Tag Archief van: Poëzie

Boeken / Poezie

Zwart-zijn als canvas

recensie: Simone Atangana Bekono - hoe de eerste vonken zichtbaar waren

In 2016 studeerde Simone Atangana Bekono af aan de Arnhemse hogeschool ArtEZ. Haar afstudeerproject is nu bij Lebowski uitgegeven als een onevenwichtige, hoopvol stemmende dichtbundel.

‘Je mag niets zwarts denken, die afslag niet nemen met je brein / ik denk duizend keer per dag aan zwart en probeer het woord / uit mij te trekken,’ begint het zesde gedicht in Simone Atangana Bekono’s debuutbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. Denk ergens niet aan en geen enkel ander beeld zal je geestesoog vullen. Zwart-zijn is een van de thema’s van deze bundel of misschien moet je zeggen: het canvas waartegen andere thema’s betekenis en diepte krijgen, ‘een deur die nergens toe leidt maar wel, werkelijk, constant, opengaat’.

Sterke beelden

Deze bundel, die bestaat uit een serie van negen gedichten, onderbroken door twee brieven aan ‘Kipje’, gaat over empathie en verantwoordelijkheid, apathie en door-willen-gaan. ‘Het kon me heel veel schelen dat me reduceerde tot een stereotype,’ schrijf ze in een brief over een jongen die haar het n-woord noemde, ‘maar het kon me ook heel veel schelen dat er regenwater van het afdakje in mijn wijn viel, en met dat laatste kon ik een stuk beter omgaan.’ Over het water wordt ze onmiddellijk kwaad; pas ’s avonds in bed voelt ze woede over het racisme en fantaseert ze over het gooien van een steen naar de auto waarin de jongen zat.

Sterke beelden en een zelfverzekerde stem kenmerken de eerste zes gedichten in hoe de eerste vonken zichtbaar waren. ‘elke vorm van zelfhaat is complex en individueel / alle zwarte mensen bestaan niet,’ staat er in het vierde gedicht. Die laatste zin keert als een refrein telkens terug, als een pleidooi voor het individuele en de aandachtige blik. Deze gedichten zijn complex, scherp en suggestief in de positieve zin van het woord. Gelaagd.

Logge brieven

Vergeleken met deze eerste afdeling hebben de brieven en de drie laatste gedichten veel woorden nodig, terwijl de beelden tegelijkertijd moeite hebben om van de grond te komen. In de gedichten staan verwijzingen naar Rumi, James Baldwin en Circe en ze bevatten ook veel (water)spiegels. Wat er gebeurt, is zowel te duidelijk als niet duidelijk genoeg.

De brieven, die beide gaan over leed en meevoelen met andermans leed, lijden ook onder het teveel aan woorden. Ze zijn daardoor niet zo elegant, juist wat log en bijgevolg in een literaire context minder interessant. Over een kunstopdracht van een vriend: ‘Het ging om het “falen”, het accepteren van je eigen onbekwaamheden, zoiets.’ Zoiets: niet het meest poëtische woord van de Nederlandse taal. Maar als deze bundel Bekono’s vonken zijn, wacht ik graag op het vuur.

Boeken / Poezie

Zwart-zijn als canvas

recensie: Simone Atangana Bekono - hoe de eerste vonken zichtbaar waren

In 2016 studeerde Simone Atangana Bekono af aan de Arnhemse hogeschool ArtEZ. Haar afstudeerproject is nu bij Lebowski uitgegeven als een onevenwichtige, hoopvol stemmende dichtbundel.

‘Je mag niets zwarts denken, die afslag niet nemen met je brein / ik denk duizend keer per dag aan zwart en probeer het woord / uit mij te trekken,’ begint het zesde gedicht in Simone Atangana Bekono’s debuutbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. Denk ergens niet aan en geen enkel ander beeld zal je geestesoog vullen. Zwart-zijn is een van de thema’s van deze bundel of misschien moet je zeggen: het canvas waartegen andere thema’s betekenis en diepte krijgen, ‘een deur die nergens toe leidt maar wel, werkelijk, constant, opengaat’.

