Kunst / Expo binnenland

Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek

recensie: Eén patat met

Wanneer je een patatje haalt, heb je vaak nauwelijks oog voor de plek waar het voedsel is bereid. Zo op het eerste gezicht lijken de saaie, vormeloze en grauwe bouwsels aan de rand van de snelweg of half op de stoep in de stad een tweede blik niet waard. Verschillende fotografen dachten daar anders over en brengen in meer dan vijftig foto’s in de Kunsthal in Rotterdam een ode aan het frietkot.

Martin Kers - Texel
Martin Kers – Texel

De tentoonstelling Het Frietkot – Architectuur voor de snelle trek omvat foto’s – vanaf de jaren tachtig tot heden – van ondermeer Christoph Buckstegen (Duitsland), Raoul van den Bomm en Paul Ilegems (België) en Martin Kers (Nederland). Samen vertellen de fotografen veel over de Europese snackcultuur en haar geïmproviseerde architectuur. Per land lijken er weinig verschillen tussen de frietkotten te bestaan. Enkel de teksten en het aanbod verraden het land van afkomst: friet in België, curryworst in Duitsland en vleespasteitjes in Finland. De meeste bouwsels zien er uit alsof ze haastig in elkaar getimmerd zijn. Bijna illegaal. Soms vraag je je af of de eigenaren wel een vergunning hebben om hun meeneemvoedsel aan de man te brengen. De gebouwtjes lijken daarmee een afspiegeling van het soort voedsel dat binnen de muren wordt bereid.

Monumenten

In de begeleidende informatie bij de tentoonstelling valt te lezen dat het frietkot dreigt te verdwijnen uit het straatbeeld. Door onder andere de internationalisering en allerlei nieuwe regelgeving is er steeds minder plaats voor de snackwagens. In België, met zijn ongeveer achtduizend frietkotten, treedt de overheid op tegen de kramen omdat ze schade zouden toebrengen aan historische gebouwen en het straatbeeld zouden verpesten. Volgens sommigen is er sprake van een heuse ‘frietkottenjacht’. Een tegenbeweging beschouwt het frietkot als nationaal erfgoed. Er wordt inmiddels gepleit voor de plaatsing van frietkramen op een monumentenlijst.

Troosteloos

De gefotografeerde frietkotten stralen op het eerste gezicht vooral een zekere troosteloosheid uit. De meeste fotografen hebben ervoor gekozen om het frietkot na sluitingstijd of voor openingstijd af te beelden, dus zonder de mensen die hun lekkere trek komen stillen. De losse bouwsels staan aan secundaire wegen in stad of dorp, in de kou, regen of sneeuw. Sommige zijn beklad met graffiti. Bij nadere beschouwing blijkt deze eerste indruk echter niet te kloppen. De frietkotten zijn grauw en troosteloos, maar toch er is meer te zien dan dat. Uit de aankleding van de bouwsels spreekt de zorg van de eigenaar. Er zijn bijvoorbeeld heuse omgebouwde caravans, waar kleurige vlaggen hangen en een uitgebreid assortiment van tijdschriften, ijs, frisdrank, sigaretten of snoep wordt aangeboden. Een aantal uitbaters heeft zelfs een zitplek in de open lucht gecreëerd om de vermoeide reiziger even tot rust te laten komen. De manier waarop de frietkotten blijven staan, ongeacht hitte, regen of viezigheid, is bijna ontroerend.

Aandacht

Twee frietkotten staan op een prachtige plek, in plaats van aan de gebruikelijke snelweg: één staat midden in een donker, mistig bos, en de andere staat aan het water. Patat van Rinus prijkt er trots op de gevel. De vlaggen wapperen. Er staat een tafel met stoeltjes. Op één daarvan zit een stoere motorrijder, in gesprek met de eigenaar. Zijn motor wacht een eindje verderop. Deze foto vat een aspect van de eetcultuur in onze samenleving. Op het moment van razende honger biedt een frietkot uitkomst. Je stopt, eet een patatje en gaat weer op weg, zonder veel oog voor de omgeving. En daar lijkt het om te doen. Het frietkot is ondergeschikt gemaakt aan het voedsel. Maar even, tijdens deze tentoonstelling, is het frietkot de moeite waard om langer te bekijken.

Kunst / Expo binnenland

Robert Crumb: seksist of genie?

recensie: Robert Crumb, A Chronicle of Modern Times

.

R. Crumb, Fritz the Cat, 1969
R. Crumb, Fritz the Cat, 1969

Voor beide van de bovenstaande meningen over Crumb zijn argumenten te geven. Zo komen we op de overzichtstentoonstelling in Rotterdam een tekening tegen waarop Crumb zichzelf naakt heeft afgebeeld, terwijl hij zijn groot geschapen geslacht in zijn hand houdt. Maar even verderop hangt een tekening waarop Jezus, langharig en met lange baard, in een jurkgewaad is afgebeeld, omringd door mannen die hem uitschelden voor “Fuckin’ queer Jew

Wraak

Al op jonge leeftijd begon Robert Crumb (1943) met tekenen. “I realized I was a geek and I wasn’t going to make it with the girls“schrijft Crumb in één van zijn stripboeken. “I felt so painfully isolated that I vowed I would get revenge on the world by becoming a famous cartoonist.” In 1962 kreeg hij een baan als tekenaar bij de American Greeting Card Company. Al gauw nam hij echter ontslag om één van de belangrijkste grondleggers van de underground-strip te worden. In korte tijd verzon hij allerlei nieuwe stripfiguren waaronder Mr. Natural, Fritz the Cat en Shuman the human.

