Theater / Achtergrond
special: reportage Holland Festival 2006

Melancholia & Hysteria – deel 1

~

Vier weken Holland Festival met tientallen voorstellingen verspreid over negen locaties in Amsterdam zitten erop. Ook dit jaar presenteerde het festival, voor de tweede maal onder leiding van Pierre Audi en Jacques van Veen, de crème de la crème op het gebied van theater, dans, muziek, muziektheater en alle mogelijke dwarsverbanden daartussen. Het festival trok in totaal 51.000 bezoekers en vele voorstellingen waren uitverkocht. Gerenommeerde nationale en internationale kunstenaars zoals Kabuki meester Ebizo Ichikawa, Jossi Wieler, Johan Simons, Sasha Waltz, Ryuichi Sakamoto, Alain Platel, Peter Greenaway en Michel van der Aa streken neer in Amsterdam, maar er was op het festival ook plek voor minder bekende talenten zoals alva noto, Elevator Repair Service, Amir Reza Koohestani en Michel Casanovas. Verbindend thema tussen de producties was dit jaar Melancholia & Hysteria. Gemoedstoestanden die van oudsher nauw verbonden zijn met de kunsten en elkaar zowel kunnen tegenspreken als aanvullen. Het was dit jaar een Holland Festival met veel verrassingen en hoogtepunten. 8WEEKLY deed bijna dagelijks verslag.

deel 1 | deel 2 | deel 3

Zondag 11 juni

Mozart & Salieri – Moscow Theatre School of Dramatic Art

Foto: @ Anatoli Vassiliev
Foto: @ Anatoli Vassiliev

Twee mannen zitten roerloos in een glazen kamer. Om hen heen voeren zangers in gouden misgewaden een soort hofdans uit op de muziek van een requiem, een rouwmis. De componist laat zijn concurrent Salieri de herdenkingsmis horen die hij in opdracht heeft geschreven. Het publiek krijgt die tijdens de voorstelling live gespeeld te horen.

Dat live-gespeelde requiem is het hoogtepunt van de voorstelling Mozart & Salieri. Al moet er wel bij gezegd dat die hele rouwmis een merkwaardige onderbreking vormt in de dramatische handeling van het verhaal. De twee componisten zijn bezig hun verbale concurrentiestrijd uit te vechten, symbolisch gekleed in judo-pakken, en opeens bevriezen ze en komt die muzikale mis er breeduit tussendoor. De tekst is van Alexander Poesjkin, de muziek van Vladimir Martyrnov. De voorstelling wordt gespeeld door de Moscow Theatre School of Dramatic Art, in de regie van Anatoli Vassieliev.

Deze voorstelling wekt vooral de belangstelling omdat de westerse toeschouwer de film Amadeus kent, of het gelijknamige toneelstuk van Peter Shaeffer, een Britse toneelschrijver. Shaeffer leunt echter zwaar op het stuk van Alexander Poesjkin (1799-1837). Deze romantische Rus hing aan zijn personages een heel concept op over rivaliteit, over liefde en haat tussen twee componisten. Shaeffer maakt van de mannen mensen van vlees en bloed, hedendaagse rivalen. Bij Poesjkin zijn Mozart en Salieri meer twee strijdige opvattingen over cultuur dan echte mensen.

Salieri is het symbool van de hoogstaande kunstliefhebber. Hij woont in een glazen kamertje tussen zilveren kandelaars en kristallen glazen, en spreekt hoogdravend over de Muze die de kunstenaar aan het werk zet. Mozart zwerft rond, hij gaat alleen naar huis om tegen zijn vrouw te zeggen dat hij niet komt eten. Zijn muziek wordt gespeeld door in carnavalspakken gehulde straatmuzikanten, voorzien van een schildersezel bij wijze van muziekstandaard, en vergezeld van een heus kanariepietje in een kooitje. Niks hogere kunst: voor Mozart is muziek een alledaags gebruiksvoorwerp. Om razend van te worden, wat Salieri betreft.

De schriftelijke uitleg bij deze voorstelling zegt dat de gemiddelde Rus Poesjkins tekst ongeveer uit het hoofd kent. Wij moeten die meelezen in een digitale boventiteling. Dat zou niet zo’n punt zijn, ware het niet dat regisseur Anatoli Vassiliev ervoor kiest zijn acteurs te laten experimenteren met een extreem langzame timing van teksten, met lange pauzes binnen hun eigen zinnen, met overdreven trage reacties op elkaars teksten. En zelfs met herhalingen van wat ze daarnet ook al zeiden, zodat je als toeschouwer denkt dat de man die de knoppen van de boventiteling bedient er een potje van maakt. Kortom, het werkt niet om de teksten van Poesjkin in hakkelende flarden te moeten lezen, de diepere intenties van regisseur en acteurs komen zo niet over.

Blijft overeind dat deze muziek, live uitgevoerd door mensen in rare pakken en gezongen door een hemels koor van in misgewaden geklede dansende engelen, een zeldzame en fantastische ervaring is. (Mieke Zijlmans)

Mozart & Salieri is nog te zien op maandag 12 en dinsdag 13 juni in de Stadsschouwburg in Amsterdam

.

ROTTERDAM, HOLLAND

~

Donderdag 8 Juni opende ROTTERDAM, HOLLAND op het Westergasfabriektserrein in Amsterdam. Voor het eerst verzorgt het International Filmfestival Rotterdam (IFFR) een deel van de programmering van het Holland Festival. Voor aanvang van de openingsfilm Il Caimano van Nanni Moretti vertelde creatief directeur van het IFFR Sandra den Hamer dat ze films goed vindt passen in de programmering van het Holland Festival, immers: “de scheidslijn tussen cinema, theater en muziek vervaagt. Het IFFR onderzoekt ook de grenzen van film tijdens het programmaonderdeel ‘Exploding Cinema’ in Rotterdam”. De selectie van films die in Amsterdam vertoond wordt, sluit aan bij de theater- en muziekprogrammering. Zo worden er theaterregistraties vertoond en is een deel van het experimentele oeuvre van de Brothers Quai geprogrammeerd. Zij maken geen lineaire cinema, maar concentreren zich in hun films bijvoorbeeld op decor, animaties of muziek.

Zaterdag 10 juni

The Pervert’s Guide to Cinema: part 1,2 en 3

Foto: International Film Festival Rotterdam
Foto: International Film Festival Rotterdam

In The Pervert’s Guide to Cinema legt de Sloveense filosoof en psychoanalyticus Slavoj Zizek aan de hand van fragmenten van beroemde films uit wat de achterliggende gedachten zijn van bepaalde keuzes van filmmakers. Hij fileert de films op een manier die de kijker doet duizelen. Verhaallijnen worden psychoanalytisch toegelicht en de handelingen van de acteurs worden onder de loep genomen.

Zizek gebruikt voor zijn monoloog een bonte reeks films en er zijn er een paar die meer dan eens terugkeren. Het is duidelijk welke films hem het meest boeien: films die vragen om een uitleg. Zo komen bijna alle films van Alfred Hitchkock en David Lynch aan de orde, maar ook Andrei Tarkovsky (Solaris en Stalker) wordt erbij gehaald. Films van het laatste decennium die ter sprake komen zijn Mulholland Drive
(2002), The Matrix (1999), Fight Club (1999) en Star Wars 3: Attack of the Sith (2005).

Zizek stapt moeiteloos over van onderwerp en ook het leggen van links tussen twee op het eerste gezicht totaal verschillende films gaat vrij makkelijk. Dit komt mede doordat regisseuse Sophie Fiennes ervoor heeft gekozen Zizek in replica’s van bepaalde bekende filmdecors te plaatsen. Zizek komt dan tevoorschijn in dezelfde locaties van de films die hij bespreekt. Zo zit hij bijvoorbeeld in dezelfde stoel als Neo in The Matrix, in de kelder van het hotel van Norman Bates uit Psycho (1960) en op de overstroomde WC pot uit Francis Fords Coppola’s The Conversation (1974).

Zizek vuurt zijn visie af op de kijker, zonder plaats voor vraagtekens, zodat de kijker er soms een beetje murw van wordt. Dit gebeurt vooral bij vergaande interpretaties. Zo praat hij op een Freudiaanse manier over het hotel uit Psycho, die volgens hem bestaat uit drie niveaus: de kelder, het woonvertrek van de moeder van Norman Bates en het slaapvertrek van de gasten. Deze zijn vergelijkbaar met de drie niveaus van het menselijk bewustzijn (ego, verlegenheid en agressief) en dit koppelt hij dan weer aan de rollen van de drie Marx Brothers in hun films: Groucho heeft altijd het hoogste woord (ego), Chico is bescheiden en verlegen en Harpo zegt zelfs niets maar is wel agressief en kinderlijk obsessief. Norman Bates is Chico, wil Groucho zijn en wordt daardoor Harpo. Dit is wel één van de meest vergezochte vergelijkingen. De meeste zijn wat meer voor de hand liggend en sommigen waren zelfs al bekend (de doucheputjes uit Psycho en The Conversation waarin alles verdwijnt wat niemand mag zien of weten).

Zizek is lovend over Hitchcock. Alleen voor David Lynch heeft hij misschien nog meer lovende woorden. Hij ontleedt de vrij onbegrijpelijke films van David Lynch, die rechtstreeks uit zijn eigen dromen lijken voort te komen. Markante figuren uit de Lynch films worden eindelijk begrijpelijk in hun doen en laten. Mr. Eddy uit Lost Highway (1997), Bobby Peru uit Wild at Heart (1990) en Frank uit Blue Velvet (1986) zijn allemaal obsessief agressief en komen volgens Zizek eigenlijk gewoon uit onze eigen diepste innerlijke ego’s. Volgens Zizek zijn we allemaal stiekem manipulatief en agressief. Lynch heeft zijn eigen karaktereigenschappen volgens hem als personages in zijn films opgenomen. Het is dan ook niet toevallig dat deze personages voor de toeschouwers het meest interessant zijn.