Sterke beelden

Deze bundel, die bestaat uit een serie van negen gedichten, onderbroken door twee brieven aan ‘Kipje’, gaat over empathie en verantwoordelijkheid, apathie en door-willen-gaan. ‘Het kon me heel veel schelen dat me reduceerde tot een stereotype,’ schrijf ze in een brief over een jongen die haar het n-woord noemde, ‘maar het kon me ook heel veel schelen dat er regenwater van het afdakje in mijn wijn viel, en met dat laatste kon ik een stuk beter omgaan.’ Over het water wordt ze onmiddellijk kwaad; pas ’s avonds in bed voelt ze woede over het racisme en fantaseert ze over het gooien van een steen naar de auto waarin de jongen zat.

Sterke beelden en een zelfverzekerde stem kenmerken de eerste zes gedichten in hoe de eerste vonken zichtbaar waren. ‘elke vorm van zelfhaat is complex en individueel / alle zwarte mensen bestaan niet,’ staat er in het vierde gedicht. Die laatste zin keert als een refrein telkens terug, als een pleidooi voor het individuele en de aandachtige blik. Deze gedichten zijn complex, scherp en suggestief in de positieve zin van het woord. Gelaagd.

Logge brieven

Vergeleken met deze eerste afdeling hebben de brieven en de drie laatste gedichten veel woorden nodig, terwijl de beelden tegelijkertijd moeite hebben om van de grond te komen. In de gedichten staan verwijzingen naar Rumi, James Baldwin en Circe en ze bevatten ook veel (water)spiegels. Wat er gebeurt, is zowel te duidelijk als niet duidelijk genoeg.

De brieven, die beide gaan over leed en meevoelen met andermans leed, lijden ook onder het teveel aan woorden. Ze zijn daardoor niet zo elegant, juist wat log en bijgevolg in een literaire context minder interessant. Over een kunstopdracht van een vriend: ‘Het ging om het “falen”, het accepteren van je eigen onbekwaamheden, zoiets.’ Zoiets: niet het meest poëtische woord van de Nederlandse taal. Maar als deze bundel Bekono’s vonken zijn, wacht ik graag op het vuur.

Boeken / Poezie

Scheurkalender vol bravoure

recensie: Tim Hofman - Gedichten van de broer van Roos

In de Bruna Top-10 kwam hij binnen op nummer 1. Terwijl het boek zelf in de winkel nog moest arriveren. Deze bizarre situatie kenmerkt pecies waar Gedichten van de broer van Roos wringt: een hype om iets wat er niet is.

Tim Hofman is hot. Terwijl studies als Nederlands en Communicatiewetenschappen niet wilden vlotten, rolde hij wél met brevet uit de koker van de BNN University, ontpopte zich tot sympathiek rebelse tv-persoonlijkheid in programma’s als Spuiten en Slikken, De Wereld Draait Door en Wie is de Mol en werpt nu nonchalant een dichtbundel op onze koffietafel.

Sorry

De titel is catchy, de foto’s op de omslag ook. Hofman kijkt de lezer aan met bestudeerd charmante onbeholpenheid. De ideale schoonzoon als dichter. “Sorry, vind je het wat?” lijkt hij te vragen. Hier draait de marketingmachine van Meulenhoff op volle toeren.
En vinden we het wat?
Allereerst: wat is het? Wie prat gaat op het klassieke etiket dichtbundel komt bedrogen uit. In plaats van een evenwichtig uitgebalanceerde bundel gedichten is het een hak-op-de-tak-verzameling aan light verse, taalvondsten en iets wat hij vol bravoure zijn ‘technische stukken’ noemt. Hierin benadert Hofman de taal sec als formule en wordt het woord ondergeschikt aan zijn bouwstenen, de letters. Hofman breekt ze op als Legostukjes, schuift en herschikt ze en klikt ze weer in elkaar tot een nieuw bouwsel. Taal als sommetjes.
De gedichten ‘Egocentrie’ en ‘Wij Ik Jij’ zijn hiervan de meest geslaagde puzzels. De letters uit de woorden jij en wij stellen zich onderling in rijen en kolommen op, waarna de letter k uit het woord ik het raster compleet maakt en zo een nieuwe, betekenisvolle hiërarchie in de relatie bepaalt. Toegegeven, mooi gevonden. Maar pas toen hij het toelichtte bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel en de redactie er een verduidelijkend clipje bij had gemaakt, ging het echt leven.

