Muziek / Achtergrond
special: Een middagje Q&A met Paul Smith van Maxïmo Park

‘Ik ben liever ambigu dan vaag’

Maxïmo Park heeft in 2005 een bijzonder sterk debuut afgeleverd, A Certain Trigger. Nog geen jaar geleden stonden ze voor een handjevol mensen in de kleine zaal van Paradiso. Kort daarna lag het album in de winkel en via een succesvol Lowlands optreden staan ze nu voor een strak uitverkochte grote zaal van de Melkweg. Het gaat bijzonder goed met deze popgroep uit Newcastle. Reden genoeg voor een goed gesprek met zanger Paul Smith.

Donderdagmiddag. Melkweg, Amsterdam, 15:10. “Hello, Paul Smith, pleased to meet you”. De voorman van Maxïmo Park, klein en tenger van stuk, draagt een zwart maffioso-hoedje en een verwassen t-shirt van een rockband en is de beleefdheid zelve.

15:13. 8WEEKLY: Waar zijn jullie momenteel mee bezig?

~

“We zijn nu al een jaar bezig met toeren en optreden, wat we bijna elke dag doen. Dit doen we om het album te promoten. Het is de beste manier om je muziek tot de mensen te brengen en je boodschap te verspreiden. Buiten het optreden werken we individueel. In een later stadium proberen we samen te werken, maar dat laatste is niet altijd even makkelijk, omdat we het zo druk hebben met optreden. Daarom willen we zo creatief mogelijk met onze tijd om te gaan. We reizen vaak ’s nachts. Zodra ik uit de bus kom, poog ik wat van de omgeving te zien en nieuwe mensen te ontmoeten. Als ik niet optreed, probeer ik zoveel mogelijk te lezen en te schrijven. Daar hou ik erg van. Als je een verhaal schrijft kun je een beter beeld schilderen van wat je om je heen waarneemt. In een liedje heb je die ruimte niet. Dan moet je in heel weinig woorden kunnen zeggen wat je wil overbrengen. Dat kan nog wel eens simplistisch worden zoals bijvoorbeeld de tekst “I am young and I am lost”. Daarom hanteer ik een poëtische stijl. De meeste liedjes zijn sowieso variaties op het thema ‘ik hou van haar en zij houdt (niet) van mij’. Maar ik zou dat in een tekst nooit zo direct brengen. Dan wordt het een soort dagboek. Juist als je deze dingen versluierd brengt, gaan mensen er over nadenken. Ik ben daarin liever ambigu dan vaag. Neem nou bijvoorbeeld de tekst “Enclosed a postcard of a painting”. Je zet mensen aan het denken met zo’n zin. Je hoort het en je denkt, dit zou over mij kunnen gaan… Zo komt een tekst tot leven.”

8WEEKLY: Is dit ook wat je met muziek probeert te bereiken?

Smith: “Ik probeer mensen te inspireren. Mijn hele stemming kan veranderen als ik een inspirerend liedje op de radio hoor. En dan gaat het niet zo zeer om de tekst als wel de hele sfeer. Een enkel liedje kan mijn hele dag overhoop gooien. Vandaar ook ‘A Certain Trigger’, de naam van ons album. Er is maar een kleine vonk nodig om mensen verliefd te laten worden op iets of iemand. Met dit gevoel proberen we zoveel mogelijk mensen te bereiken. Het is een universele emotie. Het mooie is dat iedereen kan zich herkennen in de thema’s van ons album, van Japan tot Amsterdam. Dit is voor ons de grote drijvende kracht achter wat we doen. Zoveel mogelijk mensen raken.”

8WEEKLY: Vrijwel jullie hele album is enorm up-tempo en energiek. De enkele ballad steekt uitzonderlijk verstild af tegen de andere nummers. Vanwaar de nadruk op deze energie?

Smith: “Het was zo’n periode in ons leven. In de tijd dat we deze nummers maakten stond er heel veel mid-tempo in de hitlijsten. Bands als Coldplay en Travis waren heel populair, maar wij wilden iets anders maken dan dat. Elke dag na ons werk hadden we zoveel energie die we kwijt moesten, dat we dit soort nummers zijn gaan schrijven. Een ballad als Acrobat vonden we echter wel op de plaat passen. Op het volgende album gaan we die energie in de liedjes wel anders verdelen dan we nu doen. Er zal meer ruimte komen voor meer contemplatieve songs.”

8WEEKLY: Je toert de hele wereld over. Welke verschillen ervaar je in de verschillende plaatsen?

~

Smith: “In de ervaring van onze muziek zie ik vooral overeenkomsten. Zelfs in Japan zingen ze onze teksten woord voor woord mee, ondanks dat het een totaal andere taal is. Maar verschillen zijn er ook wel. In Amerika moesten we meer moeite doen om het publiek te veroveren dan in Europa. Omdat we op een relatief klein label zitten (WARP), hebben we geen platen uitgebracht in Amerika. Mensen zijn naar onze concerten gekomen op basis van ‘horen zeggen’. We hebben daar vaak opgetreden voor kleine groepen publiek. In het begin zie je de mensen een beetje met een scheef hoofd naar je kijken, maar tegen het einde is iedereen aan het dansen en zingen. Je hebt ze dan echt tijdens het optreden overtuigd. In Europa was het makkelijker, omdat de Europeanen Engeland altijd goed in de gaten houden als het gaat om nieuwe popmuziek. Wat dat betreft hadden we het een stuk moeilijker gehad als we bijvoorbeeld uit Finland kwamen. In Amerika kun je niet zo makkelijk profiteren van dit imago van Britse muziek. Je hebt daar te veel concurrentie van grote bands als Franz Ferdinand of Bloc Party. Daar zien ze alles wat uit Engeland komt als wéér zo’n Brits bandje en vergelijken ze alles met bovengenoemde bands. We zijn daar zelfs een keer vergeleken met Blur. Als er één band is waar we niet op lijken… In Amerika krijgen we dus al snel in een Britpop-stempel, maar gisteren waren we in Brussel en daar hoorde ik de term postpunk vallen. Het klopt vaak wel wat mensen over ons zeggen, maar we passen in zoveel hokjes. Het is jammer als mensen ons categoriseren bij zulke specifieke genres, omdat het mensen afsluit voor wat we nog meer te bieden hebben. We zeggen vaak dat we een popgroep zijn. Dat is breed genoeg. In Duitsland hebben ze het goed begrepen. Daar zeggen ze dat we popmuziek maken die apart staat van de rest, in plaats van de nieuwe Franz Ferdinand.”

8WEEKLY: Hoe was Lowlands?