Niet alles was even goed te volgen (Zizeks Engels is nogal slecht), maar toch was zijn betoog fascinerend. Zijn overtuiging was aanstekelijk en een groot ‘maar natuurlijk!’ – effect bleef hangen. Uiteraard wisten we al van de Freudiaanse vader- en moederrollen uit Star Wars en Psycho, maar er waren ook nieuwe observaties die als een verrassing kwamen. The Pervert’s Guide to Cinema is een interessante film die je meer analytisch naar films laat kijken. (Matthijs Rijpma)

Donderdag 8 juni

Il Caimano

De openingfilm Il Caimano draaide in een volle Zuiveringshal West, een voor de gelegenheid tot een bioscoop omgetoverde grote theaterzaal op de Westergasfabriek. Hoofdrolspeler Silvio Orlando was ook aanwezig in de zaal om de film toe te lichten. De gelegenheidstolk kon diens rappe Italiaans met geen mogelijkheid bijhouden, hetgeen een komische situatie opleverde. De zaal lachte en Orlando verwonderde zich erover hoe iedereen, zelfs zonder vertolking, hem toch leek te verstaan.

Vijf jaar na Il Stanza del Figlio is Il Caimano de nieuwe film van regisseur Moretti. Maar terwijl de eerste film zeer zwaar op de hand is – Moretti verfilmde het rouwproces van een gezin na de dood van een zoon – is Il Caimano vrolijk. Hoewel de film wordt gepresenteerd als een politieke satire, gaat hij eigenlijk, net zoals Il Stanza del Figlio, meer over mensen en hun persoonlijke drama’s.

Hoofdpersoon van de film, producer Paolo Bonomo, ligt in een scheiding. Tien jaar na de productie van zijn laatste film (hij produceerde splattermovies, als reactie op de “dictatuur van de auteursfilm”) is zijn productiefirma op het randje van failliet, en zit hij zonder nieuwe projecten. Als een jonge regisseuse zich met haar script bij hem aandient besluit hij, in een laatste poging orde op zaken te stellen in zijn leven, haar film te produceren. Haar film blijkt een zeer kritisch portret van een corrupte zakenman (il caimano; de kaaiman) die de politiek in gaat om een proces te ontlopen. De zakenman staat duidelijk voor Silvio Berlusconi en daarmee wordt Il Caimano dan ook een politieke satire; we krijgen namelijk verbeelde fragmenten uit het nog te filmen script te zien.

Foto: International Film Festival Rotterdam
Foto: International Film Festival Rotterdam

Maar ondanks deze politieke tint gaat de film toch bovenal over menselijk gedrag. We zien producer Orlando kronkelen in een verwoede poging om zijn huwelijk te redden, de productie op poten te zetten en uit de klauwen van schuldeisers te blijven. We zien zijn vrouw die begrip toont voor het gedrag van haar man, maar wel vastberaden is om de scheiding door te zetten. We zien een egocentrische hyperactieve acteur en andere archetypes uit het Italiaanse filmwereldje. Regisseur Moretti blijkt vooral oog te hebben voor de menselijke psyche. Dit betekent niet dat de film loodzwaar wordt, hij is eerder tragikomisch. Het gevecht van Orlando en de corruptie van Berlusconi worden op een leuke manier uitvergroot en ook de fragmenten uit de eerdere splattermovies van Orlando zijn erg grappig.

Il Caimano zorgde voor een sterke opening van het festival. Op zondag is de film nog eenmaal te bewonderen, om 16.30u; voor degenen die even geen behoefte hebben aan de oranjegekte. (Remco Kappelhof)

Woensdag 7 juni

The Great Lightning – Residentie Orkest

Hoe vaak krijg je de kans om drie onvoltooide opera’s van Sjostakovitsj op één avond te zien? Zelfs in het jaar waarin overal de honderdste geboortedag van de Russische componist wordt gevierd met uitvoeringen van zijn befaamde strijkkwartetten en symfonieën biedt alleen het Holland Festival die kans. Onbegrijpelijk dus dat het Concertgebouw bij lange na niet uitverkocht was; de balkons bleven zelfs geheel gesloten. Aan de kwaliteit van het gebodene lag dat niet; dirigent Martyn Brabbins leidde het Residentie Orkest vol enthousiasme door de Sjostakovitsj-fragmenten en de jonge solisten van het Galina Visjnevskaja Opera Centrum uit Moskou zongen de onbekende partijen vol overgave.

In de door Britse musicoloog Gerald McBurney gereconstrueerde suite uit Voorwaardelijk geëxecuteerd kwamen de solisten nog niet aan bod, maar de bonte potpourri die de luisteraars voorgeschoteld kregen – variërend van een gemankeerde wals, via een ontspoord stukje jazz tot een banale circusdeun -zorgde al voor een opperbeste stemming in de zaal. De korte fragmenten uit De Grote Bliksem haalden de laatste sceptici over de drempel. Hardop gelachen werd er om het loflied op de Russische auto’s en een partijlied waar zelfs Ernst Busch (‘Die Partei hat immer recht’) het schaamrood van op de kaken zou hebben gekregen.

Het was echter Sjostakovitsj’ toonzetting van Gogols De Spelers na de pauze die de meeste indruk achterliet. Sjostakovitsj begon vol goede moed aan deze opera, maar in 1942 moest hij bekennen: “Ik ben nog steeds bezig met mijn onrealistische opera De Spelers. Ik noem het werk onrealistisch omdat het een onrealistische onderneming is: ik heb al dertig minuten muziek op papier staan en dit vormt nog maar een zevende deel van het geheel. Met andere woorden: het wordt te lang.” De componist besloot desondanks om de tekst niet in te korten, maar schoof het werk terzijde. Doodzonde, want nadat in krap drie kwartier de karakters zijn voorgesteld en de eerste verwikkelingen op gang komen, houdt de opera abrupt op.

De drie onvoltooide opera’s hebben vanzelfsprekend niet eenzelfde dramatische impact als de uitvoering van Lady MacBeth van Mtsenk eerder in dit Holland Festival, maar ze vormen zeker een welkome aanvulling op het werk van deze nog altijd omstreden componist. (Henri Drost)

Dinsdag 6 juni

vsprs – Les Ballets C. de la B.

Foto: Chris van den Burght
Foto: Chris van den Burght

Alain Platel is een begrip. De Vlaamse theatermaker/choreograaf combineert theater met dans, met muziek en met circusachtige elementen waardoor ware visuele en multidisciplinaire spektakels ontstaan die ontroeren, die je naar de keel grijpen en die je meeslepen.

vsprs is een danstheaterproject gebaseerd op De Vespro della Beata Vergine van Claudio Monteverdi (vespers betekent avondgebed). Het is één van de cruciale werken in de Europese religieuze muziekgeschiedenis en wordt als zeer belangwekkend beschouwd. Als zestienjarige hoorde Alain Platel de Maria-Vespers voor het eerst in een kerk in Gent. Er werd gespeeld op authentieke barokinstrumenten die op het eind van elk deel lichtelijk vals klonken. Er moest voortdurend worden bijgestemd, wat bij hem de associatie met zigeunermuziek opwekte. De Maria-Vespers zijn wat Platel betreft één van de meest volmaakte devotiewerken. Muziek van Monteverdi speelt in vsprs een hoofdrol door live uitgevoerde barokmuziek in combinatie met zigeunermuziek en met als onbetwiste hoogtepunt de prachtige stem van sopraan Cristina Zavalloni.

Daarnaast werd Platel geïnspireerd door de filmpjes die prof. dr. Arthur van Gehuchten (1861-1914) maakte van zijn psychiatrische patiënten. Patiënten met eigenaardige, schijnbaar zinloze bewegingspatronen. Deze spastische en afwijkende bewegingspatronen zijn in de voorstelling herkenbaar terug te zien.

Foto: Chris van der Burght
Foto: Chris van der Burght

Wat elke voorstelling van Platel zo bijzonder en uniek maakt zijn de karakteristieke en expressieve dansers die in al zijn voorstellingen een hoofdrol spelen. In vsprs zijn het er elf die stuk voor stuk boeien door hun kracht, hun charisma en niet te vergeten door hun fenomenale dans. Het begint met een danser die neurotisch een brood met zijn lichaam probeert te vervormen, vervolgens een danser die – gekleed als saaie kantoorklerk – ongecontroleerd zijn maatpak uittrekt en daar de nodige gezichtsgrimassen bij trekt, dan verschijnt een danseres – ze lijkt op de Mexicaanse schilderes Frida Kahlo – die al schreeuwend haar opwachting maakt. Ze schreeuwt namen van sterke mannen; van Batman tot Jezus. Na dit enerverende begin is alle aandacht gericht op de opvallende danseres Iona Kewney. Haar solo-onderdeel speelt zich grotendeels af in samenspraak met de rekbare broek die ze aanheeft. Uit alle hoeken en gaten steken voeten en handen. Haar acrobatische manier van dansen roept bewondering op. Met haar slangenlijf zorgt ze bovendien voor een hoop hilariteit bij het publiek. Alle dansers eisen zo hun eigen rol op en treden om de beurt op de voorgrond, al dan niet gebruik makend van het decor. Een grote berg wit wasgoed dat ook letterlijk een hooggebergte vormt.