Scheurkalender

De uitkomst van deze spielerei is verder een matig geheel aan taalpuzzels. Op een paar pagina’s druipt de puberale flauwigheid er zelfs vanaf, voornamelijk in de spelletjes met andere talen.

Eggte liefde

Ei
l’oeuf
you.

Geen tweede laag, geen behoefte aan herlezen zoals een goed gedicht vaak oproept. Het is wat het is. Het had ook een willekeurige dinsdagpagina van een scheurkalender kunnen zijn. Morgen weer vergeten. Wegwerppoëzie.
Maar daar komt tv-persoonlijkheid Hofman opdraven. “Leuk bedacht toch?” roept hij enthousiast in je oor. Ja, met zijn jonge honden-enthousiasme erbij moet je erom glimlachen. Maar losgeweekt van Hofman smaken zijn gedichten als een glas schraal bier van het lollige feestje van de avond ervoor. Je had erbij moeten zijn.

De jeugdliteratuur kent het fenomeen cross-over: titels die het predikaat jeugdboek eigenlijk ontstegen zijn, maar ook nog niet helemaal thuishoren op de volwassenenplank.
Hofman zou onder het etiket cross-overpoëzie best wel thuis zijn. En deze schrijvende BN’er vindt ongetwijfeld zijn plek op menig karig gevulde boekenplank van gelijkgestemde jonge honden.

Bevlekte pagina’s

Hofman koestert ontegenzeggelijk een liefde voor taal en denkt er spelenderwijs vast vaak over na. Naar eigen zeggen kwam op zijn veertiende ‘de God die fictie heet’ in zijn leven. Om niet meer te vertrekken. Getuige daarvan is de eerste strofe van één van de betere gedichten: ‘Aftrekkelijk’  Ik val al dagen in slaap met / papier naast mijn bed; / soms leeg of beschreven / maar meestal bevlekt.
In de gedichten die het na zo’n nacht wel tot geschreven taal schoppen, hapert het echter vaak in ritme en melodie. Verder is Hofman is vooral met zichzelf bezig. Terugkerende thema’s zijn slipjes, slippertjes en dronkemansochtenden. Naast wat schopperige klaagzangen over een ex met anorexia (’t Is niet zozeer jouw gewicht / maar wat je ziekte weegt’), grachtengordel-elite en het bankwezen.
En toch wil het nergens universeel worden. Hofman blijft zelf in zijn gedichten rondhangen, vergeet eruit te stappen. Blijft over een bundel met door taal bevlekte pagina’s.

Dat worden geen woorden
Maar het zaad dat er staat
Trekt wat ongeboren
Is af van de daad.

Niemand is ooit verloren
Boeken / Fictie

Op reis naar gedachtenland

recensie: Catherine Lacey - Niemand is ooit verloren
Niemand is ooit verloren

In Catherine Laceys debuut Niemand is ooit verloren neemt Elyria een enkele reis naar Nieuw-Zeeland om daar rond te reizen. De echte reis vindt echter plaats in haar hoofd. Het boek is één grote, soms ietwat langdradige, gedachtestroom, waarin filosofische gedachten worden afgewisseld met flashbacks naar het leven dat ze achterliet.

Een vlucht naar Nieuw-Zeeland

Elyria woont met haar man in New York. Zonder aankondiging vertrekt ze naar Nieuw-Zeeland, op zoek naar dichter Werner die haar ooit uitnodigde op zijn boerderij. Haar enige doel is om al liftend die boerderij te bereiken. De mensen die ze onderweg ontmoet, krijgen niet de kans haar te leren kennen. Elyria heeft zichzelf mentaal afgesloten van de buitenwereld. Ze ontmoet mensen, hoort hun verhalen aan, en vertrekt vervolgens weer.

