Kippenvel
In de tweede aflevering van de rubriek Kippenvel plaatsen we klassieke platen, films of boeken voor het voetlicht omdat ze ons op de een of andere manier kippenvel bezorgen. Vandaag: A.F.Th. (van der Heijden).
Afgelopen voorjaarsvakantie heb ik eindelijk deel 0, De Movo Tapes, van A.F.Th.’s megalomane project Homo Duplex gelezen. Klapstoel voor de tent, pot koffie binnen handbereik en drie dagen later was ik 713 bladzijden verder en was het boek uit. En wilde ik meteen verder lezen. Daar moet ik nog even op wachten – deel 1 verschijnt waarschijnlijk eind dit jaar – maar niemand durft daar een uitspraak over te doen. De publicatie van De Movo Tapes werd ook meerdere malen uitgesteld. Toch staan er nog acht (!) van dit soort pillen op stapel.
Op virtuoze wijze vertelt A.F.Th. (het van der Heijden is inmiddels weggevallen) in korte hoofdstukken verschillende verhalen door elkaar. Ook wordt er dwars door de tijd heen en weer geschakeld en soms worden dezelfde momenten a la Lola Rennt vanuit een ander gezichtspunt opnieuw beleefd. We leren QX-Q8 kennen, alias de god Apollo. Hij heeft zijn naam verkocht aan de NASA in de jaren ’60 en leidt sindsdien een sluimerbestaan. Toch is hij achter de schermen de grote regisseur van de gebeurtenissen. Hoofdpersoon Tibbolt Satink wil letterlijk een ander worden en diegene, Movo genaamd, met zijn dood opzadelen zodat hijzelf het eeuwige leven bereikt. De naam Movo is een afkorting van Moeilijke Voeten, wat weer verband houdt met de problematische geboorte van Tibbolt via een auto-ongeluk tijdens een autoloze zondag in de jaren 70. De transformatie vindt langzaam plaats tijdens lange autoritten waarbij Tibbolt en Movo (die dus één persoon zijn) met elkaar verbaal slag leveren. Die dialogen zijn opgenomen met een memorecordertje en worden door de uitgever van Satink, in het heden een succesvol auteur, uitgeschreven na zijn spectaculaire verdwijning.Ik merk nu ik er over schrijf dat ik de neiging moet onderdrukken alle verhalen te gaan vertellen. Ongemerkt neem ik ook de stijl van A.F.Th., het breedsprakerige, het ruimzichtige, over. Maar je kunt het eigenlijk niet navertellen, je moet het zelf lezen, zelf ondergaan. Het lezen als een fysieke sensatie. Het is bedwelmende, overdonderende, soms zelfs hallucinerende literatuur. Door het opeenstapelen van al die verhalen ontvouwt er zich een fascinerende wereldvisie, misschien zelfs wel een Theorie van Alles. De verhalen blijken onderling allemaal met elkaar verbonden. De schrijver A.F.Th. is net zo’n almachtige ensceneur als QX-Q8. Trouwens over transformatie gesproken: de overgang van Adri van der Heijden naar A.F.Th. als merknaam lijkt me voer voor enkele ambitieuze afstudeerscripties.
A.F.Th.’s eerste romanreeks De Tandeloze Tijd markeerde voor mij zowel het einde van mijn middelbare-schooltijd als het einde van mijn studententijd.
Op mijn leeslijst voor Nederlands prijkten de eerste twee delen: De Gevarendriehoek en Gevallen Ouders. De lotgevallen van Albert Egberts (een verwijzing naar Frits van Egters, de held van Reves De Avonden?) die het heden waarin hij leeft probeert te rekken door ’te leven in de breedte’. Door zich alles te herinneren en al die herinneringen vast te houden poogt de tijd stil te zetten. Het idee van de dood te slim af zijn is volgens mij de rode draad die alle boeken van A.F.Th. bijeen houdt. Een bijzonder aanlokkelijk idee: vergeet gezond eten, vitaminepreparaten en voldoende beweging. Puur door redenatie en denkkracht kun je onsterfelijk worden.
De dag nadat ik mijn scriptie had ingeleverd, fietste ik met mijn goede vriend Alex (wij waren een beetje de Barend & Van Dorp/Batman & Robin/Bert & Ernie van de vakgroep Muziekwetenschap) van Utrecht naar Bilthoven, om daar een handtekening te bemachtigen van de, volgens ons, grootste schrijver van het Nederlandse taalgebied. Hij zou signeren in de lokale boekhandel. Deel 3A en 3B van de Tandeloze Tijd waren net uit en door ons in no time verslonden. Onderweg verzonnen we allerlei rake observaties en opmerkingen over de boeken die we terloops zouden kunnen maken, om zo op De Schrijver een onvergetelijke indruk te maken. Dat hij wist dat er in ieder geval twee jongens waren die hem begrepen. Want waren wij niet uit hetzelfde hout gesneden en school er niet in ons kersverse musicologen een roman die de Nederlandse literatuur op de grondvesten zou doen schudden? Toen we uiteindelijk in de boekhandel oog in oog stonden met A.F.Th. verdampten de gerepeteerde volzinnen tot wat schuchter gemompel en een schuw toeschuiven van het boek. Daarin prijkt nu op het schutblad in zwierige zwarte vulpenletters: ‘Bilthoven, 5 VII ’96, A.F.Th. van der Heijden’. Toch een verrassend bondige samenvatting van die middag.