Film / Films

Kong is in 2017 voorspelbaar en slechts amusement

recensie: Kong: Skull Island

In 1976 mocht Jessica Lange in de handpalm van een van de poten van Kong zitten. De blondine ontroerde de grote aap, die halsoverkop verliefd werd op de jonge vrouw. Het dier werd van een verlaten eiland naar New York gehaald en sloeg de stad aan gruzelementen. Lange probeert de aap tevergeefs te redden. In de rol van actrice Dwan is ze lang de vertrouwelinge van King Kong, die te pletter slaat na een val van het World Trade Center. Voor Kong: Skull Island werd er gezocht naar een actrice die ‘het beest’ kon verleiden.

In Kong: Skull Island staat na ongeveer een minuut Kong levensgroot in beeld. Er is geen verrassing, geen suspense en geen opgebouwde spanning. Het dier is veel meer dan levensgroot en leeft als een koning op het wonderlijke eiland, dat nog niet is betreden door de mens. In 1973 stuurt een geheime organisatie een expeditie op pad om een mysterieuze diersoort op te sporen. De fotografe van het team is niet blond, maar wel aantrekkelijk. Op Skull Island treft ze dieren aan die onbekend zijn, angst aanjagen en ontembaar lijken. Binnen de groep soldaten en wetenschappers ontstaat een tweespalt. Een deel van de werkers wil ontsnappen, een ander deel gaat de strijd aan met de aap.

Suspense

De eerste versie van King Kong verscheen in 1933. Bij latere films over de grote aap werd het verhaal geactualiseerd, maar was er altijd een rol voor de vrouw die het dier verleidde. Echt spannend was het verhaal verder niet, maar het duurde even voor het publiek mocht zien hoe groot Kong was. De vrouw werd niet vermoord en aan het einde van de film ging de aap dood. King Kong was voorspelbaar en vooral leuk vanwege de speciale effecten. Kong: Skull Island verschilt niet heel veel van vroegere versies, maar heeft zelfs niet de suspense van een onbekend dier.

Kwaad

De avonturen van de Amerikaanse expeditie kosten nogal wat mensenlevens. De strijd met Kong en de andere roofdieren is hard en dodelijk. De legerexpeditie heeft de beschikking over veel wapens en helikopters. De kogels lijken de dieren geen kwaad te doen en de vliegmachines worden met gemak uit de lucht geplukt. Keer op keer is er een confrontatie die in veel gevallen door de roofdieren wordt gewonnen. De leden van de expeditie kunnen zich redden door met een boot over een rivier de enige uitweg te zoeken. Of de mensen de weg zullen vinden is een deel van de zeer magere plot. Wat betreft het einde van het verhaal is er ook nauwelijks sprake van spanning. Zo goed als alle verhaalwendingen zijn voorspelbaar.

Spanning

Kong: Skull Island is een avonturenfilm met veel monsters en actie. De makers van de film hebben echter geen moment de wens gehad de toeschouwer in spanning te houden. De gevechten tussen mens en dier zijn hard en fraai in beeld gebracht, maar er is geen moment onduidelijkheid over de afloop.

Origineel

Kong: Skull Island is amusement. Niet meer en niet minder. Er is weinig tijd gaan zitten in het schrijven van een origineel verhaal, er zal geen Oscar zijn voor de special effects. Van de twee sterren die 8Weekly eraan geeft is er een voor de aap en een voor Brie Larson als blondine.

Theater / Voorstelling

Ondanks mooie vorm een lange zit

recensie: De Toneelmakerij – Lear (15+)

King Lear van William Shakespeare, in de versie van De Toneelmakerij kortweg Lear, is een stuk dat gaat over machtige, maar domme vaders en miskende en toch liefhebbende loyale kinderen. Een prima idee om daar een jeugdvoorstelling van te maken. Maar al heeft Lear een interessante opzet, boeiend of ontroerend wil de voorstelling niet worden.

Lear is een oude vermoeide koning die klaar is met regeren en het land wil verdelen onder zijn drie dochters. Degene die hem het vurigst haar liefde kan verklaren – lees: het beste stroop om de mond kan smeren – krijgt het grootste deel. Jongste dochter Cordelia, zijn oogappel, is daar niet toe in staat. Zij is te eerlijk en wordt door een woedende Lear onterfd. Vervolgens blijkt natuurlijk dat zijn andere twee dochters, die wel goed kunnen vleien, totaal onbetrouwbaar zijn en zo gauw mogelijk van hun vader af willen. Daarnaast is er het verhaal van de hertog van Gloster, een hoveling van Lear, die zich zand in de ogen laat strooien door zijn gemene bastaardzoon Edmond en daardoor zijn goede zoon Edgar wegstuurt. Beide verstoten kinderen, Cordelia en Edgar, vermommen zich en blijven voor hun vaders zorgen. Kent, een edelman aan het hof van Lear, wordt weggestuurd omdat hij Cordelia verdedigt. Ook hij vermomt zich en kan op die manier Lear trouw blijven.