Uit flashbacks blijkt hoe het komt dat Elyria zo afwezig is. Ze komt niet bepaald uit een warm nest. Haar vader is afwezig, haar moeder is meestal dronken en gedraagt zich meer als kind dan als ouder. Elyria’s geadopteerde zus Ruby pleegt zelfmoord in haar studententijd. Dit laatste zet Elyria’s leven volledig op zijn kop. Ze trouwt met de man die Ruby het laatst gezien heeft (De Docent), beleeft daardoor een paar gelukkige jaren, maar zakt uiteindelijk weg in een vreselijke depressie. In deze staat trekt ze door het verre Nieuw-Zeeland.

Weinig sympathiek

Hoe meer Elyria in de war raakt, hoe verder de lezer ook van de realiteit af komt te staan. Het wordt als lezer steeds moeilijker om sympathie te voelen voor de hoofdpersoon. Het lezen wordt daardoor steeds meer een worsteling door langdradige, afstandelijke passages. In plaats van emoties te voelen, analyseert Elyria hoe haar lichaam op situaties reageert:

‘In mijn bijna-menselijke moment voelde ik achter mijn ogen de tranen opwellen, ze borrelden daar, bruisten als een waterketel tegen het kookpunt aan, maar ik huilde niet.’

Waar de flashbacks nog redelijk kalm geschreven zijn, voel je in het heden de onrust door de lange zinnen die zomaar een hele pagina doorgaan. Op het verleden heeft ze nog grip, maar in het heden wordt ze geplaagd door een ‘wildebeest’ in haar binnenste. Hoewel dit niet altijd leuk is om te lezen, is het wel knap wat Lacey doet. Wat dit boek namelijk zo bijzonder maakt, is dat Lacey ons niet uitlegt dat Elyria depressief is, maar dat ze dit laat voelen via haar schrijfstijl.

Deze onrust is ook merkbaar in de toon van Elyria’s gedachten. In het begin is ze nog vrij nuchter, bijna grappig zelfs:

‘Na een paar uur wachten langs de smalle, met bomen omzoomde weg waar de verpleegster me had afgezet, werd duidelijk dat sommige plekken geen goede plekken zijn om een mens te zijn in plaats van een auto en daar stond ik nu.’

Maar naar het einde toe worden de zinnen associatiever en raas je als een wervelwind door het verhaal heen. Ze raakt steeds verder verwijderd van het normale leven. Op een gegeven moment wordt ze zelfs door een pijlstaartrog gebeten, maar beseft ze pas dat er iets aan de hand is als een ander in paniek raakt:

‘[Ik liep] terug naar het strand, maar toen ik daar aankwam, bloedde ik zo dat je het gerust een ernstige bloeding kan noemen, en pas toen voelde ik dat ik licht in het hoofd werd en dat mijn armen en benen los in de kom zaten en ik wist dat ik iets aan mijn plotselinge mankement moest doen […]. [De man] merkte het gevaarlijke afval op dat ik uitstootte en rende schreeuwend op me af en pas toen voelde ik een verschrikkelijke pijn.’

Door de lange zinnen en haar eigen gebrek aan gevoel, is het als lezer moeilijk om betrokken te blijven. Je ziet dat er iets aan de hand is met Elyria, maar net als zij voel je de pijn niet.

Bijna poëzie

Tussen de langdradige alinea’s door zitten gelukkig ook fantastische, bijna poëtische observaties. Voor iemand die moeite heeft met emoties, kan Elyria behoorlijk scherp emotionele situaties beschrijven:

‘Toen we die avond naar huis liepen, ruikend naar de bourbon die op onze knieën was gedropen, wist ik dat mijn man een liedje was waarvan ik de tekst was vergeten en dat ik een wazige foto was van iemand die hij ooit had liefgehad.’