Smith: “Ja, erg goed. Maar we stonden op een vroeg tijdstip. Het had al wel donker mogen zijn van mij. In het daglicht voel ik me zo zichtbaar. In het donker ziet alles er toch even net wat beter uit. We zaten tijdens Lowlands ook aan het einde van een grote tour en mijn stem voelde niet helemaal goed meer. En dan was ik ook nog door mijn schone sokken heen. Maar het was wel leuk dat er wat vrienden van mij aanwezig waren in het publiek. Als je toert door vreemde landen kun je je af en toe wat eenzaam voelen.
Zelf zou ik dergelijke festivals niet snel bezoeken want ik hou niet van kamperen in een tentje. Er is wel een festival waar ik elk jaar heen ga en dat is All Tomorrow’s Parties in Engeland. Je kunt daar met je vrienden een chalet huren en overdag verschillende goede bands zien. Ik heb daar bijvoorbeeld Mogwai gezien en The Shins. Wij zouden er zelf ook wel graag willen staan, maar ik ben bang dat de organisatie ons te mainstream vinden. Dat is echt wel jammer. Op een gegeven moment bereik je in je muziekcarrière een punt dat je voor een bepaalde groep niet meer interessant wordt. Dat is ook bij ons gebeurd toen we in de hitlijsten terecht kwamen. We zouden te commercieel geworden zijn, maar dat is belachelijk omdat onze muziek en muziek in het algemeen er voor iedereen is, of je het nou leuk vindt of niet. Daarom ben ik ook blij dat we op WARP zitten. Het is een label waarop plaats is voor wat alternatievere muziek die je niet zo snel in de hitlijsten hoort.”

16:00. 8WEEKLY: Wat ga je doen vandaag, behalve optreden?


Smith: “Ik heb zo meteen nog twee interviews, waarvan één op de radio. Vanavond ga ik naar Paradiso waar een geweldige band speelt, The Dirty Three, ken je die?”

Donderdagavond. Paradiso. Amsterdam: 20:00. 8WEEKLY: Zijn dit jouw helden?

Smith: “Dat kun je wel zeggen. Warren Ellis van The Dirty Three is een geweldige muzikant en hun album Ocean songs is een van mijn favoriete platen aller tijden.”

21:00. Op naar de Melkweg

Dadelijk zal hier het felbegeerde optreden van Maxïmo Park plaatsvinden. Paul zelf neemt de tijd. Hij blijft tot het einde naar zijn helden kijken, tot hij kort daarna zelf de held mag gaan uithangen.

22:00. Melkweg

~

De grote zaal van de Melkweg zit bomvol. Na een matige support act treden de vijf mannen van Maxïmo Park aan. Paul Smith zelf zit inmiddels strak in het pak en schiet zijn liedjes met een bezeten energie het publiek in. Opvallend veel mooie meisjes in de zaal. Bij navraag blijkt Paul Smith nogal goed te liggen bij de vrouwen. Ja, wel vanwege de muziek natuurlijk, hè. Een springende menigte en een enkele crowdsurfergirl tonen aan hoe deze band inmiddels leeft na het succesvolle optreden op Lowlands van de zomer. Ze zijn dan ook in topvorm en proppen het hele optreden helemaal vol met uiterst krachtige popliedjes, net zoals ze op de plaat hebben gedaan. Ze gunnen de volle zaal geen moment rust, maar bij deze band zit daar ook helemaal niemand op te wachten. In de toegift krijgen we een hint wat ons te wachten staat op het volgende album waarna het krachtige Going Missing de perfecte uitsmijter is. Wat er over blijft, is een zaal vol met intens stralende gezichten.

Boeken / Non-fictie

Poëtische schoonheid

recensie: Simon Singh - De Oerknal

De geschiedenis van de kosmologie, de tak van de wetenschap die zich bezighoudt met het universum, is tegelijk die van de ontwikkeling van de menselijke geest. In zijn nieuwe boek neemt wetenschapspopularisator Simon Singh de oerknal waaruit alles ontstond als leidraad.

Voor Singh begint het avontuur dat wetenschap heet op het moment dat we als menselijke soort de mythen achter ons laten, dus bij de oude Grieken. Waarna een fascinerende tocht volgt langs de vele baanbrekende ontdekkingen die generaties kosmologen hebben gedaan, alles op weg naar het antwoord op de vraag waar wij vandaan komen en, wie weet, ook waar we heen gaan.

Paradigmaverandering

~

Ondanks de titel gaat het boek dus niet echt over de oerknal op zich, wie daar meer over wil weten kan weer bij andere auteurs terecht. Singh is vooral enthousiast over de processen en geweldige prestaties die hij onderweg tegenkomt. Een belangrijk motief is voor hem de paradigmaverandering volgens de theorie van Kuhn. Denk daarbij aan het omschakelen van een model waarin de aarde centraal stond naar een heliocentrisch wereldbeeld – dat op zijn beurt werd opgevolgd door weer andere visies op mens en maatschappij, tot we het nu zo ongeveer in grote lijnen eens zijn over een heelal dat uit een singulariteit is ontstaan.

Over de invulling van het plaatje is nog onenigheid genoeg, en als iets uit het relaas duidelijk wordt, dan is het wel dat het beeld dat sommige buitenstaanders hebben van de wetenschap als een keiharde monoliet, ver bezijden de werkelijkheid is. De wetenschappelijke gemeenschap is een bont gezelschap, dat vrolijk met elkaar in de clinch gaat. Doordat Singh lekker veel biografieën in zijn verhaal stopt, mogen we van dichtbij meekijken naar al het menselijke drama dat ook bij wetenschap hoort.

Open geest

Dit is typisch een boek voor lezers met een open geest. Wie denkt dat hij alles al weet of de ultieme antwoorden verwacht, zal zich vooral storen aan het speculatieve van de vele theorieën. Voor degenen die ondanks alles toch telkens weer tot in het diepst van hun ziel worden geraakt bij het aanschouwen van een sterrenhemel, en ontroerd worden door de gedachte aan de enorme geschiedenis die daaraan vooraf is gegaan, heeft het betoog van Singh dezelfde waarde als een goede dichtbundel.

~

De grootste uitdaging voor het voorstellingsvermogen komt pas in het nawoord aan de orde, en dan ook nog heel kort. We weten zo ongeveer wat allemaal gebeurde voordat het oer-universum tot stand kwam, maar kunnen niet verder terugkijken. Simpel gesteld ontstonden tijd en ruimte niet ergens in ruimte en tijd, maar kwamen die tegelijk tot stand. Een idee waar het verstand op aangename wijze bij stilstaat. De gebrekkige mogelijkheden die we hebben om voorbij dat punt kennis te vergaren heeft al menigeen op werkelijk verbijsterende gedachten gebracht. Maar de hoop die we uit deze geschiedenis kunnen putten, is dat waar wij nu nog denken dat we nooit alles zullen doorgronden, latere kosmologen daar vanzelf aan toe zullen komen. Een prima stimulans kortom voor een gezonder leven, meer bewegen, goed kauwen zodat het voedsel gelijkmatig in je bloed komt, en bewust roken.

Film / Films

Duizelingwekkende existentiële komedie

recensie: I ♥ Huckabees

De komedie I ♥ Huckabees verscheen onlangs geruisloos in de dvd-schappen. Het is de vierde film van David O. Russell, de regisseur die medio jaren negentig furore maakte met gewaagde zwarte familiekomedies als Spanking the Monkey (1994) en Flirting with Disaster (1996). Met die films speelde hij een sleutelrol in het succes van zogenaamde indie-films, de onafhankelijke producties van regisseurs als Steven Soderbergh en Quentin Tarantino, die toen voor het eerst door de grote studio’s omarmd werden.

