Boeken / Fictie

Twee huizen, twee vrouwen, twee mannen

recensie: Manon Uphoff - De vanger en de bastaard

Manon Uphoffs novellen De vanger en De bastaard verschenen al eerder (in 2002 en 2004, zie hier wat wij toen over de laatste schreven). Nu zijn ze gebundeld.

Manon Uphoff debuteerde in 1995 met een verhalenbundel, Begeerte. Haar twee voorlaatste boeken excelleren op het korte(re) vlak: voor haar novelle De ochtend valt  (2012) won ze de Opzij Literatuurprijs en ook haar verhalenbundel De zoetheid van geweld (2013) is goed ontvangen. Nu is er dus een herdruk van twee eerdere novellen, De vanger en De bastaard. Toen, tien jaar geleden, heetten ze de eerste twee delen van een trilogie te zijn – maar die PR is nu vervallen.

Verschillen
Het zijn twee verschillende verhalen. De vanger is registerend: als een camera beziet de verteller een vrouw en een man, zij een erfgename wonend in een groot, vervallen huis dat vroegere grandeur uitstraalt, hij degene die zij inhuurt dat huis een beetje op te knappen. Ze worden verliefd, beginnen een relatie. Ze krijgen een kind. De verteller registreert, geeft handelingen en dialoog weer, maar zonder psychologische achtergronden of gedachten. Het is kaal en effectief.

De bastaard is in zekere zin aangekleder. Arinde, de hoofdpersoon, woont ook in een groot en vervallen huis (maar zij is ouder dan de eerste vrouw). De man in haar leven, Bastiaan, verzorgt haar; hij is de bastaard van haar overleden echtgenoot Maurice. Ook haar zoon Thomas is overleden, aan tuberculose. Er wordt meteen ingekleurd: het huis is ‘een oud neo-Tudor landhuis’, er waren twee Louis Quinze-stoelen, etcetera. Het is hoogst melodramatisch.

Dezelfde basis
De vanger is dan ook het sterkste, meest aansprekende verhaal. Het is een broeierige en sfeervolle novelle. Iets klopt er niet aan de relatie die de vrouw en de man beginnen. In rap tempo raken ze verliefd, boos op elkaar en vervreemden ze uiteindelijk. Er is een ongeluk met hun baby, waarna de man weggaat en haar met de brokstukken opzadelt. Doordat Uphoff het verhaal niet heeft aangekleed, wordt het beter. Als lezer blijf je geïnteresseerd lezen, tot de rake laatste zin van het verhaal; er had geen enkele andere zin moeten staan.

De twee novellen delen eenzelfde basis, maar zijn anders uitgewerkt. De bastaard is schematischer. Uphoff probeert in een beperkte ruimte een hele geschiedenis te plaatsen, waardoor de novelle te vol wordt. De verschillende elementen van het verhaal komen niet goed uit de verf en glijden daardoor af naar het clichématige. Het verhaal wordt voorafgegaan door een soort prelude, waarvan de kernzin deze is: ‘Omdat ze [kinderen] ontdekken dat wat ze dachten en geloofden – dat ze hun levens een tijdje konden spelen, en dat hier geen werkelijke tijd mee verloren gaat – een vergissing is.’ Dit is De bastaard: de spanning tussen een verstrijkende tijd en de momenten die je onthoudt, waarop de tijd lijkt stil te staan.

Parel in de dop
Doordat de twee novellen hier gebundeld zijn, komen de overeenkomsten tussen beide verhalen goed naar voren. De stijl verschilt – een minimalistische, moderne vertelling versus een soort parodie op de laatnegentiende-eeuwse roman –, maar de thematiek is hetzelfde. Een vrouw, een huis, een man – maar het werkt niet. De onmacht regeert. Er wordt iemand verstoten.

Wat is er van het idee van de trilogie over? Is De ochtend valt het derde deel? Of moet het nog geschreven worden? Gezien het meesterschap dat uit Uphoffs recente publicaties spreekt, zou dit laatste luik wel eens een parel kunnen worden.

Boeken / Non-fictie

De keuken van de constitutionele monarchie

recensie: Dik van der Meulen - Koning Willem III

Willem III was de eerste koning der Nederlanden wiens hele leven, from womb to tomb, in het teken stond van het koningschap. Hij tastte de grenzen van zijn – in vergelijking met zijn vader en grootvader beperkte – macht af.

Willem III werd geboren in 1817, ruim drie jaar nadat zijn grootvader geland was te Scheveningen en daarna als soeverein vorst in de Nederlanden door het leven ging. Al gauw werd laatstgenoemde officieel koning en dus werd de jongste Oranje-telg vanaf zijn geboorte opgevoed in de wetenschap dat hij ooit koning zou worden.

Het einde van zijn leven was ook anders dan voorheen. Rond 1880 waren er serieuze twijfels over Willems troonopvolging, wat nog niet eerder was voorgekomen. Alleen zijn zonen Willem (‘Wiwill’ werd deze genoemd, om de jongen van zijn naamgenoten te onderscheiden) en Alexander waren nog in leven en beiden waren kinderloos. Niet lang daarna zouden zij komen te overlijden. Gelukkig was Willem III op dat punt getrouwd met Emma van Waldeck en Pyrmont en hadden zij een dochtertje gekregen, Wilhelmina – die, in tegenstelling tot hardnekkige geruchten, wel echt een koningsdochter was.

Liberale vijanden

1849 is het sleuteljaar in het leven van Willem III: terwijl hij in Engeland verkeerde, stierf zijn vader. (Waarmee de wederom hardnekkige geruchten over vadermoord ook weersproken zijn.) Snel reist hij terug naar Nederland, waar hij aankomt als de derde koning van de jonge staat. Hij trof een koninkrijk dat hij misschien niet eens wilde, uitgekleed als het was zonder Brussel – de stad van zijn jeugd – en België, en zijn koningschap ingeperkt door Thorbeckes grondwet uit het jaar ervoor.

Van der Meulen besteedt veel tijd aan de haast ongelooflijke hoeveelheid kabinetten, of ‘ministeries’ zoals het toen heette, die er in de 41 jaar van Willems regering werden versleten. Willem III was in tegenstelling tot zijn vader een conservatief en een aanhanger van de restauratie. Maar die tijden van voor Napoleon kwamen niet terug: de Tweede Kamer was en zou voor lange tijd liberaal blijven – liberaler dan de conservatieve ministeries die Willem III wilde zien.

Willem III stribbelde vaak tegen en vertraagde, al wist hij uiteindelijk maar weinig vernieuwingen echt tegen te houden. Staatsmannen als Thorbecke kenden moeilijke regeerperiodes, terwijl minder competente ministers in het zadel gehouden werden door de koning – soms zelfs met dank aan middelen die staatsrechtelijk niet helemaal door de beugel konden. Het heeft Thorbecke er niet van weerhouden drie keer een kabinet te leiden en over het algemeen in de jaren ’50 en ’60 Willems voornaamste politieke vijand te spelen. Vanaf 1880, acht jaar na de dood van Thorbecke, nam de socialistische beweging met Domela Nieuwenhuis die rol over. Waar de demon van Willem I Napoleon heette, heetten die van zijn kleinzoon Thorbecke en Nieuwenhuis.

