Boeken / Non-fictie

Het wenselijke lijden

recensie: Arnon Grunberg - De techniek van het lijden

Elke zichzelf respecterende universiteit houdt er tegenwoordig een gastschrijver op na. Deze schrijver, dichter of denker geeft aan een selecte groep studenten voor een korte tijd college over een specifiek onderwerp. Zoals meestal het geval is met colleges of wetenschappelijk onderzoek, blijft de informatie eerst even binnen de muren van de universiteit om pas later in uitgewerkte vorm gepresenteerd te worden.

Bij Arnon Grunberg ging dit anders. In het voorjaar van 2005 was hij gastschrijver aan de Technische Universiteit in Delft. Een weergave van zijn gastschrijverschap is na een paar maanden al terug te vinden in De techniek van het lijden. Het boekje bestaat uit twee lezingen van Grunberg, een verslag van een tripje naar Neurenberg en een korte weergave van de resultaten van het onderzoek van de studenten.

Oud thema

~

Zoals elke docent zet ook Grunberg zijn college geheel naar zijn hand. Toen hij zijn gastschrijverschap mocht invullen, koos hij een van zijn favoriete onderwerpen, dat hij al uitgebreid had uitgewerkt in onder meer zijn roman De joodse messias (2004): het Lijden. Grunberg beschouwt het lijden als een essentieel onderdeel van het menselijk leven. Het onderwerp is wel enigszins voor de hand liggend, want in meerdere boeken weidde hij er al over uit. In het bundeltje De Machiavellist bijvoorbeeld: ‘Ik zal wachten op het echte Lijden / Ik zal met hem kennis maken / Hem beleefd begroeten / En in mijn huis laten.’

Het Lijden

Grunbergs uitgangspunt was om een soort encyclopedie van het lijden samen te stellen: Het handboek van het lijden. Hierin wilde hij een handleiding bieden voor hoe men het best kan lijden zonder er aan tenonder te gaan. Die ambitie heeft hij echter moeten laten varen. De studenten van de TU hebben zich meer in hun eigen straatje bewogen. Hun onderzoek naar het lijden van de mens resulteerde in de productie van twee verschillende soorten machines. De ene groep ontwierp machines die doen lijden, terwijl een andere groep machines maakte die zelf lijden. Zo ontwierpen studenten een Café Maria, een espressopotje in de vorm van een Mariabeeld dat koffie huilt als er een bakje troost wordt gezet, of een video van vrolijke beelden met daaronder schokkende teksten. In die machines komen techniek en fictie dicht bij elkaar; het zijn bovendien aansprekende ideeën.

In de twee opgenomen lezingen probeert Grunberg op een voor hem bekende manier zijn gedachten uiteen te zetten. Hij verandert soms snel van onderwerp en bedient zich daarbij van de nodige retoriek. In een lezing werkt dat misschien, maar op papier dient het niet de structuur van de tekst en het punt dat hij wil maken, namelijk dat lijden goed en zelfs wenselijk is. De prikkelende opmerkingen die de lezingen aantrekkelijk maakten, missen daarnaast helaas hun effect op papier.

Kliederboel

~

Het past bij Grunberg om op een abstracte manier dit lijden te analyseren, maar zijn onderzoek vindt slechts weinig aansluiting bij het technische onderzoek van de TU-studenten. De bijgeleverde dvd lijkt ook al niet zoveel op te leveren. Behalve foto’s van de Vermeer-lezing en foto’s met suffe onderschriften van het tripje naar Neurenberg, biedt de dvd een aantal filmpjes waarin de werking getoond wordt van de ontworpen machines. De kwaliteit van de opnamen is slecht en de filmpjes voegen nauwelijks iets toe aan een beter inzicht in de werking van de machines.

De studenten hebben zich laten inspireren door een thema dat Grunberg zelf vooral literair heeft benaderd. Zijn eigen invalshoek is in feite interessanter dan de machines van een aantal techniekstudenten, die deelgenomen lijken te hebben omdat ze Grunberg al bewonderden. Nog interessanter dan het onderzoek naar het lijden was misschien wel de omgang met de gastschrijver, de gesprekken over lijden – die jammer genoeg ontbreken in het boekje en op de dvd – en vooral deze conclusie, geschreven door een van de studenten in zijn reisverslag: ‘Arnon Grunberg is kleiner dan in zijn boeken, uitstekend gekleed, buitengewoon voorkomend, en hij maakt er zelden een kliederboel van.’

Boeken

Cinematografie voor beginners (en gevorderden)

recensie: K. Malkiewicz & M. David Mullen - Cinematography: a guide for filmmakers & film teachers

Al jaren een klassieker onder cinematografen is, naar het schijnt, Kris Malkiewicz’ Cinematography; a guide for filmmakers & filmteachers. En dat is terecht. In deze cinematografenalmanak vindt je op elke vraag een bevredigend antwoord – of tenminste een beleefde reactie. De nieuwe, derde, herziene editie, die Malkiewicz samenstelde met hulp van M. David Mullen is klaar voor de eenentwintigste eeuw, zegt de kaft. Dat is half waar, half gelogen.

Kris Malkiewicz
Kris Malkiewicz

Malkiewicz, overdag filmdocent aan het California Institute of Arts, weet van de hoed en de rand: hij geeft tips, trucs, raad en merkenkennis; somt rijtjes alternatieve oplossingen voor elke probleem op; beantwoordt allerlei vragen; kent alle catalogi van alle denkbare randapparatuur; schetst situaties; schudt educatieve anekdotes uit z’n mouw; braakt formaten uit en dreunt moeiteloos ellenlange lijstjes en grafiekjes van allerhande technische ‘details’ (dat mag je trouwens niet meer zeggen; volgens Malkiewicz hoor je alle aspecten van je vak te beheersen). Het aanbod, variërend van technische trucs naar professionele inspiratie tot setetiquette, is ook nog eens chronologisch gerangschikt: van basale instrumentenkennis (hoe ga ik filmen?) tot postpostproductie-facetten (ik ben klaar met filmen – wat nu?). Voor de geïnteresseerde en nauwkeurige lezer is dit één kraakhelder en massief brok technische kennis, goed geschreven en met verhelderende voorbeelden. Grondig, heel grondig. Ik zou haast zeggen: als het hier niet instaat, heb je het niet nodig. Maar dat is niet waar.

