Boeken / Fictie

Over atletiek en kennis

recensie: Bernlef - De onzichtbare jongen

Berlef ontleende zijn naam aan een blinde, Friese dichter uit de achtste eeuw van wie verder niets bekend is. Dat laatste is over hemzelf niet meer te zeggen; Bernlef heeft al enkele tientallen romans op zijn naam staan, brengt om de paar jaar een dichtbundel uit, is betrokken geweest bij verschillende tijdschriften en ontving twaalf literatuurprijzen. Daarnaast verschenen er brieven, essays en vertalingen en zat hij in de jury van o.a. de P.C. Hooftprijs. Met De onzichtbare jongen voegt hij opnieuw een boek aan zijn omvangrijke oeuvre toe.

Waar het in Hersenschimmen, de roman waarmee hij doorbrak en die tot in den treure zal worden aangehaald, nog om het verlies van herinneringen ging, kiest Bernlef in De onzichtbare jongen voor een ander thema: het niet in staat zijn ook maar iets te vergeten. Centraal in de roman staat Wouter van Bakel. Op zijn dertiende ontmoet Wouter Max Veldman, die net naar Amsterdam is verhuisd. Tussen de twee jongens ontwikkelt zich een hechte vriendschap, ondanks het feit dat beiden volledig verschillend lijken te zijn. Waar Max met zijn neus in de boeken zit, droomt Wouter ervan hardlooprecords te verbreken. Wanneer het tweetal naar de middelbare school gaat, zien ze elkaar minder en minder. Wouter richt zich op de atletiek, Max legt een basis van kennis aan. En het duurt jaren voor ze elkaar opnieuw ontmoeten en zien wat er van de ander geworden is.

Autobiografisch

Voor De onzichbare jongen heeft Bernlef veel uit zijn eigen leven geput, zodat vooral de persoon Wouter behoorlijk wat autobiografische elementen bevat. Het idee voor de roman ontstond toen Bernlef een fikse ontsteking aan zijn enkel kreeg, die hem er als gevolg van zijn trage tempo in feite toe dwong alles veel intenser waar te nemen. Ook Wouters fascinatie voor atletiek putte de schrijver uit zijn eigen leven, evenals het fragment waarin Wouter Fanny Blankers-Koen verslaat en de jaren in militaire dienst. In Amsterdam, de stad waar Max en Wouter elkaar ontmoeten, bracht Bernlef voorts een groot deel van zijn leven door.

Onzichtbaarheid

Onzichtbaarheid: het sleutelwoord uit de titel van het boek. Bernlef laat gedurende de roman zien dat er vele manieren zijn waarop iets onzichtbaar kan worden. Sinds hij The invisible man van Wells heeft gelezen, is Max gefascineerd door dit fenomeen, het is zijn ideaal. Hij wil niets liever dan zelf zo onzichtbaar mogelijk zijn:

Je moet je heel stil houden. Achter in de klas gaan zitten en nooit je vinger opsteken of “meester, meester” sissen met je armen stijf over elkaar, zoals meiden dat doen als ze een beurt willen.

Wouter ervaart onzichtbaarheid wanneer hij zich beperkt tot de wereld van de atletiek en hij de rest van de wereld uit het oog verliest – en opnieuw wanneer hij uit het sociale leven wordt weggerukt door een plotselinge spierziekte.

Favoriete thema’s

~

In De onzichtbare jongen komen twee van Bernlefs favoriete thema’s terug: het geheugen en waarnemen. Bernlef laat zien dat niets kunnen vergeten een vloek is, wellicht zelfs nog meer dan niets kunnen onthouden. “Hij kon zijn herinneringen niet afbreken, zoals hij zelf zei”, wordt over Max gezegd. Het waarnemen is daarmee verbonden. Max is verplicht alles in zich op te nemen wat hij waarneemt. Wanneer Wouter wordt getroffen door een verlamming van zijn spieren, overkomt hem hetzelfde. Door de traagheid waarmee hij wordt gedwongen zich voort te bewegen, kan hij niets anders dan alles uitgebreid in zich opnemen. Een derde thema dat verband houdt met deze twee is de wind, die steeds opnieuw terugkeert in de roman. Wouter heeft de wind nodig om sneller en sneller te lopen, Max probeert een systeem te vinden in de wind, zoals hij in alles een systeem zoekt. Aanvankelijk doet hij dat door een windmeter te bouwen, later in zijn leven door tochtverschillen binnen een kamer te meten.

Ziektebeeld

De onzichtbare jongen is grotendeels een prettig leesbaar boek, geschreven in Bernlefs vlotte stijl. Het verhaal wordt echter geforceerd onderbroken door de inleidende stukjes tekst die iedere paar bladzijden opduiken, waarin soms Wouter rechtstreeks wordt aangesproken (“Op grond daarvan kon je misschien voorspellingen doen.”) en soms een situatie wordt weergegeven (“Aan een windmeter heb je niets als de wind hem wegwaait”). Ook weet Bernlef Max’ psychische problemen niet zo overtuigend neer te zetten zoals hij dat deed in Hersenschimmen, want meer dan het verhaal van de jongen die onzichbaar wilde zijn, is de roman het verhaal van Wouter geworden. Maar dat is een keuze.

Boeken / Strip

Wreedheid als stijlmiddel

recensie: Mark Hendriks - Koningin Min (en andere Koreaanse verhalen)

Mark Hendriks’ fascinatie voor de Oosterse cultuur heeft al een aantal fraaie stripalbums opgeleverd. In alle verhalen speelt de Japanse pornoactrice Tomoyo de hoofdrol. Ook het nieuwste boek brengt hier geen verandering in. Dit keer zien we haar terug in de rol van koningin Min.

We schrijven het jaar 1895. Als een verlicht despoot heerst de koningin over haar Koreaanse rijk. Met duidelijke tegenzin ontvangt ze allerlei buitenlandse diplomaten, die manmoedige pogingen doen de wederzijdse handelsbetrekkingen veilig te stellen. Hierna volgen de gebeurtenissen zich in een razendsnel tempo op. Tijdens een van de nachtelijke bezoekjes aan haar Russische minnaar wordt het koninklijk paleis overvallen. In hun zoektocht naar de koningin brengen de indringers de hele hofhouding om het leven. En zoals we dat van de auteur gewend zijn, worden deze handelingen zonder terughoudendheid opgetekend. De afgehakte ledematen vliegen de lezer om de oren.