Crumb tekende voor verschillende opdrachtgevers, waaronder het undergroundblad Help. Vanaf het midden van de jaren tachtig werd Crumb een internationale cult-held. Hij tekende voor Newsweek, People en andere tijdschriften en kwam regelmatig op televisie. Zijn werk was onder andere te zien in de New York City Art Gallery en in 1990 kreeg hij een expositie in het Museum of Modern Art in New York.

R. Crumb, Follow the big ass, 1969
R. Crumb, Follow the big ass, Big ass comics, 1969

Kritische blik

Zijn satirische tekeningen, soms een enkel plaatje, dan weer in feuilletonvorm, geven een kritisch beeld van de Amerikaanse cultuur. Crumb speelt vaak zelf de hoofdrol in zijn werk, standaard afgebeeld als de studentikoze jongen met zwaar brilmontuur, inclusief jampotglazen. Commentaar op de wereld om hem heen is vaak vervlochten met zijn favoriete onderwerp: seks. Neem Lenore Goldberg and her Girl Commando’s: de strip kan gezien worden als een aanklacht tegen schoonheidswedstrijden, waarin vrouwen rond paraderen in badpak en wat al niet meer. Lenore Goldberg is het zat en zet de tegenaanval in, terwijl enkele mannen de opstand proberen neer te slaan. De strip eindigt met het leger dat wordt ingezet om Lenore en haar medestrijdsters te arresteren. Stiekem geilt het groepje mannen op de vrouwen die, wanneer ze zich realiseren dat ze in de val zitten, in paniek proberen te ontsnappen en over de deelneemsters aan de schoonheidswedstrijd heen kruipen. Crumb levert commentaar op de seksistische schoonheidswedstrijden, maar verbeeldt met deze worstelende vrouwen juist de ultieme seksfantasie van vele mannen.

Rondborstig, gewillig en behaard

Soms wordt de satire gelaten voor wat het is, en dan wordt Crumbs werk ronduit seksistisch. De vrouwen van Crumb zijn groot, rondborstig, bazig doch gewillig en behaard. “My personal obsession for big women interferes with some people’s enjoyment of my work” schrijft Crumb in The Coffee Table Art Book. Hij vervolgt:

I knew it was weird and disturbing and even offensive to a lot of people, particularly women. But I couldn’t keep it out of the comics. I would always try to give it some sort of metaphorical sense because I derived such masturbatory pleasure out of drawing these women in bizarre situations with these little guys doing stuff to them. Similarly, using racist stereotypes — it’s just boiling over out of my brain, and I just have to draw it… All this stuff is deeply embedded in our culture and our collective subconscious, and you have to deal with it.

De tentoonstelling geeft een fraai overzicht van het werk van Crumb, maar is soms vermoeiend. De tekenaar gebruikt erg veel tekst in zijn tekeningen, waarvan er in het Boijmans veel in klein formaat zijn opgehangen. Dat betekent flink turen naar niet al te grote lettertjes. Toch is dat de moeite waard. Aandoenlijk is het tafereel van een dorpje met huisje-boompje-beestje, dat in yin en yang-vorm in het heelal verdwijnt. Of The caged animal, een tekening van een hoofd met daarin een beest dat aan de tralies rukt.

Muziek / Achtergrond
special: Dancefestival 5 Days Off ware uitputtingsslag

Vijf nachten dansen

Vijf dagen vrij heb je wel nodig als je het 5 Days Off Festival zonder kleerscheuren wilt overleven. Vijf nachten lang tot vijf uur ’s ochtends doordansen betekent een grote aanslag op de reserves. Maar wie de actuele stand van zaken in de dancewereld wil zien en horen, kan het Amsterdamse festival simpelweg niet missen. Dit jaar is de programmering bovendien veelbelovend,
met naast grote namen als Underworld, LCD Soundsystem en de Canadese techno-dj Richie Hawtin ook veel nieuw en onbekend talent als Nathan Fake, Brooks en Nid & Sancy.

Nid & Sancy
Nid & Sancy. Bron: DJ Broadcast

“Whiskey iemand?”, vraagt Bart Demey van die laatstgenoemde groep. Verschillende bekertjes gaan de lucht in. Waarna het Vlaamse electropunk-commando de oude zaal van de Melkweg in beweging zet en het lachende publiek whiskey over elkaars kleren morst. ‘Ruig’ is de juiste omschrijving voor Nid & Sancy’s stijl: hun aftandse samplers zijn beplakt met tape en stickers, en als ‘geheugen’ gebruiken ze gescheurde bierviltjes die ze
tussen de toetsen proppen. Allebei bespelen ze hun instrumenten met gestrekte armen, voor extra theatraal effect. En het werkt! Hun harde en prettig simplistische elektronische nummers gaan er in als koek op de vrijdagavond.

