ene plek laat zich niet beter of minder beschrijven dan op de andere, het is “overal dezelfde dolgedraaide hindernisloop richting het niets,” schrijft Faulkner ergens, “en de mens stinkt dezelfde stank in welke tijd hij zich ook bevindt.” Faulkners personages zijn desondanks archetypische figuren die tezamen een beeld schetsen van de problemen en eigenaardigheden van het Amerikaanse Zuiden.

Juist vanwege het feit dat Faulkner niet geïnteresseerd was in regionale geschiedschrijving, maar in de mens en zijn universele problematiek, weet hij de problematiek van het Zuiden zo eigenzinnig aan de orde te stellen. Dit blijkt vooral uit zijn mythische koninkrijk, Yoknapatawpha County, dat hij in zijn proza tot leven wekte. Deze imaginaire provincie situeerde Faulkner in de staat Mississippi, het hart van het Amerikaanse Zuiden, waar Faulkner zelf ook vandaan kwam en zijn hele leven gewoond heeft. In het centrum van deze fictieve streek ligt Jefferson. Rondom dit plaatsje spelen zich zestien van Faulkners romans en een groot aantal verhalen af, waaronder ook Licht in augustus. Faulkner werd bij zijn unieke project ongetwijfeld geïnspireerd door de twintigdelige romancyclus Comédie Humaine van Honore de Balzac, van wie hij in een brief zegt: “hij schiep een eigen, ongerepte wereld, een bloedbaan die door twintig boeken liep.” Hetzelfde had hij ook over zijn eigen project kunnen zeggen.

Faulkner sprak niet graag over zijn privéleven en de keren dat hij het wel deed, verschool hij zich meestal achter ironie en verzinsels. Zo vertelde hij, zonder blikken of blozen, in een van zijn eerste interviews: “Ik werd geboren uit een negerslaaf en een alligator, die beide Gladys Rock heetten.” Interviewers en critici die zijn verzinsels niet begrepen, ze voor zoete koek slikten of de ironie volledig over het hoofd zagen, hebben vele mythes en misverstanden over Faulkner de wereld in geholpen. Vermoedelijk speelde niet alleen bescheidenheid, maar ook schaamte een rol bij Faulkners terughoudendheid betreffende zijn privé-leven. Zowel hijzelf als zijn omgeving, had geen hoge pet op van zijn schrijverschap. “Het beoefenen van kunst,” zei Faulkner niet zonder ironie in een speech, “is een vredige hobby, zoals het fokken van Dalmatiërs.”

Theater / Achtergrond
special: Verslag van Over het IJ 2005

Eiland voor culturele ontdekkingsreizigers

Na slechts tien minuten varen met een pont vanaf Amsterdam centraal station waan je je ver buiten de stad. Waar? Op het Over het IJ Festival. Tot en met 17 juli biedt de locatie, op de NDSM werf, ruimte aan meer dan twintig voorstellingen in grote oude hallen, tenten en containers. In tien zeecontainers direct aan de kaai vinden de producties voor jong talent, Het Hollands Mirakel, plaats. Zij proberen hier in de kleine ruimtes theatraal een antwoord te vinden op de vraag naar de Nederlandse identiteit. Maar er is zoveel meer te zien en te beleven. 8WEEKLY ging op onderzoek uit, lees hier wat we van een selectie Over het IJ Festival voorstellingen vonden.

12 juli

De locatie aan het water leent zich uitstekend om te spelen met het thema zee. Het water komt dan ook in meerdere voorstellingen aan bod. Op hoop van zegen, Neêrlands bekendste zeeklassieker, lijkt alleen daarom al snel op zijn plaats.

Op hoop van zegen

~

Polly Maggoos bewerking van Heijermans honderd jaar oude tekst begint achter een oude loods. Tussen de boten lopen de acteurs en muzikanten in optocht, ze zingen “Daar was laatst een meisje loos”. Na deze introductie worden we meegenomen de loods in, waar wij vissersvrouw Kniertje op haar vijftigste verjaardag bezoeken. Op de houten bankjes liggen liturgieachtige boekjes, alleen ditmaal niet met psalmen maar met liederen over de zee; de bezoekers moeten geregeld met de acteurs meezingen.

Net als de erg vrije Heijermans-bewerking Seemannslieder puilt deze versie uit van de muzikale bijdragen. Soms versterken deze het drama, maar vaker voegen ze niets wezenlijks toe, of leiden ze alleen maar af van het spel. De voorstelling als geheel is eveneens van wisselend niveau. De scène waarin de vrouwen tijdens een zware storm thuis zitten en zich manmoedig proberen niet te bekommeren maakt echter veel goed. Dan blijkt ook de kracht van het Heijermans stuk: de zorgen van de vrouwen zijn onmetelijk veel interessanter dan de stoere praat van de mannen. Dit is de kurk die Op hoop van zegen drijvende houdt. (Jan Auke Brink)

Een Magistrale stralende zon

~

Een Magistrale stralende zon van Theaterhuize L.I.N.D.A. is gebaseerd op het leven en de teksten van dichter Johnny van Doorn. Voor de jongeren onder ons: Van Doorn was in de jaren zestig een theatraal poëtisch fenomeen, ook wel bekend als Johnny the Selfkicker. Stef van den Eijnden speelt de rol van de in 1991 overleden prettig gestoorde poëet die zich in het stuk heeft teruggetrokken in de natuur. Vier stadsjongeren zoeken hem op en willen alles van hem weten over de enerverende sixties. Van Doorn steekt met veel vertoon van wal met zijn bekende teksten. De jongeren laten hem op hun beurt weten hoe zij zelf in het leven staan. Langzaam maar zeker blijken de levens van de dichter en de materialistische jeugd steeds meer overeen te komen.

Deze voorstelling maakt je vooral nieuwsgierig naar het intrigerende werk van The Selfkicker. Te meer omdat aan de waterval van snelle teksten meestal geen touw vast te knopen is. Toch is dit niet heel storend omdat de woorden worden geïllustreerd met bombastische muziek (bijvoorbeeld Duitse a capella, vrolijke jazz en rock & roll) en de jonge acteurs leuk zijn om te zien. Ze dragen hippe vintage (wijde pijpen, bont en leer), kwebbelen hysterisch en hebben ieder typische maniertjes. Van den Eijnden zet een prettig verknipte Van Doorn neer.

Als publiek word je twee keer gevraagd een tekst op te dreunen van Van Doorn. En zo kan het dus gebeuren dat je op een doorsnee dinsdagavond temidden van volslagen vreemden jezelf hoort roepen: ”Kom toch eens klaar klootzak, kom toch eens klaar!” Bij de tweede keer pruttel je: “Magistrale Stralende Zon, Magistrale Stralende Zon.” En als je tijdens deze slotmantra alle acteurs uitgelaten en dartelend ziet wegrennen terwijl ze zich ontdoen van hun kleding, kun je niets anders dan concluderen: Die Van Doorn, die was zo gek nog niet. (Diana van der Sluis)

8 juli

Het campinggevoel viert hoogtij op het industrieterrein in Amsterdam-Noord en daarmee is het de grote tegenhanger van zusje Parade. Het is hier geen kwestie van zien en gezien worden, hier overleeft men. In regenpakken, joggingbroeken en op bergschoenen. En juist dat maakt de sfeer op het eiland zo bijzonder. Mensen komen hier nog echt voor het theater, de rest is bijzaak.

Zeeuwse nachten

Voor een kleine circustent waar je tot een half uur voor de voorstelling kunt eten, heet acteur Rogier Schippers zijn publiek welkom bij Zeeuwse Nachten. Het Volksoperahuis vertelt het verhaal over good old Hansje Brinker meets Zeeuws meisje.

~

Schippers, een glimmende man met onderkin en een zonnebril in zijn haar, is met zijn bomberjack en sigaretje net een Amsterdamse volkszanger. Vanavond steekt hij echter als verteller van wal met het verhaal over Hans, het ventje dat Nederland ooit redde door zijn vinger in de dijk te steken. Tijdens het verhaal zorgen een accordeonist, een drummer en een bassiste voor jazzy meeslepende melodieën. Hans anno 2005 is een taxichauffeur die niet kan omgaan met zijn heldendaad van weleer. Als hij vervolgens Zeeuws meisje ontmoet die hem lastige vragen stelt, is de verwarring compleet. Er ontstaat een muzikale reis langs oer-Hollandse taferelen als Wie van de Drie en een voetbalwedstrijd Nederland-Duitsland.

Waar Kees Scholten als Hans Brinker opvalt door zijn heerlijke hitsige stemgeluid, daar blinkt Schippers uit in de typetjes die hij vertolkt. Met zijn vettige voorkomen speelt hij even makkelijk een agressieve voetbalsupporter in slowmotion, als een snerende Albert Mol. Hoogtepunt is het hilarisch aandoenlijke Zeeuws meisje dat hij met slechts een kapje en een deken tot leven wekt.
Met de goede zang op de lekkere zeetonen is dit een grappige muziekvoorstelling over een klein stukje Nederlandse geschiedenis. De Brabantse nachten mogen dan lang zijn, de Zeeuwse zijn swingend zwoel. (Diana van der Sluis)

6 juli

Zonder zon en in de regen ziet de omgeving er rauw, grauw en desolaat uit. De Kunstroute is modderig en mensen lopen met uitgeklapte paraplus snel langs elkaar heen. Binnen in de IJ Kantine is het gezellig druk, maar op de tribunes tijdens de voorstellingen blijven vele plekken leeg. Het is te hopen dat de weergoden snel gezelligheid en warmte naar deze culturele oase brengen.