De ongrijpbare koning

Wat opvalt in Van der Meulens biografie is hoe ongrijpbaar Willem III is. Er zijn weinig persoonlijke documenten van hem beschikbaar, waardoor hij veelal vanuit het perspectief van omstanders geschetst wordt. Zijn eerste vrouw, Sophie van Württemberg, schrijft veel over haar man – ze haatten elkaar, dus erg positief is dat allemaal niet. Politici en secretarissen geven hun indruk van de koning, die erg wisselend is. Wat ontbreekt is uiteindelijk Willems eigen stem: zijn mening over de mensen om hem heen en de gebeurtenissen in het land.

Dik van der Meulen, bekend van zijn bekroonde biografie van Multatuli, lijkt de koning ook niet helemaal goed in vizier te krijgen – ondanks dat deze man de eerste Nederlandse vorst is die gefotografeerd is. Soms pagina’s lang beschrijft hij tijdgenoten en ontwikkelingen, waardoor Willem III naar de achtergrond verdwijnt. Vaak is hij ook gedwongen terug te grijpen naar anekdotes, die vermakelijk zijn, maar dikwijls van een te voorbijgaande aard zijn. Van der Meulen is een goede verteller met een mooie stem, al hij heeft zich ook af en toe flauwe grapjes veroorloofd: ‘De jongste Willem was gesteld op een typisch Hollandse bezigheid die ook sommige van zijn nazaten met verve zouden beoefenen: het schaatsen.’

Koning Willem III geeft vooral een voortreffelijk beeld van de koning en zijn omgang met ministers en de plaats van de vorst in de Nederlandse samenleving. Het is zogezegd een kijkje in de keuken van de constitutionele monarchie – een vlot geschreven kijkje. Misschien had Willem geen koning willen worden, maar dat is toch gebeurd, en wat valt er dan te zeggen? Dat hij tot op hoge leeftijd invloed heeft willen hebben op het landsbestuur (maar er niet overtuigend in slaagde het landsbestuur in de door hem gewenste richting te sturen), mag niet zo vreemd heten. Dankzij deze biografie is nu duidelijk waar Willem III een vinger in de pap gehad heeft, waar we zijn sporen kunnen vinden.

Boeken / Fictie

Leve(n)de poëzie!

recensie: Hélène Gelèns - applaus vanuit het donker

Rode blaadjes waaien de lezer tegemoet vanaf het omslag van applaus vanuit het donker, Hélène Gelèns derde bundel. Een mooie verbeelding van haar bewegende, levende poëzie.

Bekijk de volgende regels (de eerste stanza van drie) en vul in:

is h t: ik tege d laarz n?
dan is et: k óf d la rzen
win ik, w nt niet d bende g laarsden
wint d bende gelaarsde , win iet ik
(d som v n verlie er en winnaar is nul 

Grote kans dat je dit niet in gedachten had:

is het: zwik tegen danslaarzen?
dans eist niet: zwik óf danslaarzen
wint zwik, want knielt die bende gelaarsden
(twintig dubbende gelaarsden!) kwinkeliert zwik
(de som van averlie erkent: winnaar eist knul)

Toegegeven, de witruimte in het eerste gedicht is niet overal groot genoeg om alle letters uit het tweede voorbeeld een plek te geven. Toch is dit de eerste stanza van het gedicht na diegene met de gaten erin. Hélène Gelèns maakt er niet ‘is het: ik tegen de laarzen? / dan is het: ik óf de laarzen’ van, wat meer voor de hand zou liggen. Ze doet er iets anders mee, iets mooiers, iets betekenisvollers.

Spelen met de taal
Elders in applaus vanuit het donker staat het gedicht ‘sappho zei’, een variatie op e.e. cummings’ ‘plato told’. e.e. cummings, die bekende dichter die geen hoofdletters in zijn naam wenste te zien. Hoofdletters zijn, zoals vaker bij Gelèns, afwezig in deze bundel, net zoals de overgrote meerderheid van de leestekens. Dit geeft haar taal iets democratisch: hoofdletters geven bepaalde woorden immers voorrang. Gelèns’ gedichten zijn een web van woorden, een spannend web, en niet altijd gelijk te begrijpen of te doorgronden.

Tegelijkertijd speelt ze ook met vormen, zoals in ‘visies op vis iii’:

haaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
je ihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
verveelt aaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
je ihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai
geeuw je aihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaaihaai

Doorlezend ontstaat er een patroon, een vorm, die misschien doet lijken aan golven met haaien. Een gedicht daarvoor (‘visies op vis ii’) lijkt dan weer op een wc met een stortbak boven, of misschien de staart van een zeemeermin. Waarschijnlijk is het geen van beiden, of allebei. Wie het weet mag het zeggen, maar het maakt Gelèns’ poëzie bij vlagen onweerstaanbaar.

Plezier in de taal
Zo uitnodigend als deze gedichten soms lijken, ze zijn niet altijd even gemakkelijk te begrijpen. Daarin doet Gelèns mijns inziens dan weer denken aan de niet genoeg geprezen Hans Faverey, met bijvoorbeeld de humoristische reeks over een man en een dolfijn: ‘(Bal; zeg: bal). / Je moet ‘bal’ zeggen. / Dolfijn, zeg eens bal. / B/a/l: bal. Hé’. De dichter – Faverey, Gelèns – heeft er een enorm plezier in de zeggingskracht van de taal te ontdekken, die taal op te rekken en naar de hand te zetten. In de beste gevallen slaat dat plezier over op de lezer.

Neem de laatste regels van het gedicht ‘het applaus van pythagoras’, die ten eerste al rechts uitgelijnd zijn op de pagina, net als andere delen van het gedicht – zo zit de speelsheid al in de pagina gevangen, en ontstaat het idee van een dialoog.

in de 26e eeuw na pythagoras doceerde men hoe
het applaus van pythagoras leidde tot applaus
voor hemzelf – o wonder der dichtkunst! –
terwijl getuige een tekst uit diezelfde eeuw
de pythagorese jaartelling ingeburgerd raakte

Die 26e eeuw, dat is nu, maar wij kennen het anders. Het hele gedicht is een correctie op enkele denkbeelden die wij er op na houden over Pythagoras en zijn stelling. Maar het echte plezier zit in de subtiele verschuiving van ‘het applaus van pythagoras’ naar ‘applaus voor hemzelf’. Het ‘o wonder der dichtkunst!’ dat dan volgt, is ook weer exemplarisch voor applaus vanuit het donker: er staan niet al te veel leestekens in de bundel, maar een flink aantal is te vinden in dergelijke extatische formuleringen.