Nee, dan was de donderdag in Paradiso (de andere festivallocatie) een stuk minder toegankelijk. Een avond met een hoog ‘piep-knor’ gehalte. Elektronica voor gevorderden, met undergroundartiesten als Autechre, Cristian Vogel en Richard Devine op de rol. In alle vier de hoeken van de zaal staan de speakers opgestapeld tot het plafond en ook op het podium zien we grote boxen. ‘Dolby 5.1 Extra Large’, speciaal gebouwd voor de Rotterdamse techno-muzikant Speedy J (Jochem Paap). Voor zijn
surround-optreden is de Rotterdammer in een stalen toren gekropen, die het midden van de dansvloer domineert. UV-buizen langs de zijkanten knipperen onheilspellend. De duistere zaal baadt in flauw blauw en paars licht, waardoor het lastig vrienden vinden is. “Voor het beste geluid moet je hier
in het midden gaan staan”, schreeuwt een vriendin. Het lijkt wel een Bose reclamestunt. De enorme geluidstorens maken ieder gesprek zo goed als onmogelijk. Oordopjes zijn vanavond dan ook onontbeerlijk.

Op de videoschermen is het zwaar bewolkt. Even later barst een donderend onweer los, als Paap zijn machines de vrije teugels laat. Zijn optreden is vooral een fysieke ervaring. Donderend geluid van linksachter, snerpende beats van rechtsvoor, onheilspellend gezoem van rechts, je oren kunnen het amper bijbenen. Het KNMI zal ongetwijfeld met verbazing hebben gekeken naar de seismische uitslagen in nachtelijk Amsterdam.

Toch valt Paaps optreden in het niet bij dat van de Amerikaanse
geluidskunstenaar Richard Devine. Hij is de ware specialist als het op 5.1 geluid en ‘soundsculpturing’ aankomt, zo blijkt. Amper een half uur duurt zijn optreden, maar de kolkende zee van snoeiharde beats en gepantserde geluiden waarmee hij de toren omspoelt is werkelijk adembenemend.

Jaggajazzist in Paradiso
Jagga Jazzist in Paradiso. Bron: DJ Broadcast

Tien dagen van alles

Het festival 5 Days Off bestaat nu een paar jaar en is inmiddels net zo relevant als het Belgische moederfestival 10 Days Off in Gent. Dat laatste festival begon ooit als 10 Days of Techno, maar is inmiddels veel breder qua programmering. Want zeg nou zelf: wie wil er tien dagen naar louter techno luisteren?

Juist de kruisbestuiving tussen verschillende dance-stijlen als drum ’n bass, minimal techno, grime, deephouse en nu-jazz levert een spannend festival op. Zo pendelen we op vrijdag heen en weer tussen Melkweg en Paradiso. Terwijl in Paradiso de toon met Jaga Jazzist en blanke soulbrother Gilles Peterson uitgesproken zwart is, hangt in de zaal van de Melkweg juist een ‘blanke’ vibe, met meedogenloze electro & techno-optredens van de Franse Miss Kittin, het dit jaar doorgebroken Vitalic en de al genoemde Nid & Sancy. Het gemêleerde publiek is een van de leukste dingen aan 5 Days Off. Alles loopt er door elkaar. Niet dat typische Amsterdamse we-hebben-alles-al-gezien sfeertje, maar een uitgelaten vakantiegevoel. Op de toiletten en in de gangen vangen we flarden op van gesprekken in Frans, Duits, Spaans en Engels.

LCD Soundsystem
LCDSoundsystem.Bron: DJ Broadcast

Underworld

Veel Britten ook op zondag voor de Heineken Music Hall, waar Underworld het festival afsluit. De Britse fans staan naast roodverbrande kaalkopjes in mouwloze fluorshirts en oudere jongeren die thuis vettige en grijsgedraaide Dubnobasswithmyheadman-cd’s in de kast hebben staan.
Als even na negenen Rick Smith, Karl Hyde en (officieuze derde bandlid) Darren Price achter hun monstrueuze mengpaneel (dat ding is minstens vijf meter breed) plaatsnemen, kan het feest beginnen. Ze openen met het nieuwe nummer Always Loved A Film, maar pas bij de eerste beats van Dark & Long gaan de handen de lucht in en klinkt gejuich.

Strict genomen musiceert Underworld niet live maar ‘remixen’ ze hun nummers op het podium. Achter het trio hangen witte stickers met aanwijzingen voor de instellingen per nummer op het mengpaneel. Door die aanpak is geen avond hetzelfde. Klassiekers als Born Slippy (tegenwoordig met piano-akkoorden in het middenstuk) en King of Snake (met flarden tekst van Spoonman) gaan daardoor nog steeds niet vervelen.

Op het podium maakt springveer en zanger Karl Hyde wilde zwembewegingen. Van links naar rechts schaatst hij over het enorme podium. Of hij draait minutenlang gloeilampen in met zijn handen. Het publiek beloont iedere beweging met gejuich. Hyde kent het spelletje en heeft er zichtbaar plezier in. Amsterdam
voelt als een thuiswedstrijd voor Underworld.

Als na twee uur spelen de akkoorden van Push klinken, breekt in de kolkende Bierhal de pleuris uit. Vooraan is iedereen uitgelaten en vrolijk. Na een toegift blijkt het al voorbij. De avondklok van Job Cohen is onverbiddelijk. “The vibe police is gonna bust us if we don’t stop now. And the vibe’s too good to bust!”, schreeuwt Hyde machteloos maar dankbaar. De vibe was inderdaad goed in Amsterdam. En dat vijf nachten lang.