Kursk

~

Het ontvangst bij de voorstelling Kursk is net als het weer deze avond, kil te noemen. De bezoekers gaan in dienst en worden uitgerust met een overall en ondergaan een medische check en ontsmetting. Al wachtend op de kade wordt de kersverse bemanning aangesproken door achtergebleven familieleden. Een roeibootje vaart de bemanning naar de onderzeeër, waar een ieder alleen naar binnen gaat. Beneden in de benauwde warme ruimte, word je direct vastgepakt en meegenomen op een ontdekkingstocht in de krochten van het onbetrouwbare zeemonster. Hier hoort de kersverse bemanning de indrukwekkende verhalen van de angstige mannen die al lang opgesloten op zee zitten. Het zijn verhalen over trots, moed, hoop, heimwee, angst, verlies, ziekte, eenzaamheid en verlangens.

De neus wordt gevuld met de sterke geur van diesel en mede door de warmte en beperkte zuurstof, werkt dit een beetje bedwelmend. Alle zintuigen lijken hier beneden anders te werken, ook omdat je je niet goed kunt oriënteren.

Als theaterervaring is de Kursk spannend en verfrissend anders. Je zit echt op de lippen van de acteurs en andere bezoekers en dit maakt het intiem en claustrofobisch. Soms is het zo aardedonker dat je echt geen hand voor ogen ziet. Al klauterend langs ladders en kruipend door kleine deurtjes probeer je maar je mannetje te staan. Weer buiten op de brug lijkt de lucht zoeter dan voorheen. Toch wel opgelucht dat het met ons in ieder geval goed is afgelopen. (Charissa van der Vlies)

Gemini

~

Een monotoon gefluister cirkelt rond in de immens grote koude Docklands Hal. Het publiek zit rondom een ondiep bassin en kijkt naar een man en een vrouw die elkaar vanaf weerszijden van het bad benaderen. Dit is het choreografenduo Elshout en Händeler dat de voorstelling Gemini speelt. Het begin is ijzig als het koude water en de muziek. De bewegingen doen denken aan insecten, zo bewegen zij zich op handen en voeten. Het is als een gespiegelde paringsdans, een spel van afstoten en aantrekken. Aanvankelijk zijn het afstandelijke en rustige bewegingen, maar naarmate de pulserende beat van de muziek krachtiger wordt, wordt de dans wilder en dierlijker en er wordt echt contact gezocht.

Een waterscherm deelt het bassin in tweeën, waarop videobeelden als droomschimmen worden vertoond. De dansers spelen met het water, het bindt hen op het ene moment en scheidt hen later weer van elkaar. Water is een bekende metafoor voor reiniging en lijkt hier ook deze diepere betekenis te hebben.

Als toeschouwer zit je dicht op de dansers en word je zo nu en dan geraakt door opspattend water. Het is mede hierdoor een intieme voorstelling. Een dans over de relatie tussen deze twee mensen. Soms kwetsbaar en parend, dan weer afwijzend, worstelend met het zoeken naar elkaars liefde en genegenheid in een manische harmonie. (Charissa van der Vlies)

A Clockwork Orange

~

De jonge skaters kijken argwanend naar het theaterpubliek dat hun favoriete hangplek in heeft genomen. Om half tien moeten ze echt weg zijn. Dan begint namelijk A Clockwork Orange, de locatievoorstelling van d’ Electrique (voorheen Alex ‘d Electrique) en punkband The Ex in de NDSM-hal aan de Noordstrook, die tegenwoordig gebruikt wordt als opslagruimte en skate-ramp.

De ongeduldige theaterbezoekers verdringen zich voor de ingang. Wie is er niet benieuwd naar de eerste voorstelling van Alex ‘d Electrique ‘nieuwe stijl’? Maar eenmaal binnen wordt hun geestdrift getemperd door de ontzagwekkende grootte van de hal. Zover het oog reikt volgestouwd met zooi: bouwmateriaal, roestige auto’s en allerlei ramsjgoed.

Aan de overkant van deze desolate ruimte hangt een grote houten doos aan kettingen aan het plafond, zo’n drie meter boven de grond. Dit is het podium waarin, onder, naast en voor het theaterspektakel plaats zal vinden. Het is een uitermate inventieve en doeltreffende constructie met een letterlijk overdonderend effect.

Het publiek, gezeten op een verhoogde tribune tegenover de hangende doos, wordt vanaf de eerste minuut bedolven onder een dikke laag audiovisueel geweld. Snoeiharde muziek, grove teksten, rauw spel, gruwelijke gebeurtenissen, bloed, regen, dit totaaltheater gaat tot op het bot. (Sara van der Kooi)

Nieuwsgierig geworden naar deze versie van A Clockwork Orange? Lees dan onze uitgebreide recensie.

Film / Films

Videotapes op een schijfje

recensie: Juli 2005

.

The Final Cut

(Omar Naim, 2004 • Dutch Filmworks)

~

In de nabije toekomst hebben sommige mensen een implantaat in hun hoofd dat een camera-opname maakt van alles wat ze zien. Bij het overlijden kan daaruit een rooskleurige compilatie gemaakt worden voor de nabestaanden. Een van de mensen die die compilaties maakt, raakt betrokken bij een complot en doet ondertussen ontdekkingen over zijn eigen verleden. Dit geruisloos op dvd verschenen science fiction-drama heeft een aantal uitmuntende ingrediënten, maar weet helaas niet te overtuigen. Een mooi introverte hoofdrol van Robin Williams, intelligente thematiek en beheerst, kraakhelder camerawerk van veteraan Tak Fujimoto (Badlands, The Silence of the Lambs, Signs, etc) maken The Final Cut fascinerend, maar het blijft een fascinerende mislukking. Debuterend regisseur Naim wekt interessante vragen op over de waarde van herinneringen en interpretatie, maar werkt ze niet bevredigend uit. Zijn eigen scenario zit vol gapende plotgaten, en hij toont zich getuige de belabberde bijrollen een zwakke acteursregisseur. De Libanees weet het geheel ondanks alle goede bedoelingen en respectabele prestaties niet helemaal in goede banen te leiden. Talent heeft hij wel, dat hopelijk in een volgende film beter tot zijn recht komt. (Paul Caspers)

The Five Obstructions (De fem benspænd)

(Jørgen Leth & Lars von Trier, 2003 • Total Film)

~

The Five Obstructions is een uniek steekspel tussen twee grootmeesters uit Denemarken, Lars von Trier en Jörgen Leth, met als wapen de filmband. In 2000 daagde von Trier zijn vriend een leermeester Leth uit om zijn intrigerende korte film The Perfect Human (1967) vijf maal opnieuw te maken, waarbij hem telkens weer andere beperkingen zouden worden opgelegd. Leth nam de uitdaging aan en wist vijf overtuigende nieuwe filmpjes te creëren. The Five Obstructions bestaat uit deze filmpjes, afgewisseld met de gesprekken die von Trier en Leth met elkaar voerden. Het geheel vormt een curieuze mix tussen de documentaire en de kunstfilm. Een absolute must voor cinefielen is en voor gewone filmliefhebbers ook zondermeer een aanrader. Lees ook onze bioscooprecensie van deze film. (Martijn Boven)

Tiny Tiptoes

(Matthew Bright, 2003 • Paradiso)

~

De regisseur van bizar moordvermaak als Freeway en Ed Gein gooide het met dit dwergendrama over een geheel andere boeg, maar heeft zich van de film gedistantieerd: de producenten zouden hem na de opnames niet meer aan Tiny Tiptoes hebben laten werken. Of dat de oorzaak is geweest of niet, Tiny Tiptoes is een interessant curiosum, maar geen bijster sterke film. Matthew McConaughey speelt een jongeman die een kind krijgt bij zijn vriendin (Kate Beckinsale), maar de zaken worden gecompliceerd als ze erachter komt dat zijn hele familie uit dwergen bestaat. Gary Oldman speelt absurd genoeg zijn tweelingbroer. Een moralistisch drama volgt, dat sterk geacteerd is, maar bar weinig om het lijf heeft. (Paul Caspers)

Trauma

(Marc Evans, 2004 • Paradiso)

~

Trauma doet sterk denken aan The Machinist, een andere recente thriller over een man die na een gruwelijk voorval werkelijkheid niet meer van inbeelding kan onderscheiden. Het Britse Trauma is een aanvankelijk boeiende maar uiteindelijk inferieure film, die verpest wordt door een verwarrend, ontoegankelijk scenario en onnodig afleidende beeldvervormingen. Die moeten de psychische waantoestand van de hoofdpersoon (de normaal zo sympathieke Colin Firth) uitbeelden, maar werken eerder op de zenuwen. Het is een van de misplaatste trucs van regisseur Evans (My Little Eye), die met Trauma een akelig, onevenwichtig werkje aflevert. Overigens ten zeerste af te raden voor mensen met een spinnenfobie. (Paul Caspers)