Toen Russell 48 miljoen dollar en de toezegging van megaster George Clooney kreeg om Three Kings te realiseren, leek de onafhankelijke filmmaker even overstag te zijn gegaan voor het grote geld van Hollywood. Maar de Golfoorlogsfilm bleek een al even gewaagde satire en werd toch, ondanks de controversiële thematiek en cynische humor, een grote hit. Toen bleef het vijf jaar stil rond de eigenzinnige filmmaker, totdat Russell zich opnieuw een waaghals toonde door de bizarre komedie Huckabees te regisseren: het is zijn meest ongrijpbare film tot nu toe (hoe hij Fox zo ver heeft gekregen dit project te realiseren is een interessante vraag). De film bracht in Amerika slechts de helft op van wat hij kostte, en haalde in ons land de bioscopen niet. Begrijpelijk, want ondanks de aanwezigheid van een paar grote namen is Huckabees misschien niet geschikt voor een groot publiek; maar ook jammer, want het is een weergaloze film.

Intellectuele humor en farce

~

Net als al Russells andere films opent Huckabees opvallend: het beeld is nog niet scherpgesteld, en hoofdpersoon Albert (Jason Schwartzmann) begint in gedachten een grove vloektirade. Hij blijkt een romantische, getroubleerde milieuactivist, die twee “existentiële detectives” (Dustin Hoffmann en Lily Tomlinson) inschakelt om hem de zin van een bepaald toeval te verklaren. Al gauw breidt zijn vraagstuk zich uit naar de essentie van zijn bestaan, en verschijnen een aalgladde bedrijfsmanager (Jude Law), diens vriendin (Naomi Watts), een depressieve brandblusser (Mark Wahlberg) en een rivale van de detectives (Isabelle Huppert) ten tonele. De manier waarop ze met elkaar te maken krijgen laat zich niet gemakkelijk navertellen.

De existentialistische humor van Huckabees is licht intellectueel, maar Russell draait evengoed zijn hand niet om voor farce. En toch zijn zijn hopeloze figuren geen karikaturen, maar extreme excentriekelingen van vlees en bloed. In zijn universum is de meest idiote gebeurtenis een uiterst serieus gegeven. Dit is het terrein van filmmakers als Alexander Payne en Wes Anderson (Schwartzmann speelde zijn eerste hoofdrol Anderson’s Rushmore), en evenzeer van de bizarre scenario’s van Charlie Kaufman. Maar Russell’s nieuwste film is intellectueel complexer en thematisch veel rijker.

Klucht

~

Zijn we op subatomair niveau allemaal dezelfde massa? Maakt dat iets uit voor ons wereldbeeld en ons handelen? Russell houdt zich duidelijk zelf bezig met zulke diepzinnige vraagstukken, maar heeft zo’n talent als filmmaker dat hij ze met succes weet te verpakken in een hilarische film. Hij heeft een intelligent scenario geschreven over onzekerheid over de betekenis van ons bestaan, dit verwerkt in een duizelingwekkend complex (maar volledig samenhangend) verhaal over niet minder dan zes hoofdpersonen – en het geheel verpakt als een heuse screwball comedy, het genre dat in Hollywood hoogtij vierde in de jaren dertig en veertig. De farce, de vele hoofdrollen en de praatzieke mensen van die films zijn hier altijd overtuigend: Huckabees lijkt vaak een klucht, maar hoe dwaas of kolderiek ook – elke gebeurtenis en uitspraak heeft een functie in het ingenieuze verhaal. Russell neemt niet alleen zijn thema’s, maar ook zijn karakters uiterst serieus, zonder dat het pretentieus wordt. Het resultaat is even vermakelijk en speels als zijn vorige films, maar Huckabees is wel moeilijker: er wordt uitzonderlijk veel gepraat en de plot wordt volledig gedragen door de dialogen, die voortdurend betekenis hebben. De film vereist daarom continue aandacht, maar is wellicht te druk om dat te mogen verwachten.

Enige afwisseling is er in de vorm een aantal digitale trucages, die een vaak welkome illustratie bieden bij de welhaast onnavolgbare dialogen. Ook de gevarieerde soundtrack is opvallend: Jon Brion heeft elke belangrijke scène van een schitterend stukje muziek voorzien.

Verziekt

De dvd-uitgave bevat fraaie menu’s, een aantal plichtmatige interviews met acteurs en regisseurs en een aardig kijkje achter de schermen. Dit schamele materiaal compenseert het gebrek aan een grondige blik op het productieproces en Russell’s werkwijze helaas niet. Het feit dat de regisseur de camera liever voortdurend laat doordraaien dan systematisch een scène op te nemen (wellicht een reden voor de onbevangen acteerprestaties – iedereen heeft duidelijk plezier in zijn rol), wordt terloops genoemd. Over zulke zaken wil een filmliefhebber juist meer weten! Deze dvd is verder een fraai voorbeeld van hoe een Nederlandse distributeur een oorspronkelijke uitgave verziekt: twee audiocommentaren zijn verdwenen, en het geheel is ondertiteld door iemand die de Nederlandse taal niet machtig is. Als ook nog eens blijkt dat een aantal van de interviews verkeerd in het menu is geprogrammeerd, weet de dvd-liefhebber zich bekocht: wie waar voor zijn geld wil, laat de Amerikaanse of Engelse versie importeren.

Muziek / Album

Terug, en hoe!

recensie: Gorefest - La Muerte

Voor wie het nog niet opgevallen was: Gorefest is terug! …Wie? Gorefest, Neerlands deathmetal hoop in de jaren negentig! Na een gat van zeven jaar komen deze Zeeuwse giganten met hun zesde studioalbum op de proppen. Natuurlijk gebeurde dit alles niet zomaar. Veel fans vonden al dat de band te vroeg gestopt was, en toen in 2004 het idee ontstond om hun gehele oeuvre opnieuw uit te brengen, kwamen ze uiteindelijk weer samen. Vóór de release van dit nieuwe schijfje werden afgelopen zomer eerst nog enkele festivals aangedaan waarbij Gorefest op lovende kritieken kon rekenen.

De eerste vraag die dan rijst bij La Muerte, is welke richting het album opgegaan is. Zal het een herleving zijn van de klassiekers False (1992) en Erase (1994) of zal het materiaal meer neigen naar het laatste, door velen niet heel positief onthaalde, Chapter 13 (1998)?

Oude liefde roest niet

~

Het antwoord lijkt met opener For The Masses al richting de eerste optie te gaan. Na een dreigend begin ontaardt het in een agressief up-tempo nummer. Een groot deel van het materiaal op deze plaat doet ook inderdaad meer denken aan de death metal die de Zeeuwen ten tijde van de twee eerder genoemde legendarische albums speelde. Er zit een lekkere groove in het werk en de dreigende gitaarriffs vliegen heerlijk agressief in de rondte, zonder dat de melodie vergeten wordt. De solo’s die de heren Bonebakker en Harthoorn uit de vingers toveren klinken vaak ook heerlijk authentiek en zelfs het stemgeluid van Jan-Chris de Koeijer is onmiskenbaar hetzelfde gebleven. Tot zover een goed weerzien dus.