Nar

In King Lear trouwt Cordelia met de koning van Frankrijk en komt ze uiteindelijk haar vader te hulp. In de versie van regisseur Liesbeth Coltof vermomt ze zich als de nar, een fraaie vondst. Nu kan ze niet alleen bij haar vader blijven, ze geeft de nar, een belangrijk personage dat in het oorspronkelijke verhaal enigszins uit de lucht komt vallen, een reden van bestaan. Maar het betekent ook dat de drie meest liefhebbende personages in dit verhaal niet zonder vermomming door het leven kunnen gaan. Is dat niet een deprimerende boodschap voor de kids? Of juist een hart onder de riem? Als je iets wilt, is er altijd een oplossing te vinden.

De tekst van Shakespeare is door Coltof prachtig bewerkt. De kostuums zijn uitbundig en oogstrelend mooi. Aanvankelijk trekken een paar acteurs de meeste aandacht: Jesse Mensah als de puberachtige Edgar, Myrthe Huber als de pittige middelste dochter Regan en Tjebbo Gerritsma als de geestige trouwe Kent. Maar naarmate het stuk vordert en de tragiek toeneemt, is het moeilijk geboeid te blijven.

Fake news

Bij aanvang, als je de leugenachtige verklaringen hoort en Lear en Gloster een dik bord voor hun kop blijken te hebben, komen er onwillekeurig associaties met de Nederlandse verkiezingen boven of de over fake news brallende Amerikaanse president. Maar als het verhaal persoonlijker wordt en de levens van Lear en Gloster triester, blijkt dat de kwaliteit van het vertoonde spel te kort schiet om geloofwaardig te zijn en te kunnen boeien. Shakespeare schrijft prachtig, maar hij vraagt veel van zijn vertolkers. Als het acteren vlak blijft en er gepushed moet worden om heftige emoties te tonen, wordt zijn tekst snel saai of larmoyant. Helaas is dat bij deze voorstelling het geval, op een paar momenten van met name Lear na. Werken met videobeelden en een rijdende camera verandert daar niet echt iets aan.

Theater / Voorstelling

Ont-heemd is actueel en spannend theater

recensie: RCTH+ - Ont-heemd

In een tijd van de vluchtelingencrisis en een toenemende vijandigheid voor ‘de ander’ maakt het Rotterdamse RCTH+ een performance over ontheemding. In Ont-heemd ondervindt de toeschouwer aan den lijve hoe het is om uitgesloten te worden.

Het onlangs gefuseerde Rotterdams Centrum voor Theater en Theater Maatwerk hebben een gezamenlijke missie: het inzetten van theater om een stem te geven aan acteurs met een beperking. Theater als vrije ruimte waarin ‘de ander’ niet meer wordt uitgesloten, maar onderdeel uitmaakt van een gemeenschap. In Ont-heemd laat een groep van zestig acteurs, met en zonder beperking, ons ervaren hoe het is om vervreemd te raken van de maatschappij en de zeggenschap over het eigen leven te verliezen.

Ontheemden in een industrieterrein.

De ontheemding begint bij de locatie. Regisseur Paul Röttger laat het veilige pluche van de theaterstoel achterwege en zet zijn performance in de koude, zwak belichte ruimtes van een fabriek. Bepakt met dekentjes worden we door verschillende hallen gejaagd, terwijl de performers met gezang en geschreeuw het terrein verkennen. Streng ogende bewakers met zaklampen houden de mensenmassa bijeen en begeleiden ons naar volgende ruimte. Even lijken we onze plek van bestemming te hebben bereikt en worden de eerste stoeltjes neergezet, maar dan klinkt het onverbiddelijke geluid van fluitjes: een thuisplek is nog niet gevonden.

Vernedering en hoop.

Uiteindelijk worden de dekentjes neergelegd in een hal en ontstaat er een kleine gemeenschap van ‘ontheemden’. De performers verkennen angstig de ruimte, proberen tevergeefs de gesloten deuren te openen en zijn genoodzaakt om in mensonwaardige omstandigheden een bestaan op te bouwen. Vernedering en hoop wisselen elkaar af. We zien hoe de ontheemden zich krampachtig proberen te wassen met niets meer dan een emmer en een washandje. Hoe de bewakers hen dwingen zich te ontkleden en nieuwe mensenstromen, inclusief kinderen, zich bij de groep aansluiten. Even worden de zorgen vergeten als een clown een act opvoert of de groep gezamenlijk een lied inzet. Een bos dat rechtstreeks uit Macbeth lijkt te komen, voert de mensen al zingend mee naar een hopelijk beter oord, maar dan wordt de droom ruw verstoord door de bewakers, die de groep terugsturen naar hun dekenkamp.

Grillige energie.

Een prettige ervaring is Ont-heemd niet, en dat is precies de kracht van deze performance. De toeschouwer bevindt zich letterlijk en figuurlijk op onbekend terrein en wordt geconfronteerd met de realiteit van mensen die geen houvast of thuisbasis hebben en als tweederangs burgers worden behandeld. Het verband met vluchtelingen is daarmee snel gelegd, maar Ont-heemd gaat even goed over het leven met een beperking en de onwil of het onvermogen van een samenleving om deze mensen voor vol aan te zien. De acteurs van RCTH+ beschikken over een continue alertheid die de performance een grillige energie geeft. Je weet nooit helemaal zeker waar de grens ligt tussen acteren en oprechtheid. Speelt de huilende vrouw naast me haar rol, of is ze oprecht ontroerd door de scène? Loopt haar buurvrouw weg omdat het haar verteld is, of omdat de spanning haar te veel wordt? Het levert ongemakkelijk, actueel, maar bovenal spannend theater op.

Ed_van_der_Elsken - Stedelijk Museum
Kunst / Expo binnenland

Ode aan Ed

recensie: Ed van der Elsken – De Verliefde Camera
Ed_van_der_Elsken - Stedelijk Museum

Het Stedelijk Museum maakt indruk met de uitgebreide overzichtstentoonstelling van het fotografisch en filmisch werk van Ed van der Elsken (1925 – 1990). De tentoonstelling toont de geestdrift van de fotograaf en zijn werk uit verschillende decennia komt dan ook uitbundig aan bod.

Ed van der Elsken, Vali Myers voor haar spiegel, Parijs (1953) Nederlands Fotomuseum / © Ed van der Elsken / Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Van der Elsken stond bekend om zijn bijna agressieve manier van werken. Hij kon door de straten van Amsterdam slenteren, de jeugd in hun doen en laten volgend. Zijn blik was dan echter geheel niet willekeurig, want zodra zijn oog viel op een potentieel interessante scene voor zijn werk, kon hij volgens zijn bevriende collegafotograaf Gerrit Jan Wolffensperger zo tevoorschijn springen en roepen ‘Mag ik een foto van u maken?’. Van der Elsken was in zijn werk een zeer betrokken observant en hij hield ervan zijn objecten uit te dagen. Toch oordeelde hij in zijn werk niet over datgene wat hij vastlegde en dat maakt het nog steeds zo bijzonder – artistiek en historisch interessant. Het was Eds levensmissie om zijn tijd in beelden vast te leggen: ‘Ik maak blijvertjes. Mijn foto’s… die maak ik niet voor de aap z’n reet, dat moet een paar eeuwen meegaan.’

Fotoboeken

Van zijn fotografisch werk maakte Van der Elsken experimentele fotoboeken, die in zijn tijd niet altijd even goed ontvangen werden, of soms zelfs moeilijk te publiceren waren. Met zijn tweede vrouw Gerda van der Veen maakte hij begin jaren 60 van de vorige eeuw een wereldreis van 14 maanden door Afrika, Maleisië, Singapore, Hong Kong, Japan, Mexico en Noord-Amerika. Bij terugkomst in Amsterdam wilde echter niemand zijn werk uitgeven. Uiteindelijk werd het boek Sweet Life (1966) in Japan gedrukt in een Nederlandse, Engelse, Franse, Spaanse en Japanse editie. De liefde en fascinatie voor de streng traditionele maar toch moderne en rebelse manier van leven in de tweede helft van de twintigste eeuw, heeft ervoor gezorgd dat hij maar liefst 15 reizen maakte naar Japan. De beelden van deze reizen zijn gebundeld in zijn beeldschone boek De ontdekking van Japan (1988).

Amsterdam, Tokio en Parijs

van der elsken

Ed van der Elsken, Meisje in de metro, Tokio (1984) Nederlands Fotomuseum / © Ed van der Elsken / Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

De tentoonstelling in het oude Stedelijk is ingedeeld in drie grote ruimtes, ieder gewijd aan een stad: Amsterdam, Tokio en Parijs. Het oogt als een klassieke fototentoonstelling met prachtige, ingelijste zwart-witafdrukken. De donkere periode in Parijs, de demonstraties in Amsterdam en de fascinatie van de Magnum-fotograaf voor het leven in Japan komen mooi naar voren. Om deze ruimtes heen zijn kamers ingedeeld met zijn werkproces, geschreven brieven en zijn filmisch werk.De aanwezigheid van Van der Elsken is hier duidelijk voelbaar wat de tentoonstelling tot een levendig, krachtig geheel maakt. Ed van der Elsken maakte werk vanuit intrinsieke interesse voor menselijk gedrag en met de juiste combinatie van afstandelijke betrokkenheid, waardoor sprekende beelden zijn ontstaan, die gelukkig geen moralistische boodschap in zich dragen. Tot op de dag van vandaag, waait zijn werk als een frisse wind door het museum. De tentoonstelling laat overtuigend zien hoe ontzettend toegewijd de kunstenaar was aan zijn levenswerk. Het is een ware ode aan Ed.

De tentoonstelling reist na het Stedelijk Museum Amsterdam door naar Jeu de Paume Parijs en naar Fundación MAPFRE Madrid.

Boeken / Non-fictie

De smalle weg naar het Hogere

recensie: Ben Lerner - Waarom we poëzie haten

In een erudiet essay met vele voorbeelden laat de auteur zijn gedachten gaan over het haten (en liefhebben!) van gedichten en hun makers. Minachting voor het hogere is van alle tijden, maar deze merkwaardige emotie is zelden zo uitgebreid en geestig besproken als door Ben Lerner.

De titel is grappig en ook provocerend. Haten we poëzie echt? Veel mensen zijn er juist dol op, schrijven soms zelf gedichten. Men fluistert dat de meeste van ons in de puberteit en adolescentie wel eens een vers gewrocht hebben, al was het alleen maar uit verliefdheid. Overigens zijn de laatste jaren poetry slams echte publiekstrekkers geworden; bovendien verschijnen er regelmatig bloemlezingen. Het duidt allemaal niet op haat.