Lemony Snicket’s A Series of Unfortunate Events

(Brad Silberling, 2004 • Universal)

~

Als de kinderen Violet, Klaus en Sunny Baudelaire hun ouders en huis verliezen bij een enorme brand, zit er voor hun niets anders op dan bij de griezelige Count Olaf (Jim Carrey) te gaan wonen. Deze vreemde man is echter alleen maar uit op het enorme fortuin van de arme wezen. Het is het begin van een serie van zeer onfortuinlijke gebeurtenissen. Op een dvd van een grote kinderproductie als deze, zou je de meest fantastische extra’s verwachten. Dat is niet het geval: de dvd is karig bepakt met enkele kleinigheidjes. Het enige waar er genoeg van zijn, zijn de verwijderde scènes. Deze zijn in twee categorieën onderverdeeld, maar er wordt niet echt duidelijk waarom dat zo is. Jammer genoeg zijn alleen de extra scènes waarin Jim Carrey er op los improviseert de moeite waard. De rest van de extra’s bevatten het commentaar van regisseur Brad Silberling, een zeer matige mini docu over de oudste Baudelaire-kinderen en een ‘interactieve Count Olaf’, die al helemaal niet interessant is. Naast de film zijn alleen de menu’s het kopen van de dvd waard. Lees hier onze bioscooprecensie van deze film. (Nora Sinnema)

Mercano el Marciano

(Juan Antin, 2002 • De Filmfreak)

~

Nadat zijn hondachtige huisdier ‘per ongeluk’ vermoord is door een vredesschip van aarde, stapt Merciano furieus in zijn vliegende schotel en reist af richting de boosdoeners, waarna hij in een winkelstraat neerstort. Als Merciano op virtueel gebeid nogal handig schijnt te zijn, wordt hij onder valse voorwendselen naar een grote multinational gelokt, waarna de ideeën in zijn brein gekopieerd en verwerkelijkt worden. Zo ontstaat een omvangrijke virtuele wereld waarin mensen in een betere versie van zichzelf kunnen rondlopen. De echte wereld wordt vergeten en de mensheid zit gekluisterd achter zijn computerscherm, terwijl bij de makers het geld binnenstroomt. De Argentijnse animatiefilm Mercano el Marciano is een parabel over de consumptiemaatschappij, waarin schaamteloze multinationals de dienst uitmaken en erop uit zijn de mens te veranderen in vegeterende kasplantjes. De film is gemaakt in de platte tekenstijl die ook gebruikt wordt in tekenfilms als Beavis and Butthead en South Park, waarbij je vooral niet moet denken aan uiterst minutieus vervaardigde films als Toy Story of Finding Nemo. Het geheel levert een bij vlagen vermakelijk filmpje op, dat vanwege zijn wel erg platte maatschappijkritiek echter allerminst diepzinnig genoemd kan worden. (Martijn Boven)

Lugares Comunes

(Adolfo Aristarain, 2002 • Paradiso)

~

Als Fernando, een recalcitrante professor aan de universiteit van Beuneos Aires, wordt gedwongen om met vervroegd pensioen te gaan, moet hij samen met zijn vrouw opnieuw beginnen. Lugares Comunes van de Argentijnse regisseur Adolfo Aristarain brengt minutieus in kaart hoe het echtpaar met deze moeilijke situatie omgaat. We zien hoe ze hun appartement in de stad verruilen voor een huis op het platteland en hoe ze een bezoek brengen aan hun zoon, die in het buitenland woont. De film kent enkele prachtige momenten, zoals de explosieve botsingen tussen Fernando en zijn zoon, of het wonderlijke, erotisch geladen gesprek dat Fernando voert met een vrouwelijke bibliothecaris. Het acteerwerk van Federico Luppi, die Fernando speelt, is uitstekend, maar ook de andere acteurs mogen er zijn. Lugares Comunes is gefilmd in mooie, ietwat trage beelden die soms een poëtisch effect hebben, maar er op andere momenten voor zorgen dat de film enigszins saai wordt. Helaas wordt de film ontsierd door enkele geforceerde pogingen om diepzinnig te doen. Zo horen we via de voice-over geregeld de quasi-filosofische hersenspinsels die Fernando in zijn notieboekje noteert. Hier merk je al te duidelijk dat Lugares Comunes gebaseerd is op een roman – El Renacimiento van Lorenzo F. Aristarain – en niet geheel in staat is om dat boek in beelden te vertalen. (Martijn Boven)

Genesis

(Claude Nuridsany & Marie Pérennou, 2004 • A-Film)

~

Genesis begint zogenaamd met het ontstaan van het heelal, maar behalve wat gegoochel met rook en stof krijg je daar niets van te zien. Als we de makers van Genesis moeten geloven, was het heelal er zomaar opeens. Een bultje energie kwam op uit het niets en hopla er verrezen hele zonnestelsels met een omvang van vele miljarden kilometers. Ook de overige ontwikkelingsfases in het ontstaan van het leven worden nogal tendentieus in kaart gebracht. Zo wordt de hele evolutieketen geprojecteerd in de curieuze sprongen van een doodnormale wandelende vis. Met enige goede wil zou je Genesis een poëtische evocatie van het wonder van het leven kunnen noemen, voor hetzelfde geld kun je het echter ook als een curieus samenraapsel van op zichzelf interessante beelden beschouwen. Hoe het ook zij, wie zijn kennishorizon wil verbreden hoeft van deze film weinig te verwachten. Door de prachtige beelden is de film echter de moeite van het kijken zeker waard. Het onbetwistbare hoogtepunt van de film wordt gevormd door de subtiele paringsdans van twee spinnen, die door de uitgekiende soundtrack van Bruno Coulais nog beter tot zijn recht komt. Daarnaast zijn er nog genoeg andere mooie momenten die ervoor zorgen dat je de irritante semi-authentieke Afrikaanse verteller voor lief neemt. Qua mooie plaatjes voegt Genesis uiteindelijk echter toch te weinig toe aan zijn voorganger Microcosmos om echt interessant te kunnen worden. Op de tweede dvd zijn een beperkt aantal extra’s opgenomen: een ‘making of’ van een halfuurtje, enkele interviews met de crew en tenslotte een korte bijdrage over de filmmuziek. Hoewel deze extra’s enkele interessante weetjes bevatten, voegen ze niets wezenlijks toe aan de film. (Martijn Boven)

Música Cubana

(German Kral, 2004 • Just Entertainment)

~

In navolging van de succesvolle documentaire over de Buena Vista Social Club van Wim Wenders maakt de Argentijnse regisseur German Kral een vervolgdocumentaire genaamd Música Cubana. Ditmaal worden niet zozeer oude heren gevolgd maar komt de nieuwe generatie aan bod. We volgen Pio Leyva, een van de leden van de Buena Vista Social Club, die samen met taxichauffeur Bárbaro Marín het beste aan jong muzikaal talent bij elkaar brengt voor een junior-Social Club. In deze docufilm worden we wederom overspoeld met prachtige, zonnige beelden en dito muziek. Maar waar je bij de documentaire van Wenders voelde dat alles recht uit het hart kwam, dat je zag wat was, zie je nu wat gemaakt is. Música Cubana komt veel geregisseerder en gepland over en dat is jammer. Gemaakt met het verstand, niet met het hart. (Harrie de Vries)

Boeken / Strip

Vertellen in een plaatje

recensie: Cartoons van Paul Faassen en Kim

Bijna iedereen weet wel dat een cartoon een strip is van slechts één plaatje. In dat enkele plaatje moet de tekenaar een mop vertellen door middel van een visuele of een tekstuele grap, of een combinatie van beide. In deze recensie bespreken we twee boeken met cartoons die van elkaar verschillen als water en vuur: Bwurp! van Kim en Niets meer aan doen van Paul Faassen.

Kim – Bwurp!

Uitgeverij Oogachtend & Van Halewyck • prijs: € 14.00 • 84 pagina’s (gekartonneerd) • ISBN 9077549110

~

De Belgische striptekenaar Kim timmert al jaren aan de weg in eigen land, en ook in Nederland geniet hij enige faam met publicaties in onder andere het tijdschrift Zone 5300. Hij maakt vaak wat absurdistische korte strips die een tot vier strookjes lang zijn. De rode draad in het werk van Kim wordt gevormd door lullige momenten en sukkelige figuren die altijd het slachtoffer worden van het noodlot of van kwade opzet door anderen. De tekenstijl van Kim laat zich moeilijk omschrijven. De goed bij de grappen passende karikaturale figuren worden met omtrekslijnen getekend. De strips zijn ingekleurd en daarom werkt Kim niet veel met arceringen.