Toch is er iets onbevredigends aan de voorstelling. Een verhaal met een kop en een staart wellicht? Of het gebrek aan enige samenhang tussen de verschillende onderdelen? Of was het al met al het beklemmende gevoel dat zich opdrong door al die al die neurotische bewegingen? De voorstelling eindigt met alle dansers die in hysterische trance-achtige, trillende en extatische bewegingen groepsgewijs naar een soort ‘hoogtepunt’ toewerken. Wederom fascinerend, maar op dat moment heb je ook het gevoel bereikt dat je het wel gezien hebt. En dat is jammer. (Karen Al)

vsprs is nog op 10 en 11 augustus tijdens Theaterfestival Boulevard in Den Bosch te zien.

Zaterdag 3 juni

Lady MacBeth van Mtsensk – De Nederlandse Opera

Foto:  A.T. Schaefer DNO
Foto: A.T. Schaefer DNO

Macht. Seks. Geweld. Het zijn bekende operathema’s, maar in geen andere opera worden ze zo rauw over het voetlicht gebracht als in Dmitri Sjostakovitsj’ meesterwerk Lady Macbeth van Mtsensk. Stalin woonde twee jaar na de wereldpremière in 1936 een voorstelling bij en was zo verbolgen over met name de brute muziek die de verovering van koopmansvrouw Katerina door de arbeider Sergej op buitengewoon suggestieve wijze verklankt, dat hij een vernietigend stuk in de Pravda liet plaatsen met als titel ‘Chaos in plaats van muziek’.

Zeventig jaar later is het publiek wel wat gewend, maar niet aan de stroboscoopverlichting die in het Muziektheater deze ‘liefdesscène’ een nachtmerrieachtig karakter gaf. Het hoort bij de benadering van de Oostenrijkse regisseur Martin Kušej die de rauwe kanten van Sjostakovitsj’ opera niet wegmoffelt, maar ze toont in grove beelden. De groepsverkrachting aan het begin van de opera is ook daadwerkelijk dat: een wrede gangbang waarin zangeres Carole Wilson letterlijk bont en blauw wordt geknepen. En in het vierde bedrijf wordt het ronduit angstaanjagend: het strafkamp blijkt een gruwelijke ondergrondse gulag-gevangenis die uit de vloer opstijgt, met op het dak strak geüniformeerde bewakers, compleet met herdershonden. De nachtmerrie is compleet.

Om je in deze extreme enscenering staande te houden, vraagt veel van de solisten, maar zonder uitzondering slaagt de grotendeels Russische cast daarin. Het is echter de jonge Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek die met haar debuut bij De Nederlandse Opera een verpletterende indruk maakt. Zowel in het hoge als in het lage, in het harde als in het zachte is zij loepzuiver en ongelooflijk expressief. Het stadium van aanstormend talent is Westbroek hiermee direct voorbij, ze is nu al een absolute wereldster. De kwaliteiten van het Concertgebouworkest staan buiten kijf, maar de Letse chef-dirigent Mariss Jansons (die eveneens zijn DNO-debuut maakt) stuwt het orkest naar nog grotere hoogten, culminerend in een adembenemende galoppade aan het eind van de zesde scène. De opening van het Holland Festival was al groots, Lady MacBeth van Mtsensk reikt nog hoger. (Henri Drost)

Lady MacBeth is nog tot en met 28 juni te zien in het Muziektheater Amsterdam.

Vrijdag 2 juni: opening Holland Festival

After Life – Michel van der Aa

Foto: Lex Rijtsma
Foto: Lex Rijtsma

Wat was het meest beslissende moment in je leven? Deze vraag staat centraal in Michel van der Aa’s opera After Life, waarmee gisteravond het Holland Festival geopend werd. De vraag wordt gesteld aan acht pas overleden personen die in een soort tussenstation beland zijn. Door de vriendelijke, maar bureaucratische medewerkers van dit tussenstation (één van vele filialen) wordt dit moment vervolgens op film gereconstrueerd en die herinnering – en alleen die – krijgt de overledene na een week mee naar de eeuwigheid. Voor sommigen is de vraag naar het meest beslissende moment gemakkelijk te beantwoorden, anderen weigeren te kiezen of komen tot de conclusie dat hun leven een aaneenschakeling van ‘gewone’ momenten is geweest.

Een op het eerste gezicht zwaar thema, maar Michel van der Aa, de belangrijkste Nederlandse componist van dit moment, maakt er geen loodzwaar drama over de dood van. Integendeel, in After Life gaat het net als in zijn kameropera One vooral over tijd. Tijd is een thema waarmee Van der Aa voortdurend speelt: echte tijd, herinneringen en de reconstructie daarvan in het tussenstation lopen voortdurend door elkaar heen. Daarbij maakt Van der Aa niet alleen gebruik van het uitstekend spelende Asko Ensemble, maar ook van veel elektronica met klikken, tikken en vervreemdende echo’s, videoprojecties van acteurs, live gefilmde uitvergrotingen van het decor en flashbacks van de hoofdpersonages.

Het knappe is dat de videoprojecties niet zomaar een achtergrond vormen, maar een wezenlijk onderdeel van de handeling zijn. Synergie is het toverwoord bij componist, regisseur en filmmaker Van der Aa, die zijn opera baseerde op de gelijknamige film van Hirokazu Kore-Eda. Het resulteert in een complexe, verrassende, soms zelfs komische, maar vooral aangrijpende opera die de toeschouwer overrompelt en achterlaat met de vraag: wat is het meest beslissende moment in jouw leven? (Henri Drost)

After Life is nog tot en met 9 juni in het Holland Festival te zien. Bezoek ook www.momentvanjeleven.nl, de site werd speciaal voor deze voorstelling gemaakt en draait om de centrale vraag van de opera.

Sentimenti – NTGent

Foto: Ursula Kaufmann
Foto: Ursula Kaufmann

“Weg, weg jullie”, gebaart de man in een antracietkleurige pak naar de operazangers die op hem en zijn moeder komen aflopen. Maar Elzbieta Szmytka, sopraan in eenzelfde soort jeugdig jurkje als zijn moeder en Ki Chun Park (tenor) laten zich niet verjagen. Er moet gezongen worden over de vreugde van de liefde, over een nieuw begin, ver van de zorgen uit het verleden.

In de muziektheatervoorstelling
Sentimenti herinnert Simon, door Jeroen Willems gespeeld, zich zijn jeugd in een na-oorlogs Duitsland – en dan vooral zijn moeder en haar levenslust. Terwijl Willems zijn herinneringen ophaalt, komen steeds meer personages op het toneel: hijzelf als kind (gespeeld door een jongere acteur), zijn broertje Thomas, maar ook buren en kennissen zwerven door zijn geheugen. Acteurs, operazangers en musici – allen van topkwaliteit – dansen, spelen en zingen. Paul Slangen, vaste tekstbewerker van Johan Simons bij NTGent, maakte van Ralf Rothmanns roman Milch und Kohle een bewerking voor toneel. Regisseur Simons en muzikaal leider Paul Koek vermengden dat met opera’s van Verdi, hetgeen uitmondt in een fragmentarische en essayistische voorstelling: herinneringen lopen door elkaar, de ene roept de andere op, en ze komen ook steeds weer terug.

Simons en Koek zeggen met Sentimenti het sentiment te willen onderzoeken. Willems klemt zich als de verteller vol overgave vast aan de ‘dunne benen’ van zijn jonge moeder – dit gebeurt met een aanbidding die grenst aan kitscherige gevoelens uit Merci-reclames. Nog meer chocolade-associaties komen bovendrijven bij de Ferrero Rocher aria La donna è mobile, die galmt wanneer de moeder flirt en danst in de kroeg. De vrouw is onberekenbaar, haar liefde grillig. Sentimenti brengt ons zoete emoties van de herinnering en gekwelde klanken van de liefde.
Door vorm – springerig zonder vaste lijn, tijdsduur – 160 minuten – en taal – Duits – dwalen de gedachten nog al eens af. Je betrapt jezelf kijkend naar de verweerde muren van de Westergasfabriek, of het decor bewonderend zonder op de acteurs te letten. Dat is niet erg, Sentimenti vraagt geen voortdurende oplettendheid, maar de vertragingstechnieken worden na twee uur wel vervelend. Dat doet echter weinig af aan de vele prachtige momenten die de voorstelling kent, het fantastische spel van iedereen op het podium en de indrukwekkende vormgeving. (Jan Auke Brink en Wideke Piël)

Sentimenti is nog tot en met 4 juni in het Holland Festival te zien.

Kunst / Expo binnenland

Studio in beeld?

recensie: Andy Warhol, Bruce Nauman e.a. - Mapping the studio

Vraag een toevallige voorbijganger te omschrijven waar een kunstenaar werkt en hij zal antwoorden “in een atelier, een rommelige, slecht onderhouden ruimte met daarin schilderijen, tekeningen of andere projecten die nog niet afgerond zijn.” Het atelier kent echter vele vormen en is al decennia lang niet meer de enige plaats waar een kunstenaar werkt. Musea, de openbare ruimte, theater, kantoor en fabriek kunnen net zo goed aangewend worden als werkplek. Kunstenaar Daniel Buren zei het in 1971 al: “mijn atelier is waar ik mij bevind.” De vraag hoe kunstenaars zich verhouden tot hun eigen werkomgeving is dan ook al in diverse kunsthistorische verhandelingen aan de orde gekomen. Het Stedelijk Museum in Amsterdam wijdt er nu een tentoonstelling aan onder de titel Mapping the Studio.

