De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.
Literaire fuga
Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat
‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’
Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.
‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’
Eerlijke fraude
De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.
Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.
De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.
De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar
‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’
Voortouw
Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.
Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.
‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’
Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.
Watermolen in de tijd
Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.
Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.
De mannenparadox
In een fraai voorbeeld van nominatief determinisme heeft theatermaker en presentator Lucas De Man een onderzoekende voorstelling gemaakt over het fenomeen van zijn achternaam: Wat betekent het eigenlijk om een man te zijn? Die vraag inspireerde een zoektocht van barbershop tot boekenkast en leidde tot een vlammend multimediaal betoog over de vele tegenstrijdige facetten van ons ideaalbeeld van de moderne vent.
“Ken je de mannenparadox?” vraagt Lucas De Man halverwege de voorstelling aan zijn publiek. Dat is kort gezegd het probleem dat de moderne man net zo goed behulpzaam moet zijn in de keuken als dat hij een ongeremd beest is in bed. De moderne man moet laveren tussen viriele retrograde macho en een emotioneel toegankelijke feministische softie. Lucas De Man, die de toepasselijkheid van zijn achternaam niet schuwt, citeert onderzoek waaruit blijkt dat de moderne (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man meer in het gedrang is dan je misschien zou denken: meer dan 80% van alle berichtgeving over mannelijkheid is negatief, zo’n 40% van alle meldingen van huiselijk geweld wordt gedaan door mannen en ze staan bovenaan de lijstjes van zelfmoord en eenzaamheid. In de tijd van gender studies en identiteitspolitiek is ook het zelfbeeld van de man op losse schroeven komen te staan: waar de (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man historisch gezien altijd zichzelf als de norm zag, moet hij zich nu aanpassen aan nieuwe culturele normen.
De betekenis van man-zijn
Kortom, zoals de titel van de voorstelling het al zegt: De Man Is Lam. Gelukkig is de voorstelling geen Baudeteske tirade tegen de gemankeerde mannelijkheid, maar een oprechte en komische zoektocht naar de betekenis van het man-zijn in deze tijd. Zo worstelt Lucas De Man met de vraag of je jezelf wel mag laten pijpen door je vriendin terwijl je je tegelijkertijd verzet tegen de maatschappelijke onderwerping van de vrouw. Op een ander moment horen we dat Nivea Men alleen de gezichtscrème verkocht krijgt met een reclame waarin een crèmesmerende übermacho een houtzaagwedstrijd wint met twee fotomodellen aan elke arm.
Goedkoop applausmomentje
Maar het onderzoek naar de contemporaine man ging verder dan het graven in de eigen ziel. De Man Is Lam is onderdeel van een breder kunstproject dat naast theater bestaat uit een fotografietentoonstelling en een podcastreeks met zo’n 180 interviews over het onderwerp man. Zowel de foto- en videografie van Ahmet Polat als de interviewfragmenten van Rashif El Kaoui versterken de toch al krachtige solo-performance van Lucas De Man, die betogend wisselt tussen alleman en mannetjesputter maar zichzelf en zijn opvattingen voortdurend onder de loep blijft leggen. Zo kapt hij een goedkoop applausmomentje af na zijn lofzang op complexiteit om het publiek erop te wijzen hoe makkelijk dat is om te roepen. Hij heeft als performer een nonchalante air en tegelijkertijd een roestvaste beheersing van de zaal, in één zin kan Lucas De Man zijn publiek laten bulderen van het lachen en zo stil krijgen dat je een speld kan horen vallen.
De bijdrages van Ahmet Polat en Rashif El Kaoui zorgen ervoor dat de blik op mannelijkheid breder wordt dan het perspectief van de blanke (heteroseksuele, hoogopgeleide) man. Tijdens de voorstelling horen we interviewfragmenten met onder andere Tilburgse kickboxers en Rotterdamse hangjongeren en op projectieschermen zien we behalve Hollandse rugbyers ook een Turkse man breien. Daarnaast wordt een groot deel van de monoloog van Lucas de Man vanuit het oogpunt van een migrantenzoon verteld.
Vrolijk ontregelend
Hoe sterk de neiging ook is, De Man Is Lam geeft ons gelukkig geen eenduidige oplossing voor de mannenparadox. Het is zeer lastig om genuanceerd over het onderwerp gender te praten en tegelijkertijd iets daadwerkelijk substantieels te zeggen. Maar Lucas De Man maakt wel op een vrolijk ontregelende wijze voelbaar dat seksuele identiteit tegelijkertijd een bron van schaamte en van trots kan en mag zijn. Dat wij kerels daar nu pas echt openlijk mee beginnen te worstelen geeft misschien aan hoe ver wij eigenlijk achterlopen met onze emancipatie.