Lokale lekkernij

~

Toch is er in dat opzicht wel een verschil met de voorgaande albums. De humor die de extreem gewelddadige scènes verteerbaar maakten, ontbreekt nu veelal. Ze lijken meer een doel op zichzelf te zijn geworden, zonder iets wezenlijks toe te voegen aan het geheel. Het heeft er alle schijn van dat de auteur weinig fiducie heeft in zijn eigen creatie, en dat hij alle zeilen moet bijzetten om de lezer bij de les te houden. In dat geval wordt de opgediende wreedheid aangewend als stijlmiddel. Zonder al deze gruwelijkheden blijft er bar weinig van het verhaal over. Het bizarre dieptepunt wordt bereikt als de Japanners het Koreaanse paradijs binnenvallen. Als daad van verzet wordt een soldaat door koningin Min onthoofd, in stukken gehakt en de Japanse opperbevelhebber voorgeschoteld als lokale lekkernij.

Erotische escapades

In de volgende episodes zien we de koningin, gekroond met de naam Tomoko, als lerares op een Japanse basisschool. Ze heeft haar land moeten ontvluchten om aan de bezetter te ontkomen. Maar echt gelukkig is ze niet. Het duurt dan ook niet lang of ze bedriegt haar echtgenoot met een van haar leerlingen. In de verwikkelingen die volgen, toont Mark Hendriks zich op zijn best. Mooie subtiele passages worden afgewisseld met prikkelend erotische escapades. De hunkering naar verboden passie en daarnaast de angst en vertwijfeling worden op een indrukwekkende manier in beeld gebracht. De personages spelen hier zo ingetogen en natuurlijk hun rol, dat je als lezer het verhaal wordt ingezogen, of je wilt of niet. Al snel wordt duidelijk dat de aantrekkelijke leerling in duistere zaken zit. Veiligheidsdiensten zitten hem op de hielen. Abrupt komt aan het prille geluk een einde. Maar geheel volgens de filosofie van de auteur vormt de vrouw het sterke geslacht. Op haast bovennatuurlijke wijze overleeft ze een moordaanslag (nota bene gepleegd door haar jonge geliefde), en ze neemt op een gruwelijke wijze wraak.

Idyllische landschappen

~

De tekenstijl is zoals altijd zeer herkenbaar. Met een paar vlijmscherpe pennenstreken brengt Hendriks zijn karakters tot leven. Vaak ogen ze als karikaturen van de mensheid. De idyllische landschappen in gewassen inkt vormen een fraai contrast met de excentriciteit van de stijl. Volgens veel insiders is de auteur hiermee schatplichtig aan de grote Hugo Pratt. In Koningin Min geeft Mark Hendriks hier op zijn eigen ludieke, maar ondubbelzinnige wijze commentaar op: in een bepaalde scène zien we hoe de koningin de zeeman Corto Maltese (de beroemde creatie van Hugo Pratt) van dichtbij door het hoofd schiet, opensnijdt en haar tanden in zijn lever zet.

Met Koningin Min heeft Mark Hendriks zeker niet zijn beste album gemaakt. Daarvoor oogt zijn voorliefde voor wreedheden in dit boek te veel als een kunstje. Dat is jammer, want onder al dat ziekelijke sadisme sluimert voldoende schoonheid die de lezer niet onberoerd laat.

Boeken / Fictie

Het te laat onthulde geheim

recensie: Ben jij Engel, het debuut van Hans Barendse

.

Lichaam en geest

Het uitgangspunt van Ben jij Engel is de tegenstelling tussen lichaam en geest, en tussen Satan en God. De jonge, naamloze hoofdpersoon (tevens verteller) krijgt een heel ander leven als op een dag een meisje bij hem aanbelt. Hij voelt zich enorm tot haar aangetrokken, maar zij laat hem niet toe tot haar lichaam. Wanneer zij hem voorstelt dat hij haar leven krijgt op haar 28e verjaardag in ruil voor volledige kuisheid tot die dag, accepteert hij dat gretig. Vanaf dan luistert hij naar haar verhalen over haar minnaars en minnaressen, zonder haar ooit aan te raken, of zelfs over haar te fantaseren. Langzamerhand zoekt zij echter meer toenadering en ze komt zelfs bij hem in huis wonen. Dan blijkt ze zwanger te zijn, en de afspraak en het meisje komen in een heel ander licht te staan.

Religieuze beelden

~

De onthulling van het ‘geheim’ van het meisje vindt pas twintig bladzijden voor het einde plaats en pas dan worden veel dingen duidelijk – voor de hoofdpersoon en voor de lezer. Pas dán snap je iets van de relatie en pas dán snap je iets van de verwijzingen naar religieuze symbolen eerder in het boek. Of nou ja, verwijzingen… Eenmaal krijgt de hoofdpersoon een popje dat met plakband vastgeplakt is aan een plastic kruis, en dat beeld blijft steeds terugkomen. Ook leest hij wel eens in zijn ‘Heilige Bijbel’, maar wat en waarom is niet duidelijk. Een van de problemen van Ben jij Engel is eigenlijk het gebrek aan goede, interessante beelden. Juist een filosofisch-religieus uitgangspunt als dit leent zich voor een creatieve uitwerking, maar Barendse slaagt er niet in zijn symboliek overtuigend uit te werken.

Voortkabbelend verhaaltje

Ook de stijl van het boek schiet te kort. Pas tegen het einde, als hij schrijft wat er gebeurt, pas als er iets gebéurt, wordt de lezer meegetrokken in het verhaal. Tot die tijd is het een voortkabbelend, semi-poëtisch en ietwat traag levensverhaal van een jonge jongen. De niet zo inventieve beelden worden te vaak en te letterlijk herhaald, waardoor ze nog minder interessant zijn en de kracht van de herhaling juist verloren gaat. Zijn beschrijvingen zijn te kort en niet overtuigend, de semi-tragische mijmeringen van de hoofdpersoon blijven plat en levenloos. Het zijn de gedachten van een stuntelige student zoals de schrijver zelf. Het lijkt wel of Barendse niet genoeg woorden heeft voor wat hij wil zeggen. Dit gecombineerd met een redacteur die constructies als ‘haar invloed op mij is als een drugs’ laat staan, maakt het boek slecht leesbaar.