Boeken / Fictie

Plaatjes vullen geen gaatjes

recensie: K. Schippers - Waar was je nou

Van oude zwartwitfoto’s gaat bijna altijd een mysterieuze aantrekkingskracht uit, vooral als er mensen op staan. Op vergeelde kiekjes kijk je mensen van lang geleden in de ogen en daarmee is een foto een soort reis in de tijd. Hoofdpersoon Ruud uit Waar was je nou gaat nog een stapje verder: door zich in te beelden wat de gefotografeerde mensen tegen elkaar zeggen of wat ze denken, ruiken of voelen, kan hij zichzelf in de foto verplaatsen en daadwerkelijk deelnemen aan de geschiedenis.

De naam K. Schippers (1937) wordt bijna altijd in verband gebracht met Dadaïstische ideeën. Schippers’ eerste bijdrage aan het avant-gardistische tijdschrift Barbarber bestond uit twee readymades, waaronder een menukaart. Net zoals een gesigneerd urinoir in een museum kunst genoemd mag worden, of een fietswiel op een krukje gemonteerd artistiek is zolang het maar in een museale omgeving staat, is ook Schippers bezig met experimenten waarin hij taaluitingen en waarnemingen isoleert en observeert. In zijn nieuwste roman Waar was je nou zie je dat ook.

Stroom

Vooral de stijl valt op aan Waar was je nou. Al vanaf de eerste bladzijde word je meegevoerd in een soort stream of consciousness: alle gedachten van Ruud passeren de revue en ze worden allemaal opgeschreven alsof ze even belangrijk zijn. Dat heeft een voordeel en een nadeel. Het mooie van een gedachtenstroom is dat je jezelf als lezer heerlijk kunt laten meevoeren. Het nadeel is dat je heel goed op moet letten om te ontdekken waar het verhaal nu precies over gaat: in de overdaad aan details verlies je het overzicht gemakkelijk. Daar komt nog bij dat Schippers soms zonder waarschuwing of aanwijzing overstapt naar de gedachten van een ander personage. Niet erg bevorderlijk voor de helderheid.

Ruud heeft zichzelf buitengesloten na een nacht met ex-vriendin Slim. Wanneer hij terugkomt met twee net gekochte ontbijtjes ontdekt hij dat Slim is weggegaan, of in ieder geval de deur niet open doet. Ruud gaat naar het huis van zijn overleden moeder, waar oude spullen klaarliggen om bewaard of weggegooid te worden. Zijn moeder was een enthousiaste fotografe en wanneer Ruud een foto opraapt en deze intensief bekijkt, bevindt hij zich plotseling in de foto.

Nadat hij ook zijn zus heeft meegenomen op een ‘fototijdreis’, ontstaat bij Ruud het plan om een broche van zijn moeder mee te nemen naar het heden. Hij leent de broche, laat hem namaken en wanneer alles klaar is, wil hij weer naar het heden ontsnappen. Maar dan gaat er iets niet helemaal goed.

Vraagtekens

Niet alleen Ruuds gedachten zijn soms moeilijk te volgen, ook de dialogen maken dat je goed op moet letten. Er wordt namelijk nergens gezegd hoe iemand praat of waar een opmerking over gaat.

‘Gezandstraald,’ zegt ze.
‘Wat.’
‘Die huizen.’
‘Nog niet zo oud.’
‘Welk jaar is het dan,’ ze vraagt het aarzelend, of je het niet mag weten.
‘Kijk om je heen.’

Bovenstaand citaat is een goed voorbeeld van de manier waarop in Waar was je nou gesproken en geschreven wordt. Een gedetailleerde waarneming, dan heel summier wat extra informatie. Vervolgens een opmerking of mening van Ruud, die vaak niet helemaal begrepen wordt door de gesprekspartner of door de lezer zelf. ‘Kijk om je heen’ is meer een gebod voor de lezer dan voor Ruuds gesprekspartner in dit geval: je moet het zelf uitzoeken.

Wat opvalt, is dat Schippers weinig vraagtekens gebruikt. Vragende opmerkingen staan er zonder bijbehorende sikkel en dat maakt dialogen soms moeilijk te lezen. Realistisch is het natuurlijk wel, want in het dagelijks leven stellen we ook allerlei vragen, maar verpakken we die op een andere manier, soms uit gemakzucht, andere keren om onze onwetendheid te camoufleren. Maar daar gaat het in Waar was je nou niet direct om. Veel meer is het boek een invuloefening voor de lezer: hij moet zelf zijn vraagtekens zetten bij de observaties van Ruud.

Focus

Schippers beschrijft heel gedetailleerd wat zijn personage ziet, alsof Ruud een camera is die voortdurend scherpstelt op de kleinigheden die van een foto een kunstwerk maken. Schippers laat het Ruud zelf zeggen: “Wie in z’n eigen herinneringen is terechtgekomen kan geen finesse overslaan.” Maar doordat de handelingen en de gedachten van de personages met veel minder detail worden weergegeven, is alles wat buiten het midden van de foto valt, onscherp. Wat wil Ruud precies met die broche, hoe wil hij weer naar het heden terug en wat heeft het personage Slim daarmee te maken?

