Boeken / Fictie

B-acteurs in een spookstad

recensie: Threes Anna - Vogel kan niet vliegen

Het vierde boek van Threes Anna (pseudoniem voor Threes Scheurs, 1959), Vogel kan niet vliegen, heeft als opdruk: het boek van de film. Threes Anna is niet alleen schrijfster, maar ook regisseuse. Het boek is geïnspireerd op haar debuutfilm The Bird Can’t Fly, waarvoor ze de regie heeft verzorgd en het scenario heeft geschreven. Blijkbaar vond ze een film alleen wat karig en moest er ook nog een roman komen, die de voorgeschiedenis vertelt van de personages uit de film. Dat had ze beter achterwege kunnen laten.

Het is misschien een cliché, maar boekverfilmingen zijn over het algemeen een slap aftreksel van het oorspronkelijke werk. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, zoals het terecht met een Oscar bekroonde Karakter, naar het gelijknamige boek van Ferdinand Bordewijk. Een goed boek is geen garantie voor een goede film, en blijkbaar is een mooie film ook geen garantie voor een goed boek. The Bird Can’t Fly is heel goed ontvangen. Tijdens het Nederlands Filmfestival in 2007 ontving Threes Anna er de Debuutprijs voor. De jury merkte over haar werk op: ‘Door de schitterende locaties en de prachtige beelden heeft deze film een magische bekoring, soms beklemmend, soms hilarisch, soms wreed, en ten slotte ontroerend.’ Een mooie prestatie, maar waar de film uitblinkt in prachtige beelden van een even betoverend landschap, is de roman vooral oppervlakkig en leeg.

Woestijn

Het verhaal gaat over een vrouw, Melody, die samen met haar dochter June in een afgelegen mijnstadje woont. Zowel moeder als dochter werken in het enige hotel dat er is. Door de tegenvallende omzet besluit de eigenaar het hotel te sluiten om ergens anders in Europa een nieuw hotel te openen. Melody gaat met hem mee en laat haar dochter achter in de armen van een afgeleefde muzikant. Jaren hebben ze geen contact. Opeens krijgt Melody het bericht dat June is overleden. Ze keert terug, maar niets is meer hetzelfde. Het stadje, dat vroeger bloeide door de mijnen, is nu veranderd in een spookstad die langzaam door de woestijn wordt verzwolgen. Daarnaast blijkt ze ook nog een tienjarige zoon te hebben, die allesbehalve blij is met haar komst.

Lege omhulsels

De verhaallijn is op het eerste gezicht helemaal niet zo slecht; de gebeurtenissen volgen elkaar in snel tempo op, saai of langdradig is het boek allerminst. Het mist echter iets cruciaals: gevoel. Een beeld kan meer zeggen dan duizend woorden, en dat is wat Threes Anna niet helemaal heeft begrepen. Met een mooi shot kun je een emotie overbrengen, maar dat lukt niet door de emotie simpelweg te benoemen. Nergens geeft ze inzicht in de gevoelens of gedachten van de personages. Zelfs de dood van dochter June laat je als lezer onverschillig. De relaties tussen de personages, die toch enigszins problematisch zijn, worden niet uitgediept. Het is alsof je kijkt naar een film met slechte acteurs. De personages zijn geen mensen van vlees en bloed, maar blijven lege omhulsels.

Opvallend en tegelijk vermoeiend is ook het gebruik van extreem korte zinnen, dat de leesbaarheid nog verder beperkt. Het verhaal vertelt niet zichzelf zoals een goed verhaal zou moeten doen, maar blijft haperen. Tel daarbij op de vele perspectiefwisselingen, waardoor niet duidelijk is wie wat zegt of doet, en de verwarring is compleet.

Kunst / Expo binnenland

Breda, dé stad van het grafisch ontwerp?

recensie: Graphic Design Festival Breda

‘Grafische vormgeving is overal’, wil het Graphic Design Festival ons duidelijk maken. Reclameborden langs de weg, belettering op gebouwen, games, de kleur, vorm en tekst van je koffiebeker, de print op je shirt, bewegwijzering en verpakkingen. Voor het eerst vindt dit jaar het Graphic Design Festival Breda plaats. Tot eind juni staat de Brabantse stad geheel in teken van grafisch ontwerp.

Mupiproject
Mupiproject

Omdat iedereen in het dagelijks leven geconfronteerd wordt met grafische vormgeving – niks hoge cultuur – leent het zich goed voor een gevarieerd festivalprogramma geschikt voor verschillende doelgroepen. Zo is Kijk mijn Wijk! een workshop waarbij basisschoolleerlingen een sign ontwerpen voor hun favoriete plek in Breda. Spacesoup Sweatshops zijn workshops waarbij voornamelijk scholieren van het middelbaar onderwijs hun eigen t-shirt maken. De studiedag over ontwerppraktijk is in samenwerking met Anthon Beeke en studio Smack opgezet voor (internationale) studenten. Voor professionals is er onder andere Graphic Design Pressure Cooker.

Vormgeving in de openbare ruimte
De oplettende stadsbewoner of bezoeker kan geconfronteerd worden met het Mupi-project, Projector Spectre en CTRL+. Het Mupi-project laat, verdeeld over de stad, 67 affiches zien. Uniek en de meeste speciaal ontworpen voor deze gelegenheid,  geven zij een interessant beeld van de hedendaagse grafische vormgeving. Gerenommeerde ontwerpers als Studio Dumbar, Thonik, Sagmeister en Fontfabrik werden hiervoor gevraagd. Een affiche ontdekken is een toevalstreffer; 67 affiches in een middelgrote stad is niet veel. Gelukkig bieden de publicatie en de op Flickr geplaatste foto’s uitkomst. Projector Spectre toont projecties van (interactieve) animaties op gebouwen in de binnenstad. Dat de buurt niet altijd zit te wachten op een nieuw en creatief initiatief blijkt uit de klachten die het ROC kreeg over de projectie van een naakte dame op hun gebouw. Ondanks dat er volgens de organisatie niks pornografisch aan de projectie te ontdekken viel, noemden omwonenden de blote billen aanstootgevend. CTRL+ is een project met typografie in de openbare ruimte. De woorden ‘adem in adem uit’ in het Valkenbergpark, de longen van de stad, vormen één van de drie installaties. Krap een week na de opening van het festival is slechts een deel van de letters nog leesbaar; het meeste is vernield. Hoewel juist de projecten in de openbare ruimte het festival kracht kunnen geven, komen de bovengenoemde initiatieven nog niet goed uit de verf door kleinschaligheid en ondoordachtheid. De vraag rijst waarom de fragiele letters binnen handbereik van voorbijgangers hangen, in het kader van vernielzucht. En of Projector Spectre alleen bedoeld is voor cafébezoekers van Breda, omdat het in deze tijd van het jaar pas rond elven donker wordt. En waarom kiezen voor een Mupi-project als het zoeken is naar een speld in een hooiberg?