Genoeg muzikale aspecten

Denk echter niet dat de heren stil hebben gezeten en gewoon op oude leest verder zijn gegaan. La Muerte is namelijk zeker een album dat vooruitstrevender klinkt dan de twee albums waar het in eerste instantie op lijkt voort te borduren. Buiten het feit dat Tue Madsen (The Haunted, Aborted) voor een ontzettend volle productie heeft gezorgd zijn er namelijk genoeg muzikale aspecten die ervoor zorgen dat het album je doet watertanden. Zo wordt er namelijk nog steeds wel geflirt met andere stijlen dan death metal. Malicious Intent is bijvoorbeeld een nummer dat veel meer op een grind-leest geschoeid is en met Rogue State en Of Death and Choas komen er ook enkele referenties naar de meer doomy kant van het metal-spectrum voorbij. Toch is eigenlijk het meest a-typische nummer van deze CD het titelnummer. Met een ruime negen minuten aan voortslepende gitaarlijnen is deze afsluiter voor de fans van het eerste uur waarschijnlijk nog het moeilijkst te verhapstukken. Misschien is dit instrumentaaltje ook net iets teveel gevraagd.

Toch valt er niets anders te concluderen dan dat Gorefest een prachtige balans gevonden heeft tussen dreigende “death” en de nodige melodie. En gelukkig durven ze, ondanks het mindere succes van de vorige plaat, nog steeds te experimenteren. Gorefest is terug. En hoe!

Muziek / Album

In je zenuwcentrum

recensie: Silver Jews - Tanglewood Numbers

.

~

Gedurende de jaren negentig en het begin van de eenentwintigste eeuw bracht Berman met Silver Jews een viertal albums uit. Tanglewood Numbers is nummer vijf en de eerste plaat in vier jaar. Veel achtergrond bij een album dat anno 2005 verschenen is, maar net zo goed twintig jaar geleden had kunnen verschijnen. Tanglewood Numbers is bijna net zo prachtig en tijdloos als Bonnies I See A Darkness of voor hetzelfde geld Neil Youngs After the Goldrush.

Egodocument

Berman is zo iemand die de nietsvermoedende luisteraar eens echt te grazen neemt. In eerste instantie is het zijn zwarte humor die opvalt: “Where does an animal sleep when the ground is wet? Cows in the ballroom, chickens in the farmer’s corvet. Sometimes a pony gets depressed.” En zo staan er nog veel meer opvallende en subtiele (woord)grappen en briljante zinsneden op deze plaat. Daarnaast valt de muzikale omlijsting op: indierock met country-invloed, die ondanks de schijnbare beperkingen van het genre, inventief en afwisselend is. Tenslotte slaat de ontroering toe door de mooie directe manier van zingen (een beetje als Bill Callahan van Smog), de wanhopige liefdesbetuigingen – “I’d crawl over fifty yards of burning coals // just to make it with you” – en de totaal unieke en persoonlijke klank van het album als geheel. Er is dan misschien een dozijn muzikanten aan te pas gekomen, Tanglewood Numbers is onmiskenbaar een ijzersterk egodocument, voortgekomen uit een periode van depressies met als dieptepunt een poging er een einde aan te maken.

Zoekmachine

Het is zo’n album dat zich nestelt in je zenuwcentrum en zich daar wijd vertakt. Alle gemoedstoestanden die je doorstaat bij het intensief luisteren naar deze vijfendertig indringende minuten worden opgeslagen in je hoofd; de zoekmachine die je brein is verwijst je vervolgens voortdurend door naar dit album. Tanglewood Numbers past bij elk moment en is op elk emotioneel niveau even bevredigend. De google in mijn hersenen zal dit kleine Silver Jews-meesterwerkje, die tien prachtige liedjes, voorgoed ergens bovenaan zetten in de lijst met zoekresultaten. Met name wanneer de zoekterm ‘ontroerend’ is.

Boeken

All time favourite

recensie: Teen Movies

De jeugd van tegenwoordig denkt bij een tienerfilm aan American Pie. Wie een beetje ouder is kan zich The Breakfast Club nog herinneren. De veertigers hadden George Lucas’ American Graffiti en Grease, en wie nog ouder is groeide op met James Dean.

Het is bijzonder interessant om een boek te lezen over de ontwikkeling van een filmgenre dat iedere generatie opnieuw zo’n groot publiek aanspreekt. Voor een puber (en evenzeer voor nostalgische volwassenen) is een tienerfilm immers het medium bij uitstek voor identificatie, uitlaatkleppen, projecties, fantasieën, begeertes en angsten. Teen Movies is deel 28 uit Short Cuts, een nieuwe serie inleidende filmstudieboeken. Daarom is het boek noodzakelijk beknopt (het beslaat bovendien uitsluitend Amerikaanse films) en beperkt het zich tot de basale ontwikkeling van dit genre en de meest wezenlijke thematiek die je in deze films vindt.

Scène uit 'Scream'
Scène uit ‘Scream’

Over tienerfilms is al veel geschreven, en Shary baseert zich vooral wat betreft de oudste films voor een deel op de bestaande literatuur (voornamelijk op Thomas Doherty’s Teenagers and Teenpics). Teen Movies is echter waardevol omdat het een compacte en overzichtelijke inleiding is tot het genre, en het meest omdat de heropleving van het genre van de laatste tien jaar (vooral in horrorfilms – denk aan Scream) erin opgenomen is. Shary beschrijft de geschiedenis strikt lineair en verdeelt hem in vijf perioden, waardoor het een handig en goed leesbaar overzicht biedt.

Collectief geheugen

Met een gezaghebbende blik voert Shary de lezer langs de belangrijkste ontwikkelingen: de nadruk op ongehoorzame en criminele tieners in de jeugdfilms van de jaren ’30 en ’40, de ontdekking van het tienerpubliek, de rebellerende tieners van de jaren ’60 en ’70, het gouden tienerfilmtijdperk van de jaren ’80 (de John Hughes-films en de introductie van seks), en de turbulente jaren ’90. In die periode keert seksualiteit expliciet, maar op een andere manier, terug (homoseksualiteit wordt nu pas voor het eerst voorzichtig gebruikt), ontwikkelen zwarte filmmakers een eigen genre, worden de meisjes zelfstandiger en de films brutaler en sarcastischer. Een behoorlijk uiteenlopend aantal films wordt kort behandeld. Meer diepgaande analyses biedt Shary van de films die in het collectieve geheugen van de respectievelijke generaties liggen: onder andere Rebel without a Cause, The Breakfast Club (de ultieme genrefilm), en American Pie.

Beperkt

Scène uit: 'The Breakfast Club'
Scène uit: ‘The Breakfast Club’

Maar wat is een tienerfilm? Shary geeft vreemd genoeg nergens een definitie van de term. De implicaties van het bestaan van het genre als zodanig en de commerciële en artistieke effecten daarvan blijven dan ook onbelicht. En waarom behandelt hij naast duidelijke tienergenrefilms ook een film als Freeway? Zit er niet in de meeste films een tiener? Waarom lenen de scholieren van American Beauty zich niet voor een analyse en Reese Witherspoon’s karakter in die thriller-voor-volwassenen wel? Op het verwerken van de meest rudimentaire tijdgeestpsychologie na, contextualiseert de auteur weinig. Zo blijft de invloed van tv-series, toch het populairste tienermedium, geheel buiten beschouwing. Jammer, maar gezien de beperktheid van deze studie begrijpelijk. Storend zijn zulke onduidelijkheden en gebreken niet, want het boek levert wat er van verwacht wordt: een basale maar nagenoeg complete chronologische geschiedenis. Slechts een paar essentiële (want populaire) tienerfilms die de auteur negeert komen in gedachten: Richard Linklater’s Dazed and Confused, The Goonies en Stand By Me bijvoorbeeld.