Potentie

Maar toch, dat einde… Zodra er iets in het boek gebéurt, zodra er actie plaatsvindt, leest het als een trein. Het verhaal krijgt vorm en dingen beginnen op hun plaats te vallen. Het einde geeft het boek zin, maar het komt eigenlijk iets te laat. Barendse heeft zich te veel geconcentreerd op het filosofische aspect en is daarbij het verhaal een beetje uit het oog verloren. En dat is jammer, want dat verhaal is best interessant. Barendse is niet die nieuwe briljante schrijver, maar met een kleine herstructurering, een blik in het woordenboek en een betere redacteur zou hij wel een heel aardig boek geschreven hebben. Misschien is dat iets voor zijn tweede?

Muziek / Album
recensie: The Rolling Stones - A Bigger Bang

In dezelfde week waarin ‘die ene ouwe rot’ (lees: Paul McCartney) de muziekliefhebber aangenaam heeft verrast met een werkelijk schitterend nieuw album (Chaos and Creation in the Backyard), kwam ook de nieuwe Stones uit. Beetje flauw om ouwe rotten onderling te vergelijken als ze muzikaal vrij weinig met elkaar te maken hebben. Toch, het moet gezegd: ook de nieuwe plaat van ‘die andere ouwe rotten’ verraste mij ten zeerste. En wil je dan zoeken naar een duidelijke overeenkomst tussen beide werken? Dan hoef je echt niet lang te luisteren eer je die vindt; namelijk de inspirerende bevlogenheid die er vanaf spat. Ja, ook bij de Stones, ja. En dát is op z’n minst opvallend te noemen.

Je leest het goed, A Bigger Bang van The Rolling Stones is gewoon een goede plaat. Een conclusie die ik bij ieder nieuw Stones-album na Some Girls (vooruit, Tattoo You uit 1981 mag ook nog meedoen) nooit meer heb gemaakt. Waarom deze plaat dan zoveel beter is dan al die voorgaande wegwerprock? Het antwoord lijkt simpel, maar bevat eveneens een waarheid als een koe: hier is overduidelijk met lol en bezieling aan gewerkt, en dat was vroeger volgens mij wel eens anders. Dit was geen verplicht kunstje. Dit was iets waar de band gewoon zin in had. Dat merk je. De studio’s in en opnemen maar. Hè, lekker! Weer muziek maken! Of, zoals Keith Richards het onlangs zelf verwoordde: The fact that we’ve done it many times before, doesn’t mean we can’t make the next one better. We’re actually dedicated, man. Die zit! En ja, wat mij betreft heeft ‘ie gelijk ook. Want het is zeker dedicated, vijftien (van de zestien) nummers lang.

~

Oerknal

Om hem zelf maar even flauw in te koppen: A Bigger Bang komt binnen als een oerknal. Dit nieuwe schijfje laat Stones horen die beter klinken dan we de afgelopen jaren gewend waren. Neem dat eerste nummer Rough Justice. Heerlijk rauw, lekker schurend. Inclusief schreeuwende Jagger (hoor dat flinterdunne distortiongeluid over die stem!). Gewoon lekker. Dít zijn van die nummers die live super naast al die andere Stoneskrakers uitgevoerd kunnen worden. Dan Let Me Down Slow. Zohoo! Die zit wat mij betreft ook! Zo’n typisch Stones-liefdesliedje met open Keith-akkoorden rondom een mooi bluesthema. Vervolgens It Won’t Take Long. ‘t Rockt wederom de pan uit. Een ronkend refrein, inclusief dat Stones-jarenzeventig jasje. Ze kunnen het nog! Ze willen het nog! Typisch hoe mooi het gitaargeluid hier klinkt. Ook dat was op vorige albums vaak anders. De funk van Black and Blue (het zal niet waar zijn!) laat zich horen bij nummer vier, Rain All Down. En als ik een nieuw Stones-nummer hoor, dat maar iets wegheeft van Black and Blue, dan kan ik niets anders dan mijzelf zeer gelukkig prijzen. De single Streets of Love is leuk, maar ook weer niet niet heel erg wereldschokkend. Meteen maar doorgaan naar één van de hoogtepunten van deze cd, Back Of My Hand. Dit nummer brengt de Stones letterlijk terug bij het ‘prille begin’. Bij een Muddy Waters-achtige compositie. Hallelujah, Mannish Boys!

Afgeladen Kuip-stadion

She Saw Me Coming klinkt op het eerste gehoor als niemendalletje, maar na een paar keer aanhoren blijkt de kracht van het refrein erg aanstekelijk. Een afgeladen Kuip-stadion dat luidkeels meezingt met dit nummer? Zal me niets verbazen. Biggest Mistake lijkt op een Jagger-solo compositie. Dat betekent niet per definitie dat het een minder goed nummer is, overigens. Het lijkt op deze cd alleen een beetje buiten de boot te vallen. En dan volgt weer een verrassing. De door Richards gezongen compositie This Place is Empty. Een piano op de voorgrond, een Angie-achtige tokkel op de achtergrond. Mooie tweede stem van Jagger ook. Dit is (hoe gek dat ook klinkt om te zeggen van een door Richards gezongen nummer) puur genieten. Een mooie slide (je denkt van Wood, maar feitelijk van Jagger) completeert deze parel.

Stekelige riffs

Dangerous Beauty draait om stekelige riffs die mooi om elkaar heen wentelen. Het schreeuwkoortje in het refrein geeft een beetje weer hoeveel lol de bandleden gehad moeten hebben tijdens de opnames (luister ook naar die bevlogen Richards-gitaarsolo!). Laugh, I Nearly Died is een rustig stuk dat erg mooi door Jagger wordt gezongen. Sweet Neo-Con is de Anti-Bush song van de band waarover de media al een tijdje schrijven. Het nummer bijt, het nummer zet aan tot nadenken. You call yourself a Christian, I think that you’re a hypocrite. How come, you’re so wrong? Precies. Weinig meer aan toe te voegen. Behalve dan misschien dat het ook nog eens een knettersgoed nummer is. Als je het muzikaal met een ander Stones-nummer zou moeten vergelijken? Love is Strong. Maar dan beter.