Zoals ik al eerder zei heeft Waar was je nou een gebrek aan vraagtekens: niet alleen in de dialogen, ook in de structuur. De vragen die je als lezer hebt, worden door de opbouw van het verhaal volledig genegeerd. Je staart in een mist van observaties en alleen wanneer je heel ingespannen tuurt, kun je misschien een aanwijzing ontdekken in de foto. Maar veel vaker nog kun je gewoon niet zien wat Waar was je nou precies wil zeggen: de foto is te oud, het boek is wazig.

Onscherp

Waar was je nou is een bijzonder boek door de dromerige sfeer die erin hangt. De oude foto’s en de achteloze aaneenrijging van flarden herinnering, gedachten en rake observaties van details maken dat het boek iets rustgevends heeft. Maar voor degenen die meer waarde hechten aan een goed verhaal met een sterk plot is Waar was je nou te dromerig, te vaag. Schippers weet dat je van oude foto’s nooit met zekerheid kunt zeggen wat er gebeurd is, wie wat zei en waarom iemand op een speciale manier keek. Hij laat de lezer echter geloven dat Ruud de geschiedenis wel kan achterhalen. Maar wanneer je echt wilt gaan kijken, stelt Schippers bewust niet scherp, zodat inspanning tevergeefs is. In Waar was je nou is te veel onscherp.

Boeken / Achtergrond
special: De oerversie van Tolstojs ‘Oorlog en vrede’

Meer vrede en minder oorlog

Net na de afgelopen eeuwwisseling schrok de Moskouse literaire wereld op door het ter perse gaan van een ingekorte versie van Tolstojs Oorlog en vrede. Het betrof de zogenaamde oerversie die in 1983 door een onderzoekster was ontdekt. Deze oerversie zou een eerdere, door Tolstoj geautoriseerde versie zijn van de uiteindelijk dubbel zo dikke eindversie. De publicatie ervan was een klap in het gezicht van de ware Tolstojfanaat, die niets wilde weten van het slappe aftreksel en stug volhield dat die oerversie ‘onmogelijk van Tolstoj zelf kon zijn’.

~

Deze zelfverzekerde afwijzing van de behoudende Tolstojfans is vreemd, aangezien het algemeen bekend is dat de totstandkoming van Oorlog en vrede een vaak moeizaam en langdurig proces is geweest. Tolstoj begon reeds rond 1860 met zijn magnum opus en eindigde pas in 1873, toen het boek in zijn geheel in druk verscheen (eerder waren er al wel delen in tijdschriften gepubliceerd). Er zijn hierdoor zoveel versies van Oorlog en Vrede bekend dat niemand precies weet welke als de uiteindelijke, authentieke versie beschouwd moet worden. Voor Tolstoj was zijn roman dan ook allerminst een afgerond project waarvan de tekst voor eens en voor altijd vaststond. Fanaten die de algemeen geaccepteerde eindversie van Oorlog en vrede heilig verklaren, handelen, zoals evangelisten nu eenmaal eigen is, niet geheel in de geest van de schepper zelf.

Verschillen

De vraag welke editie nu het beste is, laat zich niet gemakkelijk beantwoorden. Wel is duidelijk dat er nogal wat verschillen bestaan tussen beide versies. Op de achterflap van de Russische uitgave uit 2000 staan de vijf belangrijkste opgesomd:

– Het boek is tweemaal zo kort en vijfmaal zo interessant.
– Er zijn vrijwel geen filosofische uitweidingen.
– Het leest 100 keer makkelijker en al het Frans is vervangen door Russisch, in de vertaling van de schrijver zelf.
– Veel meer ‘vrede’ en minder ‘oorlog.’
– Prins Andrej en Petja Rostov blijven in leven.

Voor de gemiddelde lezer zal het een opluchting zijn dat de veelvuldige Franse passages uit het boek verdwenen zijn. Verder geldt dat zowel de oerversie als de eindversie zo hun voor- en nadelen hebben. In de oerversie wordt een groot aantal losse eindjes niet aan elkaar geknoopt, zodat er enkele rare verhaallijnen opduiken die niet geïntroduceerd zijn en ook niet worden afgemaakt. Bovendien wordt het boek aan het eind enigszins afgeraffeld. Daar staat tegenover dat de vele wijdlopige overdenkingen over het onderwijs en de oorlog, die de eindversie ontsieren, veel korter zijn en vaak zelfs helemaal niet voorkomen.

Families

Oorlog en vrede wordt in Rusland gekoesterd als hét ultieme epos over het Rusland van de negentiende eeuw. Hoewel er in de oerversie meer vrede en minder oorlog voortkomt, speelt het verhaal zich in beide versies af tijdens twee grote Russische oorlogen, die van 1805 en 1812. Centraal staan een drietal families: de Rostovs, de Bolkonski’s en de Bezoechovs. We ontmoeten de klunzige, maar goedhartige Pierre Bezoechov, een onwettig kind dat alles erft; de tirannieke huisvader vorst Nikolaj Andrejevitsj Bolkonski en zijn intelligente zoon Andrej; de veelbelovende jongeling Nikolaj Rostov die door de wraakzucht van zijn voormalige vriend Dolochov zijn familie ruïneert; maar bovenal raken we betoverd door Nikolajs onvergetelijke zusje, Natasja Rostov, een van de meest charmante schepseltjes uit de geschiedenis van de literatuur. Al deze personages leren we kennen tijdens hun bezoekjes aan de bals en soirees van Moskou, waar zich vele (meestal ongelukkig aflopende) liefdestaferelen afspelen. We treffen ze verder tijdens de lange, gelukzalige dagen die ze op hun buitenverblijf doorbrengen, maar ook als ze, geplaagd door honger en verveling, wachten op het uitbreken van een veldslag, of temidden van de rokende puinhopen van Moskou, wanneer dat door het leger is verlaten.

