Gedichten over de eeuwige strijd op leven
Toon Tellegen neemt een heel eigen plaats in binnen de Nederlandse literatuur. Vooral bekend als schrijver van kinderboeken, heeft hij daarnaast een groot aantal verhalen- en dichtbundels voor volwassenen op zijn naam staan. Zijn gedichten zijn onmiddellijk herkenbaar door de vanzelfsprekendheid waarmee hij zijn fantasieën op papier zet. Zijn nieuwste bundel Stof dat als een meisje is daar weer een goed voorbeeld van.
op zijn naam staan. Zijn gedichten zijn onmiddellijk herkenbaar door de vanzelfsprekendheid waarmee hij zijn fantasieën op papier zet. Zijn nieuwste bundel Stof dat als een meisje is daar weer een goed voorbeeld van.
De ondertitel van Stof dat als een meisje is variaties op een thema. De gedichten draaien dan ook allemaal om hetzelfde: de strijd tussen een engel en een man. Het is niet de eerste keer dat Tellegen een heel boek aan één en hetzelfde thema wijdt; in Brieven aan Doornroosje deed hij hetzelfde, zij het dat dat boek uit korte verhalen bestond.
De gedichten in Stof dat als een meisje, waarvan er veertien al eerder verschenen, zijn onmiskenbare Tellegengedichten. Steeds geschreven in toegankelijke, uiterst vanzelfsprekende taal. Een taal die desalniettemin een wonderlijke wereld oproept, waarin gevochten kan worden met engelen zonder dat dat feit op zich vragen oproept. Heel consequent kiest Tellegen voor het lidwoord ‘een’; het is nooit de man of de engel. Het is een techniek die hij vaker toepast, waardoor de afstand tot het gedicht groter wordt gemaakt. Hierdoor wordt het geheel als het ware beter te overzien.
Verbijsterende eenvoud
Nergens wordt duidelijk of het steeds dezelfde man en engel zijn die met elkaar vechten; het maakt ook niet uit. Bijna nooit wint de man het van de engel, en nergens wordt een overwinning als een triomf gevierd. Integendeel: als de engel de man tot bloedens toe slaat, doet hij dat met de grootst mogelijke tederheid. En de overwinningen die worden geboekt, lijken steevast Pyrrhus-overwinningen te zijn. Wat telt, is het gevecht, en niet de uitkomst.
…en elke avond als het donker wordt
en elke ochtend als de zon opkomt
strompelen er mensen weg, bebloed en mismoedig
maar niet verslagen
en sluiten er engelen vrede,
maar weten niet met wie
Tellegen herhaalt het gevecht zonder dat de gedichten echt in herhaling vervallen, en dat is knap. Het is zijn heldere taalgebruik dat in zijn verbijsterende eenvoud iedere keer weer de aandacht weet vast te houden. Ieder vers biedt een nieuwe invalshoek, en een nieuwe reden voor een gevecht. Het beeld van de engel leent zich natuurlijk uitstekend voor het verwoorden van allerlei angsten en eigenschappen als overmoed, eerzucht en eenzaamheid. Nu eens is de engel een beschermengel, dan weer de doodsengel die een nietsvermoedende man in een afgrond doet storten.
Het repeterende thema werkt als een soort mantra, met dien verstande dat juist de kleine verschillen steeds weer verwondering op weten te wekken. Afzonderlijk zijn de gedichten niet heel opmerkelijk, al zitten er geen echt zwakke plekken in de bundel. Maar het is juist het geheel dat Stof dat als een meisje bijzonder maakt.
Van alle tijden
De herhaling geeft ook een gevoel van oneindigheid; de strijd die mensen voeren met hun angsten en het noodlot is van alle tijden en zal van alle tijden zijn.
een man ging sterven
was bijna dood
en een engel streek naast hem neer
bent u de dood? vroeg de man
ik kom je pijn doen, zei de engel,
ik kom zielsveel van je houden
Stof dat als een meisje is geen vrolijke bundel, daar leent het thema zich uiteindelijk ook niet voor. Maar er schemert toch veel hoop door in de gedichten. Alsof Tellegen wil zeggen dat de moed om steeds weer op te krabbelen de pijn van het verliezen meer dan waard is.