Dan het laatste nummer van de cd, Infamy. Het had wat mij betreft van de plaat mogen blijven. Richards’ zang is hier ook niet echt lekker. Eerlijkheidshalve het enige échte saaie nummer (inclusief eeuwig durende repeterende niet originele gitaarlick) op deze plaat. Ik noem dat een smetje. Een klein dompertje op een verder onverwachts goede plaat. Kortom, vlak ook deze ‘ouwe rotten’ nog niet uit. Zó mogen ze wat mij betreft nog wel even doorgaan.

8WEEKLY

‘Is dit kunst?’

Artikel: Een verslag van het Today'sArt festival

Heel af en toe kom je in de openbare ruimte een voorwerp tegen dat je op geen enkele manier kan duiden. Grote kans dat je dan te maken hebt met kunst. In Den Haag waren het afgelopen weekend veel van dit soort ervaringen op te doen. Zoveel, dat je werkelijk alles aanzag voor kunst.

TodaysArt, het tweedaagse festival van kunst, muziek en technologie blijkt een speeltuin te zijn voor grote mensen. Op maar liefst 34 verschillende podia in de stad – zowel binnen als buiten – is kunst te zien en te horen. Vooral de kunst buiten op straat is verrassend, omdat daar ook nietsvermoedende voorbijgangers bij betrokken worden.

Millegomme
Millegomme

Speeltuingevoel

De plaatselijke Turkse hangbejaarden zitten, begeleid door het geluid van psychedelisch brullende motoren, gemoedelijk met jongelingen te keuvelen op de stroboscopisch verlichte hooibalen in de Grote Marktstraat. Op het Spui, het epicentrum van het festival, is nog meer rare buitenkunst te zien. Het plein is vermomd als werkplaats waar de werkgroep Millegomme zich samen met publiek uitleeft op rubberen fantasieobjecten (kunst!).

Badkuipenflat
Badkuipenflat

De hoge overheidsgebouwen rondom het plein doen dienst als projectieschermen voor lichtkunst. De lichtshow in de kamers van het aangrenzende hotel maakt het gebouw tot een voortdurend knipperend en verkleurend geheel. Op een naastgelegen dak vertonen twee dansers een schaduwenspel op de muur van weer een ander gebouw. Voor een luxueus overzicht van deze kakofonie aan indrukken staat er een geweldige installatie op straat: de badkuipenflat! Trek je kleren uit en neem een warme duik in één van de vijf boven elkaar opgestelde badkuipen. Al badderend in de open lucht, zo’n acht meter boven de grond, ben je zelf de bezienswaardigheid en kun je terugkijken naar alle mensen die jou bekijken en fotograferen. Dit is het absolute hoogtepunt van het festival! Ook leuk is dat je met je mobiele telefoon je eigen huishoudelijke apparatenconcert kunt dirigeren. Maar echte muziek krijg je niet uit de talloze ventilatoren, keukenmixers, centrifuges en decoupeerzagen. Ach ja, ontdekken hoeveel lawaai je kan maken is ook leuk en sluit perfect aan bij het ‘speeltuingevoel’.

Een hels kabaal komt ook uit de prachtig verlichte Nieuwe Kerk. Het blijkt afkomstig van een simpele robot die doet denken aan de centrifuge om astronauten in te trainen. Bij nadere beschouwing blijkt de capsule een speaker. Vervaarlijk loeiend draait het ding met grote snelheid in het rond. Soms komt het tot stilstand, om dan een van de omstanders met pruttelende geluidjes te achtervolgen. Beangstigend en fascinerend. De gemoederen komen weer tot rust in het filmhuis, waar korte animatiefilmpjes van Norman McLaren uit het pré-computertijdperk worden vertoond. Twee balletdansers voeren een hypnotiserende dans op door middel van psychedelische montage-effecten. In een ander filmpje danst abstracte kunst vrolijk op moderne jazz.

Staalplaat: Yokomono
Staalplaat: Yokomono

Magical Mystery Tour

Met tegenzin verlaten we het Spuiplein. Toch zijn ook de overige festivallocaties zeker de moeite waard. Bij het wat afgelegen GEM en het Fotomuseum zien we een levensgrote duikboot, die Harold de Bree er in de museumvijver heeft neergezet. Je kunt er ook de intrigerende Noise Maps van geluidskunstenaar Justin Bennet beluisteren en een T-shirt kopen met daarop een gemanipuleerd logo van ontwerper Daniel Pflumm. Maar om deze locatie te bereiken moet je wel eerst de bus in. Een geblindeerde bus nog wel. Daarin mag je een persoonlijk geluidje produceren in een microfoon. Je geluid wordt vervolgens gebruikt in een mix die je later tijdens de busrit zal horen als voorproefje van het project ‘3voor12 plundert musea’. Op de site van dit project vind je een groeiende collectie audiosamples van zeldzame muziekinstrumenten uit het Haagse Gemeentemuseum en het Rotterdamse Wereldmuseum, die je kunt gebruiken om je eigen composities te mixen. Dan stopt de bus ineens voor de Video Drive In. Op de afgedekte ramen wordt het videodrieluik Similar Ways, gemaakt door de VJ’s van Farewell Industries, E202 en Pantoffeldiertjes, geprojecteerd. Dit ambient videoscape laat met weidse panorama’s en dichterlijke teksten een langzame reis door een landschap zien. De beelden zijn niet erg indringend en glijden zoetjes aan je voorbij. Je kunt er lekker bij wegdromen. Knus en verrassend, deze busbioscoop, en een aangename adempauze op een avond vol indrukken.

CrimeJazz, R.A.W.
CrimeJazz, R.A.W.