Aanwinst
Hélène Gelèns speelt met woorden, zet ze op een vreemde manier achter elkaar en plaatst ze in nieuwe verbanden. Haar poëzie beweegt en speelt, al is dat soms – soms – ook wat vermoeiend. Haar stem is geheel eigen en uniek en een aanwinst voor de Nederlandse literatuur. Het Nederlands is van ons allen, maar in deze bundel net even wat meer van Gelèns.

Film / Films

Recht en onrecht op het grote doek – deel 1

recensie: Movies That Matter, 20-26 maart 2014, Den Haag

Terwijl politiek Den Haag in de ban was van de Nucleaire Top,  vond in het Haags filmhuis en het daaraan verwante Spui Theater het Movies That Matter filmfestival plaats. Het festival, opgericht in 2006, bood ook dit jaar weer een gevarieerd programma aan van films waarin mensenrechten centraal staan.  In dit eerste deel aandacht voor nucleaire energie, mensonterende beproevingen in Eritrea en Cambodja en de hoogtepunten van het filmisch aanbod.

~

Met de Nucleaire Top die Den Haag die week in zijn greep hield, is het niet verwonderlijk dat het festival daarop inspeelde. Kernenergie is omstreden, evenals de documentaire Pandora’s Promise: in plaats van de nadelen van kernenergie te benadrukken, worden de voordelen belicht. Milieuactivisten die eerst faliekant tegen waren, vertellen wat hen heeft bewogen vóór kernenergie te zijn. De mensheid put zijn grondstoffen uit en kernenergie blijkt dan helemaal niet zo’n gek alternatief. Frankrijk draait al op kernenergie, maar veel landen blijven tegen, vanwege het vernietigende effect zoals de ramp in Tsjernobyl. Pandora’s Promise laat zien dat een schone nucleaire toekomst wel degelijk mogelijk is. De film oppert daarbij zoveel voordelen, dat je je als kijker afvraagt wat de wereld in hemelsnaam beweegt er niet toe over te gaan en schaarse en sterk vervuilende grondstoffen als aardgas en kolen uit te blijven putten.

De Belgische essay-film Snake Dance is in dat opzicht genuanceerder. De film is een samenwerking tussen regisseur Manu Riche en de Britse schrijver Patrick Marnham. Met Marnhams voice-over wordt de kijker meegevoerd in een poëtisch gekleurde reis, waarbij er een verband gelegd wordt tussen de uitvinder van de atoombom en de Duitse antropoloog Aby Warburg, die onderzoek deed naar de Pueblo-Indianen uit Los Alamos. Deze indianen werden later ingehuurd om in het geheim mee te bouwen aan de eerste atoombom. Ondanks het heftige en omstreden onderwerp, hanteert de film een haast meditatief karakter. Persoonlijke overpeinzingen gaan samen met feitelijkheden, die overigens wel schokkend zijn: zo blijken de atoombommen die de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki verwoestten een test. Ondanks de veelheid aan informatie, bevat de film ook wat uitstapjes; van de Alamos woestijn, via de uraniummijnen in Congo naar het onlangs door een kernramp getroffen Japan. Daardoor voelt de film niet te zwaar of te geforceerd aan. Het is een gebalanceerd, doch breed uitgemeten geheel geworden waarin de mooie beelden samengaan met de angst voor wat de nucleaire toekomst, en de rol die de mensheid hierin speelt, ons gaat brengen.

~

En dan over naar tastbare ellende op het doek. In Keren Shayos documentaire Sound of Torture, tevens publieksprijswinnaar van het festival, wordt getoond hoe mensenrechtenactivist Meron Estefanos strijdt voor haar Eritrese landgenoten. De situatie is ronduit schrijnend en mensonterend: naar Israël vluchtende Eritreeërs worden door Bedoeïenen gegijzeld in de Sinaï-woestijn, met als doel grote sommen losgeld voor hun vrijlating te kunnen opeisen. De in Zweden woonachtige Meron legt via haar radioprogramma contact met de vluchtelingen, wiens persoonlijke ontberingen niet onberoerd laten. Verkrachtingen en martelingen zijn aan de orde van de dag, wat uitputting en vaak ook de dood tot gevolg heeft. Zonder teveel in te spelen op de emoties, maakt de filmmaker duidelijk dat Meron een eenzame strijd voert. Ondanks haar pogingen om regeringen en organisaties bewust te maken van de gruweldaden die haar landgenoten ondergaan, is er sprake van een ‘kop in het zand’ mentaliteit. De ronduit gruwelijke beeld- en geluidopnames van de vluchtelingen, spreken voor zich en slaan in als een mokerslag. Je vraagt je als kijker af hoeveel ellende een mens kan ondergaan en wat er nog van je over blijft. Het antwoord op die vraag wordt treffend weergegeven in een scène waarin Meron in Israël een van de vluchtelingen ontmoet, wiens menselijk lijden diepe sporen heeft nagelaten. Het is te hopen dat Shayos film bijdraagt aan de aandacht, waarnaar Meron zo hard op zoek is. 

Rithy Panhs The Missing Picture is ook een film die bol staat van ellende. Panh toont het Cambodja ten tijden van de Rode Khmer, overigens al eerder verbeeld in zijn snoeiharde documentaire S21: The Khmer Rouge Killing Machine. In tegenstelling tot S21 is The Missing Picture een persoonlijk document. De vraag die centraal staat, is wat het missende plaatje is. Panh, overlevende van het regime van Pol Pot, heeft alle plaatjes echter als herinneringen in zijn hoofd zitten. Onverwoestbare herinneringen aan mooie, maar ook gruwelijke tijden. Herinneringen die verbeeld worden aan de hand van kleien figuurtjes, die zowel Panhs familie, medegevangenen als bewakers voorstellen en in verschillende ensceneringen worden gebruikt. Bijgestaan door een enkele foto, die bewaard en gespaard is gebleven. The Missing Picture kent een repetitief karakter. Naar het einde toe vertelt Panh vooral over het valse plaatje dat de Rode Khmer het land voorhield en de werkelijke intentie die erachter stak. Een wat kortere speelduur had de film niet misstaan, maar dat is de enige kritiek op deze uniek gebrachte  getuigenis.  

~

Buiten de vele documentaires die het festival vertoonde was er ook op fictief gebied wat te halen. De keuzes voor 12 Years a Slave, Fruitvale Station en Hannah Arendt waren wat gemakkelijk en weinig verrassend.  Die films kenden immers al grote bioscoopreleases en hebben al de nodige (internationale) aandacht gekregen. Interessanter is het oeuvre van Danis Tanović aan wie Movies That Matter terecht een retrospectief wijdde. Zijn Cirkus Columbia was al te zien op een eerdere editie van het IFRR en gooide toen hoge ogen onder het publiek. Niet verwonderlijk, want Cirkus Columbia is niets minder dan een bescheiden meesterwerk. Analoog gefilmd toont Tanović de verwikkelingen van een gezin in de einddagen van voormalig Joegoslavië. Er zijn geen helden, of anti-helden. Ieder personage wordt getoond met zijn goede en mindere kanten, waarbij de politiek voor steeds meer verdeeldheid zorgt onder een eens rustig en idyllisch dorp. De film is een perfecte balans van humor en tragiek en levert een mooi menselijk drama op.