Lucas De Man, Ahmet Polat en Rashif El Kaoui - De Man Is Lam
Artiest: Lucas De Man, Ahmet Polat en Rashif El KaouiGezien op dinsdag 26 september 2017 in Toneelschuur, Haarlem
Nog te zien tot vrijdag 13 april 2018
Misschien ook iets voor u
Eeuwige zomer in het land waar hij stierf
Els Snick heeft zich al zo lang en grondig over het leven en werk van Joseph Roth gebogen, dat haar vertalingen nauwelijks te onderscheiden zijn van het oorspronkelijke werk. Zij zet de reportages in een extra zomers licht.
In 1925 komt Roth, dertig jaar oud, voor het eerst in Frankrijk om van Lyon tot Marseille ‘de witte steden’ af te reizen. Na de afschuwelijke jaren in Duitsland wordt hij door een onverwachte bevrijding overrompeld. Als taalkunstenaar schieten woorden hem niet tekort. Hij beschrijft landschappen, pleinen, gebouwen en wirwarren van straatjes. Je kunt ‘ineens uit je tijd vallen en ronddwalen tussen de eeuwen van de geschiedenis alsof de tijd een kamer was, en een tijdperk een land.’
Dramatiserend
De stijl is net niet zo poëtisch dat je Roth ervan verdenkt dat hij zijn idealisering te buiten gaat. Je krijgt zin om ter plekke te kijken of je zijn indrukken kunt delen. De beschrijvingen ontkomen hier en daar niet aan een zeker toeristisch gehalte, maar dat neem je op de koop toe door de persoonlijke blik en taal van Roth. Een stijlfiguur met een dramatiserend effect is als hij naar een heuvel omhoogkijkt ‘als een onderdanige, onwetende oermens naar een symbool van bovenzinnelijke macht’, een basiliek. Hij ziet een kruis ‘als een bloeiende bloem’, torens lijken de wacht te houden, stenen van een kapel zijn van vlees en bloed en steegjes kronkelen als wormen tussen de huizen door.
Oók in 1925 stuurde hij met grote regelmaat stukjes uit het Frankrijk van Le Midi naar de Frankfurter Zeitung. Deze stukjes vormen het tweede deel van het vertaalde boek, waarin de stadsbewoners meer aan bod komen. Prachtig is waar Roth ‘Een bootsman’ sprekend opvoert. In ‘De steeg der liefde’: ‘Ze kennen de sponde der goedkope liefde vanaf het eerste moment dat ze de duisternis van de wereld aanschouwen. Ze krijgen meteen de mysteries van het leven voorgeschoteld, met de banaalste oplossing erbij.’
Tout comfort
In het derde deel van het boek staan reportages voor diverse bladen. Vanaf 1928 schreef hij nog maar negen stukken, de laatste twee in Parijs in 1939, zijn sterfjaar. Het eerste van die twee verscheen in de Pariser Tageszeitung, de krant voor de Duitsers die het thuis te heet onder de voeten werd. In de Spaanse Burgeroorlog is Barcelona gevallen. Een foto in de krant toont vluchtelingen bij de Spaans-Franse grens. De eindeloze stoet passeert een gebouw met het opschrift: Hotel Italien / Tout comfort.
In het tweede stuk is de reiziger tot stilstand gekomen ‘in deze taverne op een straathoek die ik nooit verlaat’. Hij vergelijkt zich met een loketbediende in het postkantoor ernaast die in twee dagen meer te weten komt dan Roth te weten kon komen in achttien expres- of boemeltreinen.
Roth rekende het tot zijn taak het allemaal wel een keer opgeschreven te hebben. Nog geen drie maanden later viel zijn pen voorgoed uit zijn vingers. Er valt uit te kijken naar weer een vertaling van journalistiek werk uit Joseph Roth’s onuitputtelijke nalatenschap.
In het land van de eeuwige zomer / Reportages uit Frankrijk –
Schrijver: Joseph Roth - vertaling Els SnickUitgever: Uitgeverij Bas Lubberhuizen
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 240
ISBN: 9789059374751
Misschien ook iets voor u
Het einde nadert
Op ongeveer de helft van de voorstelling begint het te sneeuwen. Een wonderschone, niet-aardse sneeuw die doet denken aan grote scholen dansende vissen in de diepzee of lichtgevend alg. De gehele voorstelling houdt het niet meer op met sneeuwen, zodat – uiteindelijk – alle personages verzuipen.
Schoonheid en horror ineen – dat typeert de voorstelling Conversations (at the end of the world) van Het Zuidelijk Toneel onder regie van Kris Verdonck. De horror zit hem in het besef van een naderend einde; het einde van het eigen leven of van de gehele wereld. De schoonheid van de voorstelling zit hem in hoe met dit doodsbesef wordt omgegaan. In afwachting van hun aanstaande afscheid komen een vijftal personages samen in een droomachtig decor om – tot het zover is – wat verhalen te vertellen, muziek te maken of gewoon stil te zijn.
