Interview met een dichter
Interview met een dichter. Het zou zo een gedicht van Ingmar Heytze kunnen zijn, ware het niet dat dit geen gedicht is en Ingmar Hyetze geen latente homo. Ik ontmoet Heytze in het Centraal museum in Utrecht. De stad waar “bijna alles gebouwd is door doden”, is Heytze’s vaste verblijfplaats. Utrecht zal hij niet verlaten door de reisangst die hij heeft. Gelukkig is daar al veel over geschreven, dus praten we over het vaak te laat ontdekken van bandjes, de kwaliteit van brownies en – o ja – poëzie. Op de zolder van het museum, tussen levensgrote Nijntje-beelden en kunstboeken, begint de monoloog, af en toe onderbroken door een hapje chocoladetaart of een vraag. Over 11 september, een prozadebuut, maar vooral poëzie.
Database van Nijhoff tot Nu
“Op mijn 15e begon ik serieus met het lezen en maken van poëzie. Ook nu loop ik vaak een boekhandel binnen om nieuwe bundels te kopen. Alle poëzie die ik lees, sla ik op en dat komt op een hele ongeorganiseerde manier in mijn hoofd terecht. Als ik dan zelf ga schrijven komt er altijd wel weer iets van boven. Het grootste gedeelte van de tijd weet ik wat het is en kan ik zeggen: ik heb dit van Bloem of dat van Nijhoff. Het gaat volstrekt zijn eigen gang, je begint gewoon iets op te schrijven en je merkt al heel snel dat het lijkt op wat iemand anders al gedaan heeft.
Omdat bijna alles al zo’n beetje gedaan is en de meeste dingen al twee of drie keer, heeft het niet zoveel zin om maar te denken: ik hou maar op, ik begin pas weer al ik zeker weet dat niemand dit nog verzonnen heeft. Je weet niet echt wat van jezelf is of van iemand anders, maar dat maakt niet zoveel uit. Het nieuwe zit er in hoe je alle elementen combineert. Achter in de bundel heb ik wel een verantwoording opgenomen, waarin verwijzingen staan naar andere dichters. Ik vind het heel leuk om dat eens achterin in de bundel te zitten: dit zijn de vijftig dichters die ik lees en die ik ontzettend goed vind en als je dit een leuke bundel vind, dan moet je werk van die dichter gaan lezen. Ik hoop een aantal mensen de weg te wijzen naar de poëzie die ik mooi vind.”
“Dichters waarmee ik me erg verwant voel zijn Marsman en Slauerhoff. Het levensgevoel dat me in hen aanspreekt is, dat ook al doe je het dan niet, je in ieder geval aangeeft dat je zoekt naar iets meer dan de alledaagse lulligheid. Dat je durft op te schrijven; in Nederland wil ik niet leven en dat je dan ook uitlegt waarom. En zelfs al doe je het verder wel, dat je dan maar opschrijft dat je eigenlijk niet wil. Ook al reis ik dan niet en hoef ik geen ‘eerlijk zeemansgraf’, het betekent voor mij klaar zijn voor rock en roll als het zich aandient!”
Humor is het beste stijlmiddel dat er is
“In tegenstelling tot de poëzie van bijvoorbeeld Marsman en Nijhoff is mijn poëzie erg toegankelijk en dat beschouw ik juist wel als een sterke kant. Ik heb me er nooit op toegelegd, van laat ik nu maar eenvoudige poëzie gaan schrijven, of ik anders zou kunnen schrijven en een van de sterkste punten vind ik dat het goede poëzie is om mee te beginnen. Een van mijn grootste schrikbeelden is dat iedereen probeert te doen wat ik doe. Humor is daarbij erg belangrijk. Het is het beste stijlmiddel wat er bestaat. Zonder humor geen kunstwerken. In eerste instantie is het zelfspot.Het is in alle kunst belangrijk dat het getuigt van enige reflectie. Humor vind ik een van de meest duidelijke manieren dat je kan laten zien dat je hebt gereflecteerd op jezelf, dat je inderdaad enige zelfspot durft toe te passen. Als iets grappig is en het is niet storend dan is het meestal versterkend.”