Moralist

Maar is Shary (een Amerikaanse professor in mediastudies) wel een betrouwbare commentator? Hij doet Gus van Sant’s Elephant af als vapid, maar vergeet misschien dat het gebrek aan psychologie in die film ook een interessant gegeven is in de geschiedenis van scholierenfilms. Misschien komt het omdat de auteur stiekem een moralist is, zoals hij in zijn zogenaamde conclusie verraadt:

we need to encourage the production of movies that make teens feel good about themselves and their abilities in a progressive way.

Een nobele aanmaning, die in een boek als dit echter niet thuishoort. Gelukkig staat deze visie de objectiviteit van zijn studie niet in de weg in de rest van zijn boek, dat grotendeels nuchter en beschrijvend blijft.

Fouten

Wat betreft de technische kant is het boekje van wisselende kwaliteit. Het is op prettig formaat gedrukt en overzichtelijk gezet. Daarnaast bevat het een waardevolle literatuurlijst, en het fotomateriaal is van acceptabele kwaliteit en goed over de pagina’s verspreid. Formele fouten komen helaas te veel voor. De index is bij een academisch boek van wezenlijk belang; bij een paar steekproeven blijkt dat die van Teen Movies een aanfluiting is. Voorbeelden: de paginaverwijzing naar Disturbing Behavior klopt niet; veel wezenlijke, in het boek wel genoemde films en acteurs ontbreken in hun geheel (River’s Edge, Less than Zero, My Own Private Idaho, Kevin Bacon, Tom Cruise). Minder ernstige maar even opvallende slordigheden komen voor in de vorm van bijvoorbeeld ontbrekende witregels en een verkeerde spelling van Ferris Bueller.

Muziek / Achtergrond
special: What else is new?

London Calling

Een Paradiso vol pophipsters, fans van Britse muziek, Britten, groupies, journalisten en muzikanten. Dat was de sfeer die er het afgelopen weekend hing tijdens het halfjaarlijkse London Calling festival. Een opgewonden sfeertje van over elkaar heen bieden welke band het helemaal gaat worden. Altijd spannend welke shows gaan uitverkopen in het komende jaar en dat jij dan kan zeggen dat je erbij was toen ze nog in de kleine zaal op London Calling speelden. 8WEEKLY was er ook bij en weet het fijne er van. Het enige wat je nu nog hoeft te doen is dit verslag lezen en voilá, je kunt je vrienden gemakkelijk overbluffen.

Battle
Battle

Hoe zullen we London Calling november ’05 samenvatten? Spannend en up-tempo. Minder punk dan de vorige editie, meer aandacht voor niet-gitaarbandjes. Al was er op deze editie nog altijd met geen mogelijkheid te ontkomen aan de gitaardictatuur. Veel hoogtepunten, maar niet zo extreem als de vorige editie (Kaiser Chiefs!). Ook veel dieptepunten. Het goede of het slechte nieuws eerst? De dieptepunten dan maar. Op het absolute nulpunt vinden we Field Music. Saaie uitstraling en brave, lichtelijk stuurloze muziek. Geen woorden aan vuil maken. Dan is er een grote middenmoot aan bands die op zichzelf wel goed zijn, maar je het gevoel geven dat je dit al vaker hebt gehoord en beter. Een aantal bands ondervindt hier veel last van zoals Battle, Dogs en The Race. Van deze is Dogs wel de meest veelbelovende. Gewoon goede gitaarrock en veel enthousiasme in de grote zaal. Niks mis mee, maar jammer genoeg niet zo gedenkwaardig vanwege het grote aanbod van andere goede Britse bands.

The Zutons vallen door de mand

Amusement Parks on Fire vervolgens is een twijfelgeval. Deze jonge band is door velen getipt als de nieuwe sensatie in postrock. Ze doen het in de grote zaal inderdaad behoorlijk goed. Mooie geluidsmuren, gepijnigde zang, professioneel goede emo. Het probleem bij deze band is alleen, dat we dit in Nederland al in overvloed hebben en wel op het Zabel label. Amusement Parks on Fire is een winnaar. Van de Grote Prijs van Nederland welteverstaan. Dan hebben we nog een kleine categorie tegenvallende bekenden. The Zutons bijvoorbeeld, zijn inmiddels geen onbekenden meer in Nederland en hebben met een sterk popliedje als Pressure een goede troefkaart in handen – ook de gigantische backdrop met dreigende monsters er op afgebeeld doet veel beloven. Schijn bedriegt, The Zutons vallen lichtelijk door de mand, maar in de zaal is het springen en dansen in de voorlinies.

The Zutons
The Zutons

Een andere tegenvallende bekende is ook Brakes met hun tegendraadse New wave. Staccato liedjes als All night Disco Party zijn onnavolgbaar en briljant. Maar met een paar countrynummers doen ze dit uitblinken totaal teniet en ze verbruien het helemaal als ze een meezingende fan bij de act betrekken. Zonde, want als ze deze misstappen niet hadden gezet, hadden de Brakes tot de hoogtepunten van het festival kunnen behoren.

Strategie

Ook de in Amsterdam wonende Britten van Miss Antarctica zit het niet echt mee. Met net een nieuwe plaat uit is optreden op dit festival een strategische zet. Ze hebben een berg dure instrumenten en andere apparatuur meegesleept en het podium lijkt dan ook te klein voor ze. Het festivalpubliek was al flink uitgedund vanwege het late tijdstip, maar gedurende het optreden zal het nog verder leeglopen. Mensen hebben zin om te dansen, maar deze band heeft alleen maar imposante gitaarmuren te bieden en dat vergt voor sommige mensen te veel van hun geduld. De getergde voorman is ook geen stralend voorbeeld van charisma, daar kan zelfs een felrode

Queen Adreena
Queen Adreena

westernblouse geen verandering in brengen. Een troostprijs. Laatste dieptepunt: Queen Adreena. Goede stonerrock, foute uitstraling. De junkielook is gewoon niet meer zo hip anno 2005. Werkelijk alles is eng aan deze band. De zangeres heeft een geweldige rockstrot, maar een lichaam als een gratenpakhuis, wat ze dan ook graag aan de mensen onthult. Behekst, evenals de rest van die band. Brrrr.

En dan nu het goede nieuws! Dat was op dit festival gek genoeg vooral in de kleine zaal te vinden. Allereerst, de aanmoedigingsprijs gaat naar The Research. Een minimalistische bezetting: een drumster, een bassiste en een zanger met een goedkoop klein keyboard op zijn schoot. Het zijn niet bepaald nachtegaaltjes, dit trio en de instrumenten worden ook niet echt virtuoos bespeeld. Toch is het allerminst knullig. Deze onhippe mensen klinken lekker nieuw en fris en de mooie liedjes met samenzang zijn oprecht.