Centraal in deze tentoonstelling staan kunstenaars uit de periode 1965-1975. In dit decennium veranderde de manier waarop tegen het atelier aangekeken werd drastisch. Bruce Nauman, Jan Dibbets, Gordon Matta-Clark, Daniel Buren, Andy Warhol, Robert Smithson en Martha Rosler hebben hierbij een grote rol gespeeld. In de expositie is aan de hand van video’s en foto’s te zien hoe elk van deze kunstenaars op hun eigen manier de blik op het atelier verruimden. Naast deze kerngroep wordt ook werk getoond van kunstenaars, die de afgelopen vijftien jaar blijk hebben gegeven van een eigen benadering van de werkomgeving. Onder anderen Gregor Schneider en Atelier van Lieshout worden opgevoerd als voorbeelden. Direct bij binnenkomst wordt al duidelijk dat deze tentoonstelling geen visueel spektakel is, waar je puur en alleen op je zicht kunt vertrouwen. Wil je het verhaal dat in deze tentoonstelling verteld wordt kunnen volgen, is het belangrijk goed te luisteren en te lezen, waar dat gevraagd wordt.

Om kritiek op de de gekozen benadering te omzeilen stelt het Stedelijk in al haar pers-teksten dat de tentoonstelling “een parcours wil uitzetten dat door de verschillende kunstenaargeneraties heenloopt en de bezoeker langs een aantal significante thema’s van de hedendaagse kunstpraktijk voert, namelijk de relatie tot de architectonische ruimte, de rol van het individu en het collectief en tenslotte de politieke en maatschappelijke betekenis van arbeid.” Ook wordt benadrukt dat de tentoonstelling “allerminst een encyclopedisch overzicht wil geven.”

Bruce Nauman, Mapping the Studio I – All Action Edit (Fat Chance John Cage), 2002, installatie van 7 projecties. (foto: Gert Jan van Rooij)
Bruce Nauman, Mapping the Studio I – All Action Edit (Fat Chance John Cage), 2002, installatie van 7 projecties. (foto: Gert Jan van Rooij)

De relatie tot de architectonische ruimte

De belangrijkste kunstenaar binnen de eerste hoofdlijn van de tentoonstelling is Bruce Nauman. In zijn studiofilms uit 1967 en 1968 maakt hij korte metten met het aura van heiligdom dat het atelier tot dan toe heeft. We zien een alledaags ingerichte ruimte, waarin hij rondloopt, viool speelt en een balletje opgooit. Nauman ziet het atelier niet als ruimte waarin een kunstwerk wordt vervaardigd. Voor hem is zijn lichaam het materiaal. Alles wat hij doet, is dus kunst. In 2002 maakte hij het werk Mapping the Studio (niet toevallig ook de titel van de tentoonstelling), waarin hij ons tot vermoeienis toe nachtelijke opnames van zijn atelier laat zien met als hoogtepunt een achtervolging van kat en muis. In een toelichting op dit werk stelt hij dat hij gefrustreerd raakte door zijn gebrek aan nieuwe ideeën en daarom begon te werken met wat hem ter beschikking stond; zijn atelier. Zijn films uit ’67 en ’68 zijn baanbrekend, Mapping the Studio is slechts een slap aftreksel hiervan.

Gordon Matta-Clark werkte in de vroege jaren zeventig in verlaten panden in de vervallen buurten van New York, zoals de Bronx. Vlak voor de gebouwen neergehaald werden, trok hij erin om de wanden, vloeren en plafonds te gebruiken als materiaal voor zijn sculpturen. Hij zaagde rechthoekige delen uit vloeren en exposeerde deze rechtopstaand in de galerie 112 Greene Street. In de tentoonstelling is één zo’n object terug te vinden, maar de nadruk ligt op de indrukwekkende foto’s en filmopnames van zijn acties. Zo zijn er ook opnames van zijn werk in het Office Baroque in Antwerpen te zien. Kijkend naar de films van Matta-Clark, krijg je behoefte aan meer informatie over zijn intrigerende werk(wijze). De tentoonstelling wekt allerhande vragen op, maar geeft je vervolgens niet de handvatten om deze te beantwoorden. Echt geïnteresseerden kunnen natuurlijk zelf de bibliotheek bezoeken.

Gregor Schneider, Atelier uit de installatie totes Hause u r, 2001 (foto: Gert Jan van Rooij)
Gregor Schneider, Atelier uit de installatie totes Hause u r, 2001 (foto: Gert Jan van Rooij)

De Duitse kunstenaar Gregor Schneider toont een reconstructie van zijn atelier en transformeert het zo in een kunstwerk. Dit atelier is afkomstig uit zijn ouderlijk huis, dat hij tot het werk Haus u r heeft omgebouwd. Een volledige reconstructie van dit huis was al eens op de Biënnale van Venetië te zien. Wanneer je het witte vertrek van het atelier binnenkomt, vallen de waslijn en de ramen zonder uitzicht direct in het oog. Daarnaast is in de ruimte ook een matras van was te zien, waarop een rechtopstaande plank is gezet. Het atelier is immers een werkplaats, niet een ruimte om te luieren. De manier waarop het atelier door Schneider is opgebouwd en de manier waarop het hier in de tentoonstelling wordt gepresenteerd, doet je nadenken over de mogelijkheden van het atelier.

De rol van het individu en het collectief

Het bekendste voorbeeld van een kunstenaarswerkplaats, waar gewoond en gewerkt werd is natuurlijk Andy Warhols Factory. Door de foto’s van Billy Name werd elke beweging die de bewoners van de Factory maakten tot kunst verheven. Bekende namen, als Nico van The Velvet Underground en Dennis Hopper waren veel in de Factory te vinden en zijn dus ook te zien op veel foto’s en films die daar gemaakt zijn. De tentoonstelling maakt hier, net als bij Matta Clark, grotendeels gebruik van documentatiemateriaal van de Factory. Sommige voorbeelden die in de expositie gegeven worden, zouden dan ook beter tot zijn recht komen in een boek, dan in een presentatie als deze.

Warhols Factory was niet de enige plek waar zo intensief met elkaar samengeleefd en gewerkt werd. De Wiener Aktionist Otto Mühl startte in de zeventiger jaren Friedrichshof; een leefgemeenschap in de buurt van Berlijn, die alle banden met de burgermaatschappij opzegde. Aan dit sociale experiment namen een paar honderd mannen, vrouwen en kinderen deel. Wat begon als een idealistische groep gericht op vrijheid, resulteert in een gemeenschap waar seksuele excessen onder dwang de boventoon voeren. Op de tentoonstelling is een indrukwekkende documentaire over de rise and fall van dit collectief te zien.

De politieke en maatschappelijke betekenis van arbeid

Robert Smithson verliet eind jaren ’60, begin jaren ’70 het atelier voor zijn grootschalige Land Art projecten. Hij huurde voor zijn bekendste werk Spiral Jetty een team van aannemers en constructiemedewerkers in. Richard Serra maakte rond dezelfde tijd een serie video’s onder de titel Hands Scraping. Hierin zien we twee handen, die telkens dezelfde eenvoudige handeling herhalen, die lijken op die van een werknemer aan de lopende band.

Atelier van Lieshout, (detail) Slave University (Female), 2006, hout, polyester, textiel. (foto: Gert Jan van Rooij)
Atelier van Lieshout, (detail) Slave University (Female), 2006, hout, polyester, textiel. (foto: Gert Jan van Rooij)

Ook Atelier van Lieshout zoekt de grenzen van het atelier op. Ze richt zich sinds een jaar of tien op arbeid en technologie in een mondiale, kapitalistische context. Op de tentoonstelling wordt middels een maquette en enkele schetsen het meest recente project Slave City onder de aandacht gebracht. Hiervoor ontwierp Atelier van Lieshout onder andere het Call Centre: een reusachtig werkkamp dat plaats biedt aan tweehonderdduizend werknemers, die zeven dagen in de week, acht uur per dag ICT- en helpdeskfuncties verrichten. Hier wordt gestreefd naar maximale winst door disciplinering, controle en efficiëntie. Op deze manier worden extreme uitspattingen in de hand gehouden; alle handelingen van de bewoners annex werknemers worden gereguleerd. Daarnaast worden milieubewust ondernemen en de nieuwste managementinzichten met elkaar gecombineerd, waardoor economisch gewin verzekerd is.

Liever in een publicatie

De tentoonstelling Mapping the Studio geeft diegenen die de interesse en de energie hebben goed te kijken en te lezen een gevarieerd beeld van de relatie van de kunstenaar tot zijn werkomgeving. Er komen veel interessante kunstenaars aan bod, wiens werk en ideeën stof tot nadenken geven. Toch vind ik het hier aangesneden onderwerp in eerste instantie beter geschikt voor een boek. Hierin zou plek voor bezinning op het onderwerp kunnen zijn en wellicht was hier ook ruimte geweest om ook nog kort enkele kanten van het atelier te belichten, waar men in de tentoonstelling geen ruimte meer voor had, zoals bijvoorbeeld het atelier als laboratorium en het atelier als digitale snelweg. Het is dan ook jammer dat de tentoonstelling niet wordt vergezeld door een publicatie.

Film / Films

Ergernis troef

recensie: The Break-Up

After breaking up comes making up. Althans, zo luidt het gezegde. Maar niets is minder waar in de zogenaamde anti-romantische komedie The Break-Up van Peyton Reed. De in het dagelijks leven verse tortelduifjes Jennifer Aniston en Vince Vaughn spelen het gelukkige stel Brooke en Gary. Na twee jaar koek, ei, rozengeur en maneschijn besluiten de twee te gaan samenwonen in een luxe appartement in Chicago. En dat is het begin van het gedonder in de glazen.