Digibeet

Malkiewicz heeft één blinde vlek: digitale techniek. Als hij daar al iets over te melden heeft, dan is het afhoudend. Wanneer Malkiewicz bijvoorbeeld een aantal ‘handige, makkelijke’ trucjes noemt om te evalueren of het licht goed staat, gaat hij een rijtje af: sommige Directors of Photography zetten grijze brillen op, andere nemen zwartwit-polaroids. En, voegt Malkiewicz daaraan toe: “A recent development is the use of digital cameras” – waarna het volgende hoofdstuk wordt ingezet. Dat je het gebruik van een grijze bril niet toelicht, valt te begrijpen: je zet hem op, en dan kijk je er doorheen – da’s niet zo moeilijk. Maar een digitale camera? Welk type is het handigst voor setfotografie? Weet Malkiewicz een goede fabrikant? Ook andere digitale media krijgen wat weinig aandacht. Inderdaad werkt de industrie voor het merendeel nog met celluloid, maar Malkiewicz zou toch op z’n minst de verschillende formaten kort kunnen toelichten, wat betreft basale eigenschappen? En wat onderscheidt video eigenlijk van celluloid? In een boek dat zo nauwgezet werkelijk alle mogelijkheden stuk voor stuk gedetailleerd behandelt, scheurt hij met een wel heel grote boog om alle digitale apparatuur heen.

Doe jezelf een lol

~

Als je van jezelf denkt dat je serieus bezig bent met het maken van films, dan wil en moet je dit boek lezen. Maar doe jezelf een lol, en doseer het. Overvoer jezelf niet. Dit is een schoolboek, en heeft dus ook de spanningsboog van een schoolboek. Wees die eerste twee hoofdstukken streng voor jezelf, en stop na vier alinea’s, na een paragraaf. Lees in horten en stoten. Lees langzaam in het begin, want dan heb je genoeg energie en uithoudingsvermogen over om na hoofdstuk 3 nog verder te lezen. En als je het uit hebt, leg het dan weg. Stop het in je gereedschapskist en sla het eens open, als je locatieopnames verpest worden door een onvoorziene wolkbreuk. Anders lees je deze overweldigende, maar afstompend saaie (dat film zo saai kon zijn, was een openbaring) bron van informatie geheid niet uit. Je loopt dan heel wat mis en doet jezelf bijgevolg enorm tekort. Je loopt zelfs het risico dat deze wensput je van je dromen berooft.

Theater / Achtergrond
special: De oudejaarsconferences van 2005 op een rijtje

Veelzijdig cabaretesk vuurwerk

Oliebollen, vuurwerk en natuurlijk een oudejaarsconference – het zijn de vaste ingrediënten voor een plezierige oudejaarsavond. Traditioneel zijn het de grote namen die de terugblikken op het afgelopen jaar verzorgen: Wim Kan, Seth Gaaikema, Freek de Jonge, Youp van ’t Hek. Een mooi rijtje. Maar ieder jaar rijst de vraag of er wellicht een nieuw theatertalent opstaat dat voor vuurwerk zorgt op oudejaarsavond. 8WEEKLY keek drie avonden lang naar alle oudejaarsconferences, en presenteert oude bekenden en wellicht nieuwe vaste gasten voor oud en nieuw.

~

Wilko Terwijn

Wilko Terwijn beet donderdag al het spits af op RTL 5 met zijn Stand up 2005. Volgens deze vrolijke spring-in-‘t-veld is 2005 in één woord samen te vatten: “Watskeburt?!”. Ontsnapte tbs-ers en liquidaties (inclusief die van een mus) rakelde hij snel op, om duidelijk te maken dat er rare dingen zijn gebeurd. En dan was 2005 natuurlijk ook nog het jaar dat Samir A. en Mohammed B., de “multiplechoiceterroristen” zoals Terwijn ze noemde, terecht stonden. Terwijn vond het absurd dat B. had geoefend op een schaap, maar zag daar ook wel weer de logica van in: “Bij breien moet je ook overhalen en doorsteken”. En daarmee had Terwijn zijn eerste ‘o nee, dat kan je niet zeggen’-reactie van die avond te pakken.

Op een vlotte manier babbelde de stand-upper vervolgens allerlei onderwerpen aan elkaar: de publiciteit rondom weduwe Rachel (“Raggel met haar getatoeëerde wenkbrauwen”), het overlijden van de paus (belachelijk dat de katholieken gingen bidden na zijn dood, want is zelfs de paus niet zeker van een basisplek daarboven?) en de mensen die stenen gooien van een viaduct (volgens Terwijn zijn dat mensen die al heel lang op een wachtlijst staan en hopen dat ze iemand hebben geraakt die hen een nieuwe nier kan bezorgen). Uiteindelijk sloot hij af met een theorie over natuurrampen, geld geven, herdenken en in de file staan. Je moet er maar op komen!

Foto: Martin Oudshoorn
Foto: Martin Oudshoorn

Lebbis en Jansen

Lebbis en Jansen gooiden het op vrijdagavond over een totaal andere boeg. Niet alleen in vergelijking met Terwijn, maar ook in vergelijking met eerdere oudejaarsconferences van het breedsprakige, altijd maar doorratelende duo. Er was zowaar ruimte voor enkele momenten van stilte, als Jansen bijvoorbeeld grapt over een bedreiging aan het adres van Lebbis na het schrijven van een column: “Is Lebbis te ver gegaan of is Nederland anno 2005 niet meer te redden?”. Deze opmerkelijke stiltes herhalen zich als de heren stilstaan bij een terloopse opmerking over een dit jaar overleden vriend, of over het verhaal van de Afrikaanse werkster die niet naar de begrafenis van haar vader kan.

Opvallend is ook dat Lebbis en Jansen in hun conference juist de andere kant kiezen dan je van hen zou verwachten. Over minister Verdonk: “Denk je nu werkelijk dat ze het leuk vindt om asielzoekers uit te zetten?” En over Balkenende: “Het gaat om zijn ideeën; niet om wat voor haar erop zijn hoofd zit.” De nieuwe ingeslagen paden van de heren zorgen ervoor dat de oudejaarsconference van de heren ernstiger van toon is dan anders, maar eigenlijk komt dat hun show alleen maar ten goede. Grappen over de hofstadgroep (“gesubsidieerd straattheater”) of over New Orleans (“Het is lastig zwemmen met een breedbeeld op je rug”) komen hierdoor veel meer tot zijn recht.

Foto: Marsel Loermans
Foto: Marsel Loermans

Sjaak Bral

De spraakwatervallen kwamen dus niet van Lebbis en Jansen. Maar daar hebben we Sjaak Bral voor. Op oudejaarsavond bestookte hij de kijkers van de regionale zender TV West met zijn conference Vaarwel 2005!. Het duurde even voordat Bral op gang kwam, maar daarna rende hij in ruim anderhalf uur als een bezetene door het afgelopen jaar. Zou hij nooit moe van zichzelf worden? Gemiddeld elke minuut was het weer tijd voor een ander opmerkelijk voorval. Bral vond 2005 een slecht, radeloos en vooral grimmig jaar en had daar genoeg over te vertellen. Bijvoorbeeld over het referendum, de dood van de paus (“Toen hij dood ging, bedankte hij niet eens voor de bloemen”), Talpa, natuurrampen (“Er zijn nu vissers op Sri Lanka die nu twee vissersboten hebben, terwijl ze daarvoor geen vissers waren”) Mohammed B., Samir A. en hangouderen. Het aardige aan zijn conference was dat hij ook de kleine nieuwsfeitjes meenam, die in de jaaroverzichten meestal worden overgeslagen. Wat dan wel weer inhield dat je werd overspoeld met informatie en niet alle grappen tot je kon nemen.