Van streetart tot Delftsche slaolie

~

Veel culturele instellingen in Breda zijn betrokken bij het festival, elk vanuit hun eigen specialisme en mogelijkheden. De veelzijdigheid van grafische vormgeving komt zo goed naar voren. Electron organiseerde een aan streetart gerelateerd mixed-media festival. De kleurrijke tentoonstelling is nog te zien. In Chassé Cinema draaien twee actuele animatiefilms. In KOP is een tentoonstelling van eigenzinnige t-shirts met print en tijdens workshops kun je een uniek t-shirt ontwerpen. In het Breda’s Museum zijn twee tentoonstellingen samengesteld. Golden Age toont vormgeving als ware het kunst. De prachtige canon van de Nederlandse grafische vormgeving wordt overzichtelijk, maar weinig creatief getoond: van Jan Toorop’s affiche Delftsche slaolie tot het werk van Swip Stolk voor het Groninger Museum. In Stad op schrift staat juist niet de esthetiek centraal, maar de historische en maatschappelijke relevantie van de historische objecten: een fietsenrek van drie hoefijzers bier, een snoepautomaat van Kwatta en een poster die de vreedzame burger maant om thuis te blijven in verband met de dreiging van Engelse vliegers. Het grote verschil wat betreft invalshoek van beide tentoonstellingen brengt de eeuwige discussie over grafische vormgeving aan het licht; wat is de verhouding tussen esthetiek en functionaliteit?

Werelds of stads?
Het Graphic Design Festival biedt de Bredanaar iets om trots op te zijn. Het brengt grafische vormgeving breed in beeld en biedt een programma voor diverse doelgroepen. Toch heb ik enkele kritische kanttekeningen bij het festival. Voor bezoekers van buiten de regio is een programma verdeeld over vijf weken niet praktisch. Bovendien miste ik een festivalhart en het Graphic Design Museum, essentieel voor het festival, opent pas halverwege de festivalperiode. De matige intensiteit van het festival – door de duur van vijf weken en niet optimaal gebruik van de openbare ruimte -, de geografische ligging en het vooralsnog ontbreken van een festivalhart zouden het Graphic Design Festival Breda wel eens kunnen belemmeren om uit te groeien tot een festival dat een noemenswaardige hoeveelheid publiek van buiten de gemeentegrenzen bereikt. De Beyerd mag dan wel ’s werelds enige museum voor grafische vormgeving worden, in de festival- en museumwereld gebeurt erg veel en moet je knokken voor geld, draagkracht en publiek. Maar, wellicht kom je met de enige zijn in iets al een heel eind.

Kunst / Expo binnenland

Thuis is veelzijdig

recensie: De Nieuwe Salon 2008

.

De Nieuwe Salon is de vijfde salontentoonstelling in Utrecht waar een deel van de Utrechtse kunstenaars een podium krijgt om het werk te presenteren. De salon heeft als thema Huis/Thuis meegekregen, bedacht door curator Robbert Roos, hoofdredacteur van het tijdschrift Kunstbeeld. Door zesentwintig ‘cultuurscouts’ is een longlist van interessante Utrechtse kunstenaars samengesteld. Uit deze lijst zijn vijftig kunstenaars geselecteerd die een kamer mochten inrichten in het Willem Arntzhuis. Dit huis werd tot voor kort nog bewoond door mensen met psychiatrische ziektebeelden.

In het Willem Arntzhuis zijn lange donkere gangen waar links en rechts grote en kleine kamers op uitkomen. In sommige kamers zijn sporen van het recente verleden nog duidelijk aanwezig in de vorm van keukenblokken en wasbakken. Andere kamers zijn tot volwaardig steriele witte expositieruimtes getransformeerd, maar er zijn ook kamers die opnieuw huiselijk zijn ingericht door de kunstenaars. Naast de staat waarin de kamers zich bevinden, biedt het gekozen thema veel diversiteit. Soms is er gekozen voor een zeer letterlijke verwijzing, maar ook werken waar geen verband met het gekozen thema is hebben een plek verworven.

Lotte van Laatum
Iris Frerichs

Meer letterlijke verwijzingen die weinig aan de verbeelding overlaten zijn de ingerichte kamers van vormgevers Lotte van Laatum en Gerard van den Berg. Beiden hebben de ruimtes ingericht als slaapkamers. Van Laatum heeft de hele kamer roze geverfd en een kast en een bed in de ruimte gezet. Van den Berg heeft een grote kast en een gekanteld bed in de kamer geplaatst. De titel bij het bed luidt ‘Get out of your lazy bed-bed’. Waar het bij de vormgevers vooral om de getoonde objecten gaat die in een bepaalde context zijn geplaatst heeft kunstenaar Rob Zimmerman een ruimte omgetoverd tot thuisbioscoop met snelronddraaiende televisieschermen en een pindaschietend apparaat. Hier beleef je een psychedelische ervaring die misschien overeenkomt met de ervaringen van de oude bewoners van het Arntzhuis.

Integratie
Naast het inrichten van kamers kiezen sommige kunstenaars ervoor om de ruimte tot onderdeel van het kunstwerk te maken. Kunstenares Iris Frerichs is erg goed in deze opzet geslaagd. Haar tweedimensionale werken waarop gebouwen zijn afgebeeld, bevatten onder meer stift en tape. De tape laat ze terugkomen in de ruimte door het intapen van de verwarmingsbuizen. Dit levert een spannend geheel op.Ook kunstenares Ienke Kastelein heeft een manier gekozen waar de ruimte niet als expositiewand dient, maar een toegevoegd onderdeel van het werk wordt. Op een scherm dat voor het raam is geplaatst zie je een close-up van een langzaam bewegend gordijn. Het effect is dat je een fictief raam voor een echt raam ziet. Dit werkt vervreemdend.

Overzicht

Iris Frerichs
Lotte van Laatum

Naast de weinige kamers die onderdeel zijn van het kunstwerk dienen de meeste kamers als presentatieruimte. Dit neemt niet weg dat er ook in deze kamers veel interessant en divers werk te zien. Door de veelheid aan kunstenaars wordt het gevoel van eindexamenexpositie of kunstbeurs opgeroepen. De visitekaartjes die bij de werken liggen versterken dit. Maar met het doel van de salon in het achterhoofd -de zichtbaarheid van de Utrechtse kunstenaars- is dit niet meer dan logisch. De Salon is goed geslaagd in zijn doel om een dwarsdoorsnede van kunst van Utrechtse bodem te laten zien. Na een bezoek aan het Willem Arntzhuis moet je dan ook concluderen dat de provincie Utrecht veel interessante zeer diverse werkende kunstenaars herbergt waarvan je graag wat vaker werk zou willen tegenkomen. Een thema waaronder de kunstenaars hun werk tonen lijkt me voor een volgende editie niet nodig, want dit levert niet direct meer spannend werk op.