Een stuk duisterder is het Iraanse Manuscripts Don’t Burn van Mohammad Rasoulof. Zijn politieke thriller vormt een keiharde aanklacht tegen corruptie en censuur. Twee politiemannen worden ingehuurd om een manuscript, dat onthullende informatie bevat over een busincident waarbij de overheid betrokken was, in handen te krijgen. Dat zij hierbij het geweld niet schuwen, wordt op letterlijk verstikkende wijze duidelijk gemaakt. De verborgen agenda die gehanteerd wordt, het zuiveren van dissidenten, het beroep op God en de rol van de staat: Manuscripts don’t Burn legt dit alles op onthullende wijze bloot. Niet voor niets is de film verboden in Iran, waar de film in het geheim opgenomen werd. 

Film / Achtergrond
special: Kill Your Darlings

De beatgeneration in de cinema

Kill Your Darlings is de nieuwste en op het oog beste poging om de kopstukken van de beatgeneration tot leven te brengen. Een vergelijking met eerdere biopics van de beats en met verfilmingen van hun boeken.

Kerouac, Burroughs en Ginsberg spreken sinds de jaren vijftig elke nieuwe generatie lezers aan, maar blijven ook filmmakers inspireren. John Krakidas’ film Kill Your Darlings is dan ook niet meer dan de recentste in de lange reeks pogingen die sinds de jaren zestig zijn gedaan om de roerige geschiedenis van de schrijvers te verbeelden, dan wel hun boeken te verfilmen.

<em>Kill Your Darlings</em>: Daniel Radcliffe als Ginsberg

Kill Your Darlings: Daniel Radcliffe als Ginsberg

Krakidas’ film, grotendeels op de feiten gebaseerd, gaat over een vroege, maar cruciale periode in de geschiedenis van de beatgeneration: het midden van de jaren veertig van de vorige eeuw. We zien hoe Ginsberg het ouderlijk huis verlaat en wordt toegelaten tot Columbia University, waar hij vriendschap sluit met Kerouac, Burroughs en Lucien Carr, de jongeman die uiteindelijk zijn eigen obsessieve minnaar David Kammerer zou vermoorden.

Kill Your Darlings is verre van perfect, maar in een aantal opzichten de meest geslaagde film over de beatgeneration die tot nu toe gemaakt is. De meeste zwakheden behoren tot de clichés van het filmdrama. Zo is er een climactische montage van vier scènes waarin alle hoofdpersonen een ‘dramatisch’ moment beleven: Lucien vermoordt David, Bill zet een spuit in zijn arm, Allen laat zich ontmaagden, en Jack hoort dat zijn beste vriend gesneuveld is. Er valt hier van alles samen, begeleid door een emotionele soundtrack, zonder dat het een diepere betekenis heeft of biografisch realistisch is: het is een dramatische kunstgreep die de film slechts de valse indruk van diepgang en narratieve coherentie meegeeft. In de slotscène past Krokidas dezelfde tactiek nogmaals toe: Ginsberg krijgt een onverwacht compliment van zijn literatuurprofessor op het moment dat de overwinning op de nazi’s in Europa op de radio wordt aangekondigd. Er is niets in Ginsbergs biografie dat erop duidt dat zo’n schouderklopje of het einde van de oorlog—laat staan in combinatie—enige betekenis had voor zijn schrijverschap.

De film is dus oppervlakkiger dan hij lijkt, net als de acteerprestaties: die zijn capabel, maar maken geen indruk. Ginsberg (Daniel Radcliffe) en Kerouac (Jack Huston) zijn ronduit saai en Burroughs (Ben Foster) is een karikatuur. Dane DeHaan is overtuigend, maar getypecast als Lucien Carr: hij speelt een onberekenbare, breekbare jongen op dezelfde manier als hij deed in series als In Treatment en films als Lawless. Eigenlijk verrast alleen Michael C. Hall als de intense Kammerer.

<em>Beat</em>: Kiefer Sutherland als Burroughs en Courtney Love als zijn vrouw

Beat: Kiefer Sutherland als Burroughs en Courtney Love als zijn vrouw

Verfrissend

Toch slaagt Kill Your Darlings waar vele andere vergelijkbare films falen. Het werkt bijvoorbeeld verfrissend dat het grootste cliché van de biopic ontbreekt: de voice-over, het middel dat vaak zo gemakzuchtige wordt ingezet om een film van ‘geloofwaardigheid’ te voorzien. Bovendien vertelt hij een verhaal in stijl en met schwung, wat nauwelijks kan worden gezegd van de enige andere film die dezelfde gebeurtenissen behandelt: Gary Walkows Beat (2000), met Ron Livingston als Ginsberg, Norman Reedus als Carr en Kiefer Sutherland als Burroughs. Walkow koos interessant genoeg voor de lezing van de moord die Kill Your Darlings juist expliciet ontkent: dat een wanhopige Carr Kammerer doodstak toen deze hem probeerde aan te randen. De film gaat verder waar Kill Your Darlings ophoudt en richt zich vooral op de periode in Mexico City waarin Burroughs zijn vrouw Joan uiteindelijk om het leven bracht. Walkow heeft duidelijk liefde voor en interesse in de beatgeschiedenis. Zo worden de begintitels treffend weergegeven: getypt op briefpapier en omgeven door schrijversparafernalia, en is er aandacht voor allerlei biografische details. Maar de regisseur slaagt er ondanks goede bedoelingen nog veel minder dan Krakidas in om de beats levensecht en aantrekkelijk te maken. De acteerprestaties zijn sterk uiteenlopend (Courtney Love maakt nog de beste indruk als Joan) en doet niet meer dan met wisselende geloofwaardigheid weergeven hoe de romantische verhoudingen tussen de beats lagen.

<em>Heart Beat</em>: John Heard als Kerouac

Heart Beat: John Heard als Kerouac

Maar ook Beat is waardevoller dan een film als John Byrums Heart Beat (1980, destijds ook hier in de bioscoop), over de vriendschap tussen Kerouac en zijn muze Neal Cassady. Het is een mislukte vroege poging van Hollywood (camerawerk van László Kovács, muziek van Jack Nitzsche) om de beats op realistische wijze tot leven te brengen. Het was een logisch project om een film te baseren op Carolyn Cassady’s memoires over Jack en Neal (en Ginsberg, die onder pseudoniem verschijnt), maar het resultaat werkt op geen enkel niveau: van de onbegrijpelijke miscasting van Nick Nolte als Neal Cassady en John Heard als Kerouac en de fout om elk personage een eigen voice-over te geven tot de voortdurende inzet van Nitzsches overdreven dramatische soundtrack, die talloze scènes reduceert tot pure kitsch.

