Buitenaards mooi
Op 10 januari 2016 overleed plots het grootse popicoon David Bowie. Achttien maanden lang vocht Bowie tegen leverkanker en al die tijd werd er met geen woord over gerept in de kranten. Waarom niet? Niemand was op de hoogte van zijn doodstrijd. Een van de weinigen die afwist van Bowie’s langdurige ‘ziekbed’, was Ivo van Hove, de regisseur van diens musical Lazarus. Hoewel het verhaal moeilijk te duiden is voor de kijker is Lazarus een waardig eerbetoon aan de gelauwerde rockmuzikant David Bowie.
Lazarus is een Bijbelse figuur die na zijn dood door Jezus tot leven wordt gewekt. Door met Ivo van Hove de musical Lazarus te schrijven in de ‘laatste dagen van zijn leven’, heeft David Bowie er in principe óók voor gezorgd dat hij na zijn dood voortleeft. Hij doet dat weliswaar alleen via de muzikale en audiovisuele weg (zijn woorden leven voort via een ander en zijn beeltenis is prominent aanwezig in de slotfase van de voorstelling), maar Lazarus is eigenlijk de wederopstanding van Bowie himself. In Lazarus zijn zowel oude liedjes van Bowie als speciaal voor de musical geschreven liedjes te horen. Vooral het nummer Lazarus zal de gemiddelde fan verwoed bezighouden, aangezien hier talloze verwijzingen naar Bowie’s eigen dood in te vinden zijn. Zo zingt hij: “Look up here, I’m in heaven.”
De hemel willen bereiken, dát is ook het doel van Thomas Newton (Dragan Bakema). Dit verknipte personage vliegt verloren over het gehele podium en hij kan de dagelijkse chaos niet de baas worden. Hij woont als buitenaards wezen op ‘Second Avenue’ in New York. Zijn levenslust is hem ontnomen, sinds zijn geliefde Mary Lou hem heeft verlaten. De enige troost die hij toelaat, is die van de gin. De enige urgente meubelstukken op het podium zijn dan ook de koelkast, die de genuttigde alcohol op de juiste temperatuur houdt, en zijn bed, waarop hij verslagen zijn hoofd ten ruste legt. Dertig jaar nadat zijn geliefde hem heeft verlaten, zien we een gebroken Newton die stellig gelooft in zijn eigen waanbeelden. Hij wil de aarde ontvluchten en teruggaan naar zijn eigen planeet. De enige die hem hierbij kan helpen, is een naamloos engelachtig meisje (Juliana Zijlstra), die zowel hem als het publiek inpalmt met haar zoetgevooisde keel.
Newton laat zich zó door dit meisje bekoren, dat hij geen aandacht meer heeft voor de gruwelijkheden die zich in zijn dagelijkse leven voltrekken (de slechterik Valentine (Pieter Embrechts) infiltreert langzaamaan in het leven van Newton) of voor een nieuwe kans in de liefde. Zijn assistente Elly (Noortje Herlaar) wordt namelijk tot over haar oren verliefd op Newton. Het publiek ziet hoe de afstand tussen Elly en haar vriend (Jorrit Ruijs) steeds groter wordt en hoe kleiner de fysieke afstand tussen Elly en Newton wordt. Geleidelijk aan neemt Elly de identiteit van de verdwenen Mary Lou over, om zo eindelijk de liefde en erkenning te kunnen krijgen van Newton, waarnaar ze zo verlangt.
Het spel van iedere acteur in de voorstelling is even geloofwaardig – iets wat je niet over het verhaal kunt zeggen. De rode draad van het verhaal is lastig te volgen, al merk je dat je dat de acteurs toespelen naar een climax. De scènes worden steeds heviger, mede doordat de emoties steeds grootser worden uitgedragen. De kleine, opspelende irritaties, zoals een stelletje dat elkaars telkens opgeilt op het podium (Jeroen C. Molenaar en Holly Mae Brood), worden overschaduwd door de prachtige visuele projecties op het scherm dat midden op het podium staat. Ook het vele hoofden tellende ‘orkest’, bestaande uit voornamelijk gitaristen en één enkele pianist, maakt dit gelaagde muziektheater zo’neen lust voor het oog.
Het jammere voor de die-hardfans blijft dat het stemgeluid van Bowie nooit wordt geëvenaard. Soms klinkt de zang zelfs heel krampachtig en merk je dat voornamelijk de mannelijke hoofdrolspelers in de eerste plaats acteurs zijn en geen zangers. Zo focus je je als publiek soms zo geconcentreerd op hoe Dragan Bakema of Thomas Cammaert (in de rol van Newtons vriend Michael) de noten zingen, dat je niet eens meer oog hebt voor de moderne dans-achtige pasjes die ze op het podium maken.
Voor een musical die staat of valt met de zang, is het dan ook een gewaagde keuze om te werken met voornamelijk mannelijke acteurs (de vrouwelijke speelster Juliana Zijlstra kun je hoogstens bekritiseren om haar té gepolijste, perfecte stem), wier stem zo nu en dan zo fragiel weerklinkt. Ach, met een voorstelling die op alle andere fronten zó perfectionistisch en vernieuwend is, kan alleen maar met positieve verwondering op worden teruggekeken. David Bowie zal vanuit zijn heaven goedkeurend knikken.