Muziek / Album

Verantwoord experimenteel

recensie: Portishead - Third

.

Na de eerste beluistering van het derde studioalbum van Portishead, dat toepasselijk Third heet, is de kans groot dat je vertwijfeld achterblijft. Is dit een moeilijk te doorgronden meesterwerk of vormt het opgediende materiaal louter een experiment?

Portishead debuteerde in 1994 met het overweldigende, en nog steeds boeiende album Dummy. Vernieuwend als ze waren, kregen ze vele volgelingen, die het Portishead-geluid als vertrekpunt zagen. Enkele namen zijn Tricky, Crustation en later ook Thievery Corporation. Na het tweede album Portishead en een liveregistratie werd het heel stil rond het trio. Toen na elf jaar de eerste berichten over een nieuw album naar buiten kwamen, werd er dan ook reikhalzend uitgekeken naar de release. Nu is Third er en blijkt dat we moeten investeren om het album te doorgronden.

~

Voorafgaand aan het verschijnen van de plaat werden we getrakteerd op interviews die onze honger verder zouden opwekken. Ook zijn we inmiddels door de verschillende media gewaarschuwd dat niets op dit album doet herinneren aan het eerdere werk van Portishead. Daarover was het trio uit Bristol in interviews zelf ook heel helder. Echter, mede vanwege de reputatie van Portishead ga je toch vaker naar het album luisteren. Als je de muziek extra tijd gunt zal de kracht van Third zich langzaam maar zeker ontvouwen.

In Small klinkt Portishead ineens weer heel breekbaar. Een geluid in de geest van Dummy. Herinneringen aan het soloalbum van Beth Gibbons worden opgeroepen in The Rip, een song met folkinvloeden die niet misstaan had op haar album Out of Season. Het is een van de meest toegankelijke songs van Third.

Als je het album ontleedt en het de tijd geeft om te groeien, zullen er na iedere luisterbeurt meer herinneringen aan eerder werk naar boven komen. De herkenning wordt langzaam maar zeker groter dan de vervreemding. Portishead is helemaal niet zo vervreemd van haar wortels als de bandleden in interviews wilden doen geloven. Third is voor Portishead niet het kroonjuweel maar zal in de jaarlijstjes van 2008 wel hoog eindigen. Het is een uniek album in de huidige, slaapverwekkende, triphop-scene.

 

Kunst / Expo binnenland

Lachen in museum het Rembrandthuis

recensie: De lachende Rembrandt

.

Van 7 tot en met 29 juni 2008 is in het voormalige atelier van Rembrandt in museum het Rembrandthuis een kleine tentoonstelling te bezichtigen. Aan de hand van gerelateerde werken van Rembrandtleerlingen Jan Lievens en Isack Jouderville, evenals uitvoerige documentatie, wordt het recent opgedoken werk ‘De lachende Rembrandt’ gepresenteerd. Het schilderijtje dat het middelpunt van deze presentatie vormt, toont een jonge Rembrandt die tijdens een gulle lach zijn hoofd speels naar achter gooit en ondeugend zijn ogen tot spleetjes samenknijpt. Uiterst overtuigend heeft Rembrandt in het werkje de vluchtigheid van een spontane lach weten te vereeuwigen.

De lachende Rembrandt is nog tot eind juni te zien in het Rembrandthuis.
De lachende Rembrandt is nog tot eind juni te zien in het Rembrandthuis.

De bescheiden tentoonstelling is tot stand gekomen in samenwerking met het Rembrandt Research Project. Dit project heeft tot doel alle authentieke schilderijen van Rembrandt in kaart te brengen. In een door Ernst van de Wetering, directeur van het Rembrandt Research Project, geschreven artikel ‘Rembrandt Laughing, ca.1628 – A painting surfaces’, dat verschijnt in de Kroniek van het Rembrandthuis van deze maand en eveneens te downloaden is op de site van het Rembrandt Research Project. Deze aspecten vormden de leidraad voor de tentoonstelling. 

De grote vraag die bij iedereen brandde was dan uiteraard; is het er één of is het er niet één; een echte Rembrandt. Verschillende categorieën van argumenten moesten voor eigenhandigheid gaan spreken; het monogram, de koperplaat, de aanwezigheid van een overgeschilderd historiestukje onder het nieuw ontdekte schilderij, het uitgebeelde thema van een lachende man in het oeuvre van Rembrandt en de aan te wijzen stilistische kenmerken. Eén van de meest charmante argumenten, die doen vermoeden dat het hier om een echte Rembrandt gaat, is dat het onderwerp van het schilderij, een lachende tronie, prachtig past in een serie van dergelijke werken van de jonge Rembrandt. Vrijwel iedereen kent de etsjes die Rembrandt rond 1630 maakte en waarin hij zichzelf als pruilende man, al schreeuwend, verbaasd kijkend én lachend neerzette. Rembrandt oefende in deze stukjes de verschillende gezichtsuitdrukkingen (affecten) zoals deze ook in allerlei historiestukken toegepast konden worden. Liefhebbers kochten dergelijke stukjes dan bij Rembrandt in het atelier. Deze etsjes werden veelal gezien als zijn vroegste oefeningen op dit gebied. Het lachertje doet echter anders vermoeden aangezien deze rond 1628 gedateerd wordt.

Bezoeken of niet bezoeken?
Een logische vraag die de 8WEEKLY-bezoeker zichzelf nu wellicht stelt, is of het de moeite loont deze kleine tentoonstelling te bezoeken. Kort door de bocht is de tentoonstelling niet meer dan het (uiterst interessante) artikel van Ernst van de Wetering aan de wand geplakt, met daarbij enkele illustratieve schilderijen, prenten en het lachertje zelf. Een gewaarschuwde bezoeker dient daarnaast te weten dat het koperplaatje waarop Rembrandt zichzelf losjes neerzette slechts 22.2 x 17.1 centimeter meet en dus piepklein is. Er kan echter niet ontkend worden dat het schilderijtje fenomenaal en zeer trefzeker in stofuitdrukking geschilderd is. Kortom: een meesterwerkje en daardoor het bekijken waard. Mijn advies is om de presentatie te combineren met de huidige tentoonstelling van het werk van de Duitse graficus Horst Janssen (Hamburg 1929-1995) in museum het Rembrandthuis. De etsen van Rembrandt zijn van grote invloed geweest op zijn werk, vandaar dat nu voor het eerst een tentoonstelling in Nederland aan de grafiek van Janssen gewijd wordt. Zijn figuratieve etsen en tekeningen zijn uiterst expressief en geven de werkelijkheid op poëtische en vervormde wijze weer. De combinatie van beide tentoonstellingen maakt een bezoek aan het Rembrandthuis zeer zeker de moeite waard.