Het lezen van Niemand is ooit verloren is geen vrolijke ervaring. Elyria vertelt met zo veel woorden en zijpaden over zichzelf, probeert alles te analyseren en voelt tegelijk zo weinig, dat het moeilijk is om echt op te gaan in het verhaal. Het is onmiskenbaar goed geschreven en er zit een interessante ontwikkeling in de roman, maar de afstand die Elyria ervaart zorgt ook voor een afstand bij de lezer. Dat het uiteindelijk toch de moeite waard is om te lezen komt met name door de vele scherpe observaties en prachtige zinnen die uit Laceys pen vloeien.

Antwerpen
Boeken / Non-fictie

Verdwalen in een leven

recensie: Dree Peremans sr. - Wannes. Hier is hem terug
Antwerpen

Wannes Van de Velde, Antwerpens meest iconische volkszanger, heeft met Wannes. Hier is hem terug een mooi papieren praalgraf gekregen. Een interessante biografie en met liefde geschreven, maar de omvang – ruim 500 pagina’s – betekent wel dat de lezer écht geïnteresseerd moet zijn in deze bard.

De biografie – of beter: tedere terugblik – werd geschreven door Dree Peremans senior, specialist in folkmuziek en persoonlijke vriend van Wannes Van de Velde. Door die bevoorrechte positie kreeg hij toegang tot het persoonlijke archief van de zanger/dichter/tekenaar/levenskunstenaar/flamencogitarist. Dit heeft een levendig portret opgeleverd, heerlijk geïllustreerd met foto’s en guitige tekeningen van Van de Velde. Met andere woorden: ook voor mensen die eigenlijk geen zin hebben om zich door een vuistdik boek te werken, is dit heel aangename lectuur. Een mooie verdienste, en een waardig eerbetoon aan de componist van het in 2013 tot mooiste Antwerpse liedje verkozen ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen’.

Biotoop

Helaas zal het oeuvre van Van de Velde niet iedereen aanspreken omdat hij als kleinkunstenaar in het Antwerps dialect zong. De focus van de biografie op diens biotoop (Antwerpse cafés, volksfiguren … ) zal daar niet veel aan verhelpen. Ook het feit dat Peremans vaak vervalt in wel erg lokale – lees: Antwerpse – anekdotiek zal niet veel bijdragen aan een wijde verspreiding buiten Vlaanderen (als dat al de bedoeling was).

Kunst van bewonderen

Maar laat dat geenszins de pret bederven. Wie dit (ideale koffietafel)boek ter hand neemt, zal voor zijn geestesoog een warm en mooi mens zien verschijnen. Getormenteerd, geliefd en optimistisch tot op het einde van zijn slepende ziekte. Verontwaardigd over het leed in deze wereld was hij ook, getuige zijn werkelijk fantastische en woedend vertolkte Nederlandstalige cover van Bob Dylans ‘Masters of War’. De biograaf heeft al deze facetten prachtig weten te vangen en verwoorden. Zoals ergens iemand schreef: ‘Dree Peremans verstaat de kunst van het bewonderen.’ En dat maakt dit boek tot het best denkbare eerbetoon.

En de titel? Die haalde Peremans uit een song van Van de Velde die de zanger in enkele regels helemaal samenvat. Het nummer is afkomstig van zijn allerlaatste cd die twee jaar voor zijn dood verscheen.

‘Hier is hem terug / Hier is de zanger mee z’n stem en z’n
verhaal / ne muzikalen Don Quichot der Lage Landen / op
zijnen doortocht / langs de wegen van de taal.’

Ook leuk om weten. Het boek vormt nu ook de basis voor een heuse Wannes Van de Velde-wandeling door Antwerpen, die de bezoekers langs de iconische plekken uit het leven van de zanger voert.

illustratie Eyckerman
Boeken / Poezie

Poëzie voor iedereen in het bijzonder

recensie: Jaap Robben & Merel Eyckerman (illustraties) - 's Nachts verdwijnt de wereld
illustratie Eyckerman

Na zijn veelgeprezen debuutroman Birk is Jaap Robben niet meer weg te denken uit het Nederlandse literaire landschap. Zijn veelzijdigheid als schrijver wordt nog maar eens bevestigd met de onlangs verschenen dichtbundel ’s Nachts verdwijnt de wereld.

In ’s Nachts verdwijnt de wereld is werk opgenomen uit eerdere dichtbundels van Robben, evenals gedichten die hij schreef als stadsdichter van Nijmegen en niet eerder gepubliceerd werk. Zijn gedichten worden vergezeld door tekeningen van Merel Eyckerman, delicate tekeningen die losjes gebaseerd zijn op de teksten die ze begeleiden. Een mooie wisselwerking, die het geheel tot een onweerstaanbare bundel maakt die je enerzijds in één klap wil uitlezen en anderzijds wil koesteren en aandachtig tot je wil nemen.

Leeftijdloos

Bijzonder aan Robbens gedichten is dat ze niet voor een specifieke leeftijdsgroep geschreven zijn. Robben vertelt op een wijze die toegankelijk is voor jong en oud. Nu is schrijven voor kinderen deze auteur niet vreemd. Zo bracht hij in 2010 De zuurtjes uit, een combinatie tussen een jeugdroman en een prentenboek. Dit boek is ook vermakelijk voor volwassenen (vergelijk het met de boeken van Roald Dahl en David Walliams die ook gewaardeerd worden door de voorlezers). Maar de gedichten in ’s Nachts verdwijnt de wereld zijn werkelijk voor een breed publiek bestemd. Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘Vergeten gezichten’, voor in de bundel, dat slechts één enkele zin beslaat:

Waar zijn de gezichten gebleven
die niemand heeft onthouden
van middeleeuwse mensen
die niet op schilderijen staan?

Het universele karakter, het vermogen om tot de verbeelding van lezers van alle leeftijden te spreken, is bewijs voor Robbens kunde.

Ontroerend

Robbens gedichten bezitten een zeldzame tederheid. Ze lijken op het eerste gezicht luchtig, doordat hij met een haast kinderlijke onbevangenheid zijn onderwerpen benadert, maar ze resoneren nog lang door. In het treffende ‘Vier vingers en een duim’ spreekt Robben over ‘[k]leine dikke broer en zijn vier pianozussen’. Ook als volwassene leef je mee met de duim, die nog het meest alleen is in de winter: ‘Alle dagen in z’n eentje in een want.’ Het mag duidelijk zijn dat Robben weinig woorden nodig heeft om zijn lezers in te palmen.

Als er dan toch een minpunt moet zijn, dan is het dat de bundel voor een groot deel uit eerder gepubliceerd werk bestaat. De liefhebber heeft dat natuurlijk allang gelezen. De verschijning van ’s Nachts verdwijnt de wereld lijkt niet geheel toevallig vlak voor de Poëzieweek te zijn geweest. Natuurlijk zijn de tekeningen van Eyckerman een mooie toevoeging en wie nog geen bundels van Robben in de kast heeft staan zou zichzelf tekortdoen dit boekje niet aan te schaffen.

Boeken / Achtergrond
special: De 8WEEKLY-boekenredactie selecteert de beste boeken van het afgelopen jaar

De beste boeken van 2015

Onze redacteuren hebben een selectie gemaakt uit de boeken die ze dit jaar besproken hebben. Ze vertellen je welke boeken je niet had mogen missen. Het is een afwisselende lijst geworden, met fictie, non-fictie, vertaald, Nederlands, en natuurlijk poëzie.

1. Roger Martin du Gard – De Thibaults

Jesse van Amelsfoort: ‘Vorig jaar noemde ik het eerste deel van Roger Martin du Gards De Thibaults; het dit jaar verschenen tweede deel is zo mogelijk nog beter. De kunst en kunde spat van elke pagina, net zoals het grote drama van de Eerste Wereldoorlog en het kleine drama van verscheurde families.’ Lees hier de recensie.

Goethe2. Rüdiger Safranski – Goethe. Kunstwerk van het leven

André van Dijk: ‘Op een luchtige, zeer leesbare manier brengt Safranski de levensgeschiedenis van Goethe in beeld, gekoppeld aan fragmenten uit brieven, dagboeken, gedichten en proza uit diens omvangrijke oeuvre. Zo weet hij nog stelliger een complete Goethe neer te zetten, waarbij vele aannames gestaafd worden door originele teksten en talrijke gaten op overtuigende wijze gevuld worden.’ Lees hier de recensie.

