Film / Films

Alledaags portret

recensie: Bobby

Het is 1968. Het is vijf jaar geleden dat John F. Kennedy is neergeschoten, en nog maar een paar maanden na de moord op Dr. Martin Luther King Jr. Maar Amerika heeft weer wat hoop. Senator Robert F. Kennedy, de broer van JFK, is hard op weg om zijn oproep een eind te maken aan de zinloze oorlog in Vietnam werkelijkheid te laten worden. Het presidentschap lijkt de mateloos populaire politicus niet meer te kunnen ontgaan, totdat het noodlot opnieuw toeslaat, en Kennedy wordt neergeschoten in de keuken van het Ambassador Hotel in Los Angeles. Nergens een biopic, maar een fictioneel portret van de levens van meer dan twintig mensen die in of rondom het hotel aanwezig waren, is Bobby een wisselvallige weergave van de turbulente sixties, die ondanks incidenteel Oscarwaardig acteurswerk te afhankelijk is van Kennedy’s charisma.

De overduidelijke passie van regisseur Emilio Estevez voor Robert F. Kennedy komt naar voren in al het archiefmateriaal waarvan hij gebruik maakt. Delen van speeches zijn op de radio te horen, fragmenten van Kennedy zijn op televisietoestellen te zien. Uit ieder fragment blijkt dat Estevez een film heeft gemaakt waar hij zijn hart en ziel in gestoken heeft. De regisseur kiest er voor om Kennedy niet door een acteur te laten spelen, maar het bij het archiefmateriaal te laten. Estevez’ insteek is de locatie waar Kennedy wordt neergeschoten, het Ambassador Hotel in Los Angeles. We volgen meer dan twintig personages en hun alledaagse, menselijke handelingen in en rondom het hotel tijdens de aanloop naar de noodlottige gebeurtenis.

Een gepeperde cast

~

De hoofdrollen, voor zover er hiervan nog sprake kan zijn, worden vertolkt door een gepeperde sterrencast, met namen als Sharon Stone, Demi Moore, Anthony Hopkins, Laurence Fishburne, Helen Hunt, Christian Slater, Lindsay Lohan en Martin Sheen, de vader van de regisseur en destijds een groot fan van Bobby Kennedy. Sommige verhaallijnen zijn overbodig, sommige zijn noemenswaardig. Hetzelfde geldt voor de vertolkingen: sommige zijn voorspelbaar en eendimensionaal (wanneer kiest Martin Sheen toch eens een keer voor een rol met wat meer inhoud?), andere zijn meer dan uitstekend.

De verhalen zijn simpel gehouden, waarschijnlijk om de impact van de slotscène te vergroten. Een goed voorbeeld is die waarin Sharon Stone schittert als Miriam Ebbers. Miriam is als schoonheidsspecialiste verbonden aan het hotel, en is getrouwd met personeelsmanager Paul Ebbers (William H. Macy). Paul scharrelt wat met een jong ding van de telefoonafdeling (Heather Graham), Miriam komt hierachter, confronteert haar echtgenoot hiermee, maar valt in zijn armen als ze getuige is van de schietpartij in de keuken van het hotel. In andere verhaallijnen is Demi Moore een aan alcohol verslaafde zangeres, houdt een inspirerende Laurence Fishburne een met Mexicanen gevulde keuken de hand boven het hoofd, is Anthony Hopkins een soort schakende verpersoonlijking van het hotel en trouwt Lindsay Lohan met Elijah Wood om hem uit het leger te houden.

Oscarwaardige Moore en Stone

Het zou nauwelijks tot verbazing moeten leiden als of Demi Moore of Sharon Stone in aanmerking komt voor een Oscar als beste actrice in een bijrol. Het is een feest voor iedere filmliefhebber om deze twee diva’s samen te zien in een scène waarbij Stone, die zelf net gehoord heeft dat haar man ze liever twintig jaar jonger heeft, luistert naar een biechtende Moore, terwijl ze haar kapsel voor die avond verzorgt. Christian Slater heeft een ouderwets vuile kop tijdens zijn terroriseermanagement van de hotelkeuken, en Fishburne laat zien dat hij meer kan dan om kogels heen vliegen. Aan de andere kant is Elijah Wood nietszeggend, is Martin Sheens personage zo plat als een dubbeltje en is Ashton Kutcher als lokale drugsleverancier niet grappig maar irritant.

Charismatische Kennedy

~

Dit is niet alleen maar de schuld van deze acteurs. Ongeveer de helft van de personages is feitelijk overbodig: de personages zijn niet interessant uitgewerkt door een gebrek aan ontwikkeling in hun verhaallijn, door een haperende dialoog of door een ondermaatse vertolking. In meer algemene zin is het de vraag of Estevez’ keuze om het tijdsbeeld uit te drukken door de levens van alledag te laten zien wel een verstandige keuze is geweest. De soapy levens van de mensen in het hotel zijn na tachtig minuten eigenlijk niet zo vreselijk interessant, zelfs met het noodlot op de loer. Zo bekeken is Bobby een beetje een minutenvuller, waarin een aantal geweldige vertolkingen helpt het wachten op een hartverscheurende apotheose te verzachten.

Het is in onze tijd onvermijdelijk om een film over een politicus niet te verbinden met de situatie waarin de Westerse wereld in het algemeen en de Verenigde Staten in het bijzonder verkeert. Estevez houdt geen terechtwijzend vingertje omhoog, maar kiest voor een meer emotionele aanpak en overdondert de kijker met zijn archiefmateriaal. Het is eigenlijk onmogelijk niet ontroerd te raken door alle speeches en beelden van Bobby Kennedy. Zijn opmerkingen over de oorlog in Vietnam geven aan hoe weinig er toch veranderd is de afgelopen dertig jaar, maar dit valt in het niet in vergelijking tot Kennedy’s contact met alle mensen die hij tegenkomt. Zijn combinatie van intelligentie en een warme belangstelling spettert van het scherm af in het archiefmateriaal, en leiden tot een droef gevoel van weemoed, niet in de laatste plaats met het noodlot in het achterhoofd dat het leven voor opnieuw een Kennedy in petto heeft.

Dat een film over een dramatisch dieptepunt in de geschiedenis van een land niet automatisch een dramatisch hoogtepunt hoeft te zijn wordt door Bobby bewezen. Hoewel zeker niet slecht, is de film te afhankelijk van Robert F. Kennedy’s charisma en de wetenschap dat hij zijn sociaal genie met de dood heeft moeten bekopen.