Zwanger achter de keurige haag
Sanneke van Hassel schreef in 2005 en 2007 twee prachtige verhalenbundels met een heel eigen toon. Onlangs verscheen haar nieuwste boek, ditmaal ‘roman’ genoemd. Een ietwat vreemde genreaanduiding, want zo overduidelijk een roman is het nu ook weer niet. Verrassend van vorm is het boek wel.
De kracht van Van Hassels eerdere verhalen zat in het oproepen van de binnenwereld van niet eenduidig te vangen personages aan de hand van fragmentarische beschrijvingen in een sobere, efficiënte stijl, die tegelijkertijd iets te raden overlaat. In Nest is deze stijl hier en daar nog terug te vinden, maar in afgezwakte vorm. Sporadisch vinden we nog de aangenaam desoriënterende ‘middle-of-nowhere’-beginzinnen. Zo begint een hoofdstukje van Heppe, de vader van de ongewenst zwangere waar het boek om draait, met: ‘Uit, jongedame. We gaan uit.’ De woorden blijken gesproken tegen een hond. Van Hassels gevoel voor ritme en klank vinden we terug in een zinnetje als: ‘haar dijen die wijken.’
Kaleidoscopisch perspectief
In Nest is het verhaal (verwend nest uit een goed nest wordt door haar ouders ervan weerhouden om een nestje te bouwen) in mootjes gehakt en over de personages verdeeld. Ieder hoofdstukje van enkele pagina’s is vanuit een ander personage geschreven, zodat een kaleidoscopisch perspectief ontstaat. Dat is een mooie vondst, die sterk op de nieuwsgierigheid van de lezer werkt. Deze vertelwijze is met name effectief om het verschil in beleving van een gebeurtenis door verschillende ogen te laten zien. Bij een familie-etentje wordt zo de onoverbrugbare afstand tussen de verschillende familieleden pijnlijk duidelijk. Spannend is ook dat het centrale personage, de ongewenst zwangere Julia, niet aan het woord komt.
Een probleem van deze vertelwijze is dat die zich moeilijk laat verenigen met Van Hassels grote talent om via beschrijvingen die een zekere afstand impliceren over de personages te vertellen. Als de personages het verhaal in hun eigen woorden vertellen (alsof ze zelf dagboekaantekeningen hebben gemaakt) valt die functionele afstand weg.
Gooische vrouwen
Maar het meest teleurstellende aan dit boek is dat het decor en de personages erg vlak en voorspelbaar zijn, en er daardoor niet in slagen de lezer mee te nemen in deze wereld. Het verhaal speelt zich af in een ‘betere’ buurt. Van Hassel komt in het weergeven daarvan niet verder dan de diepgang van Gooische Vrouwen. De stereotype personages zijn druk met tuinieren en honden uitlaten in hun sjieke straten, over de haag heen een beleefd gesprekje aanknopen en in hun vrije tijd naar klassieke muziek luisteren. De kinderen zitten op hockey en de mannen praten over geld of proberen via ‘connecties’ problemen opgelost te krijgen. Zoals de ongewenste zwangerschap, iets waar ze ‘in die kringen’ natuurlijk niet mee om kunnen gaan. Het is een clichématig beeld dat in het verhaal wordt geschetst en dat de lezer geen enkel nieuw inzicht te bieden heeft.
Ook het taalgebruik van de personages is stijfjes en ruikt nogal naar romanpapier, geheel in tegenstelling tot de natuurlijke dialogen in de eerdere bundels. In de reactie op de zwangerschap van hun zestienjarige dochter klinken uit de monden van de ouders zinnen als: ‘Pragmatisch handelen, dat is wat ons te doen staat’, ‘Julia is een gezonde jonge vrouw’ en: ‘ik zoek een oplossing waarbij iedereen zo min mogelijk schade wordt berokkend.’ De zwangere Julia legt in de volgende bewoordingen uit hoe ze op de naam voor haar baby is gekomen: ‘Van m’n lievelingsverhaal uit Metamorphosen […] Ze leefden eenvoudig en tevree.’ De onverwachte belezenheid van Julia, aan het einde van het boek, is tekenend voor de ongeloofwaardige ontwikkeling van dit personage dat min of meer woordeloos en nukkig het boek doorkomt, maar aan het einde plotseling wonderbaarlijk wijs en krachtig blijkt.