Een mooi debuut van Marsman
Lieke Marsman is nog maar pas droog achter de oren. Dat dit geen barrière is voor een interessant debuut, blijkt uit Wat ik mijzelf graag voorhoud. Het is een coherente bundel die her en der een beetje ruw is, maar op gepolijste vloeren is het makkelijk uitglijden.
Wat ik mijzelf graag voorhoud. Het is een coherente bundel die her en der een beetje ruw is, maar op gepolijste vloeren is het makkelijk uitglijden.
In de winter van 2010 was echter al genoeg sprake van gladheid om een punt van te willen maken. Laten we voorbijgaan aan haar voorliefde voor vergelijkingen met ‘als’, die paar wollige fraseringen, die enkele voorvallen van kinderlijk taalgebruik en dat ene onduidelijke beeld. Een kniesoor die daarover valt. Het sop is de kool niet waard.
Literaire estafette
Ook al schuurt het hier en daar een beetje, Wat ik mijzelf graag voorhoud is een bundel vol mooie, grappige en soms ontroerende vormvrije gedichten die je graag wilt herlezen. De stijl die Marsman veelal hanteert, is noch metrisch, noch erg melodisch te noemen. In veel gevallen doet die stijl wetenschappelijk aan. Haar schrijfwijze lijkt een filosofische redenatietrant, maar is uiteindelijk een vorm van literaire estafette: steeds wordt een woord of onderwerp uit de vorige regel opgenomen in de volgende. Het maakt dat je allengs dieper in die poëzie getrokken wordt. Dat wordt meteen al kenbaar in het openingsgedicht van de bundel:
[…]Het fijne aan geraakt worden
is dat het niet lang hoeft te duren om lang
te blijven duren en het vreemde aan geraakt zijn
is dat het nagalmt en nastampt en toch ben je
er stil van. Het mooie aan het woord stil is dat het
iets zegt over geluid en beweging en het bijzondere
aan geluid is dat het bestaat uit beweging.
Vaak verandert de betekenis een beetje, maar dat is te weinig om de interne logica te verstoren. Dat is niet alleen zichtbaar in het ‘geraakt worden’ en ‘geraakt zijn’ uit het fragment hierboven, soms is het verschil tussen het begin en het eind van een gedicht groter dan je zou verwachten. Tijdens het lezen heb je maar amper door hoe je afdwaalt van het begin. In die ‘afdwalingen’ doet Marsman denken aan de onlangs met de Constantijn Huygens-prijs bekroonde A.L. Snijders, die in zijn zkv’s (zeer korte verhalen) daarin excelleert.
Het spel dat literatuur is
Dat deze estafettestijl filosofisch aandoet is wellicht niet zo vreemd: Marsman studeert Wijsbegeerte aan de UvA. Niet dat we met die kennis met gekruiste armen achterover kunnen zijgen, en tevreden en besmuikt voor ons uit kunnen knikken. Literatuur is een voorwaardelijke aangelegenheid, doen alsof, een ‘jezelf iets voorhouden’ dat alleen door te schrijven en te lezen werkelijk wordt.
Anders gezegd, literatuur is een spel en dat lijkt Marsman terdege te beheersen. In het vierdelige titelgedicht neemt ze zichzelf danig op de hak: ‘De hele dag draag ik mezelf / boven mezelf uit. // Vlieger, waterkruik, gestorven keizer’. Omdat bijna al haar spullen tweedehands zijn, doet ze daarnaast soms alsof ze arm is en op andere dagen noemt noemt ze die spullen vintage. De zelfspot springt ook op existentieel niveau van het gedicht af: ‘Op andere dagen kan ik het donker niet beschrijven, / behalve met het woord: present.’ Want ook met het woord ‘present’ weet ze zichzelf voor de gek te houden: ‘In het Engels betekent dat cadeau, bedenk ik me / waarna ik de hele dag gelukkig ben’.