Daniil Charms
Aan de basis van de voorstelling liggen de teksten van de Russische absurdistische schrijver Daniil Charms. Het werk waarvan in de voorstelling gebruik wordt gemaakt, is veelal aforistisch van aard en doordrenkt met zwarte humor. Neem het verhaal van de man die als kaviaar geboren werd en zodoende bijna door zijn oom is opgegeten, de wonderdoener die weigert wonderen te doen of de man die enkel gebeten wordt door manshoge vlooien die via de voordeur binnenkomen en naast hem in bed gaan liggen. Deze absurdistische korte verhalen hebben vaak een serieuze ondertoon. Niet gek, wanneer je de biografie van Charms erop na slaat: geboren in 1905 in tsaristisch Rusland, maakte de overgang naar de Sovjetunie onder leiding van Stalin mee, werd verbannen naar Siberië wegens een al te kunstzinnig karakter, kwam weer terug naar Sint-Petersburg maar werd daar ten tijde van de nazi-invasie krankzinnig verklaard en overleed in een psychiatrische inrichting. Een levensloop die niet een al te lichtzinnige omgang met de wereld rechtvaardigt en dat hoor je terug in zijn teksten, waar – tussen alle humor door – opvallend veel mensen lijden en overlijden.
De personages vertellen elkaar die wonderlijke zwart komische anekdotes, zonder verder echt op elkaar te reageren. Vaker zwijgen ze. Of luisteren naar het pianospel opgevoerd door Marino Formenti. Dit doen ze in een prachtig decor dat in zijn lege eenvoud associaties oproept met een andere planeet of een post-apocalyptische Aarde. Ze zijn zich er ten volle van bewust dat het einde nadert; misschien vanwege een kernoorlog, een natuurramp of misschien zijn de karakters gewoon ziek. Langzaamaan worden de personages – zonder te protesteren – opgeslokt door het decor. Zoals dat gaat wanneer je doodgaat. Het doodstille einde is prachtig. Conversations (at the end of the world) vormt zo een indrukwekkende meditatie op de tijd en de dood.
Het Zuidelijk Toneel - Conversations (at the end of the World)
Regie: Kris VerdonckArtiest: Het Zuidelijk Toneel
Gezien op dinsdag 26 september 2017 in Stadsschouwburg, Amsterdam
Nog te zien tot donderdag 16 november 2017
Misschien ook iets voor u
Een avondje treurnis op herhaling
Waarom zou je een succesvolle voorstelling een klein jaar later niet gewoon nog een keer programmeren? Dat is vast de (begrijpelijke) gedachtegang geweest bij Molen de Ster in Utrecht.
En dus is het vanavond wederom droefheid troef, met de voorstelling ‘Wee Mij’ van De Kift en de Vorlesebühne. Op een troostrijke locatie, dat wel, want de 18e eeuwse houtzaagmolen aan de Leidsche Rijn in de wijk Lombok -met een houten vloer en allerlei gezellige molenattributen her en der, én met een bar- biedt voldoende knusheid om een avondje treurnis te kunnen weerstaan.
Diepdroef
Om beurten betreden de muzikanten van De Kift en de vier literaire voordragers het podium om de bezoekers onder te dompelen in meer, of minder treurige aangelegenheden. Aan de De Kift is die droefenis wel besteed natuurlijk, want op hun repertoire prijken vele treurliederen, variërend van onbestemd melancholisch tot diepdroef. Wat helpt hierbij is dat de theatrale fanfarerockband tekstueel veelal put uit de Russische literatuur, voorwaar geen bron van al te grote vrolijkheid. En het droefgeestige geluid van de tuba werkt ook prima.
Niet ongeestig
Ingetogen klassiekers als Beguine, Orenmens, Nauwe Mijter, Oe, Kom Mee en Biggenfarandole sluiten vanavond, meestens in licht gedempte uitvoering, wonderwel aan bij de onvrolijke (maar niet ongeestige) narratieve voordrachten van (ceremoniemeester) Bernhard Christiansen, Sylvia Hubers, David Troch en Tine Mariek. Christiansen begon in 2008 met de Vorlesebühne in Molen de Ster, een “maandelijkse stand-up-voorleestheater, met vooral aandacht voor licht absurd, kort proza.” En vaak met bijpassende muziek, zoals ook vanavond.
Penseel
Dat alle muzikanten van De Kift in een droeve bui zijn deze avond spreekt voor zich. Maar de droefste van allen, zo benadrukt voorman Ferry Heijne, is toch wel de drummer, “omdat er bar weinig wordt gedrumd in onze treurige liedjes.” Voor drummer/zanger Wim ter Weele reden om regelmatig het penseel ter hand te nemen en op de achtergrond (prachtige) tekeningen tevoorschijn te toveren. Droevige, uiteraard.