White Rose Movement
White Rose Movement

Duimen in de lucht. White Rose Movement mag er ook wezen in de grote zaal. Onvervalste powerpop! Deze strakke band refereert vooral naar andere ‘bands van het moment’ zoals The Robocop Kraus. Dat niveau wordt net niet gehaald, maar ze hebben wel een overdonderende uitstraling en daarmee pakken ze de zaal volledig in.

X-factor

Britse bands staan bekend om hun goede looks, maar op dit festival valt dat merkwaardig genoeg bij de meeste bands nogal tegen. En zo gaat de London Calling schoonheidsprijs al snel naar Duels. Mooie pakken, mooie jongens, mooi meisje op toetsen. Zo zou het moeten zijn. Maar wat is een mooie band zonder geweldige muziek:

Guillemots
Guillemots

urgente pop met duidelijke richting en leuke, goed verstaanbare teksten. Een genot om te zien. Dat laatste gaat ook op voor de band met het meeste lef: Guillemots. Van achter uit de volgepakte zaal banen een stel hippies zich een weg naar het podium als in een vrolijke optocht om ons prachtige indiepop te brengen. Sterker nog, dit zijn de nieuwe Shins. Net zo vrolijk, melodieus en gedreven en op contrabas het mooiste meisje dat je ooit gezien hebt. De aandacht houden ze helaas niet onvoorwaardelijk vast, dankzij de gewaagde keuze om meer dan de helft van de set met ballads te vullen. Maar ondanks dat is hier toch een band die er behoorlijk positief uitspringt.

Gillend

De prijs voor de beste harde muziek gaat net aan de neus van de Test Icicles voorbij. Hoewel ze best strakke hardcore maken, compleet met een bijdehante punkattitude is Forward Russia ze voor. Zij overtuigen meer dan honderd procent. Ze klinken als een drie keer dolgedraaide Bloc Party. Met gillende stemmen en gitaren stuiteren ze hyper over het podium. Ja, deze band heeft de x-factor en we gaan ze zeker terugzien op andere podia volgend jaar.

Kiddy-disco-punk

Kid Carpet
Kid Carpet

De grappigste en creatiefste act van het festival is ongetwijfeld Kid Carpet. Om zijn muziek te omschrijven gebruikt hij zelf de termen shit-hop, kiddie-disco-punk en rubbish music. Dat dekt de lading aardig, maar let wel: dit is geweldig. De man maakt solomuziek enkel met een drumcomputer en aan elkaar geplakte samples uit kinderspeelgoed en primitieve casiootjes. Hij heeft er een hele studie van gemaakt. Met liedjes over werkloosheid, plastic tasjes en een cover van Van Halens Jump heeft Kid Carpet de lachers op zijn hand. Een vijfjarige etterbak in het lijf van een volwassen Brit met een verlopen kop. Je moet er maar op komen. Maar als je denkt dat knippen en plakken met kinderspeelgoed knap is, dan valt je mond helemaal ver open bij de punkfunkers van Clor. De laatste tijd wordt veel punkfunk muziek omschreven als ‘hoekig’. Waarom is niet altijd even duidelijk. Maar als er één band is die die omschrijving verdient is het wel Clor. Hun muziek zit zo onnavolgbaar knap in elkaar dat je al gauw de weg kwijtraakt van alle scherpe bochten en ritmewisselingen. De spannende en complexe arrangementen worden met de zelfverzekerdheid gebracht alsof ze het Lowlands-optreden volgend jaar al in de zak hebben zitten. En terecht. Aan het einde van dag twee kan er ten slotte nog gedanst worden tot diep in de nacht bij de dansbare gitaren van Chikinki en de sexy punkfunk van The Infadels. Totdat je erbij neervalt.

Film / Films

Verboden vruchten

recensie: I Spit on Your Grave

In 1978 werd de wereld opgeschrikt door (zogenaamd) de gruwelijkste film aller tijden. Debutant Meir Zarchi had naar eigen zeggen van Day of the Woman (zoals de film oorspronkelijk heten moest) een integere film over de gruwelen van verkrachting willen maken, maar I Spit on Your Grave werd gelanceerd als een rape & revenge rolprent voor de destijds florerende exploitation-markt. Zoals de genreaanduiding reeds doet vermoeden, is de film opgehangen aan twee handelingen: de tamelijk uitgebreide verkrachting en de tamelijk uitgebreide wraak van schrijfster Jennifer Hills (Camille Keaton; inderdaad, familie van Buster Keaton).

~

Dat I Spit on Your Grave moeiteloos van woensdagavondwaargebeurd- in spektakelfilm kon veranderen, geeft misschien al aan dat Zarchi’s intenties op zijn minst voor interpretatie openstonden. Is dit exploitatiepulp of oprecht? In ieder geval rekt hij de vreselijkste scènes behoorlijk uit. Op den duur tolt je hoofd van het vele, van misselijkheidswege, wegdraaien. Daarbij weigert Zarchi consequent om in de film het getoonde te verontschuldigen: hij filmt nu eenmaal een verkrachting – en dus niet de emotionele nasleep, maar de daad zelf, hoe traumatiserend en gekmakend dat ook is voor het publiek dat lang genoeg is blijven zitten. In de vrouwvriendelijke jaren zeventig braakten belangrijke critici dan ook en masse en en public hun morele verontwaardiging over de vreselijke, vrouwonterende rotzooi die Zarchi ongevraagd over hen zou uitstorten. I Spit on Your Grave zou mannen aanzetten tot verkrachting, en zou onvoldoende aandacht hebben voor de rol van de maatschappij, enzovoort. En vervolgens werd de film dan ook praktisch overal verboden of gecensureerd.

Onethisch? Wat nou onethisch?

Waarschijnlijk hebben we alleen aan die druktemakerij te danken dat de film nu in een speciale editie op dvd verschijnt. Zo onethisch of immoreel is I Spit… nu ook weer niet. Verkrachting wordt verheerlijkt noch aangeprezen – daarvoor zijn Keatons gekrijs en het grove geweld te indringend. Je vereenzelvigen met, of de kant kiezen van de verkrachters is er ook al niet bij. Zarchi laat geen moeite getroost om aan te tonen dat het provinciaalse, mentale kleuters zijn die niets begrijpen van vrouwen of de twintigste eeuw in het algemeen. Om nog maar te zwijgen van de overtuigende wijze waarop het personage van Keaton voor zichzelf opkomt.

Pulp van niets

~

Zoals gezegd, zonder alle ophef, op eigen kracht, was de film veel minder aandacht ten deel gevallen. I Spit… is bepaald schokkend, maar dat is geen kwaliteitsgarantie. De shots zijn traag en lelijk, en allemaal van enorme afstand gemaakt – voor een close-up hanteert Zarchi nog een minimale afstand van tien meter -, de dialogen zijn vreemd en onlogisch en de acteerprestaties zijn redelijk. En de krappe anderhalf uur speeltijd ten spijt, lijkt I Spit… een werkelijk eindeloze zit.