Bral houdt niet alleen van praten, maar ook van zingen, en dat deed hij dan ook een paar keer tijdens zijn oudejaarsconference. Geen liedjes van hoog niveau, maar wel een aardige afwisseling. Van een raadsel op z’n tijd was Bral ook niet vies. Een voorbeeld: “Weet je wat de overeenkomst is tussen orkaan Rita en onze eigen Rita?” Oplossing: “Alleen de zwarten worden getroffen.” En waar staat de afkorting AIVD ook al weer voor, Sjaak? “Auto Inruilen, Vergeet Diskettes.”

~

Youp van ‘t Hek

De oudejaarsconference op prime time was – na twee jaar zonder hem – weer eens weggelegd voor Youp van ’t Hek. Helaas kwam hij in zijn show Het Zelfmoordcommando weer met een geijkt Van ’t Hek-verhaal, waarin hij ons voorkauwde dat het in het leven niet gaat om het doel, maar om ‘de reis ernaar toe’. Een verhaal waarvan het einde al gauw te raden viel, wat niet echt zorgde voor spanning. Bovendien passeerden er veel thema’s die Van ’t Hek al zo vaak behandeld heeft: de dierenverhalen, zijn faalangst, de mislukte uiterlijkheden van de toeschouwers en uiteraard zijn succesvolle actie om het Bucklerbier uit de winkelschappen te krijgen. Van ’t Hek wist niet te verrassen, hoewel hij met een aantal meesterlijke grappen, waarbij hij geen enkel onderwerp schuwde, de kijker toch een plezierige oudejaarsavond wist te bezorgen.

Zo vraagt Van ’t Hek zich af waarom ze in ’t Gooi niet een tsunami over zich heen krijgen, grapt hij over de liquidaties in Amsterdam (“Ik hoorde laatst in een café mannen spreken over seizoensopruiming”) en staat hij stil bij het vluchtelingenprobleem in Nederland: “Natuurlijk willen ze naar Nederland. En dan kunnen wij het proberen tegen te houden met een brandje.”
Het meest aansprekende moment is wel als Van ’t Hek de vraag stelt of het zelfmoord is voor een cabaretier om te tekenen bij De Mol – daarmee verwijzend naar “Cheque” Spijkerman – en de zaal zich er daadwerkelijk mee gaat bemoeien; dan is het hem toch weer gelukt het publiek aan zich te binden. Wat ook wel blijkt uit het feit dat ruim tweeëneenhalf miljoen televisiekijkers de onemanshow van Van ’t Hek op Oudejaarsavond volgden.

Of er daarom meteen ook een nieuwe eindejaarsshow van Van ’t Hek in 2006 moet worden ingepland, is nog maar de vraag. Want ook Terwijn, Lebbis en Jansen en Bral staan te popelen om dit gat te vullen. Om nog maar niet te spreken van al dat andere cabarettalent dat komend jaar wellicht voor vuurwerk weet te zorgen…

Muziek / Album

Een plaat met een januskop

recensie: Camping - Dancing Days

Sinds een aantal jaren verrast de stal van het Spaanse Astro Discos keer op keer met bands als Holywater, Mist, Lansbury en Schwarz. Het zijn steevast bands die een bepaalde kijk op het maken van muziek hebben. De formatie Camping wist met dat bijna typische astro-geluid behoorlijk veel indruk te maken. Uitgesponnen songs in de postrocktraditie, met zo hier en daar licht mompelende zang, zorgde ervoor dat de plaat bij de eindbalans van 2003 hoog scoorde. Onlangs is de tweede van Camping verschenen. Dancing Days volgt het uiterst interessante Photo-Finish op en heeft iets meer tijd nodig om te overtuigen dan zijn voorganger.

~

Na het vooral in Spanje goed ontvangen debuut bespeelde het vijftal uit Barcelona het publiek tijdens de grotere Spaanse festivals, als Benicassim, plat en speelde het daarnaast tijdens het filmfestival van Gijon en het experimentele en kunstzinnige festival LEM. De band stortte zich tussen hun Spaanse tour door op allerlei projecten, waaronder de begeleiding van een musical met labelgenoten Schwarz, die werd vastgelegd op een 40 minuten durend en één nummer tellend EP-tje. De daarbij opgedane ervaringen werden meegenomen in de opname van de nieuwe plaat Dancing Days.

Postrock

Op het eerste gehoor doet de plaat denken op een uitgeklede en meer rommelige versie van wat Camping al eerder maakte. Dancing Days kent een klassieke A- en B-kant als ware het een oude LP in een vreemde postmoderne variant. Bij het begin van Dancing Days wordt er, naast de postrock-klanken die we van ze kennen, meer plaats gemaakt voor samples, klinkt het hier en daar meer als een soundtrack voor een film, is er ruimte voor een soort spoken word en komen er enkele hiphop-achtige klanken naar voren. Bijvoorbeeld in Saza + Zaas, terwijl de muzikale schoonheid eerder naar voren komt in American Good en Cyner.

Kant B

Maar als de ‘B-kant’ aanbreekt verandert het karakter van Camping. Bijvoorbeeld in Ex-convict Husband, waar de band zich ontpopt, met zang en al, tot een opruiende slowcore-band. Die richting ontstijgen ze zelfs met David Bowie’s Eyes, waarin ze zich veranderen in een regelrechte noiseband. Wat ze doorvoeren in het eighties-achtige I Hate the Summer om met 3d República in een rustige slowcore-gedaante te eindigen. Gezien het tweede gedeelte van de plaat klinkt Camping helemaal niet meer zoals het klonk in 2003. De schitterende melodielijnen die elkaar in een uitgebalanceerd tempo opvolgen, komen in dat tweede gedeelte nauwelijks meer naar voren. Dan is Camping eerder een interessante rockband, met een duidelijke structuur en opbouw van songs.

Storend

Net zoals Schwarz kiest Camping niet voor een duidelijk richting, maar worden meerdere muzikale inzichten verenigd in een album. Dat kan mooi en experimenteel zijn, maar ook behoorlijk storend. Het was waarschijnlijk mooier geweest om daadwerkelijk de plaat doormidden te knippen en ze beide uit te geven: dan waren het twee coole platen geweest, nu is het iets te veelzijdig om te beklijven.