Plotloos

Tolstoj was een begenadigd schrijver die een goed oog had voor menselijke verhoudingen. Hij zette zijn personages met enkele scherpe pennenstreken neer, waarbij elk kleinigheidje telde. Voor hem was het belangrijker om het leven in al zijn facetten te beschrijven, dan om een spannend verhaal te vertellen. Zodoende brengt hij de oorlog bijna terloops ter sprake. De wantoestanden in het leger, het gesjoemel van de vele machthebbers en de plundering van Moskou; het wordt zonder enige pathetiek in kaart gebracht. Het dramatische potentieel van dit materiaal buit hij nauwelijks uit. Dit kwam niet voort uit een gebrek aan talent, maar uit zijn persoonlijke overtuiging. In een brief schrijft hij daarover:

Ik heb ontdekt dat verontwaardiging, de neiging om bij voorkeur de aandacht te vestigen op wat verontwaardiging wekt, een groot gebrek is, en vooral van onze tijd.

Alle dramatische gebeurtenissen, die een minder begenadigd schrijver op de spits gedreven had, drijven bij Tolstoj bijna geruisloos voorbij. Dit maakt dat Oorlog en vrede een vrijwel plotloos boek geworden is dat soms meer weg heeft van een uiterst gedetailleerd schilderij dan van een roman.

Sullige dwerg

~

Niet de grote, maar de kleine gebeurtenissen tellen voor Tolstoj. In zijn visie worden historische veranderingen niet zozeer teweeggebracht door grote persoonlijkheden als Napoleon, maar door kleinigheden die afhankelijk zijn van toevallige gebeurtenissen: een kanon dat vast blijft zitten in de modder, een koerier die verdwaalt in het donker, een legereenheid die per ongeluk op de verkeerde plek belandt. De grote generaals die het strijdgewoel zogenaamd in de hand zouden hebben, worden door Tolstoj neergezet als gewone mensen die op goed geluk aanwijzingen geven en troepen laten verplaatsen. Het best komt dit naar voren in het bezoekje dat Pierre Bezoechov aan het slachtveld brengt. Hij wordt door generaal Bennigsen rondgeleid en verbaast zich over de eigenaardige maatregelen die genomen worden. Zijn vriend Andrej Bolkonski zegt later dat deze genomen zijn ‘omdat niemand er een snars van begrijpt’ en ‘omdat er niks dommers te doen viel dan dat’. In Tolstojs ogen is een oorlog een zinloze onderneming waarin de schoonheid van de mens wordt vertrapt en vernietigd. Hij moet niets hebben van zogenaamde heldenverering. Van Napoleon, volgens velen de grootste held aller tijden, schetst hij dan ook een genadeloos portret waarin hij hem neerzet als een ietwat sullige dwerg, wiens reputatie gebouwd is op mooie verhalen en verzinsels.

Realisme

Hoewel Tolstoj terecht een realist wordt genoemd, verschilt hij van veel andere realisten in de zin dat hij niet de gewone man maar de aristocraat tot onderwerp heeft. In het fictieve universum van Tolstoj spelen boeren en andere ongeletterden nauwelijks een rol. In zijn voorwoord vertelt hij dat hij dit bewust heeft gedaan, aangezien het leven van zulke mensen volgens hem lelijk is en de tijd bij hen minder diepe sporen nalaat. Hij besluit zijn relaas met enkele trotse opmerkingen over zijn afkomst:

Ik ben aristocraat omdat ik niet kan geloven in de verheven geest, de verfijnde smaak en de grote rechtschapenheid van een mens die in zijn neus zit te peuteren terwijl zijn ziel met God in gesprek is.

Hier spreekt graaf Tolstoj, de autoritaire aristocraat die er weliswaar lange tijd van droomde om zijn boeren beschaving bij te brengen, en daarvoor ook scholen stichtte, maar die er in feite van overtuigd was dat een ongewassen en in zijn neus peuterende boer nooit tot de diepste regionen van de ziel zou kunnen doordringen. Hier spreekt een schrijver die verscheurd werd door de tegengestelde krachten die in hem schuilden, een man die zich aan de ene kant een profeet en volksopvoeder waande en die aan de andere kant wist dat hij een aristocratisch schrijver was.

L.N. Tolstoj – Oorlog en vrede (oerversie)
Vertaald door Peter Zeeman en Dieuwke Papma

Ambo, 2005

ISBN: 90 263 1772 7

Prijs: € 49,95

Theater / Voorstelling

Russische platteland wordt verticale camping

recensie: Ivanov (Theater het Amsterdamse Bos)

Een stuk of wat kleurige stacaravans staan op elkaar gestapeld in het openluchttheater van het Amsterdamse Bos. Compleet met tuinameublement, bloembakken en de onvermijdelijke schotelantenne op het dak. Gaan we hier Tsjechovs Ivanov zien of zijn we in een vreemde vakantiekolonie beland? Deze verticale camping blijkt een prima alternatief te zijn voor het Russische platteland van rond de eeuwwisseling, waar Ivanov zijn draai niet meer kan vinden. Een kleine wereld is het, waarin iedereen op iedereen let en de roddels welig tieren. Evenals de afrikaantjes, de vlijtige liesjes en de bloemkool overigens, die hier in keurige rijtjes in het aangelegde volkstuintje staan te pronken.