Al met al een bijzonder fijne combi: De Kift en de Vorlesebühne. Ze zouden samen op tournee moeten gaan …
Misschien ook iets voor u
Noorse thuisloze met puberdochter
De dood van een van de ouders is vaak het uitgangspunt van een lange en diepgaande zoektocht. Wat heeft de gestorvene betekend in mijn leven; lijk ik op mijn moeder of mijn vader en wie ben ik zelf eigenlijk? De Noorse schrijver Tomas Espedal heeft zich net als zijn vriend en collega Knausgård op dit pad begeven – op een andere manier en in een totaal andere stijl. Espedal is ook dichter en het autobiografische verslag van zijn rouwperiode getiteld Tussen april en september is een relatief dun boekje geworden.
Espedals naamloze hoofdpersoon gaat door een een dubbele crisis heen: enige maanden na zijn moeder is ook zijn ex-vrouw overleden. Hij trekt in haar afgelegen huis op een eiland voor de kust van het Noorse Bergen om voor zijn puberdochter te zorgen. ‘We hebben allebei onze moeder verloren’ is zijn aftrap. De dochter, die verder nauwelijks een rol speelt in de roman, wordt razend. Na de scheiding van haar ouders woonde ze bij haar moeder. Ze lijkt met haar verdriet niet bij haar vader terecht te kunnen. Hij put zich uit in huishoudelijke bezigheden, maar is verder hoofdzakelijk met zichzelf bezig. Haar enige tekst in het boek luidt: ‘Waarom ben je altijd thuis? Waarom kun je me niet met rust laten?’
Espedal moet van zijn dochter het huis uit. Hij schrijft:
‘Ik ging naar de stad.
Tegen mijn zin ging ik naar de stad, wat moest ik daar?’
Ingekookte tekst
De herhaling is typisch voor zijn stijl. Het geeft het verhaal over zijn ouders, waar ze vandaan kwamen, hoe ze elkaar ontmoetten, hoe ze verliefd werden en elkaar in hun huwelijk toch niet begrepen, een vreemde mythologische sfeer. Dat heeft de schrijver goed gezien, want de reconstructie van onze afkomst en jeugd is een autobiografische mythe. Espedals taal komt soms archaïsch over, breekt hier en daar plotseling af, duikt dan weer op als poëzie of poëtisch proza. In tegenstelling tot de volumineuze romandelen van Knausgård is zijn tekst ingekookt. Voortdurend probeert hij de kern van wat hij wil zeggen over te brengen. Details en chronologie zijn daarin minder belangrijk.
Vechtvriendjes
In de vraag waar de ik-verteller bijhoort en de daaruit voortkomende innerlijke conflicten speelt het milieu een grote rol. Zijn vader is altijd fabrieksarbeider geweest, zijn moeder was afkomstig uit een dure Bergense familie. Zij kon zich moeilijk neerleggen bij het verlies van haar behaaglijke leven en zijn vader probeert uit alle macht te stijgen op de sociale ladder. Voornaamste inzet is de buurt waar het gezin woont. Ze verhuizen van een asociale flat naar een rijtjeshuis – dat echter veel te dicht bij de achterstandswijk ligt. De vroegere vechtmakkertjes weten de jongen te vinden in zijn nette straat en hij beseft niet te kunnen ontsnappen aan zijn afkomst.
Als volwassene vraagt hij zich af hoe vaak hij nog moet verhuizen voordat hij op de plek woont die zijn thuis kan worden. Ook het huis van zijn ex, midden in de natuur, blijkt een fiasco. Waar moet hij heen?
Vroeger en nu lopen in elkaar over in de sombere overpeinzingen. Uiteindelijk komt het goed : hij krijgt greep op zijn verleden en verzoent zich met zijn bestaan – en dan is het boek uit. De compacte, indringende teksten nodigen de lezer echter direct weer uit om terug te bladeren. Een poëtisch verslag van persoonlijke groei.
Tussen april en september
Schrijver: Tomas EspedalUitgever: Wereldbibliotheek
Prijs: € 17,99
Bladzijden: 160
ISBN: 9789028426931
Misschien ook iets voor u
Het heelalbrede spectrum van een 15-jarige autist
Het is werkelijk een feestje: aan de Amstelkade schitteren talloze BN’ers op de rode loper van het Amsterdamse Carré. Persfotografen flitsen er enthousiast op los, vooral als er een roedel middelbare scholieren zich als één hoop op de loper stort. Het is dé grote avond van de tweede versie van ‘Broadway aan de Amstel’: The curious incident of the Dog in the Night-Time.