Kunst / Expo binnenland

Het ritme van rituelen

recensie: Hidden Rhythms

Terwijl ik weet dat er wereldwijd rituelen worden uitgevoerd die verre van humaan zijn, roept het woord toch warme visioenen op van kleurrijke gewaden, mysterieuze bewegingen, serene geluiden en brandende kaarsen. Dat de visie op wat een ritueel kan zijn niet alleen cultureel bepaald, maar ook sterk persoonsgebonden is, bevestigt de tentoonstelling Hidden Rhythms. Onder de hoede van curator Hilde de Bruijn onderzoeken vijftien kunstenaars uit elf verschillende landen het spanningsveld dat wordt opgeroepen door het verlangen naar eenheid en continuïteit enerzijds en onze heterogene samenleving anderzijds. Ritualisering lijkt de oplossing.

Susan Philipsz, Radio waves goodbye
Voormalige meelfabriek en zendlocatie radiopiraat ‘Lokaal’, Nijmegen, 2005. Foto: Susan Philipsz

In Museum Het Valkhof en Kunstenaarsinitiatief Paraplufabriek – beide in Nijmegen – zijn onder andere werken te zien van Sebastián Díaz Morales, Robin Rhode en Mark Titchner. Daarnaast vinden er in december en januari binnen de stadsgrenzen performances plaats. Mochten de Nijmegenaren Gregg Smith’s dozen stapelende mensen in de voetgangersgebieden missen, dan hebben ze, dankzij Susan Philipsz, ook nog de gelegenheid om vanuit hun luie stoel af te stemmen op de sterren.

Verbondenheid


Met Radio waves goodbye zijn vanuit de het observatorium in Westerbork, via een oude meelfabriek in Nijmegen de radiogolven van een zogenaamde pulsar (een ooit massieve ster) te horen. Hiermee geeft Philipsz de Nijmegenaren die nieuwsgierig genoeg zijn om op 105,7 FM af te stemmen een gezamenlijke ervaring die voor mensen van buiten de stadsgrenzen onbekend zal blijven. Net als bij veel traditionele religies zal tijdens de radio-uitzending een groep onbekenden door ‘een onzichtbare kracht van onmeetbare proporties’ met elkaar verbonden zijn.

Mladen Stilinoviç, Buried Pain (2000)
Mladen Stilinoviç, Buried Pain, één van vijf zwart-wit foto’s, elk 100 x 100 cm, 2000. Gebruik met toestemming van de kunstenaar

Niet altijd zijn er zaken van buiten onze dampkring nodig om een gevoel van verbondenheid te bewerkstelligen. Mladen Stilinoviç en Ioana Nemes nemen juist de meest universele aspecten van het menszijn als uitgangspunt voor hun werk. In de projectruimte van Museum Het Valkhof hangen vijf zwartwitfoto’s van Stilinoviç. Buried Pain (2000) toont een begrafenis van drie matrassen waarop het woord pijn geschreven staat. De oude matrassen lijken tegelijkertijd het alledaagse, als ook de onhandige en onbruikbare ballast van pijn te symboliseren. Diep wegstoppen en een massa zand erover lijkt de beste oplossing. De gedenktekens op de graven geven echter aan dat begraven geen garantie voor verdwijnen is. Integendeel. De poging die is gedaan om de pijn onzichtbaar te maken, benadrukt haar aanwezigheid.

Bezwering


Stilinoviç heeft meer rituelen achter de hand om pijn het hoofd te bieden. Het werk Dictionary-Pain bestaat uit een aantal pagina’s die uit het woordenboek zijn gescheurd. De betekenissen zijn weggewerkt onder een laag correctievloeistof en hebben plaats gemaakt voor het woord pain. De kunstenares wil hiermee zeggen dat de conventies van taal en de bedoeling van individuen die de woorden gebruiken niet op elkaar aansluiten. Het is hierdoor onmogelijk elkaar volledig te begrijpen en dat is pijnlijk. Als toeschouwer voelt de eindeloze herhaling van het woord vooral als een soort bezwerende kracht. Alsof erkenning van pijn in elk aspect van de dagelijkse realiteit, deze draaglijker zal maken.

Ioana Nemes, Monthly evaluations_me October, detail, reproprint op papier, 2004. Gebruik met toestemming van Ellen de Bruijne Projects
Ioana Nemes, Monthly evaluations_me October, detail, reproprint op papier, 2004. Gebruik met toestemming van Ellen de Bruijne Projects

Ook Ioana Nemes lijkt met haar microdagboeken uit de chaos van het leven een illusie van overzichtelijkheid te willen creëren. Haar Monthly Evaluations (2004) doen sterk aan On Kawara’s Date Paintings denken; (muur)schilderingen bestaande uit een gekleurd vlak waarin de datum en een aantal woorden uitgespaard zijn. Nemes concentreert zich echter niet op het gegeven van de tijd, maar probeert met dit systeem haar dagelijkse activiteiten te documenteren en categoriseren. Dit gebeurt in zeer korte en associatieve zinnen, die veelal een gemoedstoestand of een situatie beschrijven. Door op deze gestructureerde manier haar leven in kaart te brengen, lijkt ze pogingen te doen vat op de werkelijkheid te krijgen.

Nemes staat daarin niet alleen. De mensheid probeert al duizenden jaren de wereld om zich heen te begrijpen en te bezweren door middel van de meest uiteenlopende rituelen. Vanwege een steeds individualistischer spirituele beleving, zijn veel oude rituelen losgeraakt van de oorspronkelijke context en hebben een minder vanzelfsprekende plek in ons dagelijks leven gekregen. De behoefte aan ritualisering is echter gebleven. Dat bleek al uit de kunst van de afgelopen vijftien jaar. Het werk van Alicia Framis bijvoorbeeld is sterk gericht op het (opnieuw) integreren van rituelen in de dagelijkse praktijk. Dit veelal met het doel om angst te bestrijden en onderlinge banden te vormen en te versterken.

Uitsluiting

Yael Bartana, Kings of the Hill (2003)
Yael Bartana, Kings of the Hill, video still, 2003. Gebruik met toestemming van Annet Gelink Gallery

Hoewel een ritueel het saamhorigheidsgevoel kan vergroten, is het omgekeerd zo dat getuige zijn van een jou onbekend ritueel juist afstand kan scheppen. Yael Bartana’s manshoge projectie van de video- en geluidsinstallatie Kings of the Hill (2003) toont surrealistische beelden van een duinlandschap waarin mannen hoge zandbulten proberen te bedwingen met hun vehikels. Vaak lukt dat en zetten ze de grote zware auto’s bijna verticaal in het zand. Ondanks het motorgeronk heerst er een ingetogen sfeer, de mannen zijn duidelijk geconcentreerd en bovenal serieus bezig. De eindeloze vlakte van de zee op de achtergrond vormt tegelijkertijd zowel een contrast als een eenheid met de krachten die zich op de voorgrond manifesteren. Het geheel maakt je als toeschouwer duidelijk dat dit geen loos machogedrag is. Geïnspireerd door het Revisionistisch ideaal van ‘de berg bevechten of sterven’ laat Bartana met dit werk een belangrijk ritueel in de moderne Israëlische samenleving zien. Doordat je als toeschouwer nauwelijks voldoende afstand kan nemen van de enorme videoprojectie, voel je je niet enkel een buitenstaander, je staat ook nog eens hinderlijk in de weg.