Poëzie bederft de jeugd

En toch heeft Ben Lerner, zelf dichter en schrijver van een hele roman over het ervaren van kunst (Vertrek van station Atocha) hier een punt. Hij begint, na een hilarisch verhaal over het reciteren van een gedicht voor de klas, met de Griekse filosoof Plato, die in zijn ontwerp voor een ideale samenleving de poëzie nadrukkelijk uitsluit. Dichters zouden de jeugd bederven met hun onwerkelijke schrijfsels. Hersenspinsels zijn het, loze woorden, die wel het hoofd op hol brengen, maar nooit een nuttig en juist beeld geven van de wereld. Laat staan de lezer helpen op de weg naar volwassen verantwoordelijkheid.

Wat doet een gedicht dan met je? Woorden die niet eenduidig naar een concrete realiteit verwijzen, maar reiken naar iets dat eigenlijk onzegbaar is. En daardoor de lezer in een andere stemming brengen – wellicht zelfs naar een andere wereld vervoeren. Lerner toont met mooie voorbeelden aan dat de ruimte die ontstaat als de betekenis niet vast ligt, verwijst naar transcendentie, en zo zelfs kan raken aan de religieuze ervaring. De geestelijke ruimte waar het ware, het goede en het schone in elkaar overgaan en samen Het Hogere vormen.

Parasieten?

Poëzie bevindt zich altijd in het spanningsveld van enerzijds een betekenis los van de ‘gewone’ realiteit en anderzijds, door dat gebrek, het scheppen van een authentiek traject. Iets dat echter is dan echt.

Maar is het dan toch een vorm van – onbetaalbare – waarheid? In het tweede deel van het essay beschrijft Lerner een wat toegankelijker vorm van afkeer. Poëzie pretendeert een blik te gunnen op een betere wereld, maar verandert niets aan die wereld. Sterker nog, dichters zijn eigenlijk nietsnutten, die een gewone baan zouden moeten zoeken. Hierin zijn ze verwant aan landlopers, geestelijk gestoorden en ander werkschuw volk, parasieten waar de kapitalistische maatschappij vanaf de start wel raad mee wist. Echter, scheppend vermogen is waardevol, om een betere wereld op te bouwen.

Zo komt Lerner tot een andere paradox: de waarde die een gedicht vertegenwoordigt is niet in geld uit te drukken en juist dat maakt mensen boos.

Daardoor kan het haten van gedichten zowel een manier zijn om op negatieve wijze uitdrukking te geven aan de poëzie als ideaal … als een defensieve woede jegens de suggestie dat een andere wereld en een andere waardeschaal mogelijk zouden kunnen zijn.

Aan de hand van een aantal gedichten worden al deze gedachten toegelicht. Het innerlijk traject van Emily Dickinson, de Amerikaanse droom van Walt Whitman en als uitsmijter het allerslechtste gedicht ooit volgens de auteur – en zelfs daar weet hij een spoor van authenticiteit te vinden.

Ergernis in de kantlijn

Jammer dat de uitgever/vormgever besloot om steekwoorden in de kantlijn te plaatsen. Deze zijn waarschijnlijk bedoeld om het lezen van de soms wat wijdlopige en abstracte stof te vergemakkelijken. Helaas zijn ze steeds op de verkeerde plek gedrukt, gemiddeld ongeveer twintig regels vóór en soms na de betreffende passage. De lezer moet met zijn duimen over de steekwoorden het boek vasthouden om er niet door in verwarring te raken. Bovendien is dit soort middelbare-school-leeshulp helemaal niet nodig voor het publiek dat dit mooie essay zal lezen.

vaessen - iedereen inc.
Boeken / Non-fictie

De schoonheid van diversiteit

recensie: Jannet Vaessen - Iedereen Inc.
vaessen - iedereen inc.

Onbewuste vooroordelen, White privilege en de banenwachtrij. We worden ons steeds bewuster van sociale ongelijkheid. Na Sunny Bergman en Silvana Simons meldt zich nu opnieuw een sterke vrouw die zich uitspreekt over dit onderwerp. In Iedereen Inc. vertelt Jannet Vaessen over de mechanismen van in- en uitsluiting.

Jannet Vaessen is directeur van Women Inc., een organisatie die streeft naar gelijke rechten voor vrouwen. In haar boek Iedereen Inc. brengt ze haar ervaringen als sociaal ondernemer in verband met wetenschappelijk onderzoek op dit vlak. Een boeiende combinatie die mooie inzichten oplevert. Jammer alleen dat het lang duurt voordat Vaessen haar punt maakt.

Waardevolle inzichten

Wist je dat je in milliseconden iemand al in een hokje hebt geplaatst? Dat vrouwen zich pas tegen hun dertigste bewust worden van hun ongelijke kansen op de arbeidsmarkt? En dat een cultureel divers team een bedrijf meer winst oplevert? Iedereen Inc. bevat bekende en minder bekende feiten over sociale ongelijkheid die je kijk op je omgeving en jezelf veranderen. Vaessens debuut is een pleidooi voor meer diversiteit. ‘Elk thema wordt interessant om te bespreken aan een tafel met mensen met verschillende profielen’, schrijft ze onder andere over de voordelen van diversiteit binnen een organisatie of maatschappij.