Film / Achtergrond
special: Een selectie

Tv-series

Tv-series zijn de laatste jaren razend populair, en vaak van opmerkelijk hoge kwaliteit. Bovendien vinden ze in dvd-vorm gretig aftrek in de winkels. De filmredactie van 8WEEKLY maakte een selectie van de interessantere actuele series.

Ugly Betty

~

Oorspronkelijk was Yo soy Betty, la fea (Ik ben Betty, de lelijkerd), over een onaantrekkelijk meisje dat werkt voor een bedrijf in de mode-industrie, geschreven voor de Colombiaanse televisie, als telenovela. Telenovela’s, zeer populair in Latijns-Amerika, lijken op onze soaps. Met één verschil: het aantal afleveringen staat van tevoren vast. De Colombiaanse serie eindigde dan ook met Betty’s make-over tot knappe vrouw, en een huwelijk met haar knappe baas. Veel remakes volgden de oorspronkelijke lijn (waaronder ook Lotte, de Nederlandse versie uit 2006), maar de Amerikaanse versie (Ugly Betty) werkt met een typisch Amerikaans format van een in principe eindeloze reeks seizoenen, met ieder 23 afleveringen.

Dat was een slimme zet: telenovela’s zijn in de VS niet populair terwijl de laatste jaren ontzettend goede ‘seizoensgebonden’ televisie wordt gemaakt (zie ook bijna alle andere televisieseries in dit artikel). Ugly Betty heeft wat die andere series ook hebben: ‘premisses met een twist’. The Sopranos draait bijvoorbeeld om capo Tony Soprano, die door zijn paniekaanvallen duidelijk is te onderscheiden van de gemiddelde maffiabaas. Volgens dezelfde logica is Betty (America Ferrera) het lelijke meisje dat verdwaald is in een glamourwereld. Waarin de bijrollen meestal bijroller zijn dan de bijrolste bijrol. Zoals die dikke jongen van Lost die wéét dat hij de prototypische excuusdikkerd van het stel is, heb je in Ugly Betty ondermeer Hilda (de prototypische alleenstaande moeder in een achterstandswijk) en de kwaadaardige creative director Wilhelmina, die bewust teert op haar reputatie als boze heks.

Daarbij maken de schrijvers slim gebruik van de basis van de serie: de kloof tussen arm en rijk. Betty is een latina uit Queens, New York; een kind van allochtone ouders. Ugly Betty gaat niet alleen over de decadente modewereld, maar ook over de sociale toestand in de VS. Iedereen kan succesvol zijn, maar de blanke Engelssprekende heteroseksuele protestanten krijgen vijf eeuwen voorsprong. Tel daarbij op: het kleurrijke setdesign, gesjeesde karakters, soapachtige plottwists, en gastrollen van bijvoorbeeld Victoria Beckham (als zichzelf) en je hebt heerlijke televisie. (Paul Boon)

De eerste serie van Ugly Betty verscheen onlangs op dvd bij distributeur Buena Vista.

Battlestar Galactica

~

Er was de nodige scepsis toen plannen bekend werden gemaakt om een nieuwe versie te gaan maken van jeugdfavoriet Battlestar Galactica, de serie waarin de overlevenden van een desastreuze aanval van Cylonrobotten op zoek gaan naar een veilig heenkomen: de Aarde. Maar vanaf de eerste minuten van de miniserie (eigenlijk een verkapte pilot) van de zogenaamde herinterpretatie van deze sciencefiction klassieker wordt duidelijk dat hier iets bijzonders gemaakt is.

Er is natuurlijk de nodige opwindende actie, maar de sfeer is grimmig; er is volop politiek gekonkel; er wordt geworsteld met religie; en de strijd tussen diverse facties ontaart zelfs bijna in een burgeroorlog. De grootste vijand van de mens is meer dan ooit de mens zelf. Maar het briljantste wat de makers verzonnen is dat er nu ook Cylons zijn die niet van mensen zijn te onderscheiden – met alle ethische kwesties en vooral paranoia van dien. Tenslotte zijn er als extra dimensie ook nog eens fijne verwijzingen naar de actualiteit van vandaag toegevoegd, zoals de strijd tegen het terrorisme. Betekent dit alles dat de serie taaie kost is? Welnee, integendeel. Het maakt zonder overdrijven juist van Battlestar Galactica een van de enerverendste en intrigerendste televisieseries ooit gemaakt. (Marcel Westhoff)

De derde serie van Battlestar Galactica verscheen onlangs op dvd bij distributeur Universal.

Lost

~

Een soort mix van Cast Away en Survivor (de Amerikaanse Expeditie Robinson), maar dan anders. Zo moest de nieuwe serie voor zender ABC worden. En anders werd het. Het verhaal – of beter gezegd: de verhalen – van de overlevenden van een neergestort vliegtuig die op een eiland terecht komen is een bijzondere. Een ijsbeer in de tropen? Hoofdpersonen die om het leven komen? Een mysterieus luik in de grond? Kwaadaardige ‘anderen’? Allemaal komen ze voorbij, en dan hebben we het nog niet eens gehad over de flashbacks waarin duidelijk wordt hoe de personages in het vliegtuig terecht zijn gekomen en welke dwarsverbanden er zijn. Een goed voorbeeld van een manier waarop de makers de kijker op het verkeerde been weten te zetten, is dat ze opeens in plaats van terugblikken gebruik van flashforwards zijn
gaan maken.

Lost ligt met betrekking tot het oprekken van de fantastische grenzen in het verlengde van klassieke series als The Prisoner en Twin Peaks. De mysteries blijven fascineren en de serie is daardoor gekmakend verslavend. Er worden weliswaar antwoorden gegeven op vragen, maar die roepen vaak weer nieuwe vragen op. Nog twee seizoenen (dan is het echt afgelopen), en dan zullen al onze vragen beantwoord zijn. Of toch niet…? (Marcel Westhoff)

De derde serie van Lost verscheen onlangs op dvd bij distributeur Fox.

