Singspiel voor jong en oud
Het lijkt wel een Zauberflöte-jaar afgelopen en komend theaterseizoen. Het Singspiel is nu in de theaters te zien in een Nederlandstalige bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen, was in diverse bioscopen al te zien vanuit de MET in New York en is in december wederom te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam. Eén werk – verschillende interpretaties.
In deze recensie valt het spotlight op de Nederlandstalige voorstelling van Opera2Day en de Theateralliantie, maar eerst iets over het Singspiel zelf.
Het Singspiel
Over het algemeen wordt Die Zauberflöte beschouwd als een vrijmetselaarsopera, hoewel er ook elementen uit de gnostiek (naar het Griekse woord voor kennis) en het humanisme vallen te bespeuren. Om over de invloed van de ideeën uit de Franse revolutie (vrijheid, gelijkheid, broederschap) nog maar te zwijgen. Mozart was, net als zijn librettist Schikaneder, vrijmetselaar en gooide alle elementen in een smeltkroes. Zo zijn er de drie deuren (rede, natuur en Moeder wijsheid) waarvan de zuilen doen denken aan een vrijmetselaarsloge. De deuren worden geschraagd door zuilen met kapitelen die het mannelijke en vrouwelijke vertegenwoordigen. Eén van de tegenstellingen die het hele Singspiel doorwerken, net als dag en nacht, goed en kwaad. Bijvoorbeeld in de personages Sarastro (zon) en de Koningin van de Nacht (maan). Of Mozart nu echt zo vrouwonvriendelijk was zoals vaak wordt gemeend, valt te betwijfelen. Vergeet bijvoorbeeld het duet ‘Mann und Weib und Weib und Mann reichen an die Gottheit an’ van Papageno en Pamina niet! Wat niet wegneemt dat er in het Singspiel wel degelijk seksistische en racistische (Monostatos!) elementen zitten.
In ieder geval genoeg elementen voor een regisseur om zich op uit te leven en eigen accenten aan te brengen. Zeker voor bewerkers die nog een stap verder gaan dan dat.
De bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen
Het opmerkelijke aan de bewerking van Theu Boermans en Frans van Deursen is dat er aan de ene kant een kaasschaaf over het origineel wordt gehaald en aan de andere kant juist nieuwe, geactualiseerde accenten worden aangebracht.
De kaasschaaf wordt al vanaf de ouverture gehanteerd. Hier zit geen symfonieorkest in de orkestbak, maar een orkest in een uitgedunde bezetting. Dit tot een ensemble gereduceerde orkest is overigens het gerenommeerde LUDWIG, een in 2012 opgericht collectief dat kan krimpen en uitzetten van klein ensemble tot groot orkest. Het staat hier onder leiding van Hernán Schvartzman, die af en toe fraaie accenten legt. Bijvoorbeeld wanneer tovenaar Sarastro zingt (niemand minder dan Huub Claessens). Dan wordt de sonore klank van de fagot uitgelicht, wat zeer raak is, als symbool voor het duistere in de rol van Sarastro. De kaasschaaf is duidelijk ook gehaald over de racistische elementen in het origineel, maar weer minder over de vrouwonvriendelijke. Op deze manier blijft de tweeslachtigheid in het origineel van het libretto zitten, maar dan op een ander niveau. Zo zijn bijvoorbeeld de drie dames die de Koningin van de Nacht vergezellen in de versie van Boermans en Van Deursen vervangen door drie amazones met volle borsten.
Extra aangezet is de spraak van de vogelvanger (Jasper van Hofwegen): onvervalst plat Amsterdams. Monostatos (Mike Reus) gebruikt weer slang. De drie knaapjes in het origineel zijn in deze productie drie padvinders met een klappertjespistool. Humor is de opvoering dan ook niet vreemd, evenals een vertaling naar het hier-en-nu. Zo is de vogelvanger op jacht naar ganzen uit derdewereldlanden die zich ophouden in het kroondomein van de Koningin van de Nacht. Geactualiseerde én dystopische accenten, die ook naar voren komen op het moment dat er sprake is van het Vierde Rijk. Accenten die sommige bezoekers misschien, net als sommige grofheden in de tekst, kunnen afschrikken. Dit neemt niet weg dat er ook aandoenlijke elementen te zien zijn. Zo verandert Papagena (Dominique Woerdings) van een vrouw achter een met plastic zakken volgeladen winkelwagentje opeens in een knappe jongedame.
Bijzonder fraai is de projectie van Arjen Klerkx, die de natuur in al haar pracht en kwetsbaarheid toont. De beelden van smeltende gletsjers en opborrelende lava (water en vuur uit het origineel) blijven onrustbarend, al bloeit er wel degelijk nieuw leven uit op. Nieuw, jong leven én liefde – dat is wat ook in de bewerking van Boermans en Van Deursen ondanks alle donkere accenten blijft. Een hoopvol gegeven. Al hoeft dat nu ook weer niet persé te betekenen dat alles wat oud is als afgedaan moet worden beschouwd.
Uiteindelijk kan iedereen in deze productie iets van zijn/haar gading vinden. Liefhebbers van opera, toneelspel, thrillers enzovoort. Jong én oud.