Nieuwe mogelijkheden

Germaine Koh, Pledge (2005)
Germaine Koh, Pledge, koperen munten ter distributie, editie van 5000, elk 25 mm, 2002. Gebruik met toestemming van Catriona Jeffries Gallery

Gelukkig stond tegenover deze herkenbare en pijnlijke ervaring van uitsluiting, het ontvangen van een muntje van een suppoost. I WILL staat er op. Germaine Koh gaf de medewerkers van beide expositieruimtes een zak van deze koperen muntjes en de opdracht ze naar eigen inzicht aan bezoekers uit te delen. Een alledaagse ontmoeting of gesprek krijgt door deze ongewone handeling een andere dimensie. Doorgaans worden er immers alleen bij het verlenen van diensten of het verhandelen van waar munten uitgewisseld. Het verwachtingspatroon ten op zichte van je gesprekspartner verandert en ook de manier waarop je op de ontmoeting terugkijkt is beïnvloed. De vraag is echter of het de potentie heeft in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Ontstaan er tijdens Hidden Rhythms in potentie nieuwe rituelen, zoals De Bruijn beoogt? Wie weet. Maar misschien is het ondergaan van kunst al wel een mooi ritueel op zich. Goede kunst biedt ons toch altijd al een creatief en dynamisch middel om de wereld om ons heen vorm te geven? Hoor ik lekker toch nog ergens bij.

Film / Films

Maar gelukkig hebben we nog de dvd

recensie: Het allerbeste van Dit was het nieuws, deel I

Het is geen documentatie-dvd, zoals 50 jaar NOS Journaal, en het is ook geen flauwe dvd vol bloopers. De eerste dubbel-dvd van Dit was het nieuws bevat gewoon wat leuke fragmenten uit de eerste vijf jaar van dit satirische nieuwsprogramma. Een grappig hebbedingetje dat je als echte fan wel in de kast wilt hebben staan, maar waar je na één of twee keer wel op uitgekeken bent.

Raoul Heertje
Raoul Heertje

Inmiddels is het tiende seizoen van het populaire programma alweer achter de rug. Op 5 januari wordt een compilatie van leuke momenten van afgelopen seizoen op televisie uitgezonden; dan liggen de nieuwsfeiten nog vers in het geheugen. Maar bij nieuws dat bijna tien jaar geleden gebeurde, moet je toch wat dieper nadenken. Gelukkig hebben de samenstellers van deze dvd daar rekening mee gehouden.

Leuke momenten

Op de eerste dvd wordt in vier blokjes van elk een half uur teruggeblikt op uitzendingen van 1996 tot en met 2000. De meest geinige momenten zijn geselecteerd, zodat je soms wel mee moet lachen, al gaat het soms nergens over. BN-ers worden afgezeken en geïmiteerd, teamcaptain Raoul Heertje brengt in verschillende uitzendingen een parodie op R. Kelly’s Gotham City ten gehore (het hilarische Showbizz City) en soms komen er wel echte nieuwsfeiten naar boven (die je dan wel kunt herinneren als ze er even over doorpraten), maar er worden ook genoeg menselijke onderwerpen aangesneden waar heden ten dage ook nog over wordt gepraat.

Thomas Acda en Paul de Leeuw
Thomas Acda en Paul de Leeuw

Fragmenten uit de eerste uitzending van Dit was het nieuws (17 mei 1996) komen ook voorbij. De teamcaptains waren toen Raoul Heertje en Thomas Acda (later vervangen door Marc Marie Huijbregts, die ook meerdere malen op de dvd te zien is). Sinds een paar jaar heeft cabaretier Jan Jaap van der Wal die laatstgenoemde plek overgenomen en Heertje blijft nog steeds zitten waar hij zit. Ook presentator Harm Edens is er al vanaf uitzending 1 bij. De gasten die in de loop van de jaren zijn uitgenodigd om hun ongezouten mening over het nieuws te geven zijn heel divers en zien er op de dvd soms nog jong uit (wat dan ook wel weer grappig is). Zo zie je bijvoorbeeld Paul de Leeuw, Yvon Jaspers, Henny Stoel, Michael Boogerd, Sylvia Millecam, Jack Spijkerman, Jörgen Raymann, Raymond van Barneveld en Gijs Staverman voorbij komen.

Bonus

Het bonusmateriaal staat ook op het eerste schijfje. Herinneringen worden opgehaald tijdens Au! De 1e aflevering. In tien minuten tijd vertellen Heertje en Acda over de spanning tijdens de opnames van de eerste uitzending. Dat het heel warm was in de Escape (waar toen werd opgenomen) en dat Heertje steeds moest nadenken over een grap. Het zijn leuke dingen om te horen. Maar grappiger om naar te kijken is de pilotuitzending van Dit was het Nieuws, dat toen nog de naam Is dit nieuws? had. Het werd gepresenteerd door Owen Schumacher, die het meteen ook voor de laatste keer mocht proberen. Het is aardig om te zien hoeveel er nog steeds overeind is gebleven van het concept dat toen bedacht is. Of eigenlijk gewoon gebaseerd is op het Engelse programma Have I got news for you. Het derde interessante bonusfragment heet Hoe werkt de puntentelling. Dat vraag je je vast wel eens af als je naar het programma kijkt, want daar is geen pijl op te trekken. Micha Wertheim is hoofd puntentelling en hij krijgt drie minuten de tijd om zijn geheim te verklappen… of toch niet?

Tweede disc

Raoul Heertje en Willem Oltmans
Raoul Heertje en Willem Oltmans

De tweede dvd is alleen gevuld met de ongecensureerde versie van de nieuwjaarsaflevering uit 1998 waarin Willem Oltmans en Sanne Wallis de Vries te gast waren. Jammer dat stukjes uit deze uitzending ook al zijn gebruikt op disc 1, zodat je net te vaak denkt: ja, ja, dat heb ik al gezien. Tijdens de opnames, die bijna twee uur duren, wordt wijlen Oltmans gigantisch in de maling genomen en haalt hij op zijn beurt continu het bloed onder de nagels van Wallis de Vries vandaan. Leuk om de gehele opname te zien, want zo krijg je ook alle bloopers mee en discussies waarin normaal gesproken flink wordt geknipt.