Bewegende poëzie

Voordat het publiek later in de nacht zelf kon gaan dansen, waren er nog een aantal dansvoorstellingen te aanschouwen. Een van de hoogtepunten was zaterdag te zien in het Nutsgebouw. Drie dansers bewogen op gedichten terwijl twee VJ’s beelden creëerden. De dichters, de Nederlandse Marjolein van Heemstra en de New-Yorkers Juakali en Baba Israël, declameerden hun werk zo overtuigend dat de woorden gingen klinken als muziek. De dansers interpreteerden de gevoelens die de gesproken taal opriep alledrie op een geheel eigen manier. De VJ’s vertaalden de bewegingen vervolgens met behulp van kleine cameraatjes naar motion graphics. Contouren van poses, gezichtsuitdrukkingen, geschreven woorden, maar ook de abstracte cirkels van een rondzwaaiende camera verschenen als geheimzinnige en expressieve beelden op het scherm. Poëzie kan heel ontoegankelijk zijn, en moderne dans en abstract beeld toevoegen lijkt in eerste instantie niet echt bevorderlijk voor de verstaanbaarheid. Toch ontstond er hier een boeiend samenspel waarbij woorden, beweging en beeld gelijkwaardig waren: cross-over op zijn best. Minpunt: de quasi-komische slipjassen van de VJ’s en hun blote kuiten. Storend, stijlloos en nergens voor nodig. De voorstelling was een voorproefje van R.A.W. (Rythm And Words), gemaakt door het literaire cross-overproject CrimeJazz, en zal in 2006 in de theaters te zien zijn.

Ruud van der Peijl, Dali's sister.
Ruud van der Peijl, Dali’s sister.

Scherpe staatsieportretten

Ook fotografie is kunst. Even wennen misschien, een fotograaf die nog nooit een camera in zijn handen heeft gehad. Maar ach, een filmregisseur maakt ook films zonder zelf op de knopjes te drukken. Imagemaker noemt Ruud van der Peijl zich soms, een omschrijving die de lading uitstekend dekt. Behalve als stylist – voor ondermeer G-Star, Evisu en sQueeze – werkt hij de laatste jaren ook als fotograaf. En hoewel hij nooit zelf de afdruk maakt, is zijn signatuur duidelijk aanwezig in de serie portretten Rude – Portraits of State in het Fotomuseum. De theatrale presentatie met veel spiegels, ongewone lijsten, muziek en bloedrode (rude – ruwe) kokosmatten, is stylish en scherp. Van der Peijl voegt aan zijn serie staatsieportretten van bekende en onbekende Nederlanders geraffineerde associaties toe. Je ziet schilderes Ans Markus met een Dali-snor, modekoning Frans Molenaar met hoge hakken en een schone jongeling aan zijn voeten, de zusjes Klemann als Beauty en the Beast, en fotografe Rineke Dijkstra als glamourgirl èn ingetogen ‘Anne F’. De letterlijke of figuurlijke maskers van de geportretteerden zijn fascinerend. Want wat toon je en verberg je als je jezelf aan de wereld laat zien? En wat zeg je daarmee? Naaktheid lijkt hier niet op een beeld of een bloem zoals bij Robert Mapplethorpe, maar de erotiek en de esthetiek doen wel sterk aan zijn werk denken. Ook aan dat van Erwin Olaf trouwens, al zijn van der Peijls foto’s modieuzer en minder mythisch. Veel van deze portretten ontstijgen met gemak het niveau van de gemiddelde modereportage of commercial. Want hoewel ze een mooi en gelikt tijdsbeeld geven, zijn ze menselijk en vol betekenis. Rude – Portraits of State is nog te zien tot en met 13 november 2005.

Artyfarty

Vaak zie je dat bij dit soort festivals dat functionaliteit ten koste gaat van de kunstzinnigheid. Daar is een woord voor verzonnen: ‘artyfarty’. Een aantal voorbeelden: de site van het festival is uitermate kunstzinnig, maar nuttige informatie is onvindbaar, het programmaboekje is mooi vormgegeven, maar vooral geschikt als naslagwerk. Het blokkenschema en de stadsplattegrond zijn kleurig en fleurig, maar niet minder raadselachtig dan een verweerde schatkaart. Podia vinden in de stad wordt daarmee vooral een kwestie van schatzoeken. En als je dan eenmaal een festivallocatie hebt opgespoord, dan is de aanwezige kunst niet zelden een teleurstelling. De artiest die je wilde zien is óf net afgelopen, óf een zware tegenvaller. In die laatste categorie valt ook singer-songwriter Randolph Matthews met zijn kwelende jazzy folk en soul in het Nutsgebouw. 1000 Years of Jazz in het Theater aan het Spui is te experimenteel en te introvert en Funkfest in het Paard is funky noch feestelijk. Ook het concept/gebouwtje/hype(?) <>TAG is net zo vaag en gebakken lucht als het programmaboekje beschrijft: “<>TAG is geen gallerie, <>TAG is geen muziekpodium, <>TAG is geen ontwerpstudio. Wat is <>TAG dan wel? <>TAG = <>TAG.”…Tsja.

Kevin Blechdom
Kevin Blechdom

Een Duits feestje

Sommige acts roepen in plaats van teleurstelling hele andere emoties op, zoals afschuw. De Berlijnse Club Transmediale avond in het Theater aan het Spui was vrijdag the place to be. Dichteres Kevin Blechdom grossiert in lelijkheid. Wat begint als een niet al te knap meisje in zwarte westernkledij eindigt via flauwe stand-up humor in een onsmakelijke fetisj. Op hetzelfde podium maken andere muzikanten, zoals Felix Kubin, meer positieve emoties los bij de mensen. Kubin blijkt een vermakelijke performer met de podiumopstelling en uitstraling van Stijn en de knulligheid van Mambo Kurt. Vooral zijn gebroken Nederlands is ontwapenend. Jason Forest is onder de naam Donna Summer al wat bekender in Nederland. Hij plakt breakcore, disco en techno aan elkaar tot een dansbare en hysterische mix. De kalende veertiger geeft op het podium het goede voorbeeld en danst als een bezetene. Op dit Duitse feestje is echter meer te beleven dan rare muziekjes. Zo kun je je eigen muziekgenre creëeren op de genre-generator, een soort fruitautomaat. De gekste namen komen op kassabonnetjes uit het automaat gerold. Ooit gehoord van Christian Dirty Rockabilly of Glitter Shoegazer?