Rob Epstein en Jeffrey Friedmans Howl (2010), over de obsceniteitsrechtszaak rond Ginsbergs beroemdste gedicht, is een gewaagdere film. De vermenging van een zorgvuldig authentieke biopic in documentairestijl en animatiescènes die het beroemde gedicht begeleiden, is een dappere zet. Dat de animaties de zwakke schakel in het geheel vormen, doet daar weinig aan af. Bovendien is het biografische deel overtuigend genoeg, vooral door James Franco’s method-achtige vertolking van de dichter.

<em>Neal Cassady</em>: Tate Donovan als Cassady

Neal Cassady: Tate Donovan als Cassady

Meer persoonlijkheid

Noah Buschels Neal Cassady (2007) is wat stuurloos en weinig coherent, maar getuigt wel van meer persoonlijkheid en lef dan de overige beatfilms. De film richt zich voor een groot deel op Cassady’s busreis met Ken Kesey en de Marry Pranksters in 1964, en komt verbazingwekkend goed overeen met de werkelijke beelden van de reis, die onlangs eindelijk werden onthuld in de documentaire Magic Trip. Buschel presenteert zonder medelijden Kerouac (Glenn Fitzgerald) als een verbitterde zuiplap en een manische Cassady (Tate Donovan) als een tragisch figuur, wat in werkelijkheid waarschijnlijk zo was. Maar hij bevat ook een interessant discours over Cassady versus zijn fictieve tegenhanger Dean Moriarty, en over Kerouac de briljante schrijver versus de oudere Kerouac als eenzame cynicus, en hij is soms inventief, in contrasterende stijlen gefilmd.

Het zijn daarom alleen Howl en Neal Cassady die enigszins gebruikmaken van de mogelijkheden van het medium film als benadering van een groep schrijvers die het medium literatuur op allerlei manieren vernieuwden. Het werk van de beats bestond immers uit nieuwe manieren voor het formuleren van nieuwe gedachten in een nieuw tijdperk; films als Kill Your Darlings zijn op geen enkele wijze verrassend, laat staan vernieuwend. Evenmin geven ze blijk van een visie, een idee of een duidelijke persoonlijkheid: ze zijn weinig meer dan registraties van de feiten.

Zelfs de verfilmingen van beatliteratuur—met de voor de hand liggende uitzondering van Cronenbergs Naked Lunch—worden gekenmerkt door een vergelijkbare oppervlakkigheid. Dat spreekt voor zich bij bijvoorbeeld de filmversie van Kerouacs The Subterraneans (1960), een waardeloze poging van de studio MGM om geld te verdienen aan het toen nog actuele boek, maar is verbazender bij Walter Salles’ On the Road (2011). Die film, elders voldoende bekritiseerd, is moeilijk te beschouwen als meer dan een peperduur sfeerbeeld: er is alles aan gedaan om de stijl, look en sfeer van de tijd waarin het boek werd geschreven, neer te zetten, maar niets om de literaire kwaliteiten ervan te vertalen.

<em>Big Sur</em>: Jean-Marc Barr als Kerouac

Big Sur: Jean-Marc Barr als Kerouac

Gemakzuchtig

Ook een kleinschaliger project als Big Sur (2013), Michael Polish’ verfilming van Kerouacs late roman, doet weinig met de materie. Het is een bewonderenswaardig getrouwe bewerking van het pessimistische boek, maar de film maakt zichzelf afhankelijk van een voice-over die voortdurend vertelt wat de kijker in de beelden al ziet gebeuren, en ook de jachtige montage en anachronistische postrockmuziek leiden eerder af van de vertelling dan dat ze iets toevoegen.

De conclusie is dat zowel de meeste biografische beatfilms als de meeste verfilmingen van beatboeken in opvallende mate conservatief zijn: ze zijn tevreden met het neerzetten van de jarenveertig- en vijftigsfeer, het weergeven van de feiten (hoewel de onderlinge seksuele banden tussen de beats altijd worden gesaneerd), en het oproepen van een zekere nostalgie. Daarbij worden de meest gemakzuchtige middelen niet geschuwd, van schichtig camerawerk dat rokende en druk typende mannen registreert terwijl jazzmuziek klinkt, tot eenduidige voice-overs die de beelden een zweem van ‘literair’ cachet geven zonder iets toe te voegen.

<em>The Last Time I Committed Suicide</em>: Thomas Jane als Cassady

The Last Time I Committed Suicide: Thomas Jane als Cassady

Stephen Kays geflopte The Last Time I Committed Suicide (1997), gebaseerd op een brief van Cassady aan Kerouac, gaat net iets verder dan de clichés. De regisseur—die later overigens uitsluitend pulp regisseerde—presenteert een redelijk geslaagde wirwar van stijlmiddelen (zwart-wit, slowmotion, ritmische montage, percussiemuziek) om de chaotische leefwereld van Cassady gestalte te geven. Baanbrekend is deze tactiek niet, gedurfder dan de rest van de films wel.

Nog creatievere benaderingen vind je in de vele avantgardefilms die door de beats, met name Burroughs, zijn geïnspireerd. Antony Balch bijvoorbeeld maakte in de jaren zestig en zeventig een reeks korte films in samenwerking met de schrijver, waarvan sommige met fascinerend effect probeerden Burroughs’ befaamde cut-up-techniek filmisch te vertalen. En Gerrit van Dijk combineerde in zijn laatste film The Last Words of Dutch Schultz (2001), gebaseerd op een tekst van Burroughs, virtuoze potloodanimatie met videomateriaal in verschillende stijlen en een hard-boiled voice-over van Rutger Hauer.

Dat in de bekendste van de speelfilms zulke inventiviteit ontbreekt, is uiteraard inherent aan de genres biopic en literatuurverfilming—genres bij uitstek die de commerciële wetten van de mainstream volgen. Toch is dit gebrek aan diepgang en vernieuwing opmerkelijk, omdat de meeste van deze films duidelijk persoonlijke projecten zijn geweest voor de regisseurs, die bijna altijd hun eigen scenario verfilmden, soms met een miniem budget.

Doug Cooeyate in <em>Mala Noche</em>

Doug Cooeyate in Mala Noche

Overtuigender

Het is hoe dan ook buiten de biopics, de verfilmingen en de obscuriteit dat je de meest overtuigende evocaties van de beatsfeer aantreft. Kijk bijvoorbeeld naar het vroege werk van Gus van Sant, niet zozeer de vermakelijke korte film The Discipline of DE (1982), gebaseerd op een tekst van Burroughs, maar vooral zijn speelfilmdebuut Mala noche (1986). Die film bereikt schijnbaar moeiteloos de balans tussen visuele stijl en voice-overmateriaal, de lichtheid van toon en de combinatie van melancholie en exaltatie waar films als On the Road vergeefs naar streven.

En wie de geest van de schrijvers echt wil voelen, moet nog veel verder terug in de tijd, om uit te komen bij Pull My Daisy (1959), Alfred Leslies samenwerking met Robert Frank en een aantal van de beats, die in de film een avond met elkaar in een appartement doorbrengen. De ongedwongen creativiteit van de beats op papier vindt een onverwachte vertaling in filmische termen: Kerouacs wonderbaarlijke voice-over bijvoorbeeld is niet alleen narratief, maar bevat ook de dialogen van alle personages en is op ingenieuze wijze verweven met de soundtrack. Geen van de literatuurverfilmingen, en zeker geen van de biografische films, komt zo dicht in de buurt van het genie van de beats.