De internationale hit The curious incident of the Dog in the Night-Time – gebaseerd op het gelijknamige boek van Mark Haddon – is nu mét volledige Londense cast te aanschouwen in hartje Amsterdam. Omringd door bekend Nederland in hun beste kledij en KLM-medewerkers (een exclusief VIP-uitje voor de in blauw geklede stewardessen), worden theaterliefhebbers getrakteerd op een Engelstalige show van kwaliteit. De barokke zaal van Carré contrasteert met het podium. Het decor van het toneelstuk is namelijk opgebouwd uit een soort vierkante ‘doos’ met aan weerszijden een blokjesachtig magnetisch veld. De voorstelling start exact om 20:03 – een knipoog naar de precisie van autisten – en het is letterlijk een ‘knallend’ begin. De volumeknop wordt op z’n hardst gedraaid en het is alsof iemand per ongeluk de lichtknop heeft geraakt. In het pikkedonker ontwaart het publiek een aantal gestaltes: een in joggingbroek geklede ‘jongen’ is onmiskenbaar Christopher John Francis Boon (Joshua Jenkins), een 15-jarige autistische jongen. Een negenkoppige cast beweegt zich als een dansgezelschap om hem heen. Een extra dimensie aan het verhaal wordt gegeven door Julie Hale in de rol van quasi-verteller/therapeut van Christopher, genaamd Siobhan, die het verhaal ondersteunt met stukken uit Christophers notitieboek.
Aandachtstrekker / Een curieuze moord
Vanaf het eerst moment word je gegrepen door het verhaal. Door de ontzettend harde vaart die dit toneelstuk kenmerkt, grijpt de voorstelling iedere seconde de aandacht. Het verhaal over Christopher is dan ook erg intrigerend. Samen met vader Ed (David Michaels) leeft Christopher is het Engelse Swindon, waar de 15-jarige zich afhoudt van iedere vorm van sociale interactie, uitmunt in wiskunde en gefascineerd onderzoek doet naar het heelal. Op een dag ligt de geliefde hond van zijn buurvrouw Mrs. Shears dood in de tuin, gedood met een tuinvork. Christopher, die de hond aantreft in de openingsscène, is verdachte nummer één. Als een politieman hem mee wil voeren naar het bureau, slaat Christopher van zich af – Christopher flipt van lichamelijke aanrakingen – en dat komt hem meteen ten duur te staan: hij wordt gearresteerd voor mishandeling en wordt later door zijn vermoeide vader opgehaald.
Hoofd vol herrie/ruis
Door zijn autisme is Christopher altijd bloedeerlijk en hij kan dan ook geen leugens vertellen. Hij wéét dat hij er niets mee te maken heeft, maar zint op de vraag ‘wie dan wel?’. Binnen no-time ontwikkelt Christopher zich tot een detective en hij gaat over zijn eigen drempel door voor het eerst in zijn leven het contact op te zoeken met zijn buren. Zodoende komt Christopher al snel in contact met de oude Mrs. Alexander (Debra Michaels), die hem snel tot de waarheid brengt: ze vertelt Christopher dat zijn moeder is vreemdgegaan met Mr. Shears. Intussen houdt Christopher nauwgezet al zijn notities bij in een groot boek Per ongeluk komt dat boek in de handen van zijn vader. Zijn vader neemt het boek in en dwingt Christopher te stoppen met zijn zoektocht, maar dat heeft ernstige gevolgen. Als Christopher zijn notitieboek van zijn vader probeert te ontfutselen, stuit hij op een doos waarin ook enkele brieven liggen die van zijn overleden moeder blijken te zijn. Hoe kan zijn moeder brieven hebben geschreven als ze al maanden eerder is gestorven aan een hartaanval? Christopher – woedend en verward door de leugens van zijn vader – besluit om een reis af te leggen naar London, naar het adres waar zijn moeder al die tijd heeft ‘geleefd’. De reis is fantastisch vormgegeven in zowel spel en dans als in decor: als kijker bevind je je haast in het brein van Christopher. Felle kleuren, harde geluiden en mensen razen zich om Christopher heen en maken het inzichtelijker hoe het is om autisme te hebben. Joshua Jenkins speelt de rol van Christopher erg geloofwaardig en menig persoon zou haast denken dat hij écht aan autisme leidt, zijn houding, zijn handelingen en gezichtsuitdrukkingen zijn zó karakteristiek en goed uitgevoerd.
Méér dan perfect
De regie was in handen van Marianne Elliot. winnares van een Tony Award, en dat is te zien: de acteurs zijn zo gestroomlijnd, ze bewegen ‘sierlijk’ en zijn goed op elkaar ingespeeld. De timing is perfect: het vereist heel veel tijd en moeite om alles tot op de seconde getimed te hebben. Het decor is daarnaast ontzettend multifunctioneel. Het bevat namelijk niet alleen licht, maar er zitten ook nog decorstukken in verborgen achter de vele luikjes. De acteurs maken bovendien niet alleen gebruik van het toneel, maar ook van de ruimte in de zaal. Zo struint er plots een ‘politieofficier’ vanuit achterin de zaal naar het podium toe. Hoewel je soms verwacht dat je gehoorschade gaat oplopen door de harde muziek, kun je niet anders dan verrukt zijn door zo’n totaalvoorstelling. Alles aan deze voorstelling klopt én de kijker wordt keer op keer verrast. Zo ook op het einde – de lichten zijn weer aan en het applaus is weggeëbd – als Christopher nog één laatste keer terugkomt om een rekensom uit te leggen in vier minuten. Net als met ieder geslaagd feestje, blijft deze voorstelling nog lang in herinnering.