~

Regisseur Jeroen van den Berg en decorontwerper Catharina Scholten woonden in de laatste weken voor aanvang van de repetities in dit decor om zich optimaal voor te bereiden op de productie. Het heeft een origineel toneelbeeld opgeleverd. De stacaravans zien er heel vanzelfsprekend uit in het bos, en de vele trappen, ramen en deuren zorgen voor verrassende opkomsten, doorkijkjes en balkonscènes. De personages lijken in deze kleine gemeenschap nooit helemaal van het toneel verdwenen en blijven op elkaars lip zitten. Er staat een rozenboog, er grijnst een tuinkabouter en er is zelfs een klaterend fonteintje. Benauwenis met een sausje van vertier, en zo voel je als vanzelf met Ivanov (Ad Knippels) mee, die hier in zijn zwartfluwelen jasje en zijn hoge leren laarzen als een Hamlet tussen de vliegengordijnen is verdwaald.

Midlifecrisis

Ivanov is in een midlifecrisis geraakt. Hij was eens een energieke welgestelde landeigenaar en een bevlogen idealist, maar is nu failliet. Zijn joodse echtgenote, die ooit alles voor hem opgaf, zal spoedig sterven aan de tering en een affaire met zijn jonge, rijke buurmeisje lijkt niet genoeg om zijn leven weer vlot te trekken. Gedesillusioneerd, berooid en opgejaagd probeert hij wanhopig te achterhalen wat er mis ging.

Luchtig

Ivanov (afgelopen theaterseizoen ook te zien geweest in de uitvoering door het Nationale Toneel)
was het enige toneelstuk uit Tsjechovs oeuvre dat hij zelf een drama noemde. Zijn overige stukken betitelde hij als komedies en die werden naar zijn smaak vaak veel te zwaar gebracht. Maar in regie van gastregisseur Van den Berg wordt deze Ivanov toch vooral luchtig en hilarisch neergezet. Het openluchttheater vraagt om weidse gebaren en de scherp getekende karakters worden door de verdienstelijk spelende acteurs dan ook flink uitvergroot. De tekst en het aantal personages werden tot ongeveer tweederde van hun oorspronkelijke omvang teruggebracht en dit geeft Tsjechovs eersteling meer vaart.

Het is moeilijk om de wreedheid en de tragiek, die het stuk naast alle komische verwikkelingen ook zijn kracht geven, hier tot op het bot te voelen. Misschien staan die geraniums in de weg, of wilden regisseur en acteurs vooral zorgen voor een amusante avond. Toch heeft deze voorstelling, vooral door het originele decor, een heel eigen charme. In het mooie openluchttheater, waar de nacht langzaam valt, waar de vliegtuigen van sponsor Schiphol af en toe overvliegen, en waar het publiek gezellig picknickt met de verstrekte dekens behaaglijk over de benen, wordt het zo al snel een bijzondere zomeravond.

Ivanov is nog te zien tot en met 3 september 2005.

Boeken / Fictie

Gemiddeld

recensie: Guido van der Wolk - Fluim

Sinds 2000 kiest een jury van dichters en kenners van poëzie elk jaar een nieuwe huisdichter voor de Rijksuniversiteit Groningen. Het RUG-huisdichterschap is een eerste opstapje maar of het daarna ook vruchten gaat afwerpen, is nog onduidelijk. Het instituut bestaat namelijk pas sinds 2000. Voor sommigen pakte het goed uit – Daniel Dee’s tweede bundel, Vierendeel, werd onlangs bij De Geus uitgegeven –, maar anderen bleven na hun ‘five poems of fame’ onbekend. Guido van der Wolk (1980) was RUG-huisdichter in het academisch jaar 2002-2003. De gedichten die hij toen maakte hadden het gehele universum tot onderwerp.

In Fluim, zijn eerste ‘echte’ bundel, is Van der Wolk niet van onderwerp veranderd. In veel gedichten probeert hij op een postmoderne en soms quasi-filosofische manier de vragen van het leven te beantwoorden. Van der Wolk doet dit in een helder idioom, waarbij uitstapjes naar een ‘andere wereld’ die alleen in de taal bestaat, uitzonderingen zijn. Hierdoor zijn de beelden die hij gebruikt vaak eendimensionaal en ontbreken in zijn gedichten verrassende vergelijkingen. Van der Wolk blijft dichtbij de zaken om hem heen, de soms onverklaarbare gebeurtenissen.

Kopland

Een van de zaken die Van der Wolk probeert te vatten is ‘de Tijd’, of het verloop daarvan. Op een manier, die soms aan de gedichten van Rutger Kopland doet denken, beschrijft hij zijn gevoelens over waar hij zich bevindt in de wereld. Net als Kopland probeert Van der Wolk in observerende zinnen bepaalde one-liners te maken, waarbij sommige mensen na het lezen zullen uitroepen: ‘Ja zo is het. Wat zegt de dichter dat goed!’ Een voorbeeld hiervan is het gedicht Drieklank, waarin Van der Wolk in bezwerende zinnen ‘de Tijd’ probeert te duiden.