Muziek / Album

Veelzijdige tweede

recensie: Angel Olsen - Burn Your Fire For No Witness

.

Angel Olsen woonde jarenlang in Chicago en deed ervaring op in de band van Bonnie ‘Prince’ Billy, oftewel Will Oldham, die haar tevens bijstond in het maken van haar debuutalbum Half Way Home. De invloed van Oldham blijft spoken op haar tweede album, waar ze voor het eerst samenwerkt met een eigen backing band. Nu Olsens eigenzinnige zang aangevuld wordt door o.a. gruizige gitaren en effectieve, simpele drums krijgen haar ironische liedjes een wat pittiger karakter. Olsens karakteristieke stem – met een bijzonder en soms merkwaardig gevoel voor timing – mag dan fragiel zijn, maar wie op de teksten let zal merken dat er onder de oppervlakte een pittige tante schuilgaat.

Vurig en ingetogen
Opener ‘Unfucktheworld’ is nog een kalm – zij het broeierig – nummer, maar al snel blijkt dat Angel Olsen ook kan rocken: ‘Forgiven/Forgotten’ en ‘Hi-Five’ zijn toegankelijke, puntige indie-rockliedjes met bijtende teksten. Burn Your Fire For No Witness doet een scala aan invloeden vermoeden: van psychedelische indie-rock, country en folk tot grunge en gospel. De meeste nummers zijn ingetogen, maar laten nou net van de hierboven genoemde up-tempo songs videoclips gemaakt zijn. Wellicht zegt dat iets over de weg die Olsen en haar band in de toekomst gaan.

Wie denkt dat Olsen op de plaat vooral in de rockmodus zit, zal aangenaam verrast worden door de prachtig opgebouwde folkballad ‘White Fire’. Hier bewijst Olsen dat ze niet per se een band nodig heeft. Met ingehouden, hypnotiserende zang begeleidt ze zichzelf op gitaar en weet zo precies de juiste, gevoelige snaar te raken. Bijna fluisterend trekt ze de luisteraar mee in melancholie en bitterzoete mijmeringen. In dit nummer, een hoogtepunt op het album, refereert Olsen tevens aan de albumtitel: ‘Burn your fire for no witness, it’s the only way it’s done’. Liefhebbers van Tiny Vipers, Marissa Nadler of Sibylle Baier zullen ongetwijfeld vallen voor dit mysterieuze, verstilde nummer.

Eigenzinnig
Veel tijd om te blijven hangen in de sfeer van ‘White Fire’ krijgen we niet, want het daaropvolgende ‘High & Wild’ is weer upbeat en hier lijkt The Velvet Underground om de hoek te komen kijken. ‘Lights Out’ is dan weer een ingetogen countryrocknummer dat doet denken aan vervlogen tijden (Neil Young ten tijde van de jaren zeventig). Ook hier valt haar markante timing op. Zinnen lijken te worden ‘afgeraffeld’ en met woorden wordt ‘gesmokkeld’ (enigszins vergelijkbaar met de zangstijl van Mount Eerie of Sparklehorse). Op ‘Enemy’ zit Angel Olsen de luisteraar dicht op de huid en is elk zuchtje en voorzichtige frasering hoorbaar. Afsluiter ‘Window’ is een stemmig gospelnummer met piano en teksten over blindheid, licht en schaduwen. Een fraai coda op een toegankelijk en afwisselend album.

Live in Nederland:
5 april Motel Mozaique, Rotterdam
6 april Paradiso, Amsterdam

Film / Films

Sneeuwtrein raast door verschillende sferen

recensie: Snowpiercer

Snowpiercer heeft een aantal mooie beelden en een interessant gegeven, maar de regisseur had best wat dieper mogen graven.

~

Om de opwarming van de aarde tegen te gaan heeft de mensheid in 2014 CW-7 in de atmosfeer aangebracht, een chemische substantie die voor verkoeling moet zorgen. Het bleek echter te effectief, waardoor de aarde een nieuwe ijstijd is ingegaan en het merendeel van de mensheid is uitgestorven. De enkele overlevenden zitten op een lange trein die eeuwig over de aarde reist. Op dit vehikel is een duidelijke hiërarchie: de rijksten leven vooraan in weelde terwijl de armen in het achtersteven mensonterende omstandigheden moeten doorstaan. Onder leiding van Curtis Everett (Chris Evans;

~

Dit gegeven is interessant en geeft een goede opzet voor een duidelijke queeste van de rebellen die naar hartenlust kan worden ingevuld met allerlei uiteenlopende elementen in de verschillende treincompartimenten. De Koreaanse regisseur Bong Joon-Ho maakt hier dan ook optimaal gebruik van en geeft aan elke nieuwe ruimte een compleet andere sfeer; van de grauwe armenwoningen tot de felgekleurde basisschool en van een rustgevende plantentuin tot een uitbundig rave-feest. Daarnaast verkent hij ook verschillende genres op deze manier. Waar de ene wagon het decor is voor een emotionele monoloog, blijkt de andere de plek voor een uitbundig groepsgevecht in de typisch Koreaanse actiestijl van

~

Het wordt in de film steeds duidelijker dat dergelijke vragen en de logica en consistentie die ze in twijfel trekken ondergeschikt zijn aan de beelden en de eventueel daaruit afleidende symboliek. Er zitten dan ook meerdere visueel sterke momenten in de film, zoals de wagons in verschillende stijlen die fel afsteken tegen het fel witte sneeuwlandschap buiten de trein of de manier waarop wordt gespeeld met verschillende lichtbronnen en -invalshoeken. Toch probeert de film ook op sommige momenten andere verhaaltechnieken dan de visuele, die niet allemaal even goed tot hun recht komen, zoals de nogal slecht opgezette monoloog tegen het einde. Het laatste half uur biedt dan wel weer een aantal leuke plot twists die het verhaal in een iets ander licht plaatsen. Snowpiercer biedt daarom als beeldverhaal een aangename ietwat surrealistische ervaring en kan symbolisch sterk overkomen, maar biedt niet genoeg achtergrond om je echt vast te grijpen.

Boeken / Fictie

Een leven verwoest door ‘onze oorlog’

recensie: Erwin Mortier - De spiegelingen

In 2008 plaatste de Vlaamse Erwin Mortier zich met zijn roman Godenslaap in de hoogste regionen van de Nederlandstalige literaire wereld. Het boek won de AKO Literatuurprijs. Zijn nieuwe roman De spiegelingen is te zien als een vervolg.