National Theatre – The incident with the dog in the middle of the night
Regie: Marianne ElliotArtiest: National Theatre
Gezien op donderdag 21 september 2017 in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Nog te zien tot zondag 01 oktober 2017
Misschien ook iets voor u
Werther wil niet volwassen worden
In 1774 werd Johann Wolfgang von Goethe plotsklaps beroemd met zijn roman Die Leiden des jungen Werthers. Een hele generatie zag in het hoofdpersonage Werther zijn hartstocht, zielenleed en Weltschmerz eindelijk vertegenwoordigd. Mensen spiegelden zich zodanig met Werther dat zijn kledingstijl op slag hip werd en zich naar zijn voorbeeld een zelfmoordgolf door Europa verspreidde, zo wil het literair-historisch cliché.
Spreekt Werther heden ten dage nog steeds tot de verbeelding? Theatermaker Eline Arbo was onder de indruk van Werthers stelligheid en compromisloze levenshouding en heeft een theaterbewerking van Goethes roman op de planken gebracht onder de vlag van Toneelschuur Producties. Nog even kort het verhaal: Werther (Victor IJdens) brengt de zomer door in de Duitse provincie en wordt daar verliefd op Lotte (Diewertje Dir). Zij is echter al verloofd met de pragmatisch ingestelde Albert (Sander Plukaard). Hoewel Werther met beiden bevriend raakt, gaat hij ook kapot aan zijn niet beantwoorde liefde voor Lotte. Tot Werther – gevoelsmens als hij is – nog maar één dramatische uitweg ziet om aan zijn lijden te ontsnappen.
Twee levensvisies
Arbo kiest ervoor om twee levensvisies tegen elkaar uit te spelen: de alles-of-niets hartstocht van Werther tegen het pragmatisme en de gematigdheid van Albert. Lotte ontpopt zich als een compromis maar kiest daarmee eigenlijk automatisch voor Albert want Werther kan met geen enkel compromis leven. De ondertitel luidt “hoe ver ben jij bereid te gaan voor jouw idealen”. Werther zou als voorbeeld moeten dienen van een idealist die tot het naadje gaat. Toch lukt het Werther nergens om echt een idealistisch rolmodel te worden: zijn gejammer is eerder pathetisch en kinderlijk. Deze emotionele onvolwassenheid wordt benadrukt in het decorontwerp bestaand uit aaneenrijgingen van plastic strandspeelgoed. Wanneer Werther aan het eind van het stuk kiest voor het dramatisch gebaar, valt letterlijk het speelgoeddoek. Waarmee nog eens wordt gezegd: Werthers belevingswereld is die van een kind. Zo verliest Werther het van de rationele Albert die, weliswaar soms neergezet als een karikatuur, simpelweg beschikt over een grotere dosis gezond boerenverstand.
Schoolpleinliefde
Ook de relatie tussen Lotte en Werther blijft iets kinderlijks houden, en wil daardoor niet echt overtuigen. De apotheose van hun liefde is een potje badminton. De vrolijke kleurtjes waarin Lotte gehuld gaat en de waterpistoolgevechten doen meer denken aan een schoolpleinliefde dan aan grootse een meeslepende romantiek die zelfmoord voorstelbaar kan doen maken. Kinderlijkheid gaat nauw samen met narcisme en ook dat is deze Werther niet vreemd. Wanneer Lotte praat, is zijn blik niet zelden op iets in de verte gericht, alsof die hele Lotte hem niet zoveel kan interesseren, maar slechts als willekeurig excuus voor zijn levenspassie en defaitisme dient. Om hiermee terug te komen op de ondertitel van de voorstelling: je kunt je afvragen of het personage van Werther niet vreemd gekozen is om nieuw elan te geven aan verloren gewaand idealisme. Tuurlijk, Werther is gepassioneerd, maar die passie heeft weinig met wereldverbetering te maken. Romantische liefde is de facto altijd een egoïstisch project. De link naar Werther als politieke held blijft voor mij daarom onduidelijk.
De voorstelling kent desalniettemin zijn vermakelijke en sterke momenten – onder andere de muzikale intermezzo’s en de komische vertolking van Albert door Sander Plukaard. Maar de grote zwakte zit in het niet willen overtuigen van de liefde tussen Werther en Lotte.
Toneelschuur Producties - Het lijden van de jonge Werther
Regie: Eline ArboArtiest: Toneelschuur Producties
Gezien op zaterdag 23 september 2017 in de Toneelschuur, Haarlem
Nog te zien tot donderdag 19 oktober 2017
Misschien ook iets voor u
Nacht vol levende poëzie
/ 0 Reactiesdoor: André van Dijk / beeld: Patrick Post 0 SterrenOpnieuw was de Nacht van de Poëzie een feest voor de liefhebber van het gesproken woord. Er werd breeduit gelachen en volop meegezongen in deze vijfendertigste editie van de hoogmis der dichtkunst. Kippenvelmomenten waren er ook in de ‘achthoekigheid’ van het Utrechtse Vredenburg.