Één van de beste festivalafsluiters zaterdagnacht is Mu. Mutsumi Kanamori zingt en danst zich uit de naad op de aanstekelijk swingende disco punk van haar echtgenoot Maurice Fulton. Het mag dan drie uur ’s nachts zijn, dit is het eerste moment dat het kunstminnende publiek wat twijfelende danspasjes uitprobeert. Het kan aan de overdaad aan indrukken liggen dat iedereen zich vertwijfeld afvraagt: “Is dit nou Kunst???”

Het Todays Art festival vond plaats op vrijdag 23 en zaterdag 24 september op verschillende locaties in Den Haag.

Boeken / Non-fictie

Vrijblijvende bespiegelingen

recensie: De buik van Elvis. Bespiegelingen over swingende muziek

Bespiegelingen over swingende muziek, de ondertitel van Jazz-redacteur Coen de Jonges boek De buik van Elvis, klinkt veelbelovend. Ook de hoofdstukindeling doet de liefhebber van de jazzgeschiedenis nog watertanden; het in drieën gedeelde boek leidt de lezer langs Hoofdzonden in de swingende muziek, Portretten en Improvisaties. Toch stelt het boek teleur. De Jonge lijkt in zijn onderwerpskeuze volstrekt willekeurig te werk te zijn gegaan, en diepgang en duiding ontbreken.


Dizzy Gillespie
Dizzy Gillespie

Hoofdstukken in De buik van Elvis gaan over helden als Howlin’ Wolf, Ray Charles en Chet Baker en belangrijke zaken als seks, drugs en ander geronsel. Zo begint het deel over de hoofdzonden met een artikel over erotiek in de jazz. Dit op zich aardige onderwerp verliest meteen bij de lead al zijn kracht; De Jonge haalt de dichter Roland Holst aan, omdat die naar eigen zeggen alleen via seks contact met de Muze kon leggen. Alsof Roland Holst in de muziekwereld maatgevend is, grijpt De Jonge dit gegeven aan om de vraag te stellen hoe de connectie tussen jazz en seks werkt. Vervolgens lijkt het De Jonge alleen om het roddelen te gaan, om het vertellen van vieze verhaaltjes. Zijn belangrijkste vraag in dit hoofdstuk is dan ook welke jazzmusici zich het actiefst betuigden. Deze vrijblijvende stijl houdt het gehele boek aan.

Tijdschriftstukjes

De Jonge is redacteur van het tijdschrift Jazz, en verhalen uit De buik van Elvis verschenen eerder in deze glossy over jazz, blues en soulmuziek. Qua opmaak is dat nog te zien: pagina’s zijn ingedeeld in kolommen tekst, soms onderbroken door citaatblokken die normaliter dienen om pagina’s van kranten en tijdschriften netjes te vullen als de aangeleverde tekst iets te kort is. In zo’n boek komt het op zijn minst nogal raar over om in een stukje over gospel opeens een vetgedrukt citaat over een ander onderwerp tegen te komen: “De zwarte vertakking van de islam bood jazzmusici een weg die niet door het blanke establishment zou worden beheerst. Of ze allemaal zo vroom waren als ze zich hadden voorgenomen, is de vraag”. Deze frase, die in gewone tekst vier pagina’s eerder in het boek staat, dient geen enkel nuttig doel, en leidt alleen maar af.
Ook inhoudelijk lijdt het boek er duidelijk onder dat de artikelen eerder in Jazz verschenen. Om te beginnen oogt de selectie volstrekt willekeurig. Waarom bijvoorbeeld het deel Portretten openen met een artikel over Simon Vinkenoog? Natuurlijk, de dichter is jazzliefhebber, maar het blijft raar hem boven Dizzie Gillespie en Miles Davis te zien. Blijkbaar is De buik van Elvis veeleer een boek over de passies van De Jonge (hij stelde enkele bundels samen met werk van Vinkenoog), dan een boek over ‘swingende muziek’.

Miles Davis
Miles Davis

Potentie

Het grootste probleem is echter dat De buik van Elvis diepgang ontbeert. Wat in een muziekglossy nog een leuk en interessant artikel schijnt, valt in veelvoud en tussen twee kaften toch in het niet. Zeker als je meerdere artikelen achter elkaar leest, blijkt dat De Jonge een gemakkelijk schrijver is, die voorvallen niet inbedt in een geschiedenis, die niet duidt en zelfs niet bespiegelt, zoals de ondertitel belooft, maar gewoon leuke verhaaltjes schrijft. Daar is absoluut niets mis mee, maar ze verdienen het domweg niet om gebundeld te worden. De Jonge kent veel verhalen, en daarnaast heeft hij een vlotte pen. Potentie is er dus wel, alleen zou hij eens rustig moeten gaan zitten, extra onderzoek moeten doen, en een echt boek schrijven: een boek met eenheid, diepgang en afstemming.

Boeken / Fictie

Verliefde Winslow is dodelijk saai

recensie: Winslow verliefd

Je hebt boeken waar je van tevoren heel veel van verwacht. Soms echter kom je een boek tegen waar je, om welke reden dan ook, helemaal niets van verwacht. Het kan goed zijn, maar misschien ook wel heel erg slecht. Je weet het gewoonweg niet. Zo’n boek kan dan eigenlijk alleen maar meevallen. Zou je denken.

Winslow verliefd is zo’n boek waar ik me van tevoren in het geheel geen voorstelling van kon maken. Nu ik het gelezen heb is duidelijk dat het aan de non-verwachtingen heeft voldaan: ik verwachtte niets, en het ís ook niets.

Winslow

Winslow verliefd vertelt het verhaal van de aan alcohol verslaafde dichter Richard Winslow. Winslows leven zit in het slop: zijn vrouw en zijn inspiratie hebben hem verlaten. Hij krijgt echter een aanbod om te doceren op de universiteit van Montana. Een aanbod dat hem niet bepaald aanspreekt, maar dat hem financieel wel even boven water kan houden. In Montana ontmoet hij Erika, een aan anorexia lijdende studente. Er groeit een band tussen de dikke, vadsige Richard en de veel jongere en ziekelijke Erika, die uiteindelijk uitmondt in de spontane opwelling om samen op reis te gaan.