Wat wij kunnen doen aan sociale ongelijkheid

Het blijft niet bij het uiteenzetten van sociale mechanismen en argumenten voor diversiteit. Iedereen Inc. biedt ook handvatten om ons tegen ongelijkheid te verzetten. Zo zouden werkgevers geen mensen moeten aannemen die op hen lijken – iets wat veel gebeurt – maar juist mensen met een ander profiel moeten aanstellen. Het resultaat is dan een groep waarin verschillende teamrollen vertegenwoordigd zijn en een team dat beter functioneert. Ook pleit Vaessens voor het gebruik van het woord ‘inclusiviteit’ om het gesprek over in- en uitsluiting positief te kunnen voeren. Interessante suggesties die je aan het denken zetten. Helaas zijn niet alle actiepunten even uitgewerkt. Vaessen stelt dat het vooral aan de achtergestelden is om in actie te komen, maar hoe precies legt ze niet uit.

Vaessen is geen schrijver

‘Ik verhoud me niet tot de codes van een journalist, literator of wetenschapper’, schrijft Jannet Vaessen voorafgaand aan haar boek. Vaessen hanteert inderdaad een heel eigen stijl die helaas niet altijd prettig leesbaar is. Haar betoog is doorspekt met jargon waarvan ‘corporate’ een favoriet woord blijkt te zijn. In plaats van standpunten en conclusies te formuleren, stelt ze vragen. Hiermee ontwijkt ze belerend over te komen, maar boet haar betoog wel in aan helderheid.

Het meest storende is echter dat Vaessen niet to the point is. Ze beschrijft haar anekdotes zo uitgebreid, dat je als lezer soms het spoor bijster raakt. Ook beschrijft ze haar hele loopbaan als programmamaker, maar wordt de relevantie van deze passages pas veel later of helemaal niet duidelijk. Van de structuur en helderheid moet Iedereen Inc. het in ieder geval niet hebben.

Misschien moeten we Iedereen Inc. niet onder een vergrootglas leggen. Het is een debuut, het onderwerp is sympathiek en Vaessen is geen schrijver maar een sociaal ondernemer. Toch is het zonde dat Iedereen Inc. te veel bladzijden telt en Vaessen van de hak op de tak gaat. Het gevaar bestaat dat dit doorgaans interessante boek hierdoor vroegtijdig in de kast verdwijnt.

Boeken / Poezie

Scheurkalender vol bravoure

recensie: Tim Hofman - Gedichten van de broer van Roos

In de Bruna Top-10 kwam hij binnen op nummer 1. Terwijl het boek zelf in de winkel nog moest arriveren. Deze bizarre situatie kenmerkt pecies waar Gedichten van de broer van Roos wringt: een hype om iets wat er niet is.

Tim Hofman is hot. Terwijl studies als Nederlands en Communicatiewetenschappen niet wilden vlotten, rolde hij wél met brevet uit de koker van de BNN University, ontpopte zich tot sympathiek rebelse tv-persoonlijkheid in programma’s als Spuiten en Slikken, De Wereld Draait Door en Wie is de Mol en werpt nu nonchalant een dichtbundel op onze koffietafel.

Sorry

De titel is catchy, de foto’s op de omslag ook. Hofman kijkt de lezer aan met bestudeerd charmante onbeholpenheid. De ideale schoonzoon als dichter. “Sorry, vind je het wat?” lijkt hij te vragen. Hier draait de marketingmachine van Meulenhoff op volle toeren.
En vinden we het wat?
Allereerst: wat is het? Wie prat gaat op het klassieke etiket dichtbundel komt bedrogen uit. In plaats van een evenwichtig uitgebalanceerde bundel gedichten is het een hak-op-de-tak-verzameling aan light verse, taalvondsten en iets wat hij vol bravoure zijn ‘technische stukken’ noemt. Hierin benadert Hofman de taal sec als formule en wordt het woord ondergeschikt aan zijn bouwstenen, de letters. Hofman breekt ze op als Legostukjes, schuift en herschikt ze en klikt ze weer in elkaar tot een nieuw bouwsel. Taal als sommetjes.
De gedichten ‘Egocentrie’ en ‘Wij Ik Jij’ zijn hiervan de meest geslaagde puzzels. De letters uit de woorden jij en wij stellen zich onderling in rijen en kolommen op, waarna de letter k uit het woord ik het raster compleet maakt en zo een nieuwe, betekenisvolle hiërarchie in de relatie bepaalt. Toegegeven, mooi gevonden. Maar pas toen hij het toelichtte bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel en de redactie er een verduidelijkend clipje bij had gemaakt, ging het echt leven.

Scheurkalender

De uitkomst van deze spielerei is verder een matig geheel aan taalpuzzels. Op een paar pagina’s druipt de puberale flauwigheid er zelfs vanaf, voornamelijk in de spelletjes met andere talen.

Eggte liefde

Ei
l’oeuf
you.

Geen tweede laag, geen behoefte aan herlezen zoals een goed gedicht vaak oproept. Het is wat het is. Het had ook een willekeurige dinsdagpagina van een scheurkalender kunnen zijn. Morgen weer vergeten. Wegwerppoëzie.
Maar daar komt tv-persoonlijkheid Hofman opdraven. “Leuk bedacht toch?” roept hij enthousiast in je oor. Ja, met zijn jonge honden-enthousiasme erbij moet je erom glimlachen. Maar losgeweekt van Hofman smaken zijn gedichten als een glas schraal bier van het lollige feestje van de avond ervoor. Je had erbij moeten zijn.

