Domela de dominee
Ferdinand Domela Nieuwenhuis is een van de meest kleurrijke figuren uit de Nederlandse politieke geschiedenis. Geboren in een predikantengezin, bekeerd tot socialisme en anarchisme. Het type Jezus in verschijning en bekeringsdrang, vilein snerend naar koning ‘Gorilla’ Willem III. Uit Domela’s persoonlijke correspondentie filterde Jan Willem Stutje een gedetailleerde biografie.
Dankzij Abraham Kuypers en Domela raakten ‘kleine luyden’ en arbeiders betrokken bij de negentiende-eeuwse politiek. In heel Europa vreesde kerken en overheden de aantrekkingskracht van het socialisme op de armen. Om hen de wind uit de zeilen te nemen bedacht de Duitse aartsconservatieve Otto von Bismarck zelfs de sociale wetgeving. Ferdinand Domela Nieuwenhuis – Een romantische revolutionair is het portret van Domela de dominee. Volgens biograaf Stutje, verbonden aan de Universiteit van Groningen, koesterde Domela zijn traditionele christelijke idealen. Daarmee schijnt Stutje nieuw licht op de ontwikkelingen van het Nederlandse socialisme.
Inspirator
‘De elite spaarde hem niet’, kopt de achterflap van het boek uitdagend. En inderdaad, Domela zat gevangen voor majesteitsschennis en werd tijdens zijn korte Kamerlidmaatschap door andere parlementariërs genegeerd. Toch behoorde Domela zelf tot de maatschappelijke bovenlaag: hij was een intellectueel uit een goed gezin en was veelal goed bij kas.
Een goede motivatie voor de kentering in zijn denken ontbreekt. Stutje bekritiseert ‘essentialistische’ biografieën die in het kind Domela al een anarchist herkenden, maar vergeet daarvoor iets in de plaats te stellen. Domela viel geleidelijk van zijn geloof, simpelweg omdat hij vond dat het christendom geen antwoorden had op de grote vragen van zijn tijd. Toch verlangt de lezer meer aanknopingspunten, aanwijzingen die zijn groeiende radicalisme en zijn afkeer van het establishment verklaren. Het zwaartepunt van de biografie ligt echter in een later stadium van Domela’s leven.
Generatieconflict
Maar bovenal ging dit meningsverschil volgens Stutje om de verschillende betekenissen die Troelstra en Domela aan de arbeidersklasse gaven. Ook zagen zij beiden een andere rol weggelegd voor zichzelf en voor hun partij. Domela predikte zelfemancipatie voor de individuele, lijdende arbeider die niets te verliezen had. Troelstra dacht daarentegen in abstractere termen: de mensheid leed onder het kapitalisme. Zijn socialisme was rationeler, ‘van boven’:
Wat telde was het sociaaldemocratische partijbewustzijn, niet de hartstocht. Domela bekommerde zich juist wel om die emoties. Hij behield tegen de stroom in een romantisch-revolutionair beeld van het proletariaat.
Een interessant inzicht, dat de richtingenstrijd binnen het Nederlandse socialisme uitlegt als een generatieconflict. Anarchisme bleek voor Domela het enige alternatief.
Briefwisselingen
Domela schreef veel brieven aan zijn familie, goede vrienden als Multatuli, en collega’s in binnen- en buitenland. Hij correspondeerde met de spraakmakende figuren van zijn tijd. Met Friedrich Engels, Wilhelm Liebknecht en de anarchist Peter Kropotkin bijvoorbeeld. Aan Karl Marx vroeg hij wat er eigenlijk moest gebeuren zodra de revolutie een feit was (wat Marx maar speculatie vond).
Het illustreert de internationale dimensie van het negentiende-eeuwse socialisme en de internationale reputatie die Domela opbouwde. Aan de hand van deze correspondentie geeft Stutje ook een gedetailleerde beschrijving van de eerder genoemde richtingenstrijd van de jaren tachtig en negentig. Al snel raakte Domela gebrouilleerd met vroegere medestanders, vooral die in Duitsland. Ook zijn daaropvolgende keuze voor het anarchisme komt uitvoerig aan de orde.
Antisemitisme
Stutje schreef geen hagiografie. Zo was het charisma van Domela een kwestie van simpelweg ‘op het goede tijdstip en in de juiste context het collectieve moment’ grijpen. Zijn politieke loopbaan kende een grillig en vaak tegenstrijdig verloop. De omgang met zijn familie was bedenkelijk en zijn starre persoonlijkheid leidde tot conflicten. Over Domela’s antisemitisme oordeelt Stutje kritisch:
Joodse socialisten waren rond 1890 inderdaad met een lantaarntje te zoeken, zelfs in Amsterdam, de stad waar ruim vijftigduizend joden woonden. En dat was mede om wat Domela niet uitsprak maar wel bedoelde: joden waren in de SDB niet welkom. […] Het antisemitisme van Domela […] was bewust en modern en hij gebruikte het als retorisch argument om het publiek te beïnvloeden.
Rond 1900 sloeg de massapolitiek in Nederland een nieuwe weg in, maar binnen de SDB was het Domela die de lijnen had uitgezet die professionele partijen voortzetten. In een gedetailleerde biografie over een fascinerende persoonlijkheid beschrijft Stutje de ‘romantiek’ in de idealen en methoden van Domela, die hem een vernieuwend politicus maakte juist door aan vertrouwde waarden te refereren. Het verklaart waarom hijzelf door de tijd kon worden ingehaald, maar ook uitgroeide tot een tijdloos icoon.