Bwurp! is alweer Kims zesde album. Het bevat in plaats van korte strips een collectie van cartoons die hij maakte voor de Belgische magazines P-Magazine en Teek, en voor de cultuurbijlage van de eveneens Belgische krant De Morgen. De cartoons hebben hierdoor vaak te maken met de actualiteit. Daardoor lijkt het album een beetje op de Het afzien van… boekjes van Fokke en Sukke, een jaarlijkse bundeling van actuele cartoons uit NRC Handelsblad. Gelukkig gaat het bij Kim meestal niet over politieke of heel lokale kwesties, die ervoor kunnen zorgen dat je de grap na een aantal jaren niet meer begrijpt omdat je de aanleiding bent vergeten. Veel van de grappen gaan bijvoorbeeld over de tsunami, zoals eentje waarbij je een jongetje onder water ziet zwemmen met een grote nepgolf aan een stok, die boven water de mensen wegjaagt. Naast de actuele grappen bevat Bwurp! een groot aantal kunst- en cultuurgrappen die nauwelijks culturele kennis vergen en die voor de nodige afwisseling zorgen. Hoewel de cartoons in Bwurp! wel geslaagd zijn, is Kim toch beter in zijn gewone strips, omdat hij daarin meer kan spelen met het verhaal. Ook scheelt het dat hij dan meer artistieke vrijheid heeft. Door de dwang van de actualiteit zijn niet alle grappen even leuk, maar 95 procent van het boek tovert zeker een glimlach op je gezicht, als er al niet geschaterd wordt!

Paul Faassen – Niets meer aan doen

Uitgeverij De Harmonie • prijs: € 19,90 • 112 pagina’s (gekartonneerd) • ISBN 906169745x

~

De Nederlandse kunstacademiedocent Paul Faassen debuteerde recentelijk met het album Niets meer aan doen. De semi-intellectuele illustraties en cartoons in dit boek zijn hele andere koek dan die van Kim. Het zijn paginagrote ‘beeldcolumns’, zoals de uitgever ze noemt, die een heel eigen plaats in het stripspectrum hebben. De ‘beeldcolumns’ zijn getekend in een heel eigen, maar wat rommelig aandoende artistieke tekenstijl die tegen het realisme aanleunt. De lijntekeningen worden zo nu en dan aangevuld met kleur. Veel van de platen in Niets meer aan doen zijn bedoeld als illustratie bij tijdschriftartikelen. Mede daardoor is het soms moeilijk te begrijpen wat er met de beelden wordt bedoeld.

De illustraties die wel als echte cartoons beschouwd kunnen worden, draaien in het ene geval om een (actuele) kwestie en in het andere geval om seksuele getinte situaties. De cartoons over de actualiteit zijn veelal wel erg algemeen en nietszeggend, zoals een stadion met een groot scorebord met daarop de tekst “lief zijn”. De seksuele grappen zijn vaak ronduit plat of saai. De mensen die de illustraties van Faassen bevolken, komen op mij onsympathiek over. Het zijn yuppen, kantoorsukkels of andere mensen die ‘iets’ willen betekenen, types die mij in ieder geval niet aanspreken. Misschien doen ze dat wel voor de lezers van de bladen waarin de werken uit dit boek eerder verschenen, zoals Carp, Elle en Quote.

Kunst / Expo binnenland

Plastic tussen de bomen

recensie: Atelier van Lieshout - Overzicht van 10 jaar werk

Atelier van Lieshout, opgericht door kunstenaar Joep van Lieshout, houdt zich bezig met het ontwerpen en produceren van hedendaagse kunst, design en architectuur. Vaak zijn de objecten of installaties gemaakt van felgekleurd polyester of bouwmateriaal. Een thema dat veelvuldig terugkeert is autarkie, het onafhankelijk zijn. De expositie vindt plaats op het evenementen terrein achter in de beeldentuin. Ik zag en rook een boerderij. Een Mobile-Boerderij. Naast het grasveld tussen de bomen stonden iets chaotischer sculpturen, woninkjes, generatoren en andere objecten opgesteld.

~

De Mobile-Boerderij is eigenlijk de Pioniersset (1999). De set bestaat uit de boerderij, de stal, varkenshokken en een konijnenhok. Alles is ontworpen om zelfvoorzienend te zijn. “Wist u dat één enkel konijnenpaar 200 kilo vlees per jaar voortbrengt? Konijnen maken het gezegde waar!” Aldus de infostencils die in één van de containergebouwtjes te vinden zijn. Wat het Vissershuis (2000) midden op een grasveld tussen de pioniersset deed begrijp ik niet helemaal. Staan vissershuisjes niet aan een meertje? De Darkroom (2001) vond ik wèl weer aardig geplaatst tussen de plattelandsarchitectuur.

Terroristen-hangout
In het bos naast het veld werd het nog onduidelijker. Het Utopisch Hondenhok (2002), een Mercedes met 57mm Kanon (2003), Orgaansculpturen (2004) en een Werkskull (2005) staan kris kras door elkaar opgesteld. Het Utopisch Hondenhok is een prachtig goudkleurig huisje dat ooit in Korea – waar men hondenvlees beslist kan appreciëren – stond opgesteld. De Werkskull is een schedelvormig plekje waar je ongestoord kunt werken. Het is het laatste design product van Atelier van Lieshout dat in China wordt geproduceerd. Maar is het eigenlijk niet een object dat moet worden opgesteld in een drukke omgeving? En wat hebben deze objecten in het bos met de Terroristische Hangout te maken? De Mercedes met 57mm Kanon heeft op een expositie gestaan in Rabastens, Frankrijk. De burgemeester aldaar sloot de expositie omdat deze te aanstootgevend zou zijn voor de lokale dorpsbewoners. Zoiets valt te verwachten als je met 4 mensen in de laadbak van een pick-uptruck sigaren rokend en whisky drinkend rondjes door het dorp scheurt.

Orgaanpoppen

~

Waar het atelier in de afgelopen 10 jaar vaak een interessante draai gaf aan de dagelijkse werkelijkheid, wordt dat in het Kröller-Müller af en toe nagelaten. De Terroristen Hangout die in het bos was uitgestald, was slechts een schim of verbeelding van een Terroristen Hangout. Ik had er graag een keer één in werking gezien. Een prangende vraag die mij door het hoofd bleef spelen was: Waarom stonden de boerderij en de Terroristen Hangout niet in het park buiten het museum opgesteld? Er zouden wellicht mensen de boerderij draaiende kunnen houden. De dreiging van de terroristen zou reëel kunnen zijn. Het is begrijpelijk dat een natuurpark daar niet één, twee, drie mee in zou stemmen, maar wie niet waagt wie niet wint. Kortom, kon de autarkie niet net iets beter worden uitgespeeld? Het werk dat de reis naar Otterloo de moeite waard maakt is het Baarmoederhuis (2004). Het is een combinatie van de orgaansculpturen en de autarkische mobilehomes. Ik betrapte mijzelf op een soort gênant gevoel dat ik sinds de biologielessen op de middelbare school – toen de plastic orgaanpoppen bij de voorlichtingslessen werden betrokken – niet meer had gehad. Het baarmoederhuis is de een functionele eenheid die functioneert als een technische kern van een huis. In de baarmoeder bevindt zich een bed, verwarming, airconditioning, elektrische systemen, keuken en douche terwijl de eileiders het toilet en minibar herbergen. Het enige dat het verder nodig heeft is een dak en, als het weer het afdwingt, muren. Het werk is zoals bijna de gehele expositie een fascinerende mengeling van wat een mens nodig heeft, prettig vindt en nog net ietsjes meer.

Boeken / Fictie

Een dag als geen andere

recensie: Ian McEwan - Zaterdag

Ian McEwan (1948) wordt gezien als een van de belangrijkste Britse schrijvers van het moment. Hij is ook in Nederland vrij bekend, onder andere omdat menig scholier zijn werk The Cement Garden op zijn leeslijst voor Engels had staan. Vaak zit het werk van McEwan op het randje van het thrillergenre zonder aan literaire kwaliteiten in te boeten. Ook zijn nieuwste werk Zaterdag valt binnen dit spectrum van spannende, maar uiterst literaire boeken.

~

Zaterdag vertelt een dag uit het leven van neurochirurg Henry Perowne, namelijk zaterdag 20 februari 2003, de dag waarop wereldwijd het grote protest tegen de Irak-oorlog plaatsvond. Midden in de nacht wordt Perowne wakker en als hij uit het raam kijkt ziet hij een brandend vliegtuig. Vanaf dat moment blijft hij wakker en ontvouwt zich de dag. Ondanks het neergestorte vliegtuig is er geen reden om aan te nemen dat deze zaterdag anders zal gaan verlopen dan andere zaterdagen. Een kleine botsing met de auto van de onderwereldfiguur Baxter zet echter een serie gebeurtenissen in gang die een hele andere draai aan deze zaterdag geven. In eerste instantie redt Perowne zich op slinkse wijze uit de precaire situatie die ontstaat. Hij gaat vervolgens gewoon zijn squashspelletje spelen, doet boodschappen, bezoekt zijn demente moeder en ontvangt zijn dochter en schoonvader thuis. Dan dringt Baxter echter onverwacht zijn huis binnen en krijgt de dag een onaangename wending.

