Waar betekenis verdampt
Op de kaft van het nogal arty uitgegeven Er staat een stad op van Maria Barnas staat een zwart-wit gerasterde foto van iets wat men, met wat goede wil, een witte gasballon zou kunnen noemen, zwevend boven twee van zijn schaduwen en een weids landschap. Hoewel, met evenveel inlevingsvermogen ziet men de deurknop van een keukenkast, ietwat schuin gefotografeerd, of een smoezelige verpakkingsdoos. Heel wat onduidelijkheid, heel wat vragen om een toch compositorisch sterk beeld.
Diezelfde dubbelzinnigheid uit zich ook voortdurend in Barnas’ poëzie. Gelukkig is er de titel, die grofweg aanwijst dat Barnas een bundeling gemaakt heeft van stedelijke landschappen en van de vele persoonlijke levens onderhuids. Veel aanknopingspunten biedt de dichteres immers niet. Er is de anonieme, ietwat gelaten sfeer van het individu in de ‘rush’ van het stadsleven en er is het gevoelige taalgebruik dat vaak contrasteert met de harde, kosmopolitische sfeer; twee registers die vaak bijna botsen. Er is syntactische consequentie die plots, totaal onverwachts, doorbroken wordt; er worden woorden gevonden die vertrouwd klinken, hoewel ze de lezer vaak ontgaan. Barnas scheert langs toppen waar betekenis verdampt, bouwt een stad met wankele wanden en laat haar lezer achter in eenzaam onbegrip.
Gesakkerd
Op het internet wordt duchtig ingehakt op Maria Barnas en met name op haar nieuwste bundel. Barnas wordt gehekeld omdat ze te slim zou schrijven, aan haar recentste bundel zou geen doorkomen zijn en zo meer. Er wordt gesakkerd op Barnas’ gewikte en gewogen antwoorden in interviews, haar voorzichtige taalgebruik. Tegelijkertijd wordt haar op een andere plaats aangeraden een vormgever en een redacteur in dienst te nemen. Maar goed, geen betere reclame dan een slechte recensie en geen betere reden om een bundel toch te gaan lezen dan redacteurs die zo doordrongen zijn van afschuw om een pas verschenen bundel dat ze geen genoegen nemen met hun eigen, nochtans veelbezocht weblogje, maar dat ze zichzelf ook uitnodigen bij collega’s om daar hun gal te gaan spuien over een jonge dichteres. Nee, laat ons Barnas lezen om in te zien dat ze een begenadigd talent is dat wellicht niet haar beste, maar zeker ook niet haar minste bundel heeft afgeleverd. Laat ons kijken waar haar gedichten moeilijk zijn, soms wat gemaakt, en waar ze stralen van vakkundigheid.
Tussen voor- en achterkamer
Het is misschien wel licht bij jou maar ik heb het raam
dat uitkijkt op de rivier en de brug die elke dag
een nieuwe stad in slingert. Deuren die openzwaaien
naar het balkon en een bank waar dromen van komen.En ik heb de tafel en het licht van het zuiden in het blad
van twee palmen. De kus die ik ’s ochtends omring
is een herinnering het rijke ontbijt een kruimel
tussen de tenen elk woord een vervorming bij jou.We keren ons van elkaar af maar de hoeken weigeren
verankeren ons op de plaats. We zijn zo groot
als de ruimte die we beslaan. Als de reuzenschildpad
in het aquarium breed als het eigen lichaam of de autoin de te nauwe gang onwrikbaar. We geven er woorden
aan sluiten de schuifdeuren houden ons goed uit elkaar.
Stukje taal
Er valt wat te zeggen over Barnas’ titels, die met een zweem van banaliteit vaak afbreuk doen aan het gedicht. Er is een heleboel te vertellen over de soms gekunstelde regeleindes en de onhandige ‘onwrikbaar-ellips’ in de voorlaatste regel. We kunnen zeuren, maar dan nog staat er een ritmisch en beeldrijk gedicht met een kleurrijke, eigen taal. We kunnen sakkeren, maar dan nog voelen we onder de regels door een persoonlijkheid die respect afdwingt, een op en neer gaan van gedachten, een sfeer van een stad die nooit de onze kan zijn, een leven dat zich onttrekt aan ons eigen stukje taal. We kunnen blazen om Barnas’ ontoegankelijkheid, maar als we eerlijk zijn staat er een gedicht.
En het blaast ons omver.