The Office

~

Amerikanen die hun eigen versie van een succesvolle Britse comedyserie maken? Dat is eerder gedaan, maar dan met desastreuze gevolgen: denk Men Behaving Badly of Coupling. Maar zie: de Amerikaanse versie van The Office, over de verwikkelingen op het kantoor van een papierhandel, doet niet onder voor zijn Britse voorbeeld. Integendeel. Het begint allemaal bekend: de aanstekelijke mockumentary-stijl, de pijnlijk genante baas, de hielenlikkerige nerd, de voor elkaar bestemde collega’s, zelfs de kantoren lijken op elkaar. Toch streefden de makers niet naar een exacte kopie van de Britse versie, maar voegden ze al snel hun eigen verhaallijnen en personages toe. Hierbij wordt de serie geholpen door de duur. Hield de Britse versie er na veertien afleveringen mee op, de Amerikaanse versie heeft er inmiddels bijna zeventig opzitten. Het versterkt alleen maar de kracht van de herhaling en de variaties op een thema, zodat je als kijker vaak aan een blik of één woord van een personage genoeg hebt om in een enorme lachstuip te liggen. (Marcel Westhoff)

De tweede serie van van The Office verscheen onlangs op dvd bij distributeur Universal.

Californication

~

Hank Moody is een enorme klootzak. En Hank Moody was een van de amusantste personages die onlangs op de Nederlandse beeldbuis te bewonderen waren. Moody, door David ‘X-Files‘ Duchovny (die de serie medeproduceerde) met een heerlijk achteloze arrogantie vertolkt, is namelijk de hoofdpersoon in Californication. Hij is een redelijk succesvolle schrijver wiens laatste boek tot romantisch bioscoopprul werd omgesmolten, waarna er van schrijven niet veel meer komt. Hiermee beginnen zijn problemen, vaak door eigen toedoen, zich op te stapelen. Zelden is iemands zelfdestructie zo grappig geweest. Zo gaat zijn ex (Natascha McElhone) trouwen, waardoor Hank elke gelegenheid aangrijpt om haar verloofde creatief te schofferen. Maar laat dat toevallig nou net ook zijn nieuwe baas zijn. En die leuke dame waarmee hij het bed indook? Dat was diens zestienjarige dochter. Want o ja: Hank neukt zich suf. Hij mag dan een enorme teringhekel hebben aan Los Angeles, het is wel een stad waar hij, zoals hij het zo bloemrijk schetst, “verdrinkt in een zee van kutjes”. Seksistisch? Zeker. Plat? Soms. Politiek a-correct? Gelukkig wel. Onbedaarlijk grappig? Nou en of! (Marcel Westhoff)

Californication is nog niet op dvd verschenen.

30 Rock

~

30 Rock gaat over wat er achter de schermen van de televisie gebeurt. Liz Lemon (Tina Fey) produceert een sketchprogramma, The Girlie Show with Tracy Jordan. Daarbij wordt de producente gehinderd door een aantal factoren. Allereerst is de ster (Jenna Maroney, gespeeld door Jane Krakowski) volslagen hysterisch en bepaald niet grappig; het sukkelige schrijversteam presteert middelmatig; haar nieuwe baas (een hilarische Alec Baldwin) is een paranoïde gek die verstand heeft van humor noch van menselijk verkeer; en de nieuwe publiekstrekker Tracy Jordan (Tracy Morgan) is een populaire zwarte komiek die zowel tijdens live-uitzendingen als achter de schermen zijn collega’s verrast met ontwrichtende improvisaties.

Een typische aflevering heeft bijvoorbeeld de volgende verhaallijn: Tracy
is te lui om zijn teksten te leren en pretendeert daarom analfabeet te
zijn. Liz neemt dat tot haar eigen verbazing stootvoets aan. Tracy is immers zwart en hij zal dus wel uit een achterstandswijk komen met slechte scholen. Tracy vindt Liz’ racistische conclusie verwerpelijk (en wij ook), maar hij zegt er niets van. Sterker nog: hij laat expres kruiswoordraadsels slingeren die hij volkalkt met lachebekjes. Zolang hij niet kan lezen, hoeft hij immers geen teksten te leren.

Er zitten een aantal voordelen aan de show: zo ontbreken de tegenwoordig zo populaire manipulatieve muzakjes, die je wel worden opgedrongen in bepaalde doktersromans. Ook ontbreekt de lachband. Die ingrepen hebben het gevolg dat de schrijvers en acteurs écht grappig moeten zijn. Om die reden grijpen ze terug op klassieke wapens als krankzinnige bijrollen, en de politiek incorrecte grap (zie boven). Heel verfrissend. Hopen dat de Belg het volgende seizoen ook uitzendt. (Paul Boon)

De eerste serie van van 30 Rock verscheen onlangs op dvd bij distributeur Universal.

Big Love

~

Big Love, een van de betere series uit de HBO-stal, durft een religieus-polygame familie als basis te gebruiken voor huiselijk drama. De succesvolle winkeleigenaar Bill (een uitstekende Bill Paxton, die hier eindelijk een volwaardige rol heeft gekregen) woont met zijn drie vrouwen en zeven kinderen in drie aangrenzende huizen in Utah. Zijn ega’s zijn de oerdegelijke maar ook licht neurotische Barb, de traditionele en norse Nicki, en zijn jongste aanwinst, de even opgewekte als onvolwassen Margene. Deze gezinssituatie biedt genoeg aanleiding voor allerlei conflicten, maar Bill heeft ook andere problemen: hij wil zijn zaak uitbreiden, moet er alles aan doen de schijn van polygamie te vermijden. Bovendien heeft hij een vete met ‘de profeet’, de patriarch van de sekte waar Bills roots liggen. Dit sujet (een even akelige als waardige Harry Dean Stanton) is bovendien de vader van zijn middelste vrouw. Deze relaties zorgen voor allerlei soap-achtige verwikkelingen, die de serie met veel humor, schitterend acteerwerk en zorgvuldige vormgeving verbeeldt. De makers stellen verrassend genoeg nooit vraagtekens bij polygamie als geloofsovertuiging, die met respect en nuance wordt neergezet. (Paul Caspers)

Het tweede seizoen van Big Love verscheen onlangs op dvd bij distributeur Video/Film Express.

Boeken / Achtergrond
special: 5. Literair vertaler: hoe word je dat?

Het nut en nadeel van vertalingen

De afgelopen tijd zijn er talloze initiatieven gestart om de zichtbaarheid van literaire vertalers te vergroten. Zo kreeg minister Plasterk van Onderwijs op de eerste editie van de Grote Vertaaldag een pleidooi aangeboden dat het literair vertalen als beroep centraal wilde stellen. De vijfde aflvering van onze serie over vertalingen sluit hier min of meer bij aan. Rien Verhoef zet uiteen wat het beroep literair vertaler inhoudt en wat er voor nodig is om het te worden.