3. Katja Petrowskaja – Misschien Esther

Jesse van Amelsfoort: ‘Katja probeert haar familiegeschiedenis uit de handen van de vergetelheid te redden. Wij zijn wie we waren, wij zijn onze voorouders, maar wat als je niet weet wat dat betekent?’ Lees hier de recensie.

4. Alex Boogers – Alleen met de goden

Sam van Middendorp: ‘In Alleen met de goden neemt Aaron Bachman het op tegen mede-kickboksers, maar bovenal tegen zijn ouders en de harde, troosteloze werkelijkheid van zijn jeugd. Daarmee komt de thematiek van Boogers in deze grote roman nog eenmaal in alle hevigheid terug.’ Lees hier de recensie.

Wat in de schaduw bleef5. Yves Bonnefoy – Wat in de schaduw bleef

Maarten Buser: ‘Van de boeken die ik zelf dit jaar voor 8WEEKLY heb besproken is mijn favoriet Wat in de schaduw bleef van Yves Bonnefoy, een vertaling van twee bundels van de Franse dichter. Waar Bonnefoys eerdere poëzie vaak wat aan de abstracte, talige kant blijft, weet hij in deze twee bundels een overtuigende, bijna driedimensionale wereld te scheppen. Daarin verwerkt hij zijn bekende thema’s en beelden die nu winnen aan tastbaarheid, en dat doet de gedichten erg goed.’ Lees hier de recensie.

6. P.F. Thomése – De onderwaterzwemmer

André van Dijk: ‘Een leven in de greep van angst en schuldgevoel, dat is wat P.F. Thomése ons voorschotelt in zijn nieuwe roman. Een uiterst zwaarmoedige en deprimerende geschiedenis die glorieus blijft schitteren door de fenomenale schrijfkunst van de auteur. Er is sympathie voor de ongelukkige hoofdpersoon, maar tegelijkertijd is de neiging de man een schop onder de kont te verkopen moeilijk te onderdrukken.’ Lees hier de recensie.

7. Karl Ove Knausgård – Vrouw

Inge Cohen Rohleder: ‘Vrouw is het zesde deel van een serie dikke boeken over Knausgårds eigen leven. Zijn moeilijke jeugd met een gestoorde vader, zijn ingewikkelde huwelijk met een gestoorde vrouw en zijn schaamteloze zelfobservaties; eigenlijk is Karl Ove zelf de raarste van allemaal. Tussen de hier en daar komische wederwaardigheden vlecht hij essays over geschiedenis, kunst en onze behoefte aan liefde en aandacht. Voor iedereen valt er wel wat te herkennen en gelukkig ook te lachen. Je raakt of meteen verslaafd aan deze folianten of je bladert wat en zucht: o wat DIK, niks voor mij!’ Lees hier de recensie.

8. David Vann – Aquarium

André van Dijk: ‘De omstandigheden waaronder David Vann zijn personages laat optreden, lijken sterk op die uit zijn voorgaande werk. Er is de rauwe armoede en uitzichtloosheid die hij fraai laat samenvallen met metaforen die de jonge Caitlin opdiept uit de haar omringende vissenwereld. Het aquarium als de verbeelding van het begrensde leven waar de verhoudingen kunstmatig in stand worden gehouden.’ Lees hier de recensie.

Jij zegt het9. Connie Palmen – Jij zegt het

Sterre Houweling: ‘Jij zegt het is prachtig geschreven, intelligent en vloeiend, zoals we van Palmen gewend zijn. Hoewel het een tragisch drama is, geen thriller, kon ik het boek toch niet wegleggen. Ik wilde zo graag de details over, de eigenlijk al bekende, afloop weten.’ Lees hier de recensie.