Volgens co-host Piet Piryns moeten we de populariteit van de Nacht misschien zoeken in de ontkerkelijking die overal gaande is. Als het Woord niet meer in het heilige domein wordt gezocht, moeten dichters die lacune vullen. Met een kleine tweeduizend bezoekers in de zaal krijgt het poëtische Woord deze nacht een gewillig oor.
De spits wordt traditioneel afgebeten door de dichter die vorig jaar de afsluiting verzorgde. Jonathan Griffioen vormt met zijn confronterende gedichten over de stadswijk waarin hij opgroeide een uitstekende opening en tegelijkertijd de aanloop naar de eerste muzikale onderbreking. De zaal wordt opgewarmd en losgezongen door een gloedvolle Brigitte Kaandorp die, zo kort na de aftrap, het publiek meteen al in een collectief la-la-laah laat samenvloeien.
Oude crooners
Cees Nooteboom (foto: Patrick Post)
Dan volgt een blokje ‘oude knarren’ (met respect). Frank Koenegracht in zijn haast reviaanse somberte waar altijd de glimlach om de hoek komt kijken: ‘Vannacht droomde de dood van mij./ Ik weet niet hoe hij daarbij kwam./ Ik vermoed dat/ hij droomde dat hij iets kwijt was (…)’. Cees Nooteboom sluit daarbij aan met zijn mijmeringen over eilanden, zijn zomerverblijf op Menorca in het bijzonder, om te eindigen met de bezwering ‘Waarom laten de doden ons niet met rust’. Veel applaus voor deze crooners, van jong en oud die nog steeds warmlopen voor de gevestigde orde.
In het goedgevulde programma is ruimte voor debutanten, zoals de pas afgestudeerde Simone Atangana Bekono die, zonder uitgegeven te zijn, al op het podium van de Nacht staat. Haar bijdrage is boeiend, maar behoeft nog wat schwung om overeind te blijven tussen de kanonnen. Via de verrassende observaties van Neeltje Maria Min (zónder haar allerberoemdste dichtregel uit ons taalgebied) en de vurige, verbeten Astrid Lampe is de vloer voor Bart Moeyaert. Met zachte stem en een perfecte timing leest hij uit zijn bundel Verzamel de liefde:
Wervelwind Karsu
Antjie Krog (foto: Patrick Post)
Live-optredens in de poëzie worden publiekelijk omarmd, terwijl de verkoop van dichtbundels marginaal te noemen is. Een ontwikkeling die niet zo vreemd is, gezien het optreden van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog. Hier wordt poëzie levend gemaakt, vormgegeven tot haast tastbare beelden. Op intense wijze slingert ze de Zuid-Afrikaanse regels de wereld in: fluisterend, snauwend, schreeuwend en dan weer ingetogen smekend. Het is een avontuur om door Krog, de perfecte Nacht-gast, meegenomen te worden in haar belevingswereld.
Na een warme donderpreek van Dimitri Verhulst, die met zijn België-gedichten en het bijbehorende cynisme het publiek voor zich inneemt, wordt het tijd voor een nieuw muziekje. De Nederlands-Turkse zangeres Karsu begint als een lieflijk intermezzo maar blijkt al snel een ware wervelwind. Het is een lust voor oog en oor – Maria Callas meets Anouk – waarbij de ingetogenheid verrassend wordt afgewisseld met een stem die klinkt als een klok.
Nog zo’n hoogtepunt: de Utrechtse dichter Alexis de Roode komt met een bevlogen voordracht van zijn gedicht Schepping, week 2, waarin hij de mens centraal stelt om het werk van de Schepper in de tweede week naar zijn hand te zetten. Een confronterend relaas over onze manipulatie met de natuurlijke omgeving:
Jaap Robben (foto: Patrick Post)
Ook Jaap Robben is een performer pur sang. Zijn poëzie is helder en aanstekelijk, zijn optreden expressief en ingetogen tegelijk. Mensen op het verkeerde been zetten, dat kan Robben als de beste, waarbij de vraag of zijn gedichten voor kinderen of voor volwassenen zijn altijd komt bovendrijven. Robben trekt zich nergens iets van aan, hij dicht en draagt voor, zo simpel is het, en krijgt vele handen op elkaar.
‘Drijf een wig in de nacht en luister’ is het op de alle wanden aangebrachte Nacht-motto. De poëzie heeft deze opwindende nacht weer klemgezet, de overgebleven toehoorders proberen tot de laatste woorden van debutante Vicky Francken de ogen open te houden. Geen nood, volgend jaar, in weer een Nacht, zal deze laatste opnieuw de eerste zijn.