Vooropgesteld: de makers hebben echt hun best gedaan om er een mooie dubbel-dvd van te maken, die voor iedereen toch begrijpbaar blijft. Maar eigenlijk is het materiaal te mager. Ze hadden beter nog een jaar kunnen wachten zodat ze op alle hoogtepunten uit 10 jaar Dit was het nieuws op één dvd hadden kunnen zetten. Binnenkort zal deel II nog verschijnen en dat is teveel van het goede.

Film / Films

De groteske visioenen van David Lynch

recensie: Wild at Heart (Collector's edition)

.

Wild at Heart is een flamboyant liefdesverhaal dat zich afspeelt in een verziekte en gewelddadige samenleving, een ware hel. De film begint dan ook met beelden van vuur, alsof we inderdaad de hel betreden. Centraal staan Lula Fortune (Laura Dern) en Sailor Ripley (Nicolas Cage) die een gepassioneerde relatie hebben vol energieke seks. Ze worden daarbij dwarsgezeten door Lula’s moeder, die niet geheel zonder reden bang is dat Sailor meer weet over bepaalde duistere bladzijden uit haar verleden die van doen hebben met de dood van Lula’s vader. Ze doet er dan ook alles aan om de twee geliefden uit elkaar te drijven.

The Evil Witch

De wereld van David Lynch is een donkere, groteske wereld waarin alles op z’n kop staat en uitvergroot wordt. In zijn films is vaak sprake van een gruwelijk geheim dat als een donkere wolk boven het leven van de hoofdpersonages hangt en via dromen en aanwijzingen steeds verder in hun wereld doordringt. In Blue Velvet (1986) begon dit met de vondst van een afgesneden oor, in Wild at Heart begint het met Lula’s dromen over ‘the evil witch from the east‘ (Lynch maakt hierbij gebruik van scènes uit The Wizard of Oz). Deze boze heks wordt via subtiele aanwijzingen verbonden met Lula’s moeder Marietta (zo zoomt de camera heel even in op Marietta’s schoenen, waarbij we zien dat ze puntschoentjes draagt). De dromen over de boze heks zijn de eerste sporen die wijzen op de gruwelijke moord die Marietta samen met de gangsterbaas Marcello Santos gepleegd heeft en die, als hij ooit ontdekt wordt, een wig zal drijven tussen Marietta en haar dochter Lula. Deze laatste weet ondertussen nog van niks: “Maybe my mama cares for me just a little too much“, zegt ze in al haar naïviteit tegen Sailor.

De grote kracht van Lynch’ films is gelegen in de impact die ze op de kijker hebben. Een goed voorbeeld hiervan is de beroemde ‘fuck me‘-scène, waarin de creepy Bobby Peru (William Defoe) de kamer van Lula en Sailor binnendringt. “Man, I gotta take a piss bad… Can I use your head there?“, zegt hij tegen Lula, die alleen aanwezig is. Zijn binnenkomst krijgt met deze schijnbaar terloopse verwisseling van Lula’s hoofd en het toilet onmiddellijk een dreigende en gewelddadige ondertoon. De dreiging slaat om in fysieke intimidatie als Peru haar dwingt “fuck me” tegen hem te zeggen terwijl hij ondertussen haar borsten en genitaliën betast:

 

Hey, don’t jump back so slow… I thought you was a bunny… Bunny jump fast, you jump back slow… Mean somethin’, don’t it?… Means somethin’ to me… Means you want Bobby Peru… You want Bobby Peru to fuck you hard baby… open you up like a Christmas present.

~

Met zijn manipulatieve en suggestieve retoriek draait Peru de situatie om. In plaats van dat hij Lula wil en zij hem afwijst, suggereert hij dat Lula hem wil en hij haar afwijst. Hij versterkt deze suggestie door haar met zijn handen seksueel te stimuleren. Hier zien we de logica van de verkrachter die zijn schuld in de schoenen van het slachtoffer weet te schuiven. Het is een ontzettend krachtige, maar ook gruwelijke en dubbelzinnige scène, die je blijft achtervolgen. Dafoe vertelt in een van de interviews die als extra aan deze dvd zijn toegevoegd dat deze scène eigenlijk spontaan en al improviserend tot stand kwam en helemaal niet zo gepland was. Zo onstond in een moment van genialiteit een van de meest verontrustende scènes uit de filmgeschiedenis.

 

Cartooneske archetypes

Het acteerwerk van Laura Dern en Nicolas Cage is overdreven, op het geaffecteerde af. In elke andere film zou dit desastreuze gevolgen gehad hebben, maar het is precies de juiste toon voor de gestileerde opzet van Wild at Heart. Lula en Sailor zijn cartooneske archetypes die zijn ontleend aan culturele symbolen als Marilyn Monroe en Elvis Presley (wiens muziek, o.a. Love me Tender, een belangrijke rol speelt in de film). Neem bijvoorbeeld het slangenleren jasje van Sailor waarover hij zegt: “Have I ever told you that this jacket is a symbol of my individuality and my belief in personal freedom?” “Only about 50,000 times“, antwoordt de verrukte Lula, die in haar ultrakorte rokje in haar T-Bird convertible op hem staat te wachten. In een van de interviews vertelt Nicolas Cage dat dit slangenleren jasje van hemzelf was en dat hij het altijd al een keer in film had willen dragen. Toen hij Lynch voorstelde om het in Wild at Heart te gebruiken was deze meteen enthousiast vanwege de overeenkomsten die het heeft met iconische kledingstukken als het rode jasje van James Dean.

~

De extra’s die aan deze Collector’s Edition zijn toegevoegd zijn niet altijd even interessant, maar voor fans zijn ze de moeite zeker waard. In Liefde, dood, Elvis en Oz: The Making of Wild at Heart vertelt David Lynch dat de verwijzingen naar The Wizard of Oz er bijna ongemerkt in zijn geslopen. Verder komen we te weten waarin Wild at Heart nog meer verschilt van Barry Giffords oorspronkelijke roman waarop de film gebaseerd is. Gifford vertelt zelf nog dat de zin die volgens hem het meest belangrijk was (“This whole world is wild at heart and weird on top“) in eerste instantie niet eens in het script voorkwam, maar op zijn aandringen alsnog is opgenomen. Onder het kopje Dell’s Lunchbar zijn verschillende korte items samengebracht. Hier komen we o.a. meer te weten over hoe verrast Lynch was dat hij in Cannes een Gouden Palm won. Er wordt ook nog verteld dat een bepaalde scène uit de film in eerste instantie echt te gruwelijk was, wat ervoor zorgde dat meer dan de helft van het testpubliek wegliep. In Specifieke Spontaniteit: David Lynch in de schijnwerpers horen we meer over de samenwerking tussen Lynch en de rest van zijn team, waarbij men elkaar op verdraaglijke wijze stroop om de mond smeert.