Tijdens de tussengelegen jaren heeft Erwin Mortier onder andere vier boeken vertaald. Daaronder zijn de verhalen over de Eerste Wereldoorlog van drie verpleegsters, twee Amerikaanse en een Britse. Als vierde vertaalde hij de laatste roman van de Britse Virginia Woolf, Between the Acts uit 1941, vertaald als Tussen de bedrijven.

Na Godenslaap, waarin de Eerste Wereldoorlog ook een rol speelt, was Mortier dus nog niet klaar met het conflict dat voor zo ongeveer heel Europa behalve Nederland nog steeds ‘la grande Guerre’ is, ’the Great War’, de Grote Oorlog. Mortiers hoofdpersoon, Edgard Demont – de broer van de protagonist in zijn eerdere roman – noemt die oorlog consequent ‘de onze’.

Woolfs invloed
Het is niet toevallig dat Erwin Mortier een werk van Virginia Woolf heeft vertaald. Hij bewondert haar en uit Godenslaap en De spiegelingen blijkt ook hoe zeer hij door haar werk is beïnvloed. Woolf is één van de meest lyrische Engelstalige auteurs, die het leven van de ‘common reader’ probeerde te verwoorden. In haar bekendste roman, Mrs Dalloway (1925), laat ze zien hoe een gewone dag speciaal is: een dag in het leven, het leven in een dag.

Woolfs personages hebben te maken met een maatschappij die verandert en uit elkaar gescheurd wordt door oorlog. In De spiegelingen is Edgard Demont Mortiers versie van de getraumatiseerde soldaat Septimus Warren Smith uit Mrs Dalloway. Bijna was hij gestorven door een granaataanval, maar hij heeft het overleefd. Het heeft Edgard een getekend lichaam opgeleverd, en een getekende geest. De spiegelingen is een ontzettend lijfelijk en zintuiglijk boek, gevat in zinnelijke taal.

Beginnen te herinneren
Net als Godenslaap waaiert De spiegelingen uit tot decennia na het einde van de oorlog. We lezen de gedachten en de bespiegelingen van Edgard, en een enkele brief. Mortier is een taalmeester; Edgard is met eenzelfde vaardigheid behept als zijn zuster Hélène. Misschien vervatten deze woorden nog wel het beste hun taalfilosofie:

Wat er gebeurt staat altijd buiten ons. Wanneer we over wat er gebeurd is vertellen, wanneer we de punt van de pen neerlaten op het onbeschreven vel, sleuren we het nog onverhaalde bij de enkels ons bewustzijn binnen.

Het roept de beginzin van Godenslaap in herinnering: ‘Ik heb altijd gehuiverd voor de daad van het beginnen.’ Maar zowel Hélène als Edgard beginnen en vertellen hun geschiedenis.

Edgards leven is uiteengeslagen door de Eerste Wereldoorlog. Om de littekens op zijn lichamen te compenseren, zoekt hij zijn heil in de (lichamelijke) liefde. Het verloop van De spiegelingen kan gegeven worden aan het verloop van Edgards minnaars: er is Pierre, mede-soldaat en later huismeester, er is Matthew, de man van zijn zuster, en later zijn neef Paul, er is de Duitse Heinz, en aan het einde is er een Japanner. Met de geografie is het net zo: na de oorlog is Edgard in België en Duitsland, vanaf 1940 in Londen en later in de roman gaat hij naar Japan. De enige man die geen minnaar wordt, Charles, wordt later nationaalsocialist, al is dat subplot niet erg goed vormgegeven.

Edgards herinneringen liggen gevat in de taal. Ze bestaan misschien ook alleen maar als woorden. Zo worden zijn herinneringen wie hij is. Het verklaart waarom de vaart van de roman er richting het einde wat uitgaat: het herinnerde ligt in een (ver) verleden, wordt in een zekere zin steeds meer taal, steeds meer een verhaal. Een aantal titulaire spiegelingen komt langs: scènes die eerder ook beschreven zijn, maar anders verwoord, in een lichtelijk veranderde context.

Broer en zus
Waar Godenslaap met zijn titel een mythisch en transcendent landschap oproept, streeft naar het allergrootste en allerhoogste, duidt De spiegelingen op een introverter, ingekeerder werk. De eerste roman was vernieuwender, overdonderde meer in zijn opzet en taalgebruik. De spiegelingen is een kleiner werk. De roman komt vermoedelijk nooit helemaal uit de schaduw van zijn grotere zus. Dat is niet helemaal terecht, want Mortier bewijst met deze roman wederom tot de beste auteurs van ons taalgebied te horen.

Boeken / Fictie

Sympathie voor de schurk

recensie: Kasper van Kooten - Karakters

Met Karakters schetst Kasper van Kooten het beeld van een goeroe die zichzelf schaamteloos verrijkt met de ellende van Bekende Nederlanders. Waar de BN’ers altijd in de flitslichten van de roem staan, blijft deze opportunist mysterieus achter de schermen opereren. Tot het doek valt en het applaus wegsterft.

Sympathie voor de schurk. Een goede schrijver weet dat gevoel bij de lezer op te roepen. Zo ook Kasper van Kooten. Zijn schurk, de populaire goeroe Joël Hartsteen, houdt peperdure therapiesessies in een villa in Zuid-Frankrijk speciaal voor BN’ers die willen ontsnappen aan het leven in de spotlights. Voor de verandering zijn er een keer geen camera’s bij.

Dat ontsnappen doen de BN’ers door middel van een rollenspel onder de bezielende leiding van Hartsteen. Van een afstandje kijken zij naar de persoon die hun leven speelt. Pas later zal blijken dat Hartsteen vanaf het begin al de grootste toneelrol speelde: die van vriendelijke therapeut die het beste voorheeft met zijn patiënten.

Opportunist

Hoewel Hartsteen een enorme opportunist blijkt, wordt de lezer toch voor hem ingenomen. Dit komt door zijn lyrisch beschreven herinneringen aan jeugdvakanties in Frankrijk, de geur van lavendel, zijn meelijwekkende relatieproblematiek en de oppervlakkige band met zijn ouders. Al deze terugblikken creëren een soort van tegenstelling: het karakter dat naar voren komt uit deze beelden, lijkt niet te stroken met de dubieuze sterrentherapie waarmee hij bakken met geld verdient in het buitenland.

Het boek geeft ook een tijdsbeeld van de snelle televisiewereld waarin we leven. Dit komt naar voren als de goeroe – na zijn ontmaskering als crimineel – in de gevangenis aan de telefoon hangt met zijn vriendin:

Ik ben een maatje te groot voor dit land in mijn denken, denk ik. Jeetje zeg, dat was cynisch bedoeld. Maar toch, de afgelopen tien jaar heeft iedere semi-BN’er zichzelf gillend om aandacht halfnaakt en ingesmeerd met glijmiddel van een wildwaterbaan gestort, maar ik ben te ver gegaan. Incroyable!

Klopt, dat klinkt ietwat overdreven. De hyperbool is namelijk een stijlfiguur waar Van Kooten graag gebruik van maakt. Toch zal iedereen die op regelmatige basis naar commerciële zenders kijkt, het beeld herkennen van de Big Brother-erfenis: Nederlanders, bekend of niet, die alles doen om beroemd te worden en een geldsom te winnen.

