Hoop was nog nooit zo schaars
Shuggie Bain heet hij en hij staat nu al met 10-0 achter in het leven. Het naar het hoofdpersonage vernoemde debuut van Douglas Stuart gaat over een jongen die opgroeit in alle mogelijke ellende. Inhoudelijk een vernieuwend boek te noemen, vanwege de afwezigheid van literaire pretenties, maar wel erg stroef om doorheen te komen.
Een vreemd luchtje
Er zit een vreemd luchtje aan boeken die 32 keer zijn afgewezen, voordat ze de boekenkasten van boekhandelaren bereiken. Zo ook de roman Shuggie Bain van de Schotse auteur en modeontwerper Douglas Stuart. Na 10 jaar ploeteren en wroeten in zijn eigen naargeestige jeugd, voltooide de Schot dit rauwe, min of meer autobiografische debuut en won hij The 2020 Booker Prize. Het is vermoedelijk een grote strijd geweest voor de auteur om dit verhaal op te pennen, maar wellicht nog een grotere hindernis voor de lezer om zich er doorheen te worstelen. Dit verhaal is namelijk zó rauw en het is haast onmogelijk om hoop te koesteren voor de zielige hoofdpersoon, die vele gelijkenissen toont met de auteur zelf. Doorzettingsvermogen, een sterke maag en een hele dosis medelijden, zijn noodzakelijk voor de lezers die zich wagen aan deze té realistische roman.
Rare snuiter
Het verhaal centreert zich om de jonge ‘held’ Shuggie Bain, die een verstoorde relatie met zowel zijn vader als zijn moeder heeft. Zijn moeder is – tegen wil en dank – de grootste zuipschuit van heel Sighthill en Pithead, een verzonnen plaatsnaam die vermoedelijk gebaseerd is op de plaats Cardowan (ten noordoosten van Glasglow). Of van, kortom, vrijwel iedere troosteloze plaats die dienstdoet als decor in het boek van Stuart dat zich afspeelt in de jaren ’80 en ’90. Shuggie’s vader Hugh ‘Shug’ sr. Bain is een bijfiguur die niet vaak opgevoerd wordt in de roman, maar zijn afwezigheid wordt steevast gekenmerkt door walging en wanhoop. Diens leven is een aaneenrijging van de taxiritjes die hij dag en nacht draait en daarbij is het eerder regel dan uitzondering dat hij met vrouwelijk schoon in de kofferbak duikt. Shuggie’s knappe moeder Agnes bezwijkt hieronder en grijpt bij het minste of geringste naar de fles. Dit tot grote afschuw van Agnes’ vader Wullie en moeder Lizzie, bij wie het gehele gezin inwoont (tenminste, in de beginjaren). Dat wil zeggen: Agnes, Hugh, Shuggie én Catherine en Alexander (kortweg ‘Leek’). De twee laatstgenoemden zijn Agnes’ kinderen uit haar eerste huwelijk met de goedaardige Brendan McGowan.
Toen Leek nog in de luiers zat, verliet ze hem prompt op een dag om zich in een ongelukkig leven met Hugh Bain te storten. Vanwege de afwezigheid van Hugh is Shuggie al vanaf jonge leeftijd de aangewezen persoon om voor zijn moeder te zorgen. Om ervoor te waken dat Agnes overlijdt in haar eigen braaksel én om ervoor te zorgen dat Agnes niet volledige slaagt in haar talloze, halfslachtige zelfmoordpogingen. Op haar gelukzalige momenten geniet Agnes van haar dansgrage zoon, die zijn kleine porseleinen beeldjes dagelijks oppoetst en het huishouden nog enigszins bestiert. Shuggie’s ouders kunnen hem echter niet hoeden voor de pesterijen waar Shuggie aan ten deel valt. Met zijn gelakte schoenen en ‘bekakte’ accent is hij maar een rare snuiter in de ogen van de buurt én in die van zijn klasgenoten. En dat is ook meteen hetgeen wat dit boek zo kenmerkt: in de volslagen eenzaamheid die Shuggie neerdrukt, probeert hij – zo goed als dat gaat – zijn moeder in leven te houden.