~

Want langzamerhand beginnen ze persoonlijkheidstrekjes bij elkaar te ontdekken die ze nooit eerder waren tegengekomen. Uiteindelijk leidt hun gekissebis tot de zogenaamde break-up uit de titel. Let wel, de film is nu pas een kwartiertje aan de gang. Hoe moet het nu verder? Geen van beiden is bereid om hun gezamenlijke vrienden, leventje en vooral ook het appartement op te geven. De beslissing is echter snel gemaakt en ze besluiten als vijandige huisgenoten verder te leven, met de nodige wraakacties en treiterijen van dien. Want de grens tussen haat en liefde is, zoals blijkt, erg dun.

Beter goed gejat…

Voor elke filmmaker die zich eraan waagt, blijft het een uitdaging om een romantische komedie te maken die eens een keer niet cheesy en cliché is. In feite is de gespiegelde plotlijn van The Break-Up wat dat betreft redelijk opvallend voor dit genre. Met de anticlimax aan het begin en een steeds verder afbouwende verhaallijn zit de film verhaaltechnisch dan ook prima in elkaar. Maar echt vernieuwend is de insteek niet. De deconstructie van een eens zo solide relatie en de test hoever beide exen willen gaan om elkaar het leven zuur te maken is in 1989 door niemand minder dan Danny DeVito ook al eens in beeld gebracht, maar dan stukken smaakvoller.

~

Zijn hilarische film The War of the Roses lijkt het originele concept achter The Break-Up te zijn, waar Peyton Reed slechts een hedendaagse draai aan heeft willen geven. Beter goed gejat dan slecht bedacht, maar de kunst is dan wel om met je goed gejatte idee de oude versie te overtroeven en tegelijk het publiek te blijven bekoren. En dat is wat – ondanks verwoede pogingen tot spitsvondigheid – toch jammerlijk mislukt. Aniston en Vaughn zijn van zichzelf uitstekende komedianten en verstaan hun vak goed, maar in deze film mist het scherpe randje, de bijtende spot, die juist in The War of the Roses de boventoon voert. De dialogen waar Aniston en Vaughn in The Break-Up mee moeten werken zijn betreurenswaardig tam, nogal cliché en bovendien erg langdradig. De humor is simpelweg lauw en het overmatige en oeverloze geruzie gaat naar verloop van tijd flink vervelen.

Als dat alles is

Het enige wat de film nog een klein beetje grappig maakt zijn de bijrollen van de agressief aangelegde vriend van Gary, Jonny O. (Jon Favreau), die zowel letterlijk als figuurlijk als een vierkant blok achter zijn vriend staat. En Richard (John Michael Higgins), de broer van Brooke, die met zijn a capellagroepje zijn best doet om zijn zus te helpen het bloed onder de nagels van Gary vandaan te halen. Maar als dat alles is wat de film de moeite van het bekijken waard maakt, kun je je afvragen of je niet beter The War of the Roses nog een keertje in de videorecorder kunt stoppen.

Muziek / Album

Nog altijd de tragische kant van de liefde als inspiratiebron

recensie: The Black Heart Procession - The Spell

Muziek voor gekrenkte zielen, voor mensen die het verleden maar moeilijk los kunnen laten, die liever terugblikken dan vooruitkijken, die zich ellendig voelen en hun verdriet het liefst in het café verzuipen. Je begrijpt het al, het is de melancholie, de weemoed, waar het uit San Diego afkomstige The Black Heart Procession (BHP) in is gespecialiseerd. Met haar vijfde studioalbum The Spell keert BHP nu terug naar het geluid waarmee ze is groot geworden: duistere, broeierige pop die zijn oorsprong lijkt te vinden in de Mexicaanse woestijn. Muziek waar het zweet vanaf druipt.


BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer
BHP tijdens een concert in Vera Groningen, foto: Mark Scheffer

Pall Jenkins (die soms ook door het leven gaat als Paolo Zappoli) en Tobias Nathaniel zijn de kernleden van de groep. Zij kennen elkaar al van voor BHP, en wel van het legendarische avant-rock gezelschap Three Mile Pilot, ook uit San Diego. Die band gaf er na drie albums en een handjevol EP’s in 1997 voor onbepaalde tijd de brui aan, naar het schijnt omdat een aantal mensen niet wilde toeren . Jenkins en Nathaniel gingen samen verder met The Black Heart Procession. Inmiddels is BHP alweer toe aan haar vijfde studioalbum (tussendoor leverde ze samen met Solbakken nog een bijdrage aan de In The Fishtank-serie). Alle albums werden uitgebracht bij het Touch and Go-label, waar bijvoorbeeld ook Calexico en CocoRosie zitten.

Melancholie troef

Vooral op de eerste drie, donkere, broeierige albums met de ‘veelzeggende’ titels One, Two en Three is het melancholie troef. Dan mag je denken aan de zwarte kant van bands als Mercury Rev, The Birthday Party, Tindersticks, Madrugada en de singer-songwriter kant van Nick Cave of Neil Young.
Nieuweling The Spell hangt een beetje in tussen de eerste drie BHP albums en het toch iets warmere, iets toegankelijkere Amore del Tropico (2002). Ditmaal helaas geen up-tempo, bijna feel-good nummer zoals Did You Wonder, waardoor het geheel toch wat eentonig overkomt, een aantal juweeltjes ten spijt. Ook live is dit het grootste manco, zoals het concert in het Groningse VERA laatst maar weer eens aantoonde. De krenten in de pap zijn in dit geval het slepende The Letter, met een hemeltergend mooi, door piano en viool gevulde intro en de sentimentele afsluiter To Bring You Back, waarin wordt verhaald over een verloren geliefde. Tekstueel is er in dat opzicht de afgelopen tien jaar weinig veranderd; ondanks het succes van zijn band voelt Jenkins zich klaarblijkelijk nog altijd onbegrepen en in de steek gelaten. Sentimenteel geneuzel? Het zit op het randje, maar vooralsnog wel aan de goede kant. Vernieuwend kun je The Spell moeilijk noemen, maar dat zal de echte Black Heart Procession fan zeer terecht een grote zorg zijn.

Onlangs werd bekend gemaakt dat van Three Mile Pilot in 2007 een nieuw album zal verschijnen!

Muziek / Album

B-garnituur

recensie: Lambchop - The Decline of the Country & Western Civilization

Lambchop loopt al weer heel wat jaren mee. Zanger en componist Kurt Wagner was al die jaren één van de weinige constante factoren in de groep. Op sommige momenten dijde het gezelschap uit tot niet minder dan zeventien personen. Wonderbaarlijk dat het ze is gelukt om het bandgeluid al die tijd zo klein te houden.

~

Lambchop is één van de vaandeldragers van het alternative country genre. Het enige dat hen echt aan het countrygenre bindt is echter het gebruik van een pedal steel gitaar. Het instrument met het jankende en langgerekte geluid is zeer regelmatig te horen. Of zal het toch hun afkomst zijn? De band heeft haar basis in het hart van de countrymuziek: Nashville, Tennessee. Feit blijft dat net zoals veel anderen uit het alternatieve countrygenre Lambchop op muzikaal gebied niet zo heel veel met country van doen heeft. Denk dan ook zeker niet aan yee-ha’s, snikken en stembuigingen bij Lambchop.

Diversiteit

The Decline of the Country & Western Civilization is een verzameling a- en b-kantjes, aangevuld met een enkel nooit uitgebracht nummer. De compilatie toont de diversiteit van de band. Als zodanig is het misschien wel de beste afrekening met het feit dat ze te pas en te onpas in de countryhoek worden gestopt. Een melig nummer als Two Kittens Don’t Make a Puppy klinkt bijna als een parodie van New Orders Blue Monday, inclusief uit duizenden herkenbare staccato drumbeat. Maar er is net zoveel plaats voor rammelende lo-fi indie-rock (The Scary Caroler) en een cover van Elvis Costello’s Beyond Belief op deze bloemlezing.

Restmateriaal

Zoals te vaak geldt voor compilaties met ‘restmateriaal’ is ook dit album weinig memorabel. Ook hier kun je niet aan de indruk ontsnappen dat onder het mom van ‘ze waren zo slecht verkrijgbaar’ een aantal willekeurige nummers bij elkaar geplakt worden. Zelden leidt dat tot een coherent, laat staan een goed album.

Tekenend voor het gebrek aan kwaliteit op deze verzamelaar is de uitvoering van I can Hardly spell my name. Op The Decline (…) is een demoversie van dit nummer uit 1995 opgenomen. Het is een rommelige lo-fi versie van een schitterend nummer dat later ook terecht zou komen op het in 2002 verschenen album Is a Woman. De demoversie verraadt slechts gedeeltelijk deze klasse.

Voor alle fans

The Decline of the Country & Western Civilization is leuk als tijdsdocument of voor verstokte fans, al zullen die het gros van de nummers al bij elkaar gescharreld hebben. Voor beginners en geïnteresseerden zijn Nixon, het al genoemde Is a Woman of de dubbelaar Aw c’mon/no you c’mon een betere kennismaking. Voor mensen die tussen die twee kwalificaties in hangen, is het nog even wachten op het nieuwe album Damaged dat in augustus moet gaan verschijnen.

Lambchop speelt op 1 augustus in Tivoli, Utrecht.

Boeken / Strip

Jan Wolkers/Dick Matena – Kort Amerikaans, deel 1

recensie: Emotionele armoede

Sinds de stripversie van Dick Matena van Gerard Reves De avonden is verstripte literatuur geheel geaccepteerd door de ‘kunstwereld’. Wellicht is dat de reden dat Matena zich opnieuw heeft gestort op een literaire klassieker. Ditmaal geeft uitgeverij De Bezige Bij zijn strip van Kort Amerikaans van Jan Wolkers uit.