Geloof

En hier stuit je meteen op het grootste probleem van deze roman. Op geen enkel moment geloof je in de relatie tussen deze twee mensen. Kevin Canty heeft mij op geen enkel punt kunnen overtuigen van de aantrekkingskracht tussen beide individuen. Er heerst alleen maar strijd tussen deze twee personen. En dan ook nog eens een strijd die zich voornamelijk in het hoofd van Richard bevindt, want fatsoenlijke conversaties hebben de beide personages niet met elkaar.

Als Richard en Erika dan tegen het eind van het verhaal opeens tegen elkaar zeggen dat ze van elkaar houden, is dat eerder lachwekkend dan romantisch of ontroerend. Alsof met die uitspraak alle onzekerheden en onuitgesproken woorden opeens duidelijk moeten worden. Integendeel. Al het voorgaande wordt nog onlogischer. Als twee eenzame mensen gedurende verscheidene dagen samen op reis gaan en elk uur van de dag en de nacht met elkaar delen, dan snap ik niet dat zij niet al veel eerder een zinnig gesprek met elkaar hebben gevoerd.

Eind goed…

Tot overmaat van ramp wordt het verhaal ook nog eens ontdaan van een indrukwekkend einde, doordat Kevin Canty één hoofdstuk teveel aan de roman toevoegt. Hierdoor is een in potentie dramatisch slot veranderd in een typisch Amerikaans ‘Er is nog hoop’-einde. Met deze zet is helaas ook mijn laatste hoop voor dit boek vervlogen.

Geboeid

De plot van Winslow verliefd heeft mij niet kunnen boeien, de karakters hebben me niet kunnen overtuigen. Het verhaal staat daarenboven bol van hoogdravend, maar nietszeggend taalgebruik. Geen moment werd ik meegesleept in een wilde verkenningstocht van ontluikende liefde. Daarentegen werd ik getrakteerd op een saai vispartijtje, dat in Het Parool dan misschien het etiket ‘Het beste man-jaagt-op-dierproza sinds Hemingway’ oplevert, maar voor mij niets méér betekent dan weer een moment waarop Winslow én het verhaal geen stap verder komen.

Als je dan als schrijver ook nog eens niet weet wanneer je moet stoppen, dan heb je de plank finaal misgeslagen. Kevin Canty heeft met zijn eerdere romans veel internationale lof verdiend, en ook Winslow verliefd ontvangt goede kritieken. Dit laatste is echter net zo min begrijpelijk als de strekking van deze roman.

Theater / Voorstelling

Zoektocht naar het waarom

recensie: De zelfmoord van de meisjes (Bonheur en Productiehuis Rotterdam)

.

~

De jongens zijn gefascineerd door de vijf zussen, die op het moment van hun dood tussen de 13 en 17 jaar oud waren. Ze proberen de zelfdoding te begrijpen door herinneringen aan de meisjes op te halen en hun eigen archief van foto’s, artikelen, ziekenhuisverslagen, politierapporten en roddels door te nemen. De zelfmoord van de meisjes is een bewerking van de roman The Virgin Suicides van Jeffrey Eugenides. In 2000 brachten Bonheur en Productiehuis Rotterdam deze voorstelling voor het eerst uit. De kritieken waren toen erg positief. Nu, vijf jaar later, is er een remake van de voorstelling.

Bewegingsvrijheid

Op een groen grasveld staan zestien kisten, in drie schuine rijen. Op de kisten ligt blauwgrijs grind. De jongens zitten naast elkaar op een van de kisten. Ze steken waxinelichtjes aan en langzaam wordt duidelijk dat ze zich op een begraafplaats bevinden. De kisten worden graven en vijf ervan zijn van de zusjes Lisbon. Bij elk graf staan de jongens even stil. Dan beginnen ze als uit één mond te vertellen.

Over het gevecht van de meisjes om zich uit de verstikkende greep van hun ouders te bevrijden en meer bewegingsvrijheid te krijgen. En hoe dat in eerste instantie lijkt te lukken maar uiteindelijk juist averechts uitpakt. De inperking wordt ten slotte zo verstikkend dat zelfmoord de enige uitweg is. De jongens zijn voornamelijk observanten, slechts af en toe worden ze door de meisjes actief in hun leven betrokken. Maar die schaarse momenten zijn voor de jongens al genoeg om de zusjes, die aan het einde compleet van de buitenwereld zijn afgesloten, puberaal-hartstochtelijk lief te hebben en uit hun isolement te willen bevrijden.

Vertrouwen

~

De vijf acteurs wisselen constant van rol. Soepel schakelen ze van geobsedeerde puber naar melancholieke twintiger, van naar vrijheid en liefde smachtend meisje naar cynische psychiater, overbezorgde moeder of sullige vader. De toon is licht en ontroerend, als de jongens tegenover een meisje staan zijn ze aandoenlijk in hun schutterige onhandigheid. Als ze reddingsplannen smeden zijn ze vol bravoure, maar geconfronteerd met de dood weten ze zich van onmacht geen raad. En de tragiek van de jongens wordt vaak juist door hun platte grappen invoelbaar, zonder in al te zware dramatiek te vervallen.

De acteurs zijn nog jong, rond de dertig, en vijf jaar geleden waren ze pas afgestudeerd. Het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe ze toen de jongens speelden, ze waren zelf immers nog jongens. Nu zijn het mannen. Mannen die jongens spelen. En daar moeten ze nog (of weer?) hun weg in vinden. In de meer intieme scènes weten ze niet altijd te overtuigen. Vertrouwen ze elkaar nog niet of niet meer? Op sommige momenten doet De zelfmoord van de meisjes dan ook wat geforceerd aan. Het is te hopen dat dit in de loop van de voorstellingsreeks nog zal slijten. De zelfmoord van de meisjes is namelijk een ontroerende, lichte vertelling over een zwaar onderwerp.

De zelfmoord van de meisjes speelt nog tot en met 5 november 2005.
Kijk hier voor een actuele speellijst.

Film / Films

Doelloze tocht

recensie: Don't come knocking

Twintig jaar geleden gingen regisseur Wim Wenders en schrijver Sam Shepard een samenwerking aan die resulteerde in de mooie film Paris, Texas. De film vindt al jaren gretig aftrek bij de videotheken en heeft een aardige reputatie opgebouwd. Het nieuws dat de heren weer samen aan een film gingen werken, zorgde voor hooggespannen verwachtingen. Na het kijken van het resultaat, Don´t Come Knocking, bleek dat de hereniging van Wenders (regie) en Shepard (verhaal en hoofdrol) een overbodige was.