De jeugdliteratuur kent het fenomeen cross-over: titels die het predikaat jeugdboek eigenlijk ontstegen zijn, maar ook nog niet helemaal thuishoren op de volwassenenplank.
Hofman zou onder het etiket cross-overpoëzie best wel thuis zijn. En deze schrijvende BN’er vindt ongetwijfeld zijn plek op menig karig gevulde boekenplank van gelijkgestemde jonge honden.

Bevlekte pagina’s

Hofman koestert ontegenzeggelijk een liefde voor taal en denkt er spelenderwijs vast vaak over na. Naar eigen zeggen kwam op zijn veertiende ‘de God die fictie heet’ in zijn leven. Om niet meer te vertrekken. Getuige daarvan is de eerste strofe van één van de betere gedichten: ‘Aftrekkelijk’  Ik val al dagen in slaap met / papier naast mijn bed; / soms leeg of beschreven / maar meestal bevlekt.
In de gedichten die het na zo’n nacht wel tot geschreven taal schoppen, hapert het echter vaak in ritme en melodie. Verder is Hofman is vooral met zichzelf bezig. Terugkerende thema’s zijn slipjes, slippertjes en dronkemansochtenden. Naast wat schopperige klaagzangen over een ex met anorexia (’t Is niet zozeer jouw gewicht / maar wat je ziekte weegt’), grachtengordel-elite en het bankwezen.
En toch wil het nergens universeel worden. Hofman blijft zelf in zijn gedichten rondhangen, vergeet eruit te stappen. Blijft over een bundel met door taal bevlekte pagina’s.

Dat worden geen woorden
Maar het zaad dat er staat
Trekt wat ongeboren
Is af van de daad.

Theater / Voorstelling

Activistisch theater met passieve conclusie

recensie: Not my revolution, if…: Die Geschichten der Angie O

Het Westen wordt bestuurd door een racistische miljonair. Zijn kabinet is een bonte verzameling van islamofoben, antisemieten, homofoben en ontkenners van klimaatverandering. In amper twee maanden is de pers tot volksvijand verklaard en dreigen moslims geweigerd te worden aan de Amerikaanse grens. Als er een tijd is om te protesteren, is het nu.

Wie is Angie O?

In een tijd van internationale protesten tegen het Witte Huis maakt het Duitse gezelschap andcompany&Co de ‘agit-prop musical’ Not my revolution,if…: Die Geschichten der Angie O. Hierin worden de activistische bewegingen van de afgelopen jaren onder de loep genomen. Angie is een fanatieke activiste die de wereld rondtrekt om te strijden tegen het neoliberalisme. Overal waar ze komt, zet ze haar tent op en mobiliseert groepen op social media. Haar tent is het enige teken van haar aanwezigheid, en verwijst tegelijkertijd naar de ongelijke rijkdomsverdeling van het Westen: het leeuwendeel voor de top, de armoede voor de meerderheid. Daarnaast zweeft een O, of wellicht een nul. Naast de grote neoliberale piramide hangt de O van een revolutie die overal en nergens is, openbare ruimtes tijdelijk bezet en zich organiseert in cyberspace.

Bescheiden revolutie

Wie van Not my revolution een pleidooi voor activisme verwacht, komt echter bedrogen uit. De vier activist-acteurs (want acteren is, in de woorden van acteur Vincent van den Berg, ook een beetje activisme) leren dat het neoliberalisme overal is, ook in hun eigen alternatieven. Hun koffietent, die vanuit een utopische gedachte van verbroedering is opgericht, is evengoed een bedrijf waar winst gemaakt moet worden. Angie O’s naam is een slimme verwijzing naar NGO’s: organisaties die onafhankelijk zijn van de overheid en zich hard maken voor maatschappelijke belangen, maar in de basis evengoed hiërarchische organisaties zijn met een leider aan de top. Zelfs knuffels zijn niet gratis, waarschuwt Krisjan Schellingerhout. Aan alles hangt een prijskaartje.

Het is opmerkelijk dat deze performance ‘agit-prop’ genoemd wordt, terwijl er niet geagiteerd wordt. Agit-prop is propagandistische kunst, bedoeld om de urgentie van een politiek standpunt te belichten. Not my revolution haalt op verschillende momenten uit naar het neoliberalisme: de verschillende jaartallen waarin economische malaises plaatsvonden, worden in een protestlied opgesomd. De eerder beschreven piramide is een constante reminder aan de ongelijke inkomstenverdeling in het Westen. Dat het systeem failliet is moge duidelijk zijn, maar een oproep om hier tegen te ageren blijft uit. De performers van andcompany&Co zetten eerder vraagtekens bij de effectiviteit van activisten. Hoe kunnen zij zich verzetten tegen het systeem waarin ze zijn opgegroeid? Hoe kunnen ze neoliberalisme van zich afwerpen als hun eigen mentaliteit neoliberale trekken vertoont?