Natuurlijk valt er veel voor te zeggen dat dankzij Matena literatuurliefhebbers eindelijk oog hebben voor strips, maar de vraag die blijft spelen is: wat is zo’n integrale verstripping werkelijk waard? De kritiek op De avonden was dat Matena’s beelden weinig toevoegden aan de geschreven tekst. De tekst van deze roman was namelijk integraal overgenomen. Het medium strip heeft echter als doel een brug te slaan tussen dat wat met woorden verteld wordt en dat wat je ziet. Matena is daar bij Kort Amerikaans beter in geslaagd. Hij heeft de tekst veel meer los durven laten dan hij bij De avonden deed – tenminste vergeleken met de 33e druk van Kort Amerikaans uit 1973.

Felrealistisch en klinisch

~

De tekenstijl die Matena in Kort Amerikaans gebruikt, wijkt niet af van zijn andere werk: een felrealistische weergave van de werkelijkheid met keiharde koppen zonder een spatje emotie. Dat gemis aan emotie sloot goed aan bij de sfeer in De avonden en dat was dan ook waarom dit boek het meest werd geprezen. In Kort Amerikaans, dat gaat over een jongen die onderduikt in een kunstacademie, zitten ook veel van die emotiearme figuren, zoals de nazi/kunstenaar Van der Grouw, bij wie deze stijl goed past. De seksscènes die erg belangrijk zijn voor dit boek (in cultuurhistorische zin, omdat dit een van de eerste boeken was waarin seks zo’n opvallende rol had), zijn echter zo klinisch als een ziekenhuisgang. Dat dit album in kleur is gemaakt, of zoals Matena zelf zegt: “oorlogskleuren; matte, aardse tinten”, doet daar niets aan af.

Liever lezen

Matena heeft nog toegezegd om na deze trilogie Kaas van Willem Elsschot en De diamant van Harry Mulisch te verstrippen. Als magnum opus zou hij Ulysses van Joyce willen omzetten in plaatjes. Daar moet nog even op worden gewacht, want eerst komt dit najaar nog deel twee van Kort Amerikaans uit, en het laatste deel in het voorjaar van 2007. Ik denk dat ik liever voor die tijd de roman nog eens herlees. Kort Amerikaans door Matena levert geen extra bijdrage aan de stripwereld en zal niet eigenhandig zorgen voor de emancipatie van de strip als literaire vorm. Geef mij maar weer eigen werk van Matena, zoals Gauguin en Van Gogh uit 1990.

Boeken / Fictie

Semi-autobiografische stijlbreuk

recensie: David Mitchell (vertaling: Arthur de Smet) - Dertien

David Mitchell (1969) wordt beschouwd als een van de meest talentvolle jonge schrijvers die Engeland de laatste tien jaar heeft voortgebracht. Zijn debuut Ghostwritten (1999), het voor de Booker Prize genomineerde number9dream (2001) en Cloud Atlas (2004) waren stuk voor stuk complexe en virtuoze meesterwerken die de lezer in een tour de force van hot naar her slingerde.

Er leek geen einde te komen aan de ingenieuze vertelperspectieven, de hoofdstukken die stuk voor stuk op miniromans leken en de verschillende werelden, invalshoeken en stijlen die naadloos in elkaar overvloeiden. Er leek geen einde aan te komen. Nu is dat toch gebeurd.

Radicale stijlbreuk

Dertien is namelijk een radicale stijlbreuk. In deze roman vinden we weinig terug van de Mitchell waar we zo van zijn gaan houden. De roman vertelt het niet bijster bijzondere of originele verhaal van de dertienjarige jongen Jason Taylor die worstelt met zijn spraakgebrek (dat hij de toepasselijke naam ‘Hangman’ heeft gegeven), zijn impopulaire status op school, zijn oudere zus Lucy en het tanende huwelijk van zijn ouders.

Het is een typisch ‘coming of age’ verhaal van een jongen compleet met morele aanwijzingen, (trek je niets aan van je pestkoppen), eerste seksuele ervaringen (toen stak ze haar tong in mijn mond) en een stille belofte voor de toekomst in de vorm van een oude dame die Jason aanspoort toch vooral door te gaan met gedichten schrijven; een bezigheid die hij het liefst voor iedereen verbergt.

Een en ander speelt zich, volledig tegen Mitchell-gebruik in, ook nog eens af in een slaperig stadje in Engeland (Black Swan Green) in de provincie Worcestershire gedurende 1982-1983. Nauwelijks een plek die zich leent voor spannende taferelen en die komen dan ook niet aan bod. Afgezien van het veranderen van de seizoenen, de regering van Margaret Thatcher ten tijde van het Falkland conflict en problemen met klasgenoten, gebeurt er bar weinig in Dertien.

'The Iron Lady' Margret Thatcher. Een icoon van de jaren tachtig.
‘The Iron Lady’ Margret Thatcher. Een icoon van de jaren tachtig.

Semi-autobiografisch

De roman komt dan ook vooral over als een persoonlijk verhaal. Mitchell moet bewust gekozen hebben voor een breuk met zijn eerdere werk. Het heeft er dan ook de schijn van dat het boek gebaseerd is op zijn eigen ervaring. Een semi-autobiografische roman dus. De eerdere publicatie van enkele hoofdstukken in literaire tijdschriften doet vermoeden dat het idee voor deze roman al lang op de plank lag. De vraag is alleen: boeit het verhaal van Jason Taylor? Voor wie nog nooit een Mitchell heeft gelezen misschien, maar dit verhaal kabbelt voort als een saai beekje als je het vergelijkt met de woeste en vaak exotische zeeën van bijvoorbeeld Ghostwritten.

Jason zelf is bij vlagen ongeloofwaardig en roept de vraag op of jongens van dertien wel zo in het leven staan. Hij lijkt veel te wereldwijs voor zijn jaren en de wisselwerking tussen werkelijkheid en fantasie is bovendien geforceerd. Mitchell heeft er een snufje magisch-realisme overheen gestrooid, maar in dit geval werkt dat alleen maar bevreemdend. Bovendien lees je Mitchell door het karakter heen van Jason Taylor en daardoor komt de hoofdpersoon nauwelijks tot leven. Denk daarbij een uitgebreide, nostalgisch aandoende beschrijving van de jaren tachtig voor een tiener: bands, tv-programma’s, snoep en speelgoed. Je begrijpt het al.

Gemis van een plot

De vertrouwde Mitchell vinden we maar enkele pagina’s terug: het hoofdstuk Solarium waarin Jason les krijgt over poëzie en het leven door Madame Eva van Outryve de Crommelynck. Het is grappig, virtuoos, diepzinnig en staat in schril contrast met de rest van de roman. Het hoort er simpelweg niet in thuis. Veel meer les had Jason van deze madame moeten krijgen. Dat zij (letterlijk) spoorloos verdwijnt na één hoofdstuk is onbegrijpelijk.

Losse eindjes zijn niets voor Mitchell, maar Dertien barst er van uit zijn kaft. De Madame, de heksachtige vrouw in het bos, de relatie met zijn ouders; veel wordt aangeroerd om vervolgens tussen de regels door te glippen en te verdwijnen.

De roman mist een duidelijk plot en hangt een beetje in de lucht. Kon het zich als geheel maar meten met een hoofdstuk als Solarium, maar de waarheid is dat het ook goed zou zijn als de rest van de roman gewoon zou ontbreken. De kracht van dat ene hoofdstuk is zo groot dat het de rest compleet opslokt. Waarschijnlijk gaat dit ook gebeuren als het wordt vergeleken met zijn andere werk. Misschien moet je een jongen geweest zijn om Dertien te vatten, maar waarschijnlijk lag de lat voor Mitchells persoonlijkw verhaal gewoon te hoog. Hopelijk is hij zijn semi-autobiografische ei nu kwijt. Dan kan hij weer over tot de orde van de dag.

Muziek / Album

Mucho mainstream

recensie: Snow Patrol - Eyes Open

Het is een pittige vraag voor een popquiz: Welke populaire rockband is begonnen onder de naam Polar Bear? Antwoord: Snow Patrol. De nieuwe en meer mysterieuze bandnaam Snow Patrol ontstond omdat de bassist van Jane’s Addiction een hobbybandje had met dezelfde, niet bijster originele naam “IJsbeer”. Tot zover de poptrivia, over naar serieuzere zaken.

~

De Noord-Ierse/Schotse rockband Snow Patrol, opgebouwd rond de charismatische zanger en tekstschrijver Gary Lightbody, maakte furore met het definitieve doorbraakalbum Final Straw (2004). De recent verschenen opvolger Eyes Open heeft dan ook te maken met de alom gevreesde hoge verwachtingen, vooral nadat de band in de pers al vergeleken werd met grootheden als U2. Eyes Open maakt in vergelijking met het spannende Final Straw dan ook een geforceerde, onbezielde indruk; het is een plaat die, met gemakkelijk in het gehoor liggende stadionknallers, vooral bedoeld lijkt voor het grote publiek op de Britse én de immense Amerikaanse markt.