Dus het verleden is maakbaar,
het heden is wat het is,
alleen de toekomst is zeker.

In drie zinnen probeert Van der Wolk hier zijn visie te geven op de tijd en wat hij daar van verwacht. Het doet denken aan een idee uit de Natuurkunde, dat het heden niet bestaat. Het klinkt als een formule, waarbij de manier waarop het is opgeschreven nauwelijks van belang is, iets wat in gedichten juist erg belangrijk is. Hierdoor kun je als lezer de ‘formule’ aannemen of niet, maar daar blijft het bij.

Flauw

Van der Wolk lijkt zich ook bewust van de invloed van Kopland op zijn werk. In het gedicht Oude kaas, dat eigenlijk te flauw is om hier te bespreken, verwijst Van der Wolk naar het overbekende Jonge sla van Kopland. Door een dergelijk gedicht uit te kiezen, wil Van der Wolk niet zijn belezenheid aangeven. Het is eerder ironisch bedoeld. De tegenstelling tussen Kopland en hemzelf wordt door Van der Wolk breed uitgemeten: de jongeling tegenover de oude man, schuchter tegenover streng. Aan de ene kant zet hij zich hiermee af tegen Kopland, hij lijkt ‘jonge sla’ geen onderwerp te vinden om over te dichten, en aan de andere kant probeert hij mee te gaan in diens kale en heldere manier van dichten. Zo’n gedicht is misschien leuk voor op een podium om het kortstondige lachmoment, maar in de bundel roept het niets anders op dan een lichte afkeuring.

De oude man orakelt wrang, streng en sober,
dat hij jonge sla in september, net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, niet verdragen kan.

De jongeling vertelt bedeesd, schuchter en verlegen,
dat hij oude kaas in maart, schimmelend, zwetend,
blauwgeaderd op een plank, niet verteren kan.

Gemiddeld

Van der Wolk is doordrongen van de wetenschap dat alles relatief is, niets vaststaat en de wereld zich nu eenmaal op een bepaalde manier aan onze zintuigen voordoet. Op zich een interessant onderwerp, maar Van der Wolk weet deze relativering niet altijd te ontstijgen, waardoor het zijn inzichten aan kracht en originaliteit ontbreekt. Ook zijn beeldspraak laat weinig over aan de verbeelding. Soms compenseert Van der Wolk dit door wilde klankrijm, een andere keer door neologismen of licht absurdisme. Jammer genoeg hebben veel gedichten niet genoeg van dit alles om boven het gemiddelde niveau uit te stijgen.

Muziek / Concert

Een muur tussen podium en publiek

recensie: Bright Eyes valt tegen

~

Om acht uur was Paradiso al bomvol. Conor Oberst, alias Bright Eyes, had een aantal vriendjes en labelgenoten uit ‘hometown’ Omaha meegenomen voor een ‘double bill’ en dat was het publiek van te voren niet ontgaan. The Faint maakt op de jaren tachtig georiënteerde electro-rock waar je u tegen zegt. Ik heb in tijden niet meer zo’n energiek stelletje op het podium zien staan. Onder het motto ‘poseren tot je d’r dood bij neervalt’ verhitte dit zestal het publiek tot rond het kookpunt. Een mooi begin van een avond die nog mooier zou worden, want Bright Eyes zou de sterren van de hemel gaan spelen.

Nou, mooi niet. Conor Oberst mag dan al jaren bekend staan als ‘the next best thing’ in de indiescene, hij bakte er niet zoveel van. Opvallend was wel de sterstatus die hij in Nederland reeds geniet en de ietwat arrogante manier waarop hij hier mee omging: zelfgenoegzaam kijkend en brabbelend onder invloed van de typische geneugten van een Amerikaan in Amsterdam. In Amerika wordt hij al in één adem genoemd met de allergrootsten, daarbij wilde countrydiva Emmylou Harris graag een stukje meezingen op het eerder dit jaar verschenen I’m Wide Awake, It’s Morning.

Er sneuvelde teveel

~

Oberst had blijkbaar besloten de singer/songwriter-kant van dit album maar eens helemaal achterwege te laten. Hij liet zich begeleiden door een tienkoppige band, met een tweede drummer geleend van The Faint, twee elektrische gitaren, een cello en veel elektronica. Met als gevolg een muur van gezoem, geraas en gebeuk. Een liedje ontwaren werd naar mate de avond vorderde steeds problematischer. Nou leent het eveneens dit jaar verschenen album Digital Ash In A Digital Urn zich, vanwege een grotere rol voor elekronica en een voller geluid, nog wel voor een wat bombastische aanpak. De nummers die de band speelde waren dan ook voornamelijk hiervan afkomstig. Een enkel liedje bleef nog overeind, er sneuvelde echter teveel. Oberst ging zwaar ‘over the top’.

Het was vooral jammer dat het enige liedje dat hij in Amsterdam alleen met zijn gitaar speelde, ruw werd verstoord door een stel gillende bakvissen achter in de zaal. Het enige rustpuntje van de avond, gelijk ook het laatste nummer van de reguliere set, werd kapotgeschreeuwd door de ‘echte’ fans. Vervolgens kwam de band, of moet ik zeggen ‘het orkest’, nog terug voor de laatste stenen in de geluidsmuur tussen het podium en het publiek, zo heb ik het tenminste ervaren. Een passend einde aan een pretentieus optreