Enthousiaste Bijbelthriller met Franse slag
Duitsers doen het altijd goed in actiefilms: gewillig lieten ze zich reeds op hun geblondeerde koppen slaan in Die Hard en daarna in Die Hard: With a Vengeance, hele Teutoonse volksstammen stierven onder de handen van Indiana Jones, en zelfs Darth Vaders helm lijkt een oorlogsverleden te hebben.
Les rivières pourpres 2: Les anges de l’apocalypse van de Fransman Olivier Dahan (in Nederland uitgebracht onder de titel Crimson Rivers 2) maakt handig gebruik van zowel deze als van diverse andere filmconventies. Want naast oeroude complotten, geheimzinnige kloosters en apocalyptische profetieën zijn ook ‘zie Germans’ weer van de partij. Nu eens in de figuur van Christopher Lee die als ‘Duits minister van culturele en religieuze zaken’ [sic!] een zogeheten ‘Heilig Boek’ veilig tracht te stellen, opdat hij het voor eigen motieven kan aanwenden. Motieven overigens, die in de hele film niet één keer uitgelegd worden. Ik zal in het midden laten of dat het verhaal ten goede komt.
Huiswerk
Duidelijk is wel dat de Duitser gedwarsboomd dient te worden. Want als een Duitser iets van plan is, kun je op je vingers natellen dat er niet veel goeds van zal komen. Gelukkig is daar Jean Reno, in de rol van monsieur Niemans, voorzien van stoppelbaard en leren jack, dus, noodzakelijkerwijs, politiecommissaris. Niemans wordt bijgestaan door inspecteur Reda (een rol van Benoît Magimel), die in menig flitsend geschoten vuistgevecht verzeild raakt. Het is hierbij duidelijk dat Dahan zijn huiswerk heeft gemaakt: er is goed gekeken naar hoe de Amerikanen en, in mindere mate, de Aziaten, dit doen. Opmerkelijk genoeg blijft de nu reeds 55-jarige Reno telkens buiten schot. Hoe zou dat komen? De vraag stellen is hem beantwoorden, dunkt mij.Lachwekkend voorspelbaar
Maar goed: veel Duitsers dus, en flitsende vechtscènes en slecht verlichte bibliotheken waar apocriefe boeken op eigenzinnige wijze door docentes theologie geïntegreerd worden in het verhaal. En zo zijn er meer filmconventies en genre-tradities waar Olivier Dahan en schrijver Luc Besson op terug gegrepen hebben, waarschijnlijk met de intentie mee te kunnen spelen met de grote jongens van de actiefilm. Jammer dat ze het daarbij ook nodig achtten de kwaliteitseisen integraal over te hevelen: de teksten zijn lachwekkend voorspelbaar of onnodig gespierd, actiescènes te lang en verbanden die voor kijkers glashelder zijn, gaan aan personages totaal voorbij, of vice versa.
Ongeschoren dierenkop
Toch zijn er voldoende redenen om naar deze film te gaan, waarvan de eerste de fijne cast is. Wat dat aangaat mag Dahan in zijn handjes knijpen: Jean Reno en Christopher Lee samen in één film is op zichzelf genoeg reden om een kaartje te kopen voor welke film dan ook. Reno alleen al is eigenlijk voldoende motivatie, voor mij althans, om naar de bioscoop te gaan; al vertrekt hij in deze film slechts eenmaal zijn ongeschoren dierenkop tot de suffende hangsmoel die we zo van hem waarderen.
Te fantastisch
Een andere reden om Crimson Rivers 2 te gaan zien is de muziek, die gedurende de hele film van uitmuntende kwaliteit is: een opzwepend pulserende toon begeleidt de actiescènes en ook op andere momenten draagt de muziek aanzienlijk bij aan de totale ervaring. Colin Towns, die ook de muziek maakte voor de Britse politieserie Dalziel & Pascoe, haalt hier mooie dingen mee uit. De makers stunten verfrissend met de cinematografie en houden zo het tempo hoog, zelfs op momenten dat er eigenlijk niks gebeurt. Aan de locaties en enscenering is duidelijk veel tijd en aandacht besteed, al doen ze af en toe wat al te fantastisch aan. Dat fantastische element wordt, op positievere wijze, nog benadrukt door de bij tijd en wijle grandioze en schier surrealistische belichting.
Enthousiasme
Met de technische kant zit het dus wel goed, en wat mij betreft mag je dan best een paar steken laten vallen. Want hoewel ook van het verhaal geprobeerd is iets interessants te maken, moet Crimson Rivers 2 het daar duidelijk niet van hebben. Al met al een fijne, doch niet erg overtuigende actiefilm, die zijn charme grotendeels ontleent aan het schooljongensachtige enthousiasme waarmee gepoogd is de grote jongens van het genre te kloppen.