Lightbody–effect

Snow Patrol viel ten tijde van Final Straw vooral op door wereldsongs als Somewhere A Clock Is Ticking en de hit Run. Hypnotiserende, epische ballades die zelf de meest koele kikker wisten te ontroeren. In Set The Fire To The Third Bar dat Gary Lightbody op Eyes Open zingt met diva Martha Wainwright gebeurt er overigens weer zoiets moois: de song is zó vol bezieling dat je spontaan de behoefte krijgt ongegeneerd een potje te gaan janken. Ook het langzame Chasing Cars en Make This Go On Forever van het nieuwe album zijn schitterende instantklassiekers. Dit zijn de Snow Patrolsongs die gedragen worden door avontuur en die de kracht kennen van het “Lightbody-effect”: voordracht van tekst en zang als in een kalmerend warm bad. Kon deze band zich maar altijd bezig houden met van die songs die je direct een brok in de keel bezorgen…

Vlees noch vis

Maar Snow Patrol is een vijfkoppige band en blijkbaar vinden de mannen (of is het de platenmaatschappij?) dat er af en toe gerockt moet worden. Hier slaat de ongeïnspireerdheid toe, dus krijg je hapklare brokken met akkoorden voorgeschoteld zoals opener You’re All That I Have, het quasi-ruige Hands Open met een verschrikkelijk refrein (Nickelback!) of het saaie Headlights On Dark Roads. Songs in categorie ‘Vlees noch vis’. En helaas valt de rest van de liedjes op Eyes Open dan vanzelf tussen wal en schip. Eeuwig zonde, want Snow Patrol is zonder meer een interessante band, zo lang de leden zichzelf durven te blijven en niet vallen voor de verleiding mainstream-rockliedjes te gaan schrijven.

Muziek / Achtergrond
special: Talent van eigen bodem - VI: Een interview met Grootmeester Jan

Hiphop creëeren met een eigen gezicht, dat wil GMJ

Na interviews met o.a. Audiotransparent, Propeller, We vs. Death en Blues Brother Castro nu een talent uit een hele andere muzikale scene. Grootmeester Jan (GMJ) heeft zijn sporen als rapper reeds lang verdiend bij het Amersfoortse rap-collectief D.A.C. en mag zichzelf een gevestigde naam noemen in de underground. Niettemin willen we de aandacht op hem vestigen, deze ondergrondse doe-het-zelver, na het uitkomen van zijn debuutalbum Collaboratorium in november vorig jaar. We werpen zowel blikken voor als achteruit met deze Grootmeester.

~

Het begon voor mij met rappen in 1997 bij Vlieg. Rappen in het Nederlands werd toen eigenlijk nog niet voor vol aangezien en je werd al snel als een Osdorp Posse-wannabe gezien. Toen we ons in 2000 aansloten bij D.A.C. (de Amersfoortse Coöperatie) ging het snel anders. We waren een grotere crew, met meer inspiratie: doordat je elkaar ook aansteekt en van elkaar leert. Een opwaartse spiraal dus die uiteindelijk resulteerde in Didactici (2002) en nog later in Professioneel chillen (2004). En bij Didactici merkten we dus al dat Nederlandse hiphop heel erg in de lift zat, de platen waren onwijs snel weg en de houding naar het genre veranderde ook. Waar voorheen dus het Engels gezien werd als de taal van rap was nu juist rappen in je moerstaal wat gewenst was. De omgekeerde wereld van wat je in 1997 zag toen ik begon. Je zou Nederlandse hiphop tegenwoordig zelfs bijna de nieuwe Nederpop kunnen noemen.

Dat GMJ op hetzelfde moment ook gebeld wordt voor een bespreking van een demo van een beginnende nederhop-formatie illustreert niet alleen het hippe van de Nederhop, maar ook de gedreven doe het zelf houding van de rapper. Men hoeft niet langs een manager of agent om contact met hem te leggen, alles gaat via hemzelf, zo ook de promotie van zijn werk.

~

Het begon voor mij met rappen in 1997 bij Vlieg. Rappen in het Nederlands werd toen eigenlijk nog niet voor vol aangezien en je werd al snel als een Osdorp Posse-wannabe gezien. Toen we ons in 2000 aansloten bij D.A.C. (de Amersfoortse Coöperatie) ging het snel anders. We waren een grotere crew, met meer inspiratie: doordat je elkaar ook aansteekt en van elkaar leert. Een opwaartse spiraal dus die uiteindelijk resulteerde in Didactici (2002) en nog later in Professioneel chillen (2004). En bij Didactici merkten we dus al dat Nederlandse hiphop heel erg in de lift zat, de platen waren onwijs snel weg en de houding naar het genre veranderde ook. Waar voorheen dus het Engels gezien werd als de taal van rap was nu juist rappen in je moerstaal wat gewenst was. De omgekeerde wereld van wat je in 1997 zag toen ik begon. Je zou Nederlandse hiphop tegenwoordig zelfs bijna de nieuwe Nederpop kunnen noemen.

Dat GMJ op hetzelfde moment ook gebeld wordt voor een bespreking van een demo van een beginnende nederhop-formatie illustreert niet alleen het hippe van de Nederhop, maar ook de gedreven doe het zelf houding van de rapper. Men hoeft niet langs een manager of agent om contact met hem te leggen, alles gaat via hemzelf, zo ook de promotie van zijn werk.

Tja, het is natuurlijk zo dat er tegenwoordig een hoop Nederlandse hiphop acts juist door sterke promotie van hun platenmaatschappij (veelal TopNotch) behoorlijk in de kijker gespeeld worden. Zelf heb ik echter voorlopig geen behoefte aan een contract. Naast het feit dat we met D.A.C. rond 2000 nogal wat gezeik hebben gehad met onze toenmalige platenmaatschappij is het voor mij ook een groot leerproces om alles zelf te doen. Op het moment ben ik bezig met een studie aan de Academie voor Popcultuur en kan dit heel goed combineren met mijn muzikale ambities. Ik kan wel tekenen bij een platenmaatschappij, maar juist door mijn zaakjes zelf te regelen heb ik ondertussen al heel veel geleerd. Iets wat anders waarschijnlijk niet gebeurd was. En wanneer je dan positieve geluiden hoort is het een compliment direct op jezelf omdat er niemand tussen zit. Daarnaast is het ook een mooie beloning om gebeld te worden door Boudisque (één van de onafhankelijke platenzaken waarlangs GMJ zijn platen aan de man brengt en waar hij na Opgezwolle tevens de best verkopende Nederlandstalige artiest is) met de mededeling dat de cd’s weer op zijn en er dus weer nieuwe aangeleverd moeten worden.

Collaboratorium loopt dus goed en de naam Grootmeester Jan staat op het moment ook regelmatig op de bill. Verwacht echter niet gelijk een rapper met DJ opzet, GMJ heeft een hook-up met de Groninger Funkband Lush waarmee hij nu de podia bestormt.
Ja, maar Lush als band bestaat eigenlijk niet meer, het is nu daadwerkelijk “Grootmeester Jan met Liveband”. Op het moment staat er ongeveer een set van 45 minuten waarmee we op kunnen treden en werken we druk aan meer. Lang niet alle nummers van het album kunnen namelijk gebruikt worden. Aan de ene kant omdat ze muzikaal niet met een band te spelen zijn en anderzijds ook niet omdat door de verschillende collabo’s er te weinig eigen tekst in zit om een heel nummer op te bouwen. Maar we willen ook niet alle nummers van de plaat kunnen spelen het gaat erom dat we lekkere funkmuziek neerzetten a la Relax. Hiphop die zowel door de hiphoppers als door het festivalpubliek gewaardeerd wordt. Dat is iets wat we nu ook wel merken met optredens; vaak komen er na shows kids op ons af om te vertellen dat ze het heel cool vinden terwijl ze dat niet verwacht hadden. In veler beleving is hiphop op een podium namelijk inderdaad een rapper met een DJ.

~

Iets wat van GMJ dus niet meer verwacht hoeft te worden?
Nou, dat ook weer niet, op het moment werk ik ook met DJ Irie (de op één na beste turntablist van de wereld) aan een show. Hierbij wordt dus turntablism de essentie; en dan niet een DJ die af en toe even een scratch toevoegt aan een cd’tje waar alle muziek al op staat, maar echte live gecreëerde beats. Een idee waar we ook mee spelen is om het publiek ter plekke te laten kiezen uit verschillende platen waar we dan een beat mee neer moeten leggen. Heel oldschool dus, maar tegelijkertijd ook verfrissend omdat je het nog maar heel weinig ziet.

Verfrissing en experimenteren, dit lijken ook als we naar Collaboratorium luisteren heel belangrijke elementen in de muziek van GMJ. Geen standaard hiphop, maar meer. Waar komt deze drang eigenlijk vandaan?
Het is voornamelijk een onvoorwaardelijke liefde voor muziek en dan niet alleen hiphop, maar alles, in zoveel mogelijk soorten en genres. Ik struin dan ook graag door de zogenaamde eurobakken in platenzaken op zoek naar interessante muziek om mee te experimenteren. Op Collaboratorium vindt je ook veel van het experimenteren terug en dat is het beste te horen op Metnizz; het heeft een heel duidelijke hiphop-feel, maar eigenlijk klopt het niet. Als je naar de drums luistert zit alles er naast en toch flowt het. Daar wil ik ook naar toe, het maken van hiphop die een heel duidelijk gevoel uitstraalt en een eigen gezicht creëert zonder dat er klakkeloos Amerikaantje wordt gespeeld.

