Boeken / Fictie

De blijvende schuld van verlies

recensie: P.F. Thomése - De onderwaterzwemmer

Een leven in de greep van angst en schuldgevoel, dat is wat P.F. Thomése ons voorschotelt in zijn nieuwe roman De onderwaterzwemmer. Een uiterst zwaarmoedige en deprimerende geschiedenis die glorieus blijft schitteren door de fenomenale schrijfkunst van de auteur.

Thomése heeft zijn nieuwste boek in drie delen verdeeld en begint met het verhaal van de veertienjarige Martin (Tin) van Heel die in de oorlogsjaren, als het zuiden van Nederland al bevrijd is, met zijn vader over de nachtelijke rivier zwemt om in vrij gebied te komen. Deel twee beschrijft de volwassen Martin op reis in Afrika, op zoek naar het adoptiekind van zijn vrouw. Het laatste deel is gewijd aan de bejaarde Martin, aan bed gekluisterd in een aftands ziekenhuis op Cuba.

Panische gedachten

Als Tin met zijn vader de rivier overzwemt, raken ze elkaar in de donkere nacht al snel kwijt. Door de stroming, de kou en volledige desoriëntatie heen worstelt Tin zich naar de veilige overkant en wacht daar tot zijn vader op zal duiken. Maar dat gebeurt niet. Tussen angst en hoop vastgeklonken weet Tin niets anders te doen dan verstard te blijven zitten, ‘hij moet hier blijven, er is niets, maar iets anders is er niet’. Na een nacht en een dag gewacht en gezocht te hebben wordt Tin met een boot weer naar de andere oever gebracht en moet hij zijn moeder onder ogen komen. De panische gedachtenstromen van een kind zijn door de schrijver op indringende wijze weergegeven.

Door zichzelf te redden verraadt hij zijn vader. Dat besef wordt als een spijker zijn kop in gehamerd, tot het erin vastgenageld zit. Door verder te leven aanvaardt hij diens verdwijning.

Worstelende hoedanigheid

Dertig jaar later – dertig jaar verder geleefd – is Martin met zijn vrouw Vic op reis in Afrika. Ze zijn op weg, op zoek naar de jongen die via het Foster Parents Plan wordt ondersteund door de school waar Vic onderwijzeres is. Martin wordt vanaf het eerste moment geconfronteerd met zijn onmacht zich over te geven aan het reizen op een vreemd continent. Alles is anders, alles is te wantrouwen en alles is bedreigend. Hij krijgt geen greep op de omstandigheden en verzet zich steeds meer tegen dat wat zijn vrouw als een avontuurlijke onderneming ziet.

In die worstelende hoedanigheid komt het verleden weer tot leven. Al zijn onbeholpenheid, zijn gevoel van minderwaardigheid, zijn angsten worden juist hier, in die chaotische Afrikaanse wereld, uitvergroot en opnieuw geprojecteerd op het beeldscherm van de herinnering. Nog altijd verlamd door de mysterieuze verdwijning van zijn vader en het schuldgevoel dat hij sindsdien met zich meedraagt, is het voor Martin onmogelijk geworden onbevangen door het leven te gaan.

Hij doet of hij er is, hij doet heus zijn best om zijn leven zo goed mogelijk in te vullen. […] Maar de wereld lijkt al compleet zonder hem, zoals ook zijn vader nooit meer ergens wordt gemist. […] Een dode is hij, net als zijn vader, ertoe veroordeeld om overal zijn eigen afwezigheid waar te nemen.

Schop onder de kont

Thomése weet deze uiterst ongemakkelijke geschiedenis met zo’n zorgvuldige taalbeheersing te omkleden dat er een voor de lezer verwarrende tweedeling ontstaat. Er is sympathie voor de ongelukkige hoofdpersoon, zijn bizarre levensloop roept een universeel medelijden op, maar tegelijkertijd is de neiging de man een schop onder de kont te verkopen moeilijk te onderdrukken. De schrijver buit deze tegenstelling op meesterlijke wijze uit, hij grossiert in rake beschrijvingen en weet Martins miserabele toestand samen te vatten onder de prachtige noemer ‘aanwezigheidsschaamte’.

En het wordt nog erger. In Afrika vindt opnieuw een verschrikkelijke ramp plaats waardoor Martin voor de tweede keer een dierbare onder ogen moet komen met een wrede boodschap en een enorm schuldgevoel. Gelukkig brengt deel drie van De onderwaterzwemmer, waarin de hoofdpersoon aan het einde van zijn leven een klein lichtpuntje krijgt toebedeeld, nog een beetje bemoediging in deze beklemmende prachtroman van P.F. Thomése.