Zo word je dichter
“De algemene werkwijze is dat je altijd met zo’n boekje, een zwart opschrijfboekje rondloopt en een pen. Je bedenkt wat en je schrijft het op. Nu zo makkelijk is het ook weer niet. Hoe een specifiek gedicht ontstaat kan ik helemaal niet zeggen, maar hoe het over het algemeen met al die gedichten werkt wel. Als je iets bedenkt dat leuk genoeg is om op te schrijven dresseren is vooruitkijken, dan krijg je op een gegeven moment steeds meer zinnen die wel aardig zijn en je begint dan wel dingen te herkennen wat ze zijn, of ze het begin van een gedicht of juist het midden.
Ik heb alle dichtvormen geleerd en wel eens gedaan. Maar als je dat dan allemaal kunt, moet je het ook snel weer los laten, of verder gaan met een vorm waarvan je denkt dat die zo geweldig goed bij je past, maar dat heb ik nooit gevonden. Er zijn wel een aantal dingen komen bovendrijven uit de technische oefeningen die ik vroeger gedaan heb, namelijk dat ik het leuk vind dat een gedicht uit terzinen bestaat Ik heb veel gedichten die uit 15 regels bestaan, drie zinnen per strofe en dan bijvoorbeeld 5 strofes. Het ziet er mooi uit en het zorgt er voor dat je op een andere manier je ritme moet indelen.”
Ik ben er voor niemand!
“In dit najaar komt mijn prozadebuut uit. Het bestaat uit 200 miniaturen, eigenlijk alinea’s, kort proza. Het zijn een soort fabels; er komt een kabouter in voor, een vos en een eenhoorn. De sprookjesfiguren zijn allemaal vleesgeworden eigenschappen die allemaal me de liefde te maken hebben. Het boek zit zo in elkaar dat je het kunt lezen per alinea. Je kunt het ook van a tot z lezen en dan komt er een groter verhaal naar voren. Het gaat over een man, Retour Afzender genaamd. Het is een beetje een sombere man en hij krijgt alle post die andere mensen niet willen hebben. Stapels weeklagende brieven, die retour afzender zijn gestuurd. Hij heeft een vriendinnetje gehad en die noemt hij egel. Zij is weggegaan en daar loopt hij dan het hele boek over te zeiken. Het is vrij autobiografisch. Het gaat heten Ik ben er voor niemand. Heel veel mensen gebruiken dat als ze heel druk zijn. Het is enerzijds; niemand mag me bereiken, zeg maar dat ik er niet ben, iets van verschuilen. Maar tegelijkertijd ook: niemand ziet me, niemand wil dat ik er ben. En dat past heel goed bij Retour Afzender.”Het eerste gedicht met een pauzeblok
“Dat ik de laatste tijd veel proza heb geschreven, heeft mijn gedichten wel beïnvloed. Ik merkte dat proza ook een soort gedicht is, maar dat ik me minder zorgen hoefde te maken over rijm, klank en muziek en gewoon het idee, dat ik had, kon opschrijven. De prozastukken zijn qua ideeën veel rijker en qua vorm veel prozaïscher. En nu begin ik te merken dat ik mijn gedichten ook op die manier kan maken. Ik heb mijn poëzie-ervaring gebruikt in het korte proza en nu gebruik ik de proza-ervaring weer voor mijn gedichten. En dat verandert ook weer de gedichten. Je moet meer durven met de vorm.
Ik blijf wel hechten aan een soort melodie, een zang dat er in blijft zitten. Een van nieuwste experimenten is een gedicht met een pauzeblok. Midden in het liefdesgedicht zit een prozaïsch betoog van vroeger was hij beter en meer van dat gemurmel en dan gaat het gedicht weer verder. En nu hebben we dus het eerste gedicht in de Nederlandse literatuurgeschiedenis dat een pauzeblok heeft!”
Nine-eleven
“Ik ben op zich geen dichter die over elke politieke ontwikkeling gedichten schrijft. Een gedicht moet gewoon over zichzelf gaan. Met een gedicht los je niets op. Het is niet dat ik iets aan de kaak wilde gaan stellen. Maar de gebeurtenissen op elf september hebben ontzettend veel indruk op me gemaakt. Ik weet nog precies waar ik was, wat ik deed. Daarom heb ik er een aantal gedichten over gemaakt. De beelden van de mensen die uit de flat springen, ze staan op mijn netvlies.
Ik vind dat poëzie niet bedoeld is voor politieke statements. Dat poëzie bestaat is al maatschappijkritisch genoeg.”