~

Howard Spence, een wereldberoemde westernacteur, loopt op z’n ouwe dag tijdens de opnames van een film weg. Gewoon weg. Zonder waarschuwing gaat hij er vandoor. Hij geeft geen reden, doet geen vooraankondiging, laat geen aanwijzingen zien dat het niet goed met hem gaat. Zomaar opeens; foetsie. Hij gaat naar z’n moeder, en daar hoort hij dat hij al dertig jaar lang een kind heeft. Dat bericht resulteert in een zoektocht naar zijn zoon. Onderweg komt hij in aanraking met een jongedame met een urn waarin de as van haar zojuist gecremeerde moeder zit. Ondertussen jaagt een belangenbehartiger van de filmproducers achter Spence aan om hem aan zijn filmcontract te houden.

Cowboy op pad

De sfeer van de film is, zeker in het begin, erg aangenaam. Als een echte poor lonesome cowboy – hij heeft in het begin nog het cowboykostuum aan dat hij voor de filmopnames droeg – zwerft Howard Spence door het kale dorre landschap. Deze tocht wordt begeleid door typische southern-americanamuziek, waardoor je het gevoel hebt dat je naar een kruising tussen een Lynchiaanse roadmovie en een hedendaagse western zit te kijken. Geen slecht begin.

Natte krant

Na jezelf een poosje in de prettige sfeer te hebben ondergedompeld, rijst de vraag: waar gaat de film verder over? Je volgt Spence, zijn moeder, zijn zoon en verschillende figuranten maar je hebt geen idee wat ze doen, waarom ze het doen en wat ze bezig houdt. Ze stuntelen niet alleen door het leven, ze stuntelen ook door de film, aangezien Wenders ze geen richting weet te geven. Geen van de acteurs of actrices weet te overtuigen, tot leven te komen. Shepard speelt zo slap als een natte krant, Gabriel Mann (Spence’s zoon) is, behalve tijdens de scènes dat hij optreedt met zijn band, niet om aan te zien en voor Tim Roth (de belangenbehartiger) is Don’t Come Knocking een minpunt in zijn oeuvre. Het geheel is sloom en doelloos. Alleen in de scènes met Sarah Polley (Go, Dawn of the Dead) is er sprake van tempo, ontwikkeling en spanning. Zij is de enige die boeit, zowel qua acteren als de rol die ze in het verhaal speelt.

Nep, triviaal, sloom

Behalve de spelers gaat ook de coach zeker niet vrijuit. Je hebt geen idee wat Wenders probeert duidelijk te maken. Wat wil hij zeggen? Wat is de bedoeling van deze film? Het verhaal gaat nergens heen, de personages zijn te nep-Lynchiaans en daardoor te triviaal en het tempo is te sloom. Van een man die Paris, Texas, Der himmel über Berlin en Buena Vista Social Club achter zijn naam heeft staan, verwacht je meer dan een potpourri van stuurloze hoofdpersonages en flauwe figuranten.

Muziek / Album

Hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken

recensie: Ill Nino - One Nation Underground

Killerriffs. Ze vormen min of meer het bestaansrecht van een band als Ill Nino. En laat deze karakteristieke eigenschap nou juist opvallend afwezig zijn op Confession,het vorige album van de Amerikaanse metalband. Wat een geluk dat de band op de nieuwste langspeler One Nation Underground het lek boven heeft. En, dat is nog maar het begin. Ill Nino is harder geworden en experimenteert meer dan ooit met het latin-imago dat het zichzelf in de loop der jaren heeft aangemeten.

~

Het is niet zozeer dat Ill Nino een geheel andere weg in is geslagen, maar dat er nieuwe bronnen zijn aangeboord is duidelijk hoorbaar. Weg is het geluid dat juist in de tijd van de Nu-metal zo breed gewaardeerd werd. In plaats daarvan wisselt het sextet brute riffs en grunts (denk aan Hatebreed of Chimaira) af met bijna idyllische percussie-elementen. Daarbij komt veel minder dan vroeger het pakkende refreintje om de hoek kijken. Hierdoor lijkt het of Ill Nino voor het eerst echt van de eigen kracht is uitgegaan, wat drummer Dave Chavarri ook toegeeft in de bio: “Dit is hoe Ill Nino vanaf het begin had moeten klinken”.

Alto-bard

Dat dat niet het geval is geweest, wordt de latino-Amerikanen in metalkringen aangerekend. Het is te hopen dat het nog niet te laat is voor Ill Nino om dat imago enigszins op te vijzelen. Afgaande op One Nation Underground verdient de band namelijk zeker een nieuwe kans. De grootste vooruitgang mag de zang van Christian Machado genoemd worden. Waar hij in undergroundhitjes als What Comes Around en How Can I Live vooral naar voren kwam als alto-bard, klinkt hij op One Nation Underground zoals een metalzanger hoort te klinken: getergd, rauw en agressief. Waarbij de combinatie tussen Engelse en Spaanse teksten overigens nog steeds vertrouwd aanhoort.

Zomeravondmetal

Toch hoeven de grootste fans van deze band niet bang te zijn weggejaagd te worden door het opgepoetste geluid. Ill Nino klinkt weliswaar wat meer metal en wat minder mainstream, maar dat wil niet zeggen dat Machado & consorten je opeens van je stoel blazen. De riffs zitten wat beter in elkaar, de grunts zijn verfrissend, maar het algehele geluid van de band klinkt nog even clichématig als voorheen. Dat wil zeggen: voor de eerste wereldschokkende Ill Nino-cd zullen we nog minstens één album moeten wachten. Het zijn bijvoorbeeld slechts de van Soulfly afgekeken latin-invloeden die Ill Nino onderscheiden van diverse andere Roadrunnerbands. One Nation Underground is dan misschien ook wel het best te verteren door iemand die de zomeravondmetal van Soulfly een beetje zat is. Ieder ander kan deze cd misschien het beste als opstapje richting echte metal zien.