Wie een boek wil schrijven en dit zelf wil uitgeven, mag dat doen. In de taal van onze Grondwet (art.7.1): ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ (Een artikel dat de laatste tijd in ander verband maar al te actueel was.)

Wie een boek wil vertalen heeft dezelfde vrijheid – de Auteurswet stelt de vertaler als (mede)maker op één lijn met de schrijver. Wel is er één restrictie: om zijn vertaling te publiceren (‘openbaren’) moet de vertaler toestemming hebben van de auteur van het boek. (En is deze lang genoeg dood − in de EU: 70 jaar − dan wordt diens werk publiek domein en vervalt zelfs dit voorbehoud.)

In de hedendaagse praktijk betekent dit meestal: toestemming van de buitenlandse uitgever of agent die de schrijver vertegenwoordigt, maar dit doet niets af aan het principe: vertalen staat vrij. Wel wordt zo’n toestemming meestal aan voorwaarden gebonden: financiële, maar ook inhoudelijke. Bij literaire vertalingen die door Nederlandse uitgevers worden gepubliceerd − het leeuwendeel, vertalers publiceren zelden in eigen beheer − is dit vereiste gewoonlijk vastgelegd in het zogeheten modelcontract: ‘de vertaler verbindt zich tot het leveren van een naar inhoud en stijl getrouwe en onberispelijke Nederlandse vertaling rechtstreeks uit het oorspronkelijke werk’.

Maar hoe en waar leert een mens dit?

Er zijn globaal twee manieren om een vaardigheid te verwerven: we leren iets van een ander die het ons voordoet, of we leren iets ‘uit een boekje’ − meestal door bestudering van een geabstraheerd, veralgemeniseerd model.

Ook een vertaler kan zich onder het toeziend oog van een vakman al doende bekwamen, ofwel uit bestaande vertalingen (in theorie: álles wat ooit verschenen is) proberen af te leiden hoe hij zelf een nieuwe vertaling aan zou moeten pakken. Beide wegen staan in Nederland open: de VertalersVakschool te Amsterdam volgt de eerste, ambachtelijke weg, de universiteit (bijvoorbeeld die in Utrecht, waar een Master vertalen kan worden gevolgd) de tweede. Soms snijden beide wegen elkaar zelfs, zoals in het Utrechtse Expertisecentrum (voorheen: Steunpunt) Literair Vertalen, dat via mentoraten beginnende vertalers ook weer heel praktisch gerichte begeleiding biedt.

Het spiegelbeeld van ‘vertalen staat vrij’ is overigens dat (literair) vertalen geen beschermd beroep is − en dit principieel, grondwettelijk ook niet kan zijn − en dat een literair vertaler dan ook geen ‘bevoegdheid’ kan behalen die hem werk waarborgt.

“Schrijven kan iedereen, goed en mooi schrijven kunnen maar weinigen”, zei hoogleraar film- en televisiewetenschap Sonja de Leeuw op de Dag van het Scenario tijdens de Nederlandse Filmdagen 2007. En wat voor schrijven geldt, gaat evenzeer op voor vertalen. Iemand die ‘goed en mooi’ vertaalt, is welkom bij een uitgeverij, diploma of geen diploma.

Een opleiding biedt weliswaar dus geen garantie voor opdrachten, maar is daarmee nog niet nutteloos. Een oud-docent aan het allang opgeheven Instituut voor Vertaalkunde − waar ik zelf eind jaren zeventig literair vertalen leerde − verdeelde zijn studenten in vier legendarische categorieën: zij die het nooit zouden leren, zij die het misschien zouden leren, zij die het waarschijnlijk zouden leren en zij die het al konden. Voor vertalen is onmiskenbaar aanleg nodig − zonder aanleg zal het nooit lukken − maar aanleg is nog geen vaardigheid. Zelfs een natuurtalent kan niet zonder ontwikkeling.

Vrij beroep

Wat voor mensen zijn het, literair vertalers? Ruwweg zijn ze te onderscheiden in literatuur- en taalminnaars. De eersten worden veelal gedreven door verheven literaire motieven, de tweeden zijn meer het type taalsmid − wat niet uitsluit dat ook bij hen de vonk der inspiratie alle kans krijgt.

Literair vertalen heeft verder de charme van veel vrije beroepen: je doet je werk achter je bureau, je deelt je eigen tijd in, als je ’s avonds, ’s nachts of in het weekend wilt werken, boodschappen wilt doen of naar het strand wilt gaan op uren dat het rustig is, houdt niemand je tegen, etc. Uiteraard is deze vrijheid ook een val: een boek vertalen kost maanden − ik heb weleens een jaar over een boek gedaan − en een dag meer of minder verlummeld, wat maakt het uit? Maar deadlines zijn deadlines, en vertalen is geen werk dat opeens tweemaal zo snel kan als de tijd dringt.

Heel bijzonder is tot slot de over het algemeen uiterst collegiale en behulpzame omgang tussen literair vertalers. Bij de verwerving van een bepaalde opdracht zijn ze natuurlijk soms concurrenten, maar aangezien een boek meestal maar eenmaal wordt vertaald, ontvalt nadat de opdracht is verstrekt ook meteen de grond aan deze rivaliteit.

Rien Verhoef is literair vertaler sinds 1977, en winnaar van de Martinus Nijhoffprijs 1982 (samen met Sjaak Commandeur). Hij vertaalde onder andere werk van William Faulkner, Ian McEwan, Vladimir Nabokov en Graham Swift.

Ook in deze serie: 1. Coetzee in het Nederlands | 2. Slechte ondertitels | 3. Tweemaal Rimbaud: vertaalpraktijk | 4. Tweemaal Rimbaud: opvattingen

Boeken / Fictie

Dichten tegen beweging

recensie: Gottfried Benn (vert. Huub Beurskens) - Statische gedichten

.