Spanning gepaard aan alledaagsheid

Omdat Zaterdag zich in zijn geheel op een dag afspeelt is het een cyclisch boek geworden. De roman eindigt op dezelfde manier als waarop hij begonnen is, met een slapeloze Perowne die uit het raam kijkt. Deze Perowne is degene vanuit wiens perspectief het hele verhaal verteld wordt. Als lezer zie je dus alleen de dingen die hij ziet, waardoor je betrokkenheid met hem vergroot wordt. Dit zorgt er voor dat er de nodige spanning ontstaat, aangezien je als lezer net zomin weet wat er gaat gebeuren, als Perowne. Hierdoor leef je sterk met de hoofdpersoon mee, vooral in het hoofdstuk waarbij Baxter zijn huis is binnengedrongen. Aangezien de roman slechts een dag beslaat, wordt iedere handeling en zelfs bijna elke minuut door McEwan beschreven. Dit maakt het boek heel beeldend, maar het zorgt er ook voor dat het zo nu en dan ietwat saai wordt. Vooral de meer alledaagse scènes en de beschrijving van de squashpartij zijn niet heel enerverend.

Perowne of McEwan

McEwans minutieuze vertelwijze is een van de grootste kwaliteiten van Zaterdag, alhoewel het niet altijd even goed werkt, zoals bij de beschrijving van de eerder genoemde squashpartij. In de roman komen ook enkele metafictionele bespiegelingen voor, waarbij de weinig in literatuur geïnteresseerde Perowne zich afvraagt waarom je nog romans zou schrijven als het leven al zo veel aan verhalen te bieden heeft. Dit gefilosofeer is naar mijn idee, net als Perownes twijfels over de aankomende oorlog in Irak, meer een weergave van de twijfels van McEwan zelf, dan van Perowne. Het is de vraag of zoiets in een roman als deze thuishoort, of dat het beter in een essay past. Ondanks enkele minder prettig leesbare stukken is Zaterdag een uitstekend boek, waarin contemplatie, actie en spannende plotwendingen een interessante strijd met elkaar aangaan.

Muziek / Album

Jeugdliefde

recensie: The Posies - Every Kind of Light

.

~

The Posies zijn met Every Kind Of Light terug van nooit echt helemaal weggeweest. De Big Star van deze generatie bleef immers na de ontbinding van de band in 1998 sporadisch concerten geven. Op dit album worden Ken Stringfellow en John Auer in de ritmesectie bijgestaan door Matt Harris en Darius Minwalla. Naar eigen zeggen is deze plaat absoluut door alle vier gemaakt, maar wij weten natuurlijk heus wel dat alleen Auer en Stringfellow the Posies zíjn.

Evenwicht

Every Kind of Light is een evenwichtig album. De popsongs voeren de boventoon, met verhalen over liefde, drank en werk. Liefde zoals bij Second Time Around, wat bij vlagen doet denken aan de eerste periode van The Foo Fighters. Drank bij het wonderschone Last Crawl en All In A Day’s Work. En bij werk kunnen we wederom All In A Day’s Work opzetten. Trouwens, wie ooit een akoestische set van Auer en Stringfellow bijwoonde weet dat drank en werk goed samen gaat bij dees’ heren. Every Kind Of Light werd (ondanks of dankzij de genoemde drank) in slechts drie weken opgenomen tijdens de roerige verkiezingsstrijd tussen Bush en Kerry. Dit heeft weliswaar geleid tot af en toe een veeg uit de pan naar de snelheid van de Amerikaanse samenleving maar echt belerend wordt de plaat gelukkig nooit.

Lieflijk

Openingssong It’s Great To Be Here Again lijkt te verwijzen naar de terugkomst van de band, maar blijkt een aanklacht tegen de haastige honger naar behoeftenbevrediging van hun landgenoten. Het openingsnummer (mét orgel!) is precies waar ik op hoopte: hoe fijn kunnen The Posies cynische teksten toch lieflijk laten klinken. That Just Don’t Fly, één van de juweeltjes van deze plaat, doet buiten de karakteristieke samenzang haast on-Posies aan. De gitaarpartijen zijn rustig en piano voert de boventoon, met een tachtiger jaren gitaarsolo in de brug. Daarmee maakt single Conversations een mooie balans met juist een overheersende klassieke Posies-sound.

Geen traan of kippevel
Helaas een dieptepunt bij Could He Treat You Better? Moge het nou gaan over een slecht behandelde vrouw of over Vadertje Staat in huidig Amerika, het is een flinke klap naast de plank. Ongeloofwaardig in een bluesy uitvoering die de heren niet past en het eerste wat ik dacht was dat ze een grap maakten en misschien is dat ook wel zo. Julian Sass meets Gregg Dulli die Diana Ross covert, zoiets. En dat dan weer door The Posies gezongen. Laten we dit nummer maar gauw vergeten. Want op de keper beschouwd is dit een waardig Posies-album dat de stilte na 1998’s Success (dat volgens eigen zeggen hun zwanenzang had moet worden) doet vergeten. Het album klinkt niet geforceerd, er worden geen open deuren ingetrapt en het volgt consequent het karakter van de band. Maar gegroeid zijn The Posies niet, althans, Every Kind Of Light is niet meeslepender en dramatischer dan de voorgaande albums. Daarbij vind ik het album niet beter dan die ik al van hen in mijn platenkast heb staan. Misschien is het de hang naar het sentiment dat ik voel bij Frosting On The Beater. Wat dat betreft is mijn oordeel over deze plaat niet helemaal fair. Vervlogen tijden komen nu eenmaal niet terug en Ken en John zijn ook maar gewoon ouder geworden. Dat hoor je, al hebben ze het in hun voordeel gebruikt. Dit album klinkt rijp en evenwichtig, hoewel ik geen traan liet en mijn huid niemaals samentrok in kippenvel.

En zo zit ik hier, aan mijn boxen gekluisterd alsof ik mijn middelbare school liefde weer tegen ben gekomen. Zonder de vlinders van weleer, maar met een berustende glimlach dat het met hem toch allemaal goed gekomen is.

Muziek / Achtergrond
special: Dagelijks verslag van North Sea Jazz 2005

Dertig vette jaren

Voor de dertigste keer konden jazzliefhebbers hun helden van heel dichtbij bewonderen tijdens de 30e editie van het North Sea jazz Festival. Van 8 tot en met 10 juli waren bijvoorbeeld jazz- en soulgrootheden als Herbie Hancock, Jean ‘Toots’ Thielemans, Joe Zawinul, artist in residence Dave Holland, Bobby McFerrin, Al Green en Oscar Peterson te zien. Het festival heeft altijd veel ruimte geboden aan artiesten uit andere muziekstromingen die enige verwantschap hebben met de jazz. Ron Holman bezocht minstens 25 maal het festival en blikt voor 8WEEKLY terug op dit ‘grootste indoor jazzfestival’ van de wereld. En zag ook deze editie weer veel optredens. Met een beeldverslag van Angela Largaespada.

Al Green
Al Green

Dat het een bijzondere aflevering van het North Sea Jazz festival zou gaan worden, dat stond van te voren eigenlijk al vast. De 30e editie van het festival is tevens de laatste in het Congrescentrum in Den Haag. En dat brengt sentimenten naar boven. Dan ga je herinneringen ophalen en denk je met weemoed terug aan al die bijzondere concerten in de Prins Willem Alexander zaal en in al die andere zalen van het Congrescentrum. Miles Davis stond er, Count Basie, Sarah Vaughn, Art Blakey ach…iedereen die maar iets betekende in de jazz was er te zien. Na al die sterren volgde ook de ‘jonge’ garde en kwamen we tijdens sommige edities namen tegen als Jamiroquai, die overigens een zeer memorabel concert gaf in het toen nog bestaande Tuinpaviljoen, maar ook acts als Marcus Miller, Jamie Cullum, James Brown, Parliament, Larry Graham, Earth Wind & Fire en……..ach ook hier geldt, de lijst is bijna eindeloos. Maar moeten we echt rouwig zijn om de verhuizing naar de Ahoy in Rotterdam? Een korte inventarisatie onder de bezoekers leert dat natuurlijk de Hagenezen het een groot verlies voor de stad vinden, maar andere bezoekers hebben er veel minder moeite mee. En artiesten zitten er al helemaal niet mee. Sommige hebben niet eens door dat ze in Den Haag zitten en roepen steevast “Hello…Amsterdam!!!” Den Haag of Rotterdam, het maakt ze niet zo veel uit. Het is nog maar de vraag of de organisatie die vreselijke galmbak van een Ahoy-hal kunnen aanpakken, maar dat wordt ons nu al verzekerd. We zijn benieuwd.

Artist in Residence Dave Holland
‘Artist in Residence’ Dave Holland

Feit is dat het ook dit jaar bij een uitverkocht festival moeilijk verplaatsen is van de ene zaal naar de andere. En dat wordt na zoveel jaren toch echt bezwaarlijk. De afstand tussen bijvoorbeeld de Statenhal, waar de meer populaire artiesten staan geprogrammeerd naar het Paul Acket Paviljoen waar ook de wat grotere acts staan, is misschien nog geen honderd meter. Soms lijkt het wel eens of iedereen meedoet aan het wereldkampioenschap ‘langzaamste tijd’ op die honderd meter, want het is schuifelen geblazen, en dan kan het voorkomen dat je twintig minuten bezig bent om die afstand te overbruggen. En dan hebben we het niet eens over de vele keren dat je een rugzak in je gezicht krijgt geduwd, dat je hielen onder de blauwe plekken zitten door degene die achter je loopt en dat je tenen ook als gloeilampen kunnen dienen doordat je voorganger er voortdurend op gaat staan. Als dat allemaal tot het verleden gaat horen van het Congrescentrum, dan kunnen we -wat mij betreft- ook meteen verhuizen.