Andcompany&Co werpt een intrigerend vraagstuk op, maar neemt mijns inziens wel een erg berustend standpunt in. Waarom immers demonstreren als je bij voorbaat weet dat je onderdeel van het probleem blijft? Not my revolution is gemaakt in de stijl van een activistische theatervorm, maar houdt een daadwerkelijke activering op afstand. Zonde. Is het belang om te demonstreren, desnoods tegen beter weten in, juist nu niet urgenter en moet het niet juist nu benadrukt worden? De figuren die de revue passeren neigen bovendien een stereotype van de linkse demonstrant te bevestigen. We zien enigszins naïeve, koffiedrinkende hipsters en kunstenaars die zich afvragen waarom ze het neoliberalisme bekritiseren, als ze niet eens hun eigen belastingaangifte begrijpen. Het zijn te eenduidige clichés die suggereren dat demonstranten niet daadwerkelijk begrijpen waar ze tegen protesteren. Zo komt Not my revolution in een vreemde kronkel terecht: het schept de verwachting te activeren, maar is in de kern terughoudend.

Kunst / Expo binnenland

SCHILDERIJEN LEZEN

recensie: Werner Tübke (1929-2004) – Meesterschilder tussen Oost en West

Het tentoonstellingsbeleid van Museum de Fundatie in Zwolle past, volgens directeur Ralph Keuning in de schitterende catalogus bij de publiekstrekker over de Oost-Duitse kunstenaar Werner Tübke, in de ‘traditie van partijdige kunst.’ Maar wat is dat dan in dit geval?

Vroege burgerrevolutie in Duitsland (Duitse Boerenoorlog) (model 1:10), 1979-1981, tempera en olieverf op hout, 130 x 244 cm (5x), Staatliche Museen zu Berlin, Nationalgalerie

Natuurlijk, Tübke schilderde in opdracht van het communistische regime. In Zwolle is als grootste voorbeeld daarvan het model van het panorama in Bad Frankenhausen over de Duitse Boerenoorlog (1524-1526) te zien. Met als voorman Thomas Münzer, die door de DDR-bonzen als een pré-marxist en door de filosoof Ernst Bloch als ‘theoloog van de revolutie’ werd beschouwd. In zulke verschillende omschrijvingen wringt het al. En dat doet het bij Tübke zelf ook.
Een andere auteur in de catalogus, de Duitse Annika Michalski, ziet in Tübkes renaissancistische, autonome Zelfportret met rode muts, dat hij na het panorama op het doek zette, zelfs ‘een provocatie, een instructie voor de beschouwers om te bepalen hoe ze naar zijn kunst zouden moeten kijken en wat ze ervan zouden moeten vinden.’

Aandachtig kijken

Misschien ligt de waarheid in het midden, tussen staatsideologie en autonoom kunstenaar, en kom je die door aandachtig kijken op het spoor. Vooral naar details. En dan mag je die best, geworteld in het communistisch (en Hegeliaanse denken) dialectisch noemen, zoals dat werd gedaan in de catalogus bij het grote retrospectief ter gelegenheid van Tübkes tachtigste geboortedag, in 2009 in Leipzig en in 2009-2010 in Berlijn.

Einde van de narrenrechtspraak, 1978, gemengde techniek op spaanplaat, 88,5 x 70 cm Panorama Museum, Bad Frankenhausen

Op het eerste gezicht knoopte de kunstenaar inderdaad duidelijk aan bij de renaissance en het maniërisme, met de opmerkelijk lange vingers die hij op het doek zette. En dat in een tijd waarin het socialistisch realisme uit de Sovjet-Unie bon ton zou moeten zijn. In plaats daarvan treffen we echter christelijke symbolen in het werk van Tübke aan. De Lantaarnafneming (1956) kun je niet anders zien dan als referentie naar de kruisafname. De gekruisigde Christus komt ook terug op Dood aan de Iller van een jaar later, waarop het kerkje en de verdorde bomen aan Bruegel doet denken.
En als we het toch over het maniërisme hebben: de Maria-achtige figuur op Einde van de narrenrechtspraak IV heeft het geneigde, empathische hoofd dat we uit deze stijl kennen en dat op Tübkes late Kleine kruisiging terugkomt.

Memoires van Dr. jur. Schulze VII, 1967, olieverf op doek, 122,5 x 182,5 cm Museum der bildenden Künste Leipzig

Licht en donker

Universeler dan deze christelijke thematiek, maar niet minder veelzeggend, zijn de donkere luchten die echter zowat overal toch openbreken en wolkeloze stukken kennen. Een schilderij als Landschap bij Palermo straalt daarentegen niet echt een zuidelijk licht uit, maar is deels zo donker als de doeken van Caspar Friedrich. Ook het late Strandfeest valt meer afgrondelijk dan feestelijk te noemen. Dialectisch? Ja: uitingen van hoop aan de ene kant, als een duif met een takje in zijn bek zoals op NKFD (Requiem), en apocalyptisch aan de andere kant.
Soms vloeit het één nog op een andere manier over in het ander. Niet alleen op de beroemde serie Memoires van Dr. jur. Schulze, maar ook op het ontwerp voor Arbeidersklasse en intelligentsia, waarin de zuurstofflessen van de mijnwerkers doen denken aan de gasflessen bij de gaskamers in de concentratiekampen. Ook een thema dat Tübke erg bezighield.

Arbeidersklasse en intelligentsia (ontwerp), 1971, tempera op doek, 120 x 500 cm Sammlung Fritz P. Mayer Leipzig/Frankfurt am Main

Conclusie

Het is geen gemakkelijke kunst. Niet in de ogen van de cultuurfunctionarissen van het communistische regime in de DDR, maar ook niet voor de bezoeker van de tentoonstelling anno 2017. Je moet de voorstellingen aandachtig lezen, waarbij je ook zeker zou moeten letten op het enorme vakmanschap met de dun opgebrachte verf.
In Kasteel Nijenhuis in Heino/Wijhe zijn aanvullend zo’n honderdtal tekeningen en aquarellen te zien. De moeite wordt meer dan beloond!