Kunst / Expo binnenland

MAMA geeft ruimte aan ambitie

recensie: Spacequake - Mr. Miyagi Curating Tomorrow

Mr. Miyagi (Pat Morita), was dat niet de kleine Japanner uit de film Karate Kid die de onbeholpen puber Kevin wist te sterken tegen de ruige pestkoppen uit de buurt? Een klein beheerst mannetje dat met uiterste concentratie vliegen wist te vangen met chopsticks? Doorspekt met jeugdsentiment staat Mr. Miyagi symbool voor de ideale mentor. Hij toont de scharminkelige Kevin geen nieuwe trucjes maar toont hem wat hij zelf al in zich heeft en leert hem dat effectief te gebruiken. Het recente overlijden van acteur Pat Morita weerhoudt Mr. Miyagi er niet van terug te keren als mentor, maar nu verschijnt hij plots in de kunstkringen om daar de ontluikende talenten zichzelf te leren wapenen tegen het grove geschut van de curatoriele wereld.

Ruimte en grenzen


Met een ogenschijnlijke simpele opdracht als houvast, namelijk het samenstellen van een samenhangende tentoonstelling, werden de jonge curatoren er op

Jonmar van Vlijmen, verbeelding van mijn vrijplaats, installation, 2005
Jonmar van Vlijmen, verbeelding van mijn vrijplaats, installation, 2005

uitgestuurd om te selecteren uit werk van een massa eindexamenkandidaten van de diverse kunstacademies in de Benelux. Het resultaat is een tentoonstelling die cirkelt om het begrip ruimte, het is de ruimte die de deelnemers geboden is om een visie te ontwikkelen en waarbinnen het begrip ruimte zelf wordt verkend. De getoonde werken bevinden zich op de grenzen van drie dimensies van ruimte; Boyspace, Individual Territory en Constructed Nature. De individuele werken zijn duidelijk terug te brengen tot één van deze conceptuele dimensies, maar balanceren ook op de grensvlakken tussen deze gebieden. Neem bijvoorbeeld de Trekker van Roel Klungel, het levensgrote landbouwwerktuig van strokarton neemt een duidelijke plek in een jongenswereld in, maar verwijst tegelijkertijd naar de middelen en manieren waarmee wij onze omgeving scheppen en herscheppen.

Golie Talaie, Untitled, installation, 2005
Golie Talaie, Untitled, installation, 2005

Zo bewijzen de werken van Golie Talaie en Jonmar van Vlijmen dat onze individuele ruimte een gevolg is van geconstrueerde ruimte. De geluidsinstallatie van Talaie is lastig te bereiken via een smalle gang, eenmaal binnen in de muren van de kleine ruimte kan de toeschouwer zich enkel nog orienteren door middel van het geluid van de andere bezoekers, terwijl hij gelijktijdig overgelaten is aan hun voyeuristische blikken door de gaten in het bouwwerk. De orientatie van onderwerp of toeschouwer wordt voortdurend uitgewisseld en een spanningsveld ontstaat tussen openbare ruimte en privédomein. Jonmar van Vlijmen weet eenzelfde spanningsveld te creeren, zijn Verbeelding van mijn vrijplaats is een installatie van allerlei kleine toeristische objecten, zoals suikerzakjes en munten. Dit rariteitenkabinetje wordt gecomplementeerd met een voetstuk voorzien van vlaggen en buttons.

Klungel, Trekker. Sculpture, 2005
Klungel, Trekker. Sculpture, 2005

Als je deel wilt uitmaken van Van Vlijmens vrijstaat, ben je welkom een button op te prikken. Hoewel een vrijplaats een plek is die zich losmaakt van de gevestigde orde, blijft de omgeving van Van Vlijmen onderhevig aan de wijze waarop zulke toeristische memoranda als ideaal worden gepresenteerd. Dit roept de vraag op in hoeverre wij nog in staat zijn onze eigen ruimte in te richten.

Minder thema’s, meer ruimte


Hoewel er wel degelijk mooie synergien ontstaan tussen verschillende geopperde dimensies van ruimte, blijft Boyspace in zekere zin een buitenbeentje. De thematiek van Boyspace brengt geen spannende dialoog op gang met Individual Territory en Constructed Nature. De relevantie van dit thema blijft in deze context onduidelijk, als thema kan het interessante aanknopingspunten bieden, maar dan als een op zichzelf staand onderwerp, of gepresenteerd met een tegenpool of vanuit een kritische positie. Zonder Boyspace zou de tentoonstelling beter tot zijn recht komen als een plek waarin ruimte geboden wordt maar ook kritisch wordt bestudeerd. Toch is ook de ruimte om te experimenteren, en misschien net de plank mis te slaan, nodig voor het ontstaan van frisse visies op het curatorschap. Hoe het ook zij, MAMA en haar pilot project Mr. Miyagi Curating Tomorrow scheppen een ruimte die zeer welkom is om jong talent een opening te geven door te dringen in de kunstwereld. Laten we hopen op een vervolg.

Boeken / Strip

Cartooneske doos van Pandora

recensie: Mark Newgarden - We All Die Alone

De Amerikaanse stripauteur Mark Newgarden is een van de voornaamste cartoonisten van zijn tijd. Zijn publicaties in onder meer The New York Times boden hem een belangrijk podium om zijn kunsten te vertonen. Op dit moment ontwikkelt hij in zijn eigen studio (Laffpix Inc.) diverse ideeën voor televisie en internet. Het zal de kenner niet verbazen dat de bundel We All Die Alone, vol cartoons en theoretische passages over humor, juist uit zijn hoge hoed komt.

Doos van Pandora

~

De titel van Newgardens nieuwe album is ontleend aan zijn strip uit 1991. Hierin gebruikt hij de traditionele cartoonvorm om zijn eigen (voor)oordelen in beeld te brengen. Door onder een prikkelende titel (bijvoorbeeld We all die alone!) in vier verschillende plaatjes uiteenlopende personages te situeren (een huisvrouw, een dokter en een zwerver), geeft hij aan dat iedereen met het besproken onderwerp te maken heeft. Dit gegeven versterkt hij nog door de eerste drie plaatjes te signeren met de naam van een beroemd persoon (Proust, Beckett, Oswald) en het vierde plaatje te voorzien van een veel voorkomende naam als Mel of Vito. Ook hiermee wil Newgarden duidelijk maken dat iedereen, onbekend of beroemd, niet ontkomt aan de existentiële dilemma’s. Uiteraard is dit alles overgoten met een hilarisch sausje. Kortom, onder de luxe omslag (zwart pluche met gouden letters) gaat een wereld schuil vol humor, tragedie en opmerkelijke personages. Een cartooneske doos van Pandora.