Lezen als een show


Karakters leest weg zoals een van de populaire sterrenprogramma’s op de commerciëlen wegkijkt: diep nadenken is eigenlijk niet nodig, het verhaal vloeit lekker door. Qua taalgebruik houdt Van Kooten het simpel en luchtig. Populair en vlot taalgebruik, geen zware literaire volzinnen. Dat maakt het ook geschikt voor mensen die niet zo vaak een boek ter hand nemen.

Van Kooten baseert zijn nieuwe theatervoorstelling op dit boek. Misschien dat de verhaallijn daarom soms wat te kaal aandoet. Het ontmaskeren van goeroe Hartsteen blijkt wel heel eenvoudig te gaan. Zo eenvoudig zelfs, dat je als lezer probeert er een diepere betekenis aan te geven. Dat gaat moeilijk, maar de volgende conclusie kan men voorzichtig trekken over de spreekwoordelijke gedachte achter de ontknoping: wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.

Karakters is een luchtig boek – een cabaroman met reden – dat de lezer verleidt om aan één stuk door te lezen. De verhaallijn doet soms wat kaal aan en de ontknoping is te voorspelbaar. In de theatervoorstelling komt dit verhaal waarschijnlijk beter tot zijn recht. Een groot pluspunt: Van Kooten weet zijn hoofdpersoon een geraffineerd gevoel voor humor en melancholiek mee te geven.

 

Boeken / Fictie

Demonen langs de voortrazende snelweg

recensie: Julio Cortázar en Carol Dunlop (vert. Barber van de Pol) - De autonauten van de kosmosnelweg

Een spookbeeld uit het verleden: op vakantie naar Frankrijk, bij je ouders op de achterbank over die eeuwigdurende Autoroute du Soleil. Verveling, irritatie, geruzie, dan maar even stoppen. Op een parkeerplaats. Julio Cortázar en Carol Dunlop gingen all the way.

In 1982 vertrekken de Argentijnse schrijver en zijn vrouw – die na een zware periode van ziekte weer op de been is – op een wat surrealistische expeditie: een reis van Parijs naar Marseille met een bezoek aan alle 65 parkeerplaatsen op de 770 kilometer lange route. Ze hebben zichzelf opgelegd twee parkeerplaatsen per etmaal aan te doen, overnachting inbegrepen, en nergens de snelweg of parkeerplaats te verlaten. De vuurrode Volkswagencamper – Fafner genaamd, naar de draak in Wagners Ring des Nibelungen – is volgestouwd met leeftocht en twee schrijfmachines. De reis zal ruim een maand duren en heeft als enige doel: leven en schrijven.

In De autonauten van de kosmosnelweg – het uiteindelijke resultaat van de reis – wordt nauwgezet een logboek bijgehouden met dagelijkse notities over tijdstip van vertrek en aankomst op de parkeerplaatsen, het weer, de diverse maaltijden en andere feiten. Een weinig zinnenprikkelende registratie, zou je denken, maar Cortázar zou Cortázar niet zijn om er niet diverse fantasieën op los te laten die de rest van het boek een mythische dimensie geven en tot een verrassend avontuur maken.

Non-plaatsen

~

Wat te schrijven over de vluchtplaatsen langs de altijd voortrazende snelweg? Het zijn non-plaatsen – onsympathieke oorden waar je niet wil zijn – je stopt er om te plassen of te kotsen, snel iets te eten of van stuur te wisselen. En dan meteen de baan weer op, in volle vaart naar de eindbestemming. De kwaliteit verschilt van een schrale strook parkeervakken langs de snelweg tot een kleine 24-uurs stad met benzinepomp, winkels, restaurant en motel.

De schrijvers (die elkaar Beertje en Wolf noemen) breken een wereld vol verbeelding open door hun dagelijkse habitat te beschrijven in een keur aan metaforische bespiegelingen. Ze vereenzelvigen zich steeds meer ‘met de bossen, de grasvelden en de dieren van de heimelijke wereld langs de snelweg’:

Dat was onze sprookjeskant, onze onschuldige ecologie, ons geluk te midden van het technologisch geweld dat wij braken door van elkaar te houden.

Parklandia
Iedere nieuwe parkeerplaats zorgt weer voor een andere ervaring. Na het ijverig zoeken naar de meest perfecte plek om neer te strijken (schaduw, rust, picknicktafel) installeren de avonturiers zich om vervolgens vanuit hun comfortabele tuinstoelen, de Gebloemde Griezels genaamd, de wereld om hen heen vast te leggen in een haast toverachtig proza. Een rups op een boomblad, een reeks dreigende vuilnisbakken, een voorbijtrekkende naaktslak, de verboden wereld áchter ‘Parklandia’, alle indrukken worden verwerkt tot verhalen die stuk voor stuk getuigen van gedreven schrijverschap maar ook van een doorlopende zucht naar het omvormen van de werkelijkheid tot een surreële beleving.

Als het donker wordt, openbaart zich weer een nieuwe sensatie. Geparkeerd tussen de altijd rumoerige vrachtwagens maken de expeditieleden zich klaar voor de nacht. Lichtbundels strijken langs de binnenzijde van de trouwe draak Fafner, het geruis van de snelweg houdt nooit op en maakt dat de schrijvers zich al na een paar dagen voelen als ruimtevaarders in een grenzeloos heelal.

De tijd zet zijn tanden in de ruimte, verandert haar; wij slagen er niet langer in een belangrijk verschil te bedenken tussen deze parkeerplaats en de laatste die ons wachten aan het eind van de expeditie.

Liefdesverklaring
Opvallend in deze ondoordringbare biotoop (‘niemand zou ons kunnen vinden’) is de aanwezigheid van een veelheid aan demonen. Tijdens de planning van de reis verschijnen ze plotseling in de vorm van het langdurige uitstel wegens de ziekte van Beertje. Eenmaal onderweg zijn er demonen die de reis zouden kunnen bedreigen zoals politiecontrole, monsterlijke vrachtauto’s, argwanende wegwerkers en de donkerte van dicht struikgewas.

De grootste demon duikt echter op – onbenoemd maar tussen de regels door – als de haast voelbare angst om de gezondheid van Beertje. Juist daardoor wordt dit fabelachtige reisverslag tevens een intense liefdesverklaring aan elkaar, aan het verbonden zijn in afzondering, aan het zo kostbare leven. Twee maanden na afloop van de avontuurlijke onderneming overlijdt Carol Dunlop. Als De autonauten van de kosmosnelweg verschijnt, schrijft een verdrietige Cortázar in zijn toegevoegde postscriptum:

Ik zag hoe zij haar eenzame reis ondernam, waarop ik haar niet langer kon vergezellen, en op 2 november ontglipte ze mijn handen als een straaltje   water, zonder te aanvaarden dat de demonen het laatste woord hadden, zij die hen zo had getart en bestreden op deze pagina’s.