Catalogus: Werner Tübke. Meesterschilder tussen Oost en West (uitg. Museum de Fundatie / Uitgeverij Waanders & De Kunst), € 22,50

Boeken / Non-fictie

Wie was Cissy van Marxveldt?

recensie: Monica Soeting - Cissy van Marxveldt

Cissy van Marxveldt is bekend vanwege haar romans over Joop ter Heul. Dat zij meer – veel meer – geschreven heeft, blijkt uit Monica Soetings biografie van de schrijfster. Van Marxveldt sprankelt vooral in haar eigen woorden.

Dat Setske de Haan (1889–1948), in het Friese Oranjewoud geboren, een literair voorbeeld van Anne Frank zou worden en honderdduizenden meisjes met haar boeken zou vermaken, stond bij haar geboorte niet vast. Rijk was haar familie niet, een carrière in de letteren lag niet voor de hand. Toch was dat wat er in de laatste dertig jaar van haar leven gebeurde: onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt werd ze een van Nederlands bestverkopende schrijvers. Over de auteur was tijdens haar leven weinig bekend, en, zo blijkt uit Cissy van Marxveldt. Een biografie, wat bekend was, strookte niet altijd met de werkelijkheid: ze zette zichzelf dikwijls neer als een brave huisvrouw, wat prima paste bij wat er in die tijd van vrouwen verwacht werd, maar niet bij wie zij was.

‘Cissy van Marxveldt is de literatuurgeschiedenis in gegaan als schrijfster van vrolijke, luchtige meisjesromans als de Joop ter Heul-serie (1919-1925) en Een zomerzotheid (1927)’, concludeert Monica Soeting aan het einde van Cissy van Marxveldt. Je proeft dat Soeting het niet eens is met de twee misverstanden die met die faam verbonden zijn: zo heet Van Marxveldt meer dan twintig romans geschreven en waren haar boeken niet suffe ‘meisjesromans’, maar vaak ook emancipatoire geschiedenissen.

Tegenlezen

Dit beeld – Van Marxveldt als auteur van een klein aantal vrijblijvende, naïeve werkjes – probeert Soeting recht te zetten. Dat doet ze voortvarend: ze staat stil bij elke roman die Van Marxveldt sinds haar debuut Game – and set! (1917) publiceerde en laat zien dat een aantal vrouwelijke personages zich uitermate vernieuwend en onafhankelijk opstelden. Hiervoor gebruikt Soeting het begrip ‘tegenlezen’, dat onder andere door de Amsterdamse hoogleraar Pamela Pattynama gebruikt wordt om aan te duiden dat verhalen op meerdere niveaus gelezen kunnen worden, waarvan minstens één een subversief karakter heeft.

Wanneer bijvoorbeeld Joop ter Heul op deze wijze gelezen wordt, komt de gelijknamige heldin naar voren als ‘de eeuwige en vrouwelijke rebel’, zoals Pattynama het omschrijft. Van Marxveldts vrouwen zijn niet altijd ondergeschikt aan hun man: ze verkent juist ook andere rollen die een vrouw op zich kan nemen. Soeting vertaalt deze onder academici gangbare interpretatie naar een groter publiek. Dat levert niet altijd het spannendste proza op, dat her en der aanvoelt als een invuloefening.

Gebrek aan documenten

Soetings biografie lijdt echter vooral onder het mankement dat alle biografen moeten vrezen– een waar ze zelf niks aan kan doen: een gebrek aan brieven, dagboeken en andere documenten waardoor de lezer dichter bij Van Marxveldt zou kunnen komen. Of zij deze zelf vernietigd heeft of dat ze verloren zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, feit blijft dat Soeting nooit goed voorbij de buitenkant van haar onderwerp kan geraken. Hierdoor kan ze episodes uit Van Marxveldts leven vrijwel nooit verdiepen. In plaats daarvan gebeuren dingen – een nieuwe roman komt uit – en vinden anderen – critici – er wat van. Op naar de volgende.

Dat feitenrelaas wordt afgewisseld met context en interpretatie. Soms komen die goed van pas, zoals wanneer Soeting uitweidt over de sociaaleconomische Friesland aan het einde van de negentiende eeuw of de omgangsvormen in het Amsterdam van de jaren 1910. Op andere momenten leiden ze echter af: wanneer Soeting te lang doorgaat over de functie van pseudoniemen of de Britse New Woman-literatuur, verdwijnt Van Marxveldt zelf te veel uit beeld. Het mooist zijn de momenten in deze  biografie waarop de schrijfster zelf aan het woord komt en haar precieze, aandoenlijke stijl de lezer meeneemt:

Op ’t laatst verzeilden we in een chocolawinkel, waar een soldaat mee hielp bedienen, die Jo direct aansprak met ‘Juffrouw’ tot groote hilariteit van de andere koopers. Die soldaat stotterde, sprak door zyn neus, en lispelde. Eerst merkten wy het nog zoo niet, maar toen wy begonnen de pryzen te vragen van alle dingen, trof het ons opeens, hoe gek hy praatte.