Het is niet eenvoudig een samenvatting te geven van de inhoud; daarvoor zijn de bijdragen nu eenmaal te divers. Het album leest als een collage van alles wat de cartoon te bieden heeft: gags, short stories en pagina’s vol knipsels en foto’s. De titel ‘cartoonbijbel’ gaat hier te ver, omdat het heel erg Yankee minded is. Het moet gezegd: lang niet alles is kwalitatief hoogstaand. Maar dit heeft uiteraard met persoonlijke smaak te maken. Eens te meer blijkt het begrip humor op diverse manieren te benaderen.

Grote neuzen

~

Het lijkt erop dat Mark Newgarden al zijn hebben en houden wilde samenbrengen in een kloeke bundel. Het resultaat is een interessant, maar tegelijkertijd warrig geheel.
Met name in het hoofdstuk Meet the cast etaleert de auteur zijn fraaie tekenkunsten. Tientallen cartoonfiguren, vormgegeven in verschillende stijlen, passeren de revue. Ook de episodes van de The little nun, een strookstrip met een non in de hoofdrol, zullen menig lezer kunnen bekoren. Daartegenover staat een aantal tekstuele bijdragen, bestaande uit korte verhalen, die minder toegankelijk zijn. Veel van deze teksten lijken geen enkele clou te bevatten, en zijn waarschijnlijk vooral boeiend voor de echte Newgardenfanaten.

Wat verder opvalt is de fascinatie van de auteur voor grote neuzen. Waar dit lichaamsdeel in de Europese stripscene steeds beschaafdere vormen is gaan aannemen, blijft het in de overzeese cartoonwereld nog steeds een garantie voor succes. Hierdoor ogen de strips in het boek nog authentieker en doen ze denken aan de eerste experimentele cartoons van decennia geleden.

Van alles een beetje

Uiteindelijk blijft de vraag knagen: waarom deze bundel? Wat is de achterliggende filosofie van deze uitgave? Voor een bloemlezing is het niet compleet genoeg en voor een guide to the world of the cartoon is het niet informatief genoeg. We All Die Alone is van alles een beetje. Vaak onderhoudend en grappig, soms langdradig en ongetwijfeld voor veel lezers ontoegankelijk. Voor de lezer die niet bekend is met het fenomeen Mark Newgarden is het een hele kluif om We All Die Alone door te komen. Voor de fans van deze veelzijdige Amerikaanse tekenaar komt deze bundel als een geschenk uit de hemel en zal hij wellicht voor enige tijd de bijbel van de salontafel verdringen.

Muziek / Album

Voor de eenzame zondagen

recensie: Ryan Adams - 29

Die Ryan Adams zet de recensenten verdorie wel aan het werk zeg! 8WEEKLY-collega Michiel Witlox heeft z’n Jacksonville City Nights-stuk amper opgeslagen, toegemaild en laten publiceren, of meneer brengt alweer een album uit. De naam van z’n negende album? 29 (z’n leeftijd). De ingrediënten van deze plaat? Die zijn er weinig, de man is dit keer vrijwel solo. Maar toch is het eindresultaat zeer smaakvol geworden.

Zo langzamerhand is Ryan Adams met recht zo’n artiest geworden waar muziekliefhebbers allemaal best een serieuze vorm van respect voor mogen opbrengen. Of je de muziek van de man nou kan ‘diggen’ of niet, het is op z’n minst lovenswaardig dat deze Amerikaan zo gigantisch veel materiaal uitbrengt. En dat ’t kwalitatief ook nog eens iedere keer de middenmoot overstijgt, is hierbij een essentiële aanvulling. Op z’n nieuwe (de derde van 2005!) 29, dweept Adams met heerlijke, rustieke minimalistische, melancholische country, waarachtige westernrock en zalige pianoballades. Maar pas op; wél een beetje depri.

Duizendpoot

~

Werd Adams bij de vorige twee cd’s die hij dit jaar uitbracht nog vergezeld door The Cardinals (Jacksonville City Nights en Cold Roses), nu huurt hij her en der een enkele gastmuzikant in om zijn composities te vervolmaken. En dan is daar de hereniging met producer Ethan Johns, die ook Gold en Heartbreaker onder handen nam.

Maar dan verder met deze zoveelste Ryan-recensie. Probleem blijft bij een dergelijke muzikale duizendpoot; wat valt er in vredesnaam nog over hem te schrijven? Nou, allereerst: hij bedankt David Letterman in z’n hoesje (‘for the laughs when I needed them most’). Ai, dát voorspelt niet veel muzikale vrolijkheid. Dan: meneer tekent ook. De duistere (en eveneens veelzeggende), voorkant van 29 komt van zijn hand. Verder met die muziek dan maar. De nummers (negen in getal) zijn lang uitgevallen. Op twee na klokken ze ruim boven de vier minuten. Deze trage, lange liedjes doen bijna allemaal zeer intiem, gevoelig, verstild en (zelfs) een beetje verdrietig aan. De slepende country (inclusief karakteristieke huilerige zanguithalen) wordt verenigd met prachtige pianogeoriënteerde composities. Mét de spreekwoordelijke traan.

Luisterplaat

Toch wordt de luisteraar eerst eens even fijntjes op het verkeerde been gezet. Dit album trapt af met Twenty Nine, een ‘ouderwetse’ rauwe blues. Dus denk niet: ik ga die cd even lekker in de auto opzetten. Want dan kom je na luttele minuten bedrogen uit. Dit is een zogenaamde luisterplaat; die moet je ondergaan. Liefst met koptelefoon op. Lekker alleen. Zwelgen in zelfmedelijden. Op een eenzame Eerste Kerstdag, een Tweede, een derde… en vervolgens op alle druilerige zondagen daar op volgend. Beetje die sfeer. Even wat juweeltjes aanwijzen? Strawberry Wine, acht minuten lang enkel een mooi klinkende akoestische gitaar gecombineerd met een dipperige tekst en een schitterende zanglijn, nergens saai. Night Birds? Voices? Oef, ook heel mooi. Blue Sky Blues, ja! Super violen! We pinken noodgedwongen ook een traantje weg. Om z’n leed te dragen. Ik geef toe; ik ben er ook een beetje triestig van geworden, maar deze ingetogen Ryan Adamssfeer is wel wonderbaarlijk.

Kroon op 2005-drieluik

Adams’ voorganger viel eerlijkheidshalve een beetje tegen (‘die gast doet alweer hetzelfde kunstje’). Aan de andere kant; ook weer niet heel slecht of zo. Wat compleet weggevaagd is na Adams-plaat één en -plaat twee van dit jaar? Het ‘up tempo-ige’. Het swingende. Wat instandgehouden is? Die mooie stem van de meester. Die bovengemiddelde composities. Dat alles maakt dat 29 een prachtige (onverwachtse) kroon op Adams’ 2005-drieluik is, die veel respect afdwingt. Maar of het commercieel aanslaat? Het zal Adams, denk ik, worst zijn. Hij brengt over een paar maanden gewoon weer een nieuw vrolijk plaatje uit.