Vrijdag 8 juli

Superster

Bobby McFerrin
Bobby McFerrin

Wil je toch een paar concerten meemaken, dan zal je je toch moeten onderdompelen in de schuifelende massa, De beloning daarvan is wel dat je soms mooie momenten meemaakt. Ibrahim Ferrer bijvoorbeeld. Hij mocht donderdag op het Midsummer Jazz Gala al optreden en vrijdag beet hij de spits af in de PWA-zaal. Een indrukwekkende band had hij bij, inclusief strijkorkest en de geweldige pianist Roberto Fonseca, die in sommige solo’s wel heel veel noten op de vierkante millimeter kwijt wilde. Ferrer is na de doorbraak met de Buena Vista Socail Club een superster. Fotografen verdringen zich voor het podium voor het beste plaatje van de 77-jarige Cubaan die zich deze keer in een stijlvol zwart pak had gestoken, maar wel met zijn eeuwige pet op zijn hoofd. In het begin van het concert lag de nadruk op wat langzamere stukken en klonk het allemaal wel heel erg braaf en gezapig. Maar naarmate het concert vorderde kwam er meer pit in het gezelschap en vooral de eerder genoemde pianist Fonseca manifesteerde zich nadrukkelijk.

Violenbrij

Robert Cray
Robert Cray

Daarna snel even de kelders in gedoken. Die heten officieel natuurlijk niet zo. Dan hebben we het over de Jan Steen Zaal waar al jaren de akoustische en mainstream jazz wordt geprogrammeerd. Dat is te merken ook, want de gemiddelde leeftijd van het publiek ligt hier aanzienlijk hoger. Veel grijze middelbare mannen waarvan een groot deel ook nog in een vlotte fluweelrode broek is gestoken (wat is dat toch met die rode broeken?). Ze wachten op het concert van saxofonist Phil Woods die samen met studenten van het Haags Conservatorium onder leiding van Henk Meutgeert nummers van Charlie ‘Bird’ Parker ten gehore zal brengen. De techniek van Phil Woods en zijn geluid van zijn alt sax doet zeker niet onder van die van Bird, het is alleen jammer dat de strijkers door de geluidstechnicus in de mix om zeep worden geholpen en vervormen tot een amorfe geluidsbrij waar soms even wat violen in te herkennen zijn. Gelukkig wordt dat later wel weer rechtgetrokken.

Een zaal verder is muziek van een heel andere orde te horen. De zoetgevooisde klanken van de violen bij Phil Woods die nog in je oren nagalmen bij het verlaten van de Jan Steen Zaal worden ruw verdreven bij het betreden van de naastliggende Paulus Potter Zaal. Stuiterende breakbeats en een retestrakke maar wel keihard beukende drummer van de groep Silhouette Brown zorgen er voor dat je weer helemaal terug in de tijd bent. Silhouette Brown is een collectief opgericht door onder andere Dego van 4 Hero en Kaidi Thatham van Bugz in the Attic. Klinkt leuk, maar de nummer zijn iets te lang uitgesponnen en dan wordt al dat gestuiter toch iets te veel van het goede. Bovendien heeft zangeres Deborah Jordan een niet al te bijzondere stem en kan ze niet een concert lang blijven boeien. Ook al zijn de meerstemmige ‘chats’ indrukwekkend.

Brulboei

Chaka Khan
Chaka Khan

Iemand die al ruim 50 jaar een stem als een brulboei heeft is Chaka Khan. Ze geeft een verpletterend concert samen met het Metropole Orkest en ze laat ons onmiddellijk de bedroevende vertoning vergeten van een aantal jaren terug toen ze ook op het podium stond met het Metropole maar er niets van bakte, omdat ze waarschijnlijk onder invloed van een iets te grote hoeveelheid alcohol voortdurend haar tekst kwijt was en het ook niet zo nauw nam met de timing. Nu klonken classics als Ain’t Nobody en het door Prince geschreven I Feel for U een stuk beter. Op de eerste dag zagen we ook nog Robert Cray. Zijn met soul doorspekte bluesnummers klinker nog immer hetzelfde, alleen de man zelf is wat grijzer geworden. Helaas is het op zo’n avond onmogelijk om heel veel concerten te zien, de drukte en de nauwe gangen laten het niet toe om je snel naar een andere zaal te spoeden. Dus we hebben ook weer veel moeten missen. Maar die zien we dan een volgende keer wel. Bovendien komt er nog zo veel goeds op zaterdag en zondag.

Zaterdag 9 juli

Chaka Khan
Jean ‘Toots’ Thielemans

De zaterdag tijdens het North Sea Jazz Festival is meestal de drukst bezochte avond en ook altijd het eerst uitverkocht. Deze keer merk je daar in die zin minder van omdat alle avonden uitverkocht zijn. Het is dus elke avond file in de gangen. En dat betekent dat je de avond heel goed moet plannen, wil je iets van de concerten meemaken die je heel graag wilt zien. Als je een goede zichtplek wilt hebben dan is het van belang om ruim drie kwartier eerder aanwezig te zijn, dan kan je je bij het concert dat voorafgaat naar voren dringen. Pik je wellicht een artiest mee, waar je eigenlijk niets mee hebt, maar je kan ook aangenaam worden verrast. Het zo maar in en uit fladderen van zaal naar zaal is bijna niet meer te doen. Voordat je binnen bent, is het concert al zeker twintig minuten bezig en een goede zichtplek kan je zeker vergeten. Het Dakterras is inmiddels een bijna onneembare vesting geworden. Op last van de brandweer mag er maar een bepaald aantal mensen naar boven. Wie te laat is, moet wachten en hopen dat bezoekers eerder naar buiten komen. Maar dat wachten kan soms langer dan een half uur duren. Dan is het concert al weer bijna voorbij. Dus was het zaterdag onmogelijk om maar iets te zien van Lizz Wright, The David Sanborn Band en Kurt Rosenwinkel. Wat dat betreft hoop ik dat dat in Rotterdam tot het verleden behoort.

Tomatito
Tomatito

Wat we wel hebben kunnen zien is een glimp van de Billy Cobham Spectrum Band in een overladen Paul Acket Paviljoen. Drummer Billy Cobham maakte met Spectrum in 1973 een van de beste jazzrock-albums ooit. De muziek was rauw, funky en vooral virtuoos. “Kom”, zal Billy gedacht hebben “in een tijd waarin het wemelt van de reuninions kan ik er ook wel een schepje bovenop doen”, maar dat gaat alleen een beetje moeilijk wanneer de gitarist (Tommy Bolin ook bekend van Deep Purple) die zo’n bepalend figuur was van dat album al lange tijd is overleden. Geen nood, dan maar met de beste sessiemuzikanten van nu zoals Tom Coster op piano en Frank Gambale op gitaar. Het concert stond dus voor een groot deel in het teken van dit album en het publiek kon nostalgisch genieten van jazzrock-classics als Red Baron en Spectrum. Opvallend: powerdrummer Cobham stelde zich heel bescheiden op en vulde niet elke maat op met allerlei duizelingwekkende riffs. In hetzelfde Paul Acket Paviljoen was daarna Jan Akkerman te zien. Hij begon zijn set met een nummer van zijn laatste CD ‘CU’ waarop hij house-achtige beats combineert met zijn bekende stevige gitaarsound. De vierkwartsmaat komt wat hakkerig over in het begin, Maar het publiek kan ook hier genieten van enkele echte Akkerman-classics. Grappig is dat naarmate Akkerman ouder wordt hij er steeds meer als een Friese boer uit gaan zien. Geef hem in plaats van zijn gitaar een riek in handen en je hoort ‘m al roepen “Van mien erf af, kwajongens!”

Jamie Cullum
Jamie Cullum

“We got promoted”, riep Jamie Cullum de immens gevulde Statenhal in. Hij doelde op zijn concert van vorig jaar toen hij nog in het Paul Acket Paviljoen stond. Dat was een memorabel concert waar hij de zaal plat kreeg met zijn bravoure en humor. Het betekende zijn echte doorbraak in Nederland. De Statenhal is inderdaad net een maatje groter, en dat is voor Jamie Cullum andere koek. Het is dat hij zoveel charisma heeft en een ras-performer is met Robbie Williams-achtige trekjes. Daardoor kan hij het publiek toch bespelen. Maar er zijn momenten, wanneer er wat meer jazzy stukken worden gespeeld, dat het publiek een beetje afgeleid raakt en niet helemaal bij de les blijft. Merkwaardig eigenlijk voor een jazz-festival. En dat is het natuurlijk ook al jaren niet meer, maar dat klinkt voor geen meter; het North Sea Jazz- En Aanverwante Muziek-Festival.