Een jaar na publicatie van zijn Statische gedichten schrijft Benn in één van de vele brieven aan F.W. Oelze: ‘Mijn huidige vrouw heeft niet veel op met mijn soort lyriek, altijd maar graf en ondergang, zegt ze, ik zou iets anders moeten verzinnen.’ Al getuigde haar advies niet van veel poëtisch inzicht, in haar observatie had Benns vrouw gelijk. De ondergang en de eenzaamheid zijn belangrijke motieven die in bijna elk gedicht terugkeren. De dichterlijke ‘alleenspraak’ van Benn is bovenal een herdenken van het verlies van de oude kosmische orde van de wereld:

De werelden drinken en laven
Zich aan een roes voor een nieuw heelal
En de laatste Quartairen begraven
Het ptolemeïsche met droom en al.
Verval, vergeefsheid, verglimmen –

Poëtische statica


Zoals Benn zelf al schreef aan Oelze kan de titel van zijn bundel als aanstootgevend worden ervaren: is poëzie niet veeleer dynamisch dan statisch? Statica heeft voor Benn een reeks betekenissen. In zijn brieven, zoals ook Beurskens laat zien in zijn nawoord, plaatst hij dit begrip dikwijls tegenover ‘faustisch’: de statische dichter wordt niet door een onbegrensd streven gekenmerkt, maar juist door een vermogen zich te beperken en zich te binden aan vorm en gestalte. Maar statisch betekent voor Benn ook dat de dichter zich dient te onthouden van engagement met politieke bewegingen en zich niet dient te mengen in de drukte van het menselijk handelen en het menselijke verkeer. In het gelijknamige gedicht zegt Benn het als volgt:

Richtingen aanhangen,
Handelen,
Af en aan reizen
Is het teken van een wereld
Zonder klare blik.

De klare blik is niet weggelegd voor de rusteloze reizen, het vluchtige handelen of het politieke engagement. Het oogmerk van het gedicht is de statica waarmee een gestalte en een vorm tot stand wordt gebracht zonder ontwikkeling:

Ontwikkelingsvreemdheid
Is de diepte van de wijze,
Kinderen en kindskinderen
Baren hem geen zorgen,
Dringen niet bij hem door

Vertaling


De uitgever heeft er goed aan gedaan voor een tweetalige editie te kiezen, want al heeft Beurskens een indrukwekkende prestatie geleverd met zijn vertaalwerk, het Duitse origineel blijft toch onontbeerlijk om door te kunnen dringen tot de dichterlijke wereld van Benn. Neem bijvoorbeeld ‘Gedichten’. In de tweede en de derde strofe van dit gedicht speelt Benn met de spreuk van Schiller die vooral bekend geworden is dankzij het voorwoord van Hegels rechtsfilosofie: ‘Die Weltgeschichte is das Weltgericht’. Benn kritiseert deze regel. Voor hem is het niet de wereldgeschiedenis die een oordeel vellen mag, maar het is de taak van de poëzie:

Een nieuw kruis, een nieuw strafgericht,
Maar een plaats zonder bloed en strop,
Ze zweert in strofen, oordeelt in het gedicht

In de vertaling is ‘Weltgeschichte’ weergegeven als ‘wat ter wereld werd gesticht’. Dit behoudt wellicht de klank van het origineel, maar verliest de belangrijke verwijzing naar Schillers spreuk. Daarmee raakt tevens Benns verzet tegen een dergelijke geschiedenisopvatting verloren, waaraan hij ook elders, in zijn essay ‘Zum Thema Geschichte’, refereert.

Tegenover de gang van de geschiedenis die getekend wordt door ‘macht en moordverbond’ staat het vers dat blijft omdat ‘de strofe waart van mond tot mond’ en zo ‘bespot alle gedoe en trotseert de tijd’, zoals Benn schrijft in het prachtige ‘Verzen’. Zo is de eenzame dichter

Onaangedaan kijkt hij toe hoe anders
De aarde was toen hij begon met bestaan,
Niet meer Sterf en niet meer Verander:
Vormstil kijkt hem de voleinding aan.

Boeken / Fictie

Een dibboek op de divan

recensie: Elie Wiesel (vert. Frans de Haan) - Een waanzinnig verlangen om te dansen

.

Een collega van Thérèse die niet joods is, heeft Waldman naar haar doorverwezen, omdat hij denkt dat zij met haar joodse achtergrond meer voor hem kan betekenen. Ergens voelt Thérèse al dat ze het niet makkelijk gaat krijgen met haar nieuwe patiënt: ‘Eerlijk gezegd wilde ik eerst weigeren. Ik houd er niet van de medische wetenschap volgens etnische of religieuze criteria in te delen.’

Dibboek

De Holocaust, eenzaamheid en bovenal angst voor de waanzin zijn elementen die haar nieuwe patiënt meebrengt de spreekkamer in. Waarvan het laatste, de angst voor de waanzin, door Wiesel wordt omschreven als het hebben van een ‘dibboek’: een wezen dat je ziel overneemt en zorgt dat je krankzinnig wordt.

Ik ben bang. En als ik niet bang ben, ben ik bang, niet bang te zijn. Bang mijn stabiliteit, mijn verstand te verliezen. Voor krankzinnigheid dokter, goed, ik moet het woord wel uitspreken, daarvoor ben ik bevreesd. Als mijn kwaal opdoemt, komt hij niet uit anderen, maar uit mijzelf. De verleidingskracht en de vernietigende macht daarvan, het vermogen alles aan wankelen te brengen, in alles binnen te dringen, over alles een deken te leggen, daar ben ik bang voor.

Terwijl Doriel in zijn eigen gedachte- en gevoelswereld een gebrek aan controle ervaart, probeert hij binnen de therapiekamer de touwtjes in handen te houden. Hij weigert in eerste instantie op de divan plaats te nemen, wil van zijn therapeute dingen uit haar persoonlijke leven weten, en staat met regelmaat zeer sceptisch tegenover haar en haar behandelwijze, de psychoanalyse.

Thérèses voorgevoel was juist, ze heeft de lastigste patiënt uit haar carrière op haar divan liggen. Op de divan ja, want kleine successen worden er in de loop van de sessies wel geboekt. Maar haar huwelijk lijdt onder het getob over haar patiënt. Wanneer ze het gevoel heeft Doriel niet meer te kunnen helpen, beëindigt ze de therapie. Zeer tegen haar gewoonte in geeft ze hem de aantekeningen die ze tijdens de sessies maakte.

Enige overlevende

Deze aantekeningen en de brieven die Doriel aan zijn overleden ouders schrijft, vertellen zijn levensverhaal, samen met stukken geschreven vanuit het perspectief van Doriel en Thérèse. Doriel is geboren in Polen. Met zijn vader zit hij tijdens de oorlog ondergedoken: een periode waarin hij niet mag praten vanwege de constante dreiging ontdekt te worden. Zijn moeder gaat in het verzet en wordt begeerd, en mogelijk nog meer, door een verzetsgenoot genaamd Romek. Op zijn elfde is Doriel de enige overlevende van het gezin. Zijn ouders kwamen om bij een auto-ongeluk, en ook broer en zus overleefden de oorlog niet. Doriel wordt opgevangen in het gezin van een strenggelovige oom.

Later reist hij door de wereld, twijfelt hij aan zijn geloof en komt hij verschillende vrouwen tegen die uitvoerig beschreven worden, maar aan geen van hen kan hij zich binden. Romek laat hem zijn hele fortuin na. Een besmet fortuin, want het bevestigt zijn vermoeden dat er iets speelde tussen zijn moeder en Romek.