Is Was ik maar een rapper daar ook een aanklacht tegen?
Nou nee, daar is het niet zozeer op gericht, dat nummer heb ik voornamelijk geschreven om duidelijk te maken dat hiphop eigenlijk niks met uiterlijk te maken heeft en niet met dat wat je op tv ziet. Het is veel meer dan dat, eerder een denkwijze, KRS-One is daar wat mij betreft een goed voorbeeld van. Het meeste andere valt beter te kwalificeren als gangsta-rap en dat wilde ik dus aan de tand voelen. En ik had het wel allemaal kunnen aanvallen, maar dat komt weer zo verbitterd over, dus heb ik het omgedraaid. Want als je nu kids hebt die naar de box kijken denken ze allemaal: ‘oh cool, hiphop, dat zijn naakte vrouwen die tegen je oprijden, dure kettingen en zo’. Terwijl dit eigenlijk alleen maar side effects zijn van hiphop, die wel als mainthing in beeld komen. Juist door al die dingen gewoon te benoemen en dan heel erg te overdrijven komt het eigenlijk heel belachelijk over. Dat wat ik zeg zie je inderdaad op tv maar het klinkt ineens heel belachelijk.

En vanuit Amerika is het wel voornamelijk vanuit een andere achtergrond gemaakt. Veel van die jongens komen inderdaad uit een ghetto, worden dan ineens groot en willen dat ook graag laten zien met dure auto’s en zo, maar dat komt hier in Nederland niet geloofwaardig over.

Een duidelijke visie op hiphop dus, iets wat eigenlijk ook bij D.A.C. al wel te horen was. Hoe staat het eigenlijk met D.A.C.?
Nou ja, ik zit nu in Leeuwarden dus wordt meestal aangehaald als “de grote afwezige” wanneer er weer een optreden geweest is. Ik weet ook niet hoe het staat met eventueel nieuw materiaal, maar ik ben op het moment ook te druk met mijn eigen shows. Wie weet kom ik er weer terug als ik eventueel terugkeer naar Amersfoort.

Verder nog dingen die je kwijt wil?
Ja, Check de site, download wat mp3’s, schrijf in het gastenboek en kijk of je iets leuks vindt. Wie weet luister je straks alleen nog maar naar Bong-ra! Oh, en luister ook eens naar Gunter en Umtzi twee vergeten Duitse elektrohelden die eigenlijk aan de basis hebben gestaan van alle housemuziek. Ooit heel controversieel, maar misschien is de wereld er nog steeds niet klaar voor.

Kunst / Expo binnenland

De kleine biënnale

recensie: Fijne kunst kaapt ruig fort

Twaalf kunstenaars hebben fort ’t Hemeltje tussen Houten en Utrecht gekaapt. Ze hebben de fortwachter en zijn vrouw in weten te palmen en zijn ter plekke aan het werk gegaan, veelal geïnspireerd door de locatie. Hun kunst is drie weken lang te zien op en in het fort. In 2004 was een andere groep kunstenaars er al in geslaagd om het nabij gelegen fort Vechten in bezit te nemen.

Onder de slogan ‘Kunst kaapt ruig fort’ willen curator Mark Kremer, de organisatie en de kunstenaars van de tweede editie van de kleine biënnale wederom veel kinderen trekken. Ouders en andere volwassenen met een open blik zijn ook welkom. De kleine biënnale is een variant van de grote biënnales voor beeldende kunst zoals die wereldwijd tweejaarlijks plaatsvinden in onder meer Venetië, São Paulo en Berlijn. De kleine biënnale is klein van opzet en daardoor niet zo’n uitputtingsslag als zijn grotere broer.

Reusachtig kanon

Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)
Hier worden kinderen afgevuurd toch?, André van Bergen (foto: Mireille de Putter)

Het meest in het oog springend is een reusachtig houten kanon bovenop het fort. Hier worden kinderen afgevuurd toch? gaf kunstenaar André van Bergen (1963) als titel aan het werk mee. Van Bergen liet zich inspireren door de militaire geschiedenis van het fort, door een spectaculaire circus- en kermisattractie uit vroeger tijden, en door het kind als avonturier. Door te draaien aan een lier wordt een elastiek aangespannen waarmee een grote ton -met of zonder inhoud- kan worden weggeschoten. Of hiermee echt kinderen of andere zaken worden weggeschoten, blijft onduidelijk. Het idee en de aanblik van de naar de lucht gerichte houten stellage prikkelt de verbeeldingskracht in elk geval sterk. In het stemhokje verderop is te lezen:“Ik stem voor het kanon als vreemdste kunstwerk, omdat het zo mooi is gebouwd en omdat je je ouders erin kunt afschieten.”

Herinneringen van een fortbewaker

Rondstruinend op het fort beland je in een soort filmdecor van kunstenares Ingrid Mol (1970) dat bestaat uit een tankstation, ruige brommers, een monitorenkamer en een keramieken beeld van een voor zich uit starende man. Vooral de als wesp en sprinkhaan vormgegeven Kreidler ‘buikschuivers’ zijn fraai. Mol gebruikt haar kunst om personages te bedenken en verhalen te vertellen. In dit verhaal staan de herinneringen van fortbewaker Ralp Lepaert centraal. Het is aan de bezoeker om de verschillende elementen met elkaar te verbinden en het verhaal af te maken.

Binnen in het fort is werk te zien van onder meer Hester Oerlemans, Wouter van Riessen, Servet Koçyigit, Yeondoo Jung en Mark Bain. De installatie Uit-Controle van Mark Bain (1966) bestaat uit luide, vibrerende klanken die via je oren binnen komen en in je hele lichaam doortrillen. Wandelend door de lange, duistere gangen van het fort ga je op zoek naar de bron; het epicentrum van dit oergeluid. Kinderen schreeuwen en gillen. Het is alsof de lange gang een reusachtige saxofoon vormt, die deze oorverdovende klanken produceert.

Wonderland

Veel deelnemende kunstenaars hebben zich laten inspireren door kinderen, maar bij de Koreaanse kunstenaar Yeondoo Jung (1969) levert dit een verrassend resultaat op. Voor zijn project Wonderland werkte hij in 2004 samen met kinderen in Liverpool van vijf en zes jaar oud. De bevolking in het geboorteland van Jung is lange tijd onderdrukt geweest. De mensen waren niet gewend om in vrijheid te leven en hun dromen waar te maken. Jung vroeg de kinderen in Liverpool hun dromen te tekenen. Wat zouden ze willen doen? En wie zouden ze willen zijn? Vervolgens heeft Jung deze droomwerelden geënsceneerd en gefotografeerd. Hoewel de samenwerking met de kinderen heel vrij werk oplevert, is het vooral de wisselwerking tussen de tekeningen en de foto’s die het zo boeiend maakt.

Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)
Brommer, Ingrid Mol (foto: Mireille de Putter)

Suchan Kinoshita, Meschac Gaba, Michiel Blumenthal, en Hinrich Sachs/Mirjam van Tilburg hebben werk gemaakt waarbij de kinderen zelf iets kunnen doen. Bij rondvraag blijken deze werken veruit favoriet bij het jonge publiek. In de spelletjeskamer van het Museum voor Hedendaagse Afrikaanse Kunst van Meschac Gaba kun je Afrikaans knikkeren. Als kaartenmaker kun je een kaart van het fort tekenen; de mooiste exemplaren worden geëxposeerd tussen historische en andere bijzondere kaarten.

Ook in de souvenirshop gaan bezoekers zelf aan de slag om een eigen biënnale-souvenir te ontwerpen. In de stemhokjes kun je laten weten wat je van de kunst vond. Op de vraag welk kunstwerk je uit de expositie zou willen halen en in de fortgracht zou willen gooien, schreef een kind: “de Mona Lisa, mijn moeder, en het Pinokkio-kunstwerk van Wouter van Riessen.”

Vrijplaats

Door middel van educatie is het mogelijk om de meeste kunst in musea en op biënnales te vertalen naar de leefwereld en het intellect van kinderen. Is de kunst van de kleine biënnale -die speciaal is gemaakt voor het jonge publiek- dan wel zinvol en levert het geen saaie of inhoudsloze ‘kinderkunst’ op?

Als de kunstenaars in vrijheid kunnen werken -weliswaar met de doelgroep in het achterhoofd- en als ze vanuit hun eigen beweegredenen en interesses werken dan kan het boeiende kunst voor een breed publiek opleveren. Deze editie van de kleine biënnale is hierin geslaagd. Een ander succesvol voorbeeld is Grote Kunst voor Kleine Mensen van Cut-n-Paste dat tijdens het Cinekid Festival 2005 in première ging in Museum De Paviljoens in Almere. Dertien kunstenaars maakten een verzameling korte films voor kinderen van twee tot en met zes jaar. Ze zijn, evenals de werken op de kleine biënnale, interessant voor een breed publiek, omdat de kunstenaars op zoek zijn gegaan naar de essentie van hun werk.

Hemeltje

De kunst en de locatie van de kleine biënnale prikkelen de zintuigen en de verbeelding. Behalve kunst kijken, kun je er wandelen, picknicken, schilderen, tekenen, rennen, klimmen, zonnen, bloemen plukken, genieten van het uitzicht, dwalen door de lange gangen, en de akoestiek uitproberen van het fort. Allemaal dingen die meestal niet kunnen in het ‘white cube’-museum.

Met het fort als locatie heeft de organisatie van de kleine biënnale een sterke troef in handen. Het negentiende-eeuwse fort dat onderdeel is van de Nieuwe Hollandse Waterlinie maakt zijn naam waar en oogt in dit seizoen -ondanks de naastliggende A27- als een hemeltje. Een hoogpolig groen grastapijt bekleedt het fort. Boterbloemen, fluitenkruid en margrieten schieten overal uit de grond. Het vestingwerk wordt omzoomd door knotwilgen, iepen en het water van de fortgracht. Een kind schreef in het gastenboek: “Ik wil alle tunnels van het fort omdat ik ze zo mooi vind.” De kleine biënnale is een speels en zinnenprikkelend kunstavontuur waarin de kunstwerken en de bijzondere locatie elkaar versterken.