In de vitrines ontstaat langzaam de kunstenaar
Waar anders dan in het Groninger Museum zou je het verhaal van De Ploeg-drukker Hendrik Werkman willen vertellen? In het gebouw dat middenin zijn verleden staat krijgen de kunst en het leven van de kunstenaar alle ruimte.
Wat deze tentoonstelling rijk maakt is dat het leven van de man erachter er onlosmakelijk doorheen geweven is. Zo staat in de eerste zaal zijn prille en gelukkige jeugd centraal en wordt twee zalen verder zijn creativiteit gekoppeld aan de verveling die zijn semi-werkloosheid hem opleverde. De schetsen van zijn vele vrouwen en kinderen getuigen van zijn “nogal ingewikkelde liefdesleven”, en in bijna elke zaal hangt een foto—metershoog—geflankeerd door de collega-kunstenaars en creatievelingen van toen aan wie hij grote inspiratie te danken had. Het zorgt ervoor dat zijn leven letterlijk de achtergrond vormt van het verhaal dat het museum hier gestaag ontvouwt.
Nieuwe kunstvorm
“Met zijn zetmaterialen creëerde hij een nieuwe kunstvorm, waar zelfs nog geen benaming voor bestond.” In de openingstekst, nog voor de bezoeker de tentoonstellingsruimte betreedt, staat samengevat waar het om gaat. Hij noemde ze “druksels” en vanaf zaal twee tot zaal vier valt op de muren te lezen en in de lijsten en vitrines te zien wat hij daar mee bedoelde. In eigen woorden wordt zijn techniek aan de bezoekers uitgelegd: “Als pers gebruik ik een oude handpers met hefboom (ong. 1800) de druk geschiedt dan rechtstanding en men moet op gevoel de drukkracht bepalen. Soms is het nodig zwaar te drukken, soms heel licht.”
Iets héél anders, waaruit meteen Werkmans veelzijdigheid blijkt, zijn de olieverfschilderijen die zijn liefde voor het werk van van Gogh en Munch tonen. Bekijk bijvoorbeeld Station (De Punt) uit 1920 of Kerkgang in de sneeuw, waarin duidelijk de Van Gogh-invloed is terug te zien in dikke kriebelverf.
Jazzmuziek en de geur van inkt
Wanneer er jarenlang een stichting heeft bestaan die alle materiaal van een kunstenaar opspoort en bewaart is er de mogelijkheid dat werkelijk iemands hele leven wordt tentoongesteld. Het lijkt hier dan ook haast alsof de hele Werkmanzolder is ‘leeggehaald’ en hier tentoongespreid, terwijl men een stap terug zet en kijkt: wat hebben we hier nu eigenlijk? Dat tentoonspreiden gebeurt daarentegen wel rustig, stap voor stap en met veel ruimte voor de bezoeker. Er is weinig zaaltekst en waar uitleg wordt gegeven over zijn persoonlijke stijl en technieken gebeurt dat bijna altijd in zijn eigen woorden, uit brieven en stukjes in kranten. Eerder dan de indruk dat er teveel aan details is vormt er zich de mogelijkheid om in die vitrines van normaal levensmateriaal langzaam de kunstenaar zien te ontstaan.
In de grote, centrale zaal waar alles op uitkomt is jazzmuziek te horen en staat op een houten plateau een drukpers in het midden. Hier is de belichting expres wat verminderd en de spotjes op de werken geven ze dezelfde kwaliteit als kleine opgloeiende olieverfschilderijen uit de gouden eeuw. De geur van drukverf overheerst. De donkerpaarse achterwanden zijn bekleed met de druksels, in prachtige heldere kleuren uit zijn hoogtijperiode. “Is het wat en betekent het wat?” Die vraag, gesteld in typisch Groningse, nuchtere termen hangt er aan de muur en mag de bezoeker zelf beantwoorden.