10. Ellen Deckwitz – De blanke gave

Maarten Buser: ‘Een van de luxeproblemen van voor verschillende media mogen schrijven, is dat ik me voor Literair Nederland over De blanke gave van Ellen Deckwitz ontfermde, en iemand anders op 8WEEKLY de bundel besprak. Die was minder te spreken over deze gedichtenbundel, die het tot mijn favoriet van het jaar wist te schoppen. Deckwitz brengt veel, heel veel, bij elkaar, uit verschillende werelddelen en zelfs tijdsperiodes, maar alles wordt samen één prikkelend geheel.’ Lees hier de recensie.

Boeken / Fictie

Innerlijke landschapsverkenningen

recensie: Yves Bonnefoy – Wat in de schaduw bleef

Yves Bonnefoy is de meest vertaalde nog levende Franse dichter. In het Nederlands verschenen rond de millenniumwisseling al onder meer de vertalingen De beweging en roerloosheid van Douve en In het drogbeeld van de drempel.

Beide bundels hebben, onterecht, nauwelijks aandacht gekregen in de kritiek. Dat betekent gelukkig niet dat er überhaupt geen aandacht voor Bonnefoy is. In tijdschriften en bibliofiele uitgaves verschijnen nog vertalingen van zijn werk, en recent is Wat in de schaduw bleef uitgekomen. Deze uitgave blijkt uit twee bundels te bestaan: Ce qui fut sans lumière en Début et fin de neige, suivi de Là où retombe la flèche. Dat ontdek je pas als je de colofon leest. In het nawoord wordt heel kort aangestipt dat het hier om twee bundels gaat, maar je zou daar zo over heen lezen; voor je het weet lees je heel Wat in de schaduw bleef als één dikke bundel van honderddertig pagina’s. Dat had wat duidelijker gemogen.

Visueel

Yves Bonnefoys poëzie beantwoordt aan het beeld dat velen van een belangrijk geacht dichter zullen hebben: vaak nogal abstract, moeilijk doordringbaar en vrij gewichtig. Die kant van zijn poëzie maakt ook Wat in de schaduw bleef soms een beetje vervelend, maar dat wordt gecompenseerd door Bonnefoys troef: zijn gedichten doen tegelijkertijd behoorlijk visueel aan. Bovendien zijn de hier gepresenteerde bundels anekdotischer dan zijn eerdere werk, en dat maakt de gedichten toegankelijker.

Die visuele kracht leunt sterk op het herhalen en uitstrekken van beelden. Dat gebeurt in het lange openingsgedicht van Wat in de schaduw bleef (de eerste helft van deze uitgave) ‘De herinnering’, waarin een rustige verteltrant ingezet wordt. Het gedicht beschrijft de droom van iemand die zich een huis herinnert, dat huis binnengaat, daar zichzelf tegenkomt (‘waar een groot deel van wat ik was nog slaapt’), het huis verlaat en richting het ravijn loopt.

Landschapsverkenning

Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ruimtetekening, aan het groen om de ‘ik’ heen. In de gedichten daarna komen veel natuurbeelden terug, alsof in het openingsgedicht de grote lijnen uit zijn gezet en de gedichten daarna die lijnen verder invullen. Dat gevoel wordt nog eens versterkt als een bijna terloops beeld aan het begin van ‘De herinnering’, ‘Een gemaskerde man en vrouw, het lijkt wel / Of die een al te grote sloep vlot willen trekken’, terugkeert als slotreeks ‘De sloep met twee slapers’.

Het visuele aspect komt ook naar voren in de reeks ‘De grote sneeuw’ (uit de tweede hier opgenomen bundel). Bonnefoy neemt de ruimte om een wereld neer te zetten die uit niet veel meer bestaat dan de ‘ik’ en de sneeuw om hem. Deze ‘ik’ verlaat geregeld zijn huis om het sneeuwlandschap te verkennen, en ondertussen herinnert hij zich verscheidene zaken. Langzaam beginnen het landschap en die herinneringen een relatie aan te gaan; eigenlijk zoals dat ook in Wat in de schaduw bleef gebeurt. Alleen al daarom vullen beide bundels elkaar uitstekend aan. Ook dat zorgt ervoor dat Wat in de schaduw bleef een mooie uitgave is geworden, die bovendien een uitstekende introductie is tot Bonnefoys poëzie.