35ste NACHT VAN DE POËZIE
TivoliVredenburg Utrecht
16 september 2017
Misschien ook iets voor u
Wunderbaum schraapt het glitterlaagje van het cruiseleven af
Na Wunderbaums Superleuk, maar voortaan zonder mij wil je David Foster Wallace gaan lezen. En nooit meer voet zetten op een cruiseschip.
Het moet een vreemde ervaring zijn geweest: Wunderbaum die een avondje politiek geëngageerd entertainment verzorgt op de AIDAPrima. Het publiek verwachtte waarschijnlijk een coverband, de jolige presentator had nog niet eerder van de groep gehoord. Het was wel erg “theater”, liet het management achteraf weten. Een verdere samenwerking zat er niet in.
AIDAPrima
Wat bezielt Wunderbaum om met een cruisebedrijf in zee te gaan? Het heeft alles te maken met A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again, een essay waarin David Foster Wallace verslag doet van zijn eigen cruise-ervaring, en het verdovende amusement dat hij er aantrof. Superleuk, maar voortaan zonder mij is Wunderbaums variant van Wallaces trip: een week lang liepen ze mee op de AIDAPrima, onder Rotterdammers bekend als het schip dat elke week aanmeert bij de Wilhelminapier. Het slotstuk was een speciaal optreden op de bonte avond, wat naar verluid wisselend is ontvangen.
Moeizaam vermaak
Op filmbeelden zien we hoe de gasten moeizaam proberen ‘het leuk te hebben’ om de verveling te ontvluchten, terwijl aankondigingen van het personeel de troosteloosheid van het cruiseleven verder onderstrepen. We maken kennis met personages uit Wallaces boek: een Filipijns kamermeisje dat tien maanden per jaar aan boord werkt, een verveelde puber, een man die een speciale cursus volgde om de zee te filmen, en een ober die contractueel verplicht is om altijd een sombrero te dragen. Een groep identieke kapiteins blijken ingehuurde acteurs te zijn. Door kalm over het dek te lopen en zo nu en dan een praatje te maken, geven ze de gasten een gevoel van veiligheid. Het schip is prima te besturen op automatische piloot.
Cruiseschip als een groot toneelstuk
De eerste aktes van Superleuk onthullen hoe performatief het leven op een cruiseschip is. De jolige ober is lang niet zo exotisch als hij zich voordoet, en de kapitein schotelt een fantasiebeeld van een kapitein voor. Zolang ze hun rol overtuigend blijven spelen en het publiek in het toneelstuk blijft geloven, kunnen ze meedraaien in de illusiemakelarij van het schip. Onder de het glitterlaagje van leeg amusement ligt verveling en tragiek. Het is voelbaar in de opnames van apathische passagiers, de pijnlijke onthullingen die personages tussen neus en lippen door geven, en bovenal in een verrassend teder slotstuk van Wine Dierickx. Petra, het eerdergenoemde kamermeisje uit de Filippijnen, weet precies wat er schuilgaat achter de gezichten van haar passagiers. Een betraand kussen van een vaste gast en het ontbreken van zijn vrouw vertelt haar genoeg. Fluisterend deelt ze de verhalen van de gasten waar ze elke dag de lakens van verschoont. Ze had gemakkelijk een karikatuur kunnen zijn, maar blijkt meer mensenkennis te hebben dan we vermoeden. De passagiers lenen zich natuurlijk goed voor leedvermaak, maar krijgen aan het einde meer diepte. Wunderbaum weet als geen ander om te gaan met tragikomische figuren, en heeft in David Foster Wallace en de AIDAPrima dankbaar materiaal gevonden. Een vast contract zag AIDAPrima niet zitten, maar bij Theater Rotterdam valt Superleuk, maar voortaan zonder mij prima op zijn plek.
Wunderbaum - Superleuk, maar voortaan zonder mij
Artiest: WunderbaumGezien op donderdag 14 september 2017 in Theater Rotterdam (Ferro Dome), Rotterdam
Nog te zien tot donderdag 14 december 2017
Misschien ook iets voor u
Hetzelfde en toch een beetje anders
De opening van Ben Lerners roman 22.04 – een verwijzing naar de film Back to the Future – is weergaloos. In een peperduur restaurant eten de verteller, een tobberige schrijver, en zijn literaire agent een voorgerecht van ‘met zout doodgemasseerde baby-inktvissen’. De gewelddadige luxe van de happy few van New York wordt gevolgd door een dreigend nieuwsbericht. Er is storm op til.
De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.
Literaire fuga
Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat
‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’
Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.
‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’
Eerlijke fraude
De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.
Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.
De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.
De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar
‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’
Voortouw
Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.
Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.
‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’
Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.
Watermolen in de tijd
Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.
Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.
22.04
Schrijver: Ben LernerUitgever: Atlas Contact
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 304
ISBN: 9789025442750
Link: De Gids
Misschien ook iets voor u