Tedere blik
Het is haast opmerkelijk te noemen hoe teder Shuggie’s blik naar de wereld toe blijft, als je leest wat hij op een doordeweekse dag moet zien te verduren. Aan het einde van de dag is het maar de vraag of zijn moeder de paar centen die ze te makken hebben, heeft uitgegeven aan drank óf aan eten. Zelfs de buurvrouwen, waaronder de gierige Jinty McClinchy, zijn niet weg te slaan uit de buurt van Agnes en zorgen ervoor dat ze het drinktempo er stevig in houdt. Hoewel het verhaal is geschreven vanuit een auctoriaal perspectief (een alwetende verteller die behoorlijk afstandelijk vertelt), blijkt uit de gedragingen van Shuggie dat hij een niet al te grote haat koestert jegens de buurt- en schoolkinderen die hem vanbinnen kapot maken. Nee, zijn haat spaart hij op voor de vrouw die zijn moeders leven verwoest: Joanie Micklewhite. Dat is de vrouw die Hugh verkiest boven de knappe Agnes met haar woeste, zwarte krullen, nadat Hugh zijn gezin heeft gedumpt in het mijnwerkers plaatsje Pithead, waar vele huishoudens met werkloze vader gehuisvest zijn. Jaren later, als Catherine en Leek het ouderlijk huis zijn ontvlucht en Agnes zich de woede op de hals heeft gehaald van iedere buurvrouw, besluiten Agnes en Shuggie om naar East End te verhuizen en gunnen ze zichzelf een tweede kans. Maar, zoals te verwachten, wordt die hoop wederom door Agnes zelf in de kiem gesmoord. De dan vijftienjarige Shuggie staat dan op een wankel punt in zijn leven: is zijn moeder daadwerkelijk nog te redden of is het tijd om zijn oogkleppen af te zetten?
Trieste figuren
Wat een daadkracht steekt er achter een basisschoolkind dat de kots van zijn moeder letterlijk uit haar kunstgebit pulkt. Dat maakt van Shuggie zo’n empathisch hoofdpersonage, al helemaal in vergelijking met de trieste figuren in zijn leven. Het wordt gaandeweg steeds lastiger om sympathie op te brengen voor Shuggie’s familieleden en dan met name voor Agnes, die slachtoffer wordt van haar eigen, onbereikbare dromen. Haar oneindige drang om een glamoureus leven te leiden, vol bontjassen en panty´s zonder ladders, staat zo ver af van de werkelijkheid, dat andere vrouwen denken dat ze het te hoog in de bol heeft. Het is daarnaast ontzettend pijnlijk om te lezen hoe volwassen mensen meer van alcohol kunnen houden dan van hun eigen vlees en bloed en dat ze over het hoofd zien hoeveel hun eigen kinderen van hen houden en toch naarstig zoeken naar de liefde van een ander. Het is knap hoe een jochie van slechts zeven jaar (zo oud is hij als het verhaal van start gaat) met deze situatie omgaat.
Hoeveel respect je ook krijgt voor Shuggie, het is de vraag wat je precies moet aanvangen met zulk een roman van meer dan vierhonderd pagina’s. Het is simpelweg een feit dat dit boek niet makkelijk wegleest, omdat het een duizelingwekkend aantal duistere ingrediënten als ‘armoede’, ‘homofobie’, ‘alcoholisme’ en ‘misbruik’ met zich meedraagt. Deze gevaarlijke mix van elementen zorgt ervoor dat het boek een neerwaartse spiraal kent zonder enige karakterontwikkeling van de personages. Overigens praten de personages in een Schots accent, waarbij het de vraag is of de vertaling daarvan recht doet aan het origineel. De personages lijken nu te zijn weggewandeld uit de Haagse Schilderswijk met hun Hollandse tongval. Zo spreekt Jinty gemenig over Agnes tegenover Agnes’ potentiële nieuwe lover Eugene: “Ze ken ’t niet hellepe. ’t Is gewoon ’n vloek! Zo gauw as ze ’n diesel hoort ronken, gaat die onderbroek uit en hop, daar begint de meter te lopen.”
Weinig sierlijk
Het verhaal zelf is zeker niet sierlijk te noemen, maar de auteur bewijst wél zijn vermogen om zijn zinnen op creatieve wijze vorm te geven. Dit doet hij één enkele keer en dan verzaakt hij weer in een sobere, zakelijke stijl. Waarschijnlijk meet Stuart zichzelf deze afstandelijke wijze van schrijven aan, omdat hij dan met een iets meer objectieve bril naar zijn eigen jeugd kan terugkijken. Het opent tevens de ogen van het lezerspubliek dat inziet dat de jeugd die ons allen vormt, niet een gedenkwaardige hoeft te zijn. Deze bittere pil toont aan dat er nog teveel kinderen zijn die al op veel te vroege leeftijd leren om op beide benen te staan. Feit blijft dat dit geen lectuur voor de tere zielen is. Wie dit boek leest, staat zij aan zij met Shuggie om het hoofd fier rechtop te houden in de strijd tegen armoede, onrecht en misschien nog wel de kwaadaardigste van allemaal: alcohol.