De echte jazz is zeker te vinden in de kleinere zalen. In de Rembrandt-zaal zien we het trio met drummer Bobby Previte, saxofonist Greg Osby en gitarist Charlie Hunter. Hier horen we elementen terug uit de free jazz en de funk. Charlie Hunter staat bekend om zijn fabelachtige techniek waarbij hij op zijn zevensnarige gitaar zowel de baspartijen speelt als de melodielijnen. Het blijft fascinerend om te zien, terwijl Previte als vanouds zijn wat dwarse manier van drummen laat horen. Elke keer weer zet hij je op een verkeerd spoor en denk je even mee te kunnen tikken, maar dat is altijd maar van korte duur, want dan gaat-ie weer over op een ander drumpatroon.

De voorspelbaarheid is wat dat betreft sneller te zoeken bij soul-veteraan Solomon Burke. De afgelopen jaren is hij al verschillende keren op bezoek geweest in Nederland, maar zijn soul-revue blijft nog steeds enorme drommen mensen op de been helpen. De Statenhal puilt uit en de temperatuur binnen stijgt boven de 35 graden. Zijn concert is een herhaling van zetten. Als een soort pasha in een paars glitterpak zit-ie midden op het podium op zijn troon omgeven door rozen (en later door tientallen vrouwen uit het publiek). De classics uit de soul worden uit volle borst meegezongen. Zoals-ie daar zit op zijn troon zie ik een opvallende gelijkenis met Mini-Me uit de films van Austin Powers, maar dan zeg maar Maxi-Me.

Roy Hargrove
Roy Hargrove

Hans Dulfer toetert als een van de laatste acts op de zaterdag het vermoeide publiek weer helemaal wakker, de Nederlandse jongens van Relax trekken een heel jong publiek en George Duke heeft de eer om een twee uur durende 30-jaar jubileumsset te mogen geven in de Statenhal waarbij verschillende gast-artiesten zoals saxofonist Boney James, bassist Stanley Clarke en trompettist Roy Hargrove de sfeer mogen verhogen. En dat lukt ook. Met trillende benen van vermoeidheid verlaat ik het Congresscentrum. Nog een dag te gaan.

Zondag 10 juli

Oscar Peterson
Oscar Peterson

Elk jaar zit er tijdens het North Sea Jazz Festival wel een echte zomerse dag bij. Deze keer was dat de zondag. Aan de ene kant is dat prettig. Het verhoogt de sfeer en op het binnenpleintje naast de Statenhal is het goed toeven in de zon met een biertje en een plastic kuipje gebakken kibbeling. Minder aangenaam zijn de zure zweetluchten van bezoekers die mogelijk principieel tegenstander zijn van het gebruik van deodorant of zo, voor de omgeving is dat absoluut een naar moment. En dat mochten we al ervaren bij het concert van Amos Lee in de Paulus Potterzaal en in die zaal in het normaliter al benauwd. Amos Lee trad hier in mei nog op in Paradiso en in Tilburg. Ook met Amos Lee gaat het opeens heel snel. Zo sta je nog voor een klas in Philadelphia en opeens ben je de ‘Talk of the Town’ en sta je zomaar op het North Sea in Den Haag. Weliswaar nog in een naar verhouding kleine zaal, maar toch. De simpel in het gehoor liggende muziek van de singer-songwriter paste uitstekend bij de broeierige sfeer in de kelder. Maar liever hadden we hem in het Paul Acket Paviljoen willen zien.

Steps Ahead
Steps Ahead

Tegelijkertijd speelde in de Statenhal de groep Steps Ahead, nog zo’n icoon uit de wereld van de jazzrock en de fusion. Helaas moest saxofonist Michael Brecker afzeggen vanwege een aanhoudende spierontsteking en vibrafonist Mike Manieri vertelde dat-ie zelfs is opgenomen in het ziekenhuis. Bill Evans was een verdienstelijk vervanger en heeft bovendien ook eerder in Steps Ahead gespeeld. De groep bestond verder uit gitarist Mike Stern, de meesterlijke bassist Richard Bona en drummer Steve Smith. De mannen stonden heel relaxed op het podium en maakten regelmatig grapjes met elkaar. Ze kennen mekaar ook door en door en spelen regelmatig samen in wisselende formaties. Bill Evans en Steve Smith spelen bijvoorbeeld weer samen in de Soulbop band van Evans, Richard Bona speelt veel mee bij de Mike Stern Group en zo zijn er talloze kruisverbanden te maken. De achtduizend mensen in de Statenhal vonden het allemaal prima Steps Ahead maakte in de jaren tachtig al doordachte jazzrock, zonder dat het op gladde fusion ging lijken. In die tijd werden ze door de jazzpuristen weggehoond. Maar nu blijkt dat hun muziek wel degelijk bestaanswaarde heeft.

Van een heel andere orde is Roisin Murphy, U kent haar nog wel als zangeres van Moloko. Haar concert staat in het teken van haar laatste (solo)-cd,het publiek vindt het allemaal wel aardig, maar je voelt dat ze zitten te wachten op de krakers van Moloko. Murphy laat ze lekker lang wachten en verkleed zich ondertussen nog even om tot een soort voodoo-priesteres, ze blijft natuurlijk zo gek als een deur. Helaas was er nu geen Hammond-orgel waar ze in kon kruipen.

Candy Dulfer
Candy Dulfer

Candy Dulfer is vaste prik op het festival. Sinds ze zelf is gaan zingen, is de muziek wat gezapiger geworden. Op het podium gaat het er een stuk ruiger aan toe en blijft het een uitstekende party-band. Vooral drummer John Blackwell is een beest en zanger- en keyboardspeler Chance Howard heeft een dijk van een stem. Er worden alleen wel heel erg veel covers gespeeld, veel Prince, Average White Band en een overigens sublieme versie van Brown Sugar van D’ Angelo (wanneer horen we weer eens iets van hem?). Percussioniste Sheila E. trommelde ook nog even mee, maar het duurde wel heel erg lang voordat zij het podium opkwam en onder andere haar eigen hit The Glamourous Life meezong.

Dianne Reeves
Dianne Reeves

Met een heel timide klinkende “Thank You” bedankte Joss Stone het publiek na elk nummer dat ze zong. Ondanks haar leeftijd, ze is pas 18 geworden, staat ze als een ervaren entertainer op het podium van de Statenhal. Alle hits komen voorbij en ze eindigt de set met een funky versie van Some Kind of Wonderful. Een mooi moment is wanneer ze het publiek vraagt om hun aanstekers aan te doen. Dan merk je weer dat ze net de pubertijd is ontgroeid want met tranen in haar ogen van ontroering neemt ze een foto vanaf het podium. En Joss Stone was niet de enige van de jonge garde soul-zangeressen. In de Paulus Potterzaal waren zondagavond heel veel veelbelovende soul-artiesten te zien. Leela James bijvoorbeeld, niet alleen vanwege haar enorme afro een opvallende verschijning, ze kan ook heel goed zingen. Jaguar Wright is nog zo’n dame. Wat een stem! De nieuwe generatie soul-diva’s zit er aan te komen. En ze doen zeker niet onder voor dames als Angie Stone, Jill Scott en Erykah Baduh. Meer, meer, meer volgend jaar!

Jim Hall
Jim Hall

Nog snel even wezen kijken bij gitarist Joel Harrison die met zijn groep Free Country een merkwaardige mix maakt van country en jazz. Amerikaanse spirituals worden verdraaid, uit elkaar gerafeld, verbasterd tot free jazz-achtige composities om uiteindelijk weer als spiritual terug te keren. Avontuurlijk, maar niet voor iedereen weggelegd, want sommige mensen weten niet hoe snel ze de zaal moeten verlaten. Pianist Chick Corea speelt met zijn Touchstone in de PWA-zaal, de groep die zich vooral heeft verdiept in de latin- en spaanse ritmes. Bijzonder virtuoos en de groep is zeer hecht op elkaar ingespeeld, de meest ingewikkelde breaks en loopjes worden zonder schijnbaar enige moeite gespeeld. Alsof ze “Ienne Miene Mutte’ spelen, maar dan met een turbo er op. En bijna traditiegetrouw mag Maceo Parker het festival afronden. Ook hier geldt: voorspelbaar, maar het blijft wel lekker.

En zo eindigt de 30e en laatste editie van het North Sea Jazz festival in het Congres Centrum in Den Haag. De organisatie heeft de plannen voor de Ahoy al rond en die werden in een speciale stand tentoongesteld. Hoewel sommige mensen eerst keihard riepen dat ze zeker niet van plan waren om volgend jaar naar Rotterdam te komen, kregen de ‘standwerkers’ ze na enige uitleg wel om. De sfeer blijft namelijk hetzelfde en er wordt van alles gedaan om er een nog beter festival van te maken. “We moeten wel”, zo zei directeur Theo van den Hoek, want ze mogen absoluut niet ‘op hun bek’ gaan. Mijn zegen hebben ze.