Drie voor de prijs van één

,
Gelukkig is dit een speciale editie. Want daardoor krijg je eigenlijk drie films voor de prijs van één: I Spit… in ongecensureerde versie; dan de film met commentaar van de regisseur; en de film met commentaar van cultkenner Joe Bob Briggs. Audiocommentaar beschouw ik – maar dat is persoonlijk – als een soort talkradio, omdat je weinig tot niets meekrijgt van de film. Maar als zodanig zijn beide versies geslaagd. Zarchi’s geklets varieert van nutteloos en saai tot confronterende ontboezemingen over zijn redenen om de film te maken, en dat verandert een middelmatige rape & revenge flick in een persoonlijk relaas over de tegenslag die een regisseur kan tegenkomen.

Catharsis

Dat van Briggs is het meest uitgebalanceerde commentaar dat ik ooit gehoord heb: dat beslaat een spectrum van hilarisch geleuter uit de losse pols, tot zeer zinnige analyses van eventuele kritiek op de film. Zo maakt hij bijvoorbeeld met gemak gehakt van belangrijk criticus en verontwaardigde moraalridder Robert Ebert. Alleen al deze feature maakt de dvd het kijken waard. Van alles dat je dwarszit na de eerste en tweede kijkbeurt, word je gelouterd door de derde draaibeurt (tegen die tijd ben je trouwens ook wel toe aan wat afleiding).

Vertrouwen

Amusementswaarde hebben ook de originele trailers, zij het voor korte duur. (Kijkers met haast kunnen de film overslaan en trailer 4 kijken.) Goed nieuws is dat de distributeur ook andere (al dan niet pulp-)klassiekers uitbrengt. Sam Peckinpahs Straw Dogs (1971), Last House on the Left & The Hills have Eyes (allebei van Wes Craven, resp. 1972 en 1977): Dutch Film Works lijkt op dreef te zijn wat het geweld-uit-de-jaren ’70-segment aangaat. Als die andere dvd’s even zorgvuldig uitgevoerd zijn als I Spit on Your Grave ziet deze pulpvriend ze met vertrouwen tegemoet.

Film / Achtergrond
special: Een interview met David Cronenberg

‘En ik ben al helemaal geen postmodernist!’

Fans maakten zich al zorgen dat hij soft geworden was. David Cronenberg (1943, Toronto) leek met het mainstream-debacle Spider (2002) het fantasievolle geweld en de suggestieve seksscènes een beetje ontgroeid. Met het nieuwe A History of Violence kunnen liefhebbers zich weer in de handen wrijven. Daarin splitst de regisseur als vanouds aan horrorpulp memorerend gedachtegoed in de draaiende maag van de kijker. 8WEEKLY ondervroeg een schijnbaar in oude gewoontes terugvallende David Cronenberg.

Foto: Hans de Greve
Foto: Hans de Greve

De hoofdrol in A History of Violence wordt vertolkt door Viggo Mortensen. Hij speelt familieman Tom Stall die, als hij bedreigd wordt, uit zijn muisgrijze flanellen hemd scheurt en de boze meneren op verdacht doeltreffende wijze op hun falie geeft. Langzaam wordt duidelijk dat Tom een zeer twijfelachtig (want zeer gewelddadig) verleden heeft. De vraag dringt zich op of Stall veel gemeen heeft met Cronenberg. Probeerde de regisseur een laatste maal de confrontatie aan te gaan met zijn woeste verleden, en het zo te verwerken? Zegt de film iets over hoe hij zijn eigen ontwikkeling ziet? “Nee, helemaal niet. Voor mij vraagt elke film gewoon een andere aanpak. Toen ik aan The Dead Zone werkte dacht iedereen ook dat ik volwassen was geworden, omdat die veel minder schokkend was dan wat ik daarvoor had gedaan. Maar na The Dead Zone kwam The Fly, en dat werd weer afgedaan als pulp.” Geen geheime artistiek-persoonlijke agenda dus. Waar laat hij zich dan wel door inspireren? Door de graphic novel (van John Wagner & Vince Locke) waarop de film gebaseerd is? In hoeverre is Cronenberg bijvoorbeeld trouw gebleven aan de originele opbouw van het verhaal? “Zoals ik al zei: ik kijk vooral naar wat de film nodig heeft. Ik geloof dat ik de eerste dertig minuten redelijk getrouw het boek volg.” Maar dat was niet expres: “Toen ik eindelijk toekwam aan het lezen van de novel hadden we alle creatieve beslissingen al genomen.” Het boek bleek compleet irrelevant te zijn geworden: “Er zit geen seks in de strip, Stalls zoon wordt niet gepest, het focust meer op mob dynamics, op hoe de maffia werkt. Het einde is al helemaal anders. Het is gewoon een totaal andere ervaring geworden.”

Paradox

~

Eerlijkheid speelt een grote rol in de film: Tom is oneerlijk tegen zichzelf en tegen anderen, probeert te ontsnappen aan zijn verleden door het te negeren, maar precies daarom keert het steeds terug, en dan werkt hij zich weer verder in de nesten. “Eigenlijk gaat de film niet over eerlijkheid maar over verraad. Toms gezin krijgt bij wijze van spreken een hele nieuwe, gewelddadige vaderfiguur. En daar moet het gezin mee leren omgaan. Hij heeft zichzelf geleerd geen geweld te gebruiken. Maar als zijn leven of dat van andere mensen bedreigd wordt, is hij in staat heel snel die boosaardige drift op te roepen.” Toms vrouw is zich bewust van de reden van hun voortdurende ongeluk in de film. ‘Jij hebt ons dit aangedaan’, lijkt ze te zeggen. “Als hij eerlijk was geweest over zijn donkere kant was er geen geweld geweest. Maar aan de andere kant: je kunt je afvragen of het gezin ooit had bestaan, als zijn vrouw had geweten wie hij was. Daar zit een interessante paradox in…”

Pulp

Foto: Hans de Greve
Foto: Hans de Greve

Compenseert die morele boodschap de expliciete scènes? Een veel gehoorde klacht over Cronenbergs werk zijn de gruwelijke beelden. Maar meestal staan zijn confronterende beelden wel geheel in dienst van de boodschap, zoals in Videodrome (1983) en ook in Naked Lunch (1991). “Ik wil even wat recht zetten. Ik ben het niet met je eens dat ik expliciete films zou maken. Tegenwoordig verstaan we onder expliciet iets anders. Pornografie is expliciet. Genitaliën zijn expliciet. In mijn films zitten weinig seksscènes, en al helemaal geen genitaliën.” Hoe zou hij het dan willen noemen? “Ik zou zeggen dat ik krachtige, overtuigende beelden maak. Maar om op je vraag terug te komen: eigenlijk is Naked Lunch wel een goed voorbeeld. William S. Burroughs (auteur van het boek waarop Naked Lunch geïnspireerd is, red.) maakte veel gebruik van detectivepulp en science fiction, maar niet op een typische detectivepulpmanier. En hetzelfde geldt voor mij. Mijn werk is trouwens al geen pulp meer genoemd sinds The Fly, en die kwam uit 1984.” Hoe heet zijn werk dan, tegenwoordig? “Tegenwoordig heet het ‘postmodern’. Maar volgens mij ben ik al helemaal niet postmodern – en Burroughs trouwens ook niet. Ik doe iets met wat ik lees, ik voeg wat toe. Ik probeer inderdaad iets te zeggen met wat ik film.” Wat verstaat hij precies onder postmodern? “Quentin Tarantino, die is – misschien! – een postmodernist. Omdat hij zich niet laat inspireren door de realiteit, maar door oude films. Eigenlijk laat hij zich inspireren door de realiteit zoals die in oude films eruit ziet.” Maar wat is Cronenberg dan wel? “Ik vergelijk me met mijn filmhelden: Fellini, Antonioni, Bergman. Dat zijn mensen die me inspireerden. Ik zie mezelf als een modernist. Als je wilt weten wat dat is, dan moeten we het eerst hebben over wat moderne kunst is. En daar hebben we denk ik geen tijd meer voor.”