De moeder-zoonrelatie, de suggestie dat zijn moeder zijn vader ontrouw was, het schuldgevoel omdat hij zijn ouders overleefde: het is koren op de molen van de psychoanalytica. Jammer dat Wiesel haar personage niet wat meer heeft uitgediept. Haar therapie heeft uiteindelijk succes, maar doordat zij en haar werkwijze nogal clichématig zijn neergezet, komt dat ongeloofwaardig over.

Getuigenis

Mensen die zoiets verschrikkelijks hebben meegemaakt dat ze de grip op zichzelf en hun omgeving kwijtraken, dat ze breken: niet voor niets is het een terugkerend thema in het werk van deze schrijver. Wiesel (1928) werd geboren als zoon van orthodoxe joden van Hongaarse afkomst. Het hele gezin werd in de oorlog gedeporteerd en zijn ouders kwamen om in een concentratiekamp. Wiesel overleefde en stelde zichzelf tot taak te getuigen, de herinnering aan wat er gebeurd is levend te houden.

Dat maakt van Een waanzinnig verlangen om te dansen niet bepaald een boek voor in de vakantiekoffer. Wiesel slaagt er goed in de angst die zijn hoofdpersoon in de klem heeft, over te brengen. Met name het eerste deel van het boek leest als het verslag van iemand die totaal geen grip meer heeft op zijn gedachten. Daarnaast maken de vele wisselingen van perspectief dat je als lezer goed bij de les moet blijven. De indrukwekkende levensgeschiedenis blijft echter prikkelend genoeg om door te lezen en een beloning – voor de echte doorzetter – is er ook. Een verrassend slot.

 

Theater / Voorstelling

Zomerfabriek – NNT

recensie: Deel 2

Van 4 tot en met 15 juni stond de Machinefabriek in Groningen, de thuisbasis van het Noord Nederlands Toneel, in het teken van de Zomerfabriek. Twee weken lang, elke week twee andere voorstellingen van jonge makers op één avond. Lees hier het verslag van de eerste week. Ook in de tweede week kon het publiek zich tegoed doen aan een heerlijk gevuld bordje en een lekker drankje tussen de voorstellingen door.

En dat waren twee totaal verschillende voorstellingen. The Last Chaos Piece is een nieuwe choreografie van Club Guy & Roni, in coproductie met het Grand Theatre in Groningen. We are the Champions van de Duitse theatermaker Marc Becker past heel erg goed in de actualiteit, helemaal nu Oranje zo voortvarend de eerste ronde van het EK doorstaat.

Geprojecteerde conflicten

The Last Chaos Piece – Club Guy & Roni en het Grand Theatre
Machinefabriek, Groningen • 11 Juni

~

Gelukkig hebben ze de voorstelling The Last Chaos Piece voor het eten geprogrammeerd, want het is best zware kost. Het toneelbeeld (Ascon de Nijs) is op zichzelf zeer kostelijk. Tegen een achtergrond van gevulde blauwe vuilniszakken is een ware chaos aan attributen te zien. Kleding, een kast/stapelbed, Perzische tapijten en badkuipen. Allemaal even functioneel, zo blijkt in de loop van de voorstelling.

Met steun van het Grand Theatre hebben het duo Guy Weizman en Roni Haver in 2001 het dansgezelschap Club Guy & Roni opgericht. De club werkt samen met verschillende danseressen en een artistieke kern. Voor deze voorstelling werden twee acteurs van het Noord Nederlands Toneel, Joris Smit en Aafke Buringh, gekoppeld aan Veerle van Overloop (behorende tot de artistieke kern van de Club) en Roni Haver. Ondanks de ietwat weerbarstige structuur van de voorstelling gaan deze vier een spannende interactie met elkaar en met het toneel aan. Er is weinig tekst voor nodig om de spanning tussen de vier niet definieerbare personages tot uiting te laten komen. Dat blijkt wel uit hun spel en dans. De acteurs zijn eerder te vergelijken met projectieschermen, waarop een associatief tableau aan mogelijke conflicten geprojecteerd wordt. Zonder ook weer te duidelijk te zijn, worden thema’s als incest, strijd binnen relaties, man-vrouw verhoudingen, en zelfs het conflict in het Midden-Oosten verwerkt.

In de chaos aan beelden die ontstaat, springen er twee in het bijzonder uit. De eerste is een scène waarin Aafke Buringh vrij wil gaan dansen, maar daartoe (vaak op droogkomische wijze) wordt belet. Die mengeling van humor en ernst levert een ongemakkelijke situatie op. In de tweede en meest shockerende scène worden Joris Smit en Aafke Buringh min of meer gedwongen hun kleding uit te trekken, en helemaal naakt op elkaar te gaan liggen. Deze scène waarbij je je als toeschouwer zeer ongemakkelijk gaat voelen, dreunt nog lang na en laat op pregnante wijze de emotionele verwarring van de personages, en misschien wel onze tijd, zien.

Hoewel de veelvoud aan thema’s een belemmering had kunnen vormen weten Club Guy & Roni en de acteurs van het Noord Nederlands Toneel een sterke voorstelling neer te zetten, waarin de balans tussen humor en ernst nooit zoek raakt.

Luchtige onvrede

We are the Champions – Marc Becker
Machinefabriek, Groningen • 11 Juni

~

Na de dubbele zware kost, barbecue en de eerste voorstelling, staat er een luchtigere voorstelling in de zaal van de Machinefabriek. Geheel in het teken van de Oranjekoorts die het land momenteel beheerst. De Duitse regisseur en schrijver Marc Becker wil met zijn We are the Champions laten zien hoe een beslissende wedstrijd in een voetbaltoernooi symbool kan staan voor gevoelens van onvrede die diep in elk volk leven. En dat levert een bij vlagen hilarische voorstelling op, waarin clichés hand in hand gaan met goede grappen en een goed getimed spel van Niels Croiset, Wolter Muller, Loek Peters, Harriët Stroet en Koen Wouterse.

Maar dat is dan ook tegelijk het enige wat beklijft. Hoewel het stuk doorspekt is met gedachten over wat ons zou moeten verenigen en over wat ons wij-gevoel is, wil het maar nergens daadwerkelijk landen. Het blijft zweven in een soort van grappige luchtledigheid waarin de acteurs wel alle ruimte krijgen om hun komische registers open te trekken, maar waar geen diepere boodschap meegegeven wordt.

Dat laat niet onverlet dat je een plezierige voorstelling hebt beleefd. Een dessert is immers zo af en toe ook luchtig, maar dat is hier wat té letterlijk genomen.