Boeken / Fictie

Poëzie zonder opsmuk

recensie: Daniël Dee - Vierendeel

Daniël Dee (Empangeni, Zuid Afrika 1975) was in het seizoen 2000-2001 samen met Petra Else Jekel huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is redacteur van het literaire tijdschrift Krakatau, draagt zijn werk regelmatig voor op poëziefestivals en -avonden en publiceert een deel van zijn werk op het internet. In 2001 stelde hij een bloemlezing samen van het werk van jonge dichters in de 21e eeuw, met de titel Vanuit de lucht. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. Uitgebracht door uitgeverij Passage, die in 2002 ook zijn debuutbundel 3D, schetsjes van onvermogen publiceerde. Samen met de dichter Tsead Bruinja stelde hij in 2004 de bundel Kutgedichten en in 2005 Klotengedichten samen. Zijn nieuwste dichtbundel heet Vierendeel en verscheen onlangs bij uitgeverij De Geus.

Een tweede publicatie na een succesvol debuut wordt vaak extra kritisch ontvangen. De grote vraag is of de hooggeschapen verwachtingen die het debuut teweeg heeft gebracht, nu ook ingelost worden. Dee heeft in elk geval de goedkeuring weten te oogsten van de dichter Jules Deelder, die in een citaat op de omslag laat weten dat “…er zijn genoeg meelopers en na-apers, maar alleen Daniël Dee beschouw ik als een waardig opvolger”.

Romantische rebellen

De gedichten in Vierendeel hebben inderdaad een aantal belangrijke raakvlakken met het werk van Jules Deelder. Beide dichters verzetten zich als romantische rebellen tegen de saaiheid en de sleur van het burgerlijke leven. Beiden doen dit vanuit een (post)modern, stedelijk perspectief. Met de gedichten in Vierendeel laat Dee zien dat hij overbekende thema’s zoals het verlies van onschuld, liefde, seks en dood, opnieuw weet te gebruiken zonder daarbij sentimenteel of gemakszuchtig te worden. Het gedicht Wie walst er met me mee is hier een voorbeeld van, hij schrijft daarin:

De dood is een oneindige woestijn
met lekker warme lippen
vleit ze me naar binnen
kom ze wachten al zo lang

Bekentenis

In sterke, helder geformuleerde dichtregels confronteert de dichter zijn lezer direct met zijn kritiek op het maatschappelijke leven, altijd geschreven vanuit een ik-persoon. Vaak kiest hij daarbij voor een vrij traditionele vorm, met een vertellende titel, in meerdere strofen en met een duidelijk en regelmatig ritme. In sommige van zijn gedichten laat hij deze vormelijkheden juist helemaal los. Deze gedichten lezen als een bekentenis die in één ademtocht wordt geuit, alsof de ik-figuur zijn gedachten snel wil verwoorden voordat het te laat is. Bijvoorbeeld in het korte gedicht Mijn lievelingsuitrusting:

geen herriejuwelen lippenstifttics maar ingesmeerde
dragende benen tot aan haar zoet taboetje het sleutelgat
in haar bolle buikje peeping hole dronkenmakende roemer
maar anders het zijn de woorden niet hoe verover ik je
hart en ja ja ja ook je onderbuik zing ik voor haar
een leven lang te weinig want er is nog zoveel meer
vogelvrij privé-terein

Een jaloersmakend krachtig, compact en raak gedicht. Zonder opsmuk, elk woord precies op de juiste plaats. Deze dichter weet zijn woorden zo naast elkaar te zetten dat het contrast optimaal is en elk woord maximaal effect heeft. Op die manier weet hij vaak onverwacht subtiele en fantasievolle beelden op te roepen. Zo schrijft Dee in de laatste regels van zijn gedicht Woorden van geliefden:

hoop dat jij niet boos of beledigd bent maar de tijd neemt om alles
te laten bezinken zal ik deze week nog langskomen om te praten
of te kletsen of allebei en tussendoor
buiten is het herfst daar waait het zo mooi blaadjes

Geen l’art pour l’art

Bij al zijn aandacht voor taal en woordkeuze zorgt Dee er steeds voor dat de inhoud niet overschaduwd wordt maar juist versterkt. Dit is geen l’art pour l’art. Dee is een dichter met een boodschap. Wie niet tegen een dergelijk ouderwets engagement kan zal zich waarschijnlijk ergeren aan het dwingende karakter van Dee’s gedichten. Voor wie zich daar wel in thuisvoelt of bereid is daar enige moeite voor te doen zal deze bundel een positieve verrassing zijn.

Kunst / Expo binnenland

Een nieuwe blik op Ed van der Elskens Amsterdam?

recensie: Ed van der Elsken - Mijn Amsterdam

.

<i>Amsterdam, de Dam 1966</i> © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery
Amsterdam, de Dam 1966 © Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum, courtesy Annet Gelink Gallery

Met bovenstaande woorden begint Ed van der Elsken zijn in 1979 verschenen fotoboek Amsterdam! Oude foto’s 1947-1970. In de jaren tachtig voegde hij aan zijn Amsterdam-werk nog kleurenfoto’s en filmbeelden toe. Van der Elsken (1925-1990) begon zijn loopbaan in Amsterdam en heeft er zijn leven lang gefotografeerd en gefilmd. Wie kent niet zijn zwart-witfoto’s van meisjes met suikerspinkapsels, nozems op de Nieuwendijk, de twist dansende jongeren, demonstranten op de huwelijksdag van Beatrix en Claus en kleurenfoto’s van punkers op het Leidseplein; foto’s die prachtige tijdsdocumenten vormen. Tussendoor maakte Van der Elsken ‘uitstapjes’ naar ondermeer Parijs en Hong Kong. Om een nieuw licht te werpen op het vertrouwde Amsterdam van Ed van der Elsken vroeg FOAM aan de Britse fotograaf en curator Martin Parr – groot liefhebber van Van der Elskens werk – een selectie te maken uit het archief.

Hartstocht

Parr: “[…] Ik denk dat deze tentoonstelling vooral bedoeld is om meer te weten te komen over Van der Elskens leven, zijn overtuigingen en zijn blijvende hartstocht voor Amsterdam.” Parr heeft ervoor gekozen om met een kleine honderd zwart-wit- en kleurenfoto’s, enkele films, een paar citaten, brieven en andere documenten een beeld van Ed van der Elsken en van zijn geliefde Amsterdam te laten zien.

Vivaldi

Het is een goede doch ietwat voor de hand liggende keuze om de verschillende media die Van der Elsken hanteerde naast elkaar te tonen. Ook vele andere Van der Elsken-tentoonstellingen van de afgelopen jaren hadden die vorm. Met fotografie, film en persoonlijke tekst wilde Van der Elsken het leven vastleggen en becommentariëren. De op de tentoonstelling getoonde films als Fietsen (1965), Welkom in het leven lieve kleine (1963) en Een fotograaf filmt Amsterdam (1982) zijn juweeltjes. In Welkom in het leven lieve kleine staat de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt (waar Van der Elsken met zijn gezin woonde) en de geboorte van zijn zoon Daan Dorus centraal. In Fietsen zijn Amsterdamse straatbeelden met fietsers te zien. Vele jaren later monteerde Van der Elsken de fraaie filmopnamen – begeleid door muziek van Vivaldi – als ‘pauzefilmpje’ in zijn afscheidsfilm Bye (1990).

Foto’s in boekvorm

De vrij kleine afdrukken die de wanden van de drie tentoonstellingszaaltjes sieren, lijken op een of andere manier niet goed tot hun recht te komen. De meeste foto’s zijn sterker in boekvorm – zoals bijvoorbeeld in het eerder genoemde boek Amsterdam! – waar je ze al bladerend relatief groot voor je ziet en ze nauwkeuriger kunt bekijken. Waar de foto’s rijmen met de naastgelegen beelden als in een film, en waar ze bovenal worden begeleid door door de directe persoonlijke
teksten van Ed van der Elsken. Een foto was voor hem zelden een op zichzelf staand gegeven, maar kreeg vooral betekenis in relatie tot andere fotografische beelden en teksten. Zowel in zijn fotografische als in zijn filmische werk vormen beeld en tekst een eenheid. Een enkel citaat, de (soms zeer hilarische) brieven en de vintage prints uit de jaren vijftig en zestig vol krasjes en handgeschreven krabbels van de fotograaf versterken het persoonlijke karakter van de tentoonstelling, maar het geheel heeft toch niet de impact van zijn persoonlijke fotoboeken, fotoromans of films. De aan Ed gerichte lieve briefjes van Bill Brandt, Emmy Andriesse, Majoor Boshardt en Toon Hermans ondersteunen de tentoonstelling nauwelijks, omdat er geen relatie is met de getoonde foto’s en films. Martin Parr is overigens verre van enthousiast over Amsterdam!: “Rommelig, slecht gedrukt en vooral slecht samengesteld; er staan te veel zwakke foto’s in,” vertelde hij Parool-journalist Peter van Brummelen.

Hoe dan ook blijft Mijn Amsterdam een vermakelijke, nostalgische zomerpresentatie en een feest der herkenning. Ook is er een handvol niet eerder getoonde afdrukken van kleurendia’s gemaakt op de kermis op de Nieuwmarkt te zien, en worden nieuw ontdekte filmopnamen (2 minuten) getoond. Voor de echte fans is er behalve het fotoboek Amsterdam! ook een nieuwe begeleidende publicatie en dvd verschenen en vertoont de VPRO zijn films.