Boeken / Fictie

Het absurde staat dichter bij de waarheid dan het leven zelf

recensie: Ma Jian - De noedelmaker

.

Ma Jian (1953) behoort volgens Nobelprijswinnaar Gao Xingjian tot de belangrijkste en moedigste stemmen in de Chinese literatuur. In 1987 werd hij uit China verbannen vanwege zijn verhalenbundel over Tibet. Hij woonde tot de overdracht in 1997 in Hongkong, om daarna naar Londen uit te wijken. Inmiddels mag hij China weer in, maar zijn werk blijft verboden.

~

Komend voorjaar zal in Engeland een vertaling van de verboden verhalenbundel verschijnen onder de veelzeggende titel Stick Out Your Tongue. Eerder verscheen al een vertaling van zijn reisroman Red Dust, waarvoor Ma Jian in 2002 de Thomas Cook Travel Award ontving. De noedelmaker is zijn eerste ‘gewone’ roman. Hij speelt zich af in de periode na het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989, in de overgang van een communistische samenleving naar die van het nieuwe ideaal: de socialistische markteconomie waarbij buitenlandse kapitalistische ondernemingen tot de Chinese economie worden toegelaten, met alle gevolgen van dien…

Spiritueel vacuüm

Deze gevolgen – uitwassen of absurditeiten zou je ze willen noemen, al maakt de auteur meteen al duidelijk dat hij het echte leven zal beschrijven – vormen het uitgangspunt van de roman. Eens per week komen twee vrienden, een beroepsschrijver en een beroepsbloeddonor, bij elkaar om hun leven te bespreken, herinneringen op te halen aan de heropvoedingskampen en uitbundig te eten en drinken. De bloeddonor betaalt, hij is na de Culturele Revolutie rijk geworden met professioneel bloed geven en het ronselen van bloeddonoren. Zijn zakken puilen uit van de bonnen waarmee ‘staatsbedrijven en particuliere ondernemingen hun personeel belonen’.

Moderne parabels

Wiens brood men eet, diens woord men spreekt? De beroepsschrijver heeft er steeds meer moeite mee. Zijn broodheren hebben hem opdracht gegeven een korte propagandistische roman te schrijven voor de campagne ‘Leren van Lei Feng – de altruïstische soldaat van het Volksbevrijdingsleger’, maar hij vindt de mensen in hun dagelijks leven interessanter. De volgende zeven hoofdstukken laten zich lezen als zijn roman in wording. Met zijn ‘ondervoede brein weeft hij de verhalen van het boek waarvan hij weet dat hij het nooit zal schrijven’. Het zijn moderne parabels, zwartgallig maar vaak ook droogkomisch van toon, vooral door Ma Jians beeldspraak en de talrijke verwijzingen naar de bedilzucht van de Partij – die voor een Chinees lezerspubliek nog talrijker zullen zijn – en de dolgedraaide westerse consumentencultuur. De beroepsschrijver vindt zijn generatie:

een verloren generatie, opgegroeid in een spiritueel vacuüm, afgesneden van de rest van de wereld. Toen ons land zijn grenzen openstelde, waren wij de eersten die daarvan slachtoffer werden. Momenteel is de buitenlandse cultuur de enige religie.

In zijn roman neemt de beroepsschijver het verhaal op van een man die een particulier crematorium is begonnen om klanten snellere dienstverlening te bieden. Andere extra’s die hij biedt zijn de hergebruikte begrafeniskleding en de muziek waarop de doden in de oven kunnen ‘wegzwijmelen’; liederen als Zonder Communistische Partij geen nieuw China of verboden erotische Franse discomuziek. Ook schrijft hij over Su Yun: een bekend actrice tijdens de Culturele Revolutie, maar nu door iedereen uitgekakt. Haar pogingen om zelf een toneelscript te creëren pakken luguber uit. In uiterste wanhoop besluit ze tot een zelfmoordshow, en voor de ogen van het massaal toegestroomde publiek wordt ze door een hongerige tijger verslonden. En hij vertelt over de éénkindpolitiek die een vader ertoe brengt om zijn geestelijk gehandicapte dochtertje steeds weer te vondeling te leggen. Zo probeert hij zijn kans op een zoon te vergroten, maar ondertussen raakt hij steeds sterker aan haar gehecht.

Het onvermogen, de wensen, de dromen en daden van al die mensen van vlees en bloed wil de beroepsschrijver omvormen tot kunst, al weet hij dat ze zijn roman nooit zullen lezen. Misschien omdat hij deze nooit zal voltooien, misschien omdat ze niet geïnteresseerd zullen zijn. Het is zoeken naar een vorm voor nieuwe inhoud, en alle levensverhalen zijn wat de beroepsschrijver betreft nog ‘onder constructie’. Dus richt hij plotseling het woord tot de bloeddonor, of krabbelt hij aantekeningen bij het geschrevene. Ook over de titels is hij nog niet zeker. Wordt het De zelfmoordenares of De toneelspeelster? De bezitter of De bezetene? Mens of onmens, je rol is afhankelijk van de heersende moraal en de visie van je biograaf.

Een meesterlijke vorm, deze ‘onaffe’ roman. Het drukt uit waar een schrijver in ballingschap mee worstelt, terwijl de levensverhalen af genoeg zijn om diepe indruk te maken en zowel bevreemding als begrip en sympathie op te roepen. De worsteling van de samenleving als geheel speelt zich op alle niveaus af, bij de keuzes van alle mensen en dus ook bij die van de ‘beroepsschrijver’.

Zien en schrijven

In een interview met het Engelse The Guardian stelde Ma Jian dat Chinese schrijvers actief moeten strijden voor de vrijheid van meningsuiting, en dat ze in hun werk niet om het verleden van het geweld in China heen moeten gaan. “China is completely lacking in self-awareness and as someone who has stepped outside that society, I have a responsability to write about it as I see it.” In zijn roman vind je daarom vele bespiegelingen over de rol van de schrijver en de literatuur. Is schrijven genoeg, als politieke daad? En is het ethisch om je af te sluiten van de wereld en vanaf de zijlijn te observeren, of is het arrogant? En wat koopt hij of de mensheid voor zijn ethisch besef? Ontbreekt het hem niet gewoon aan durf om echt iets te veranderen? Want wie leest die boeken nou eigenlijk?

Wat hij nu schreef, constateerde hij, leek nog het meest op een monoloog. Uiteindelijk, zo wist hij, was het niet eenvoudig om in zijn teksten aanwijzingen voor zijn bestaan te vinden. Wat anderen wilden dat hij zou zijn, kon hij zijn. Maar hun leven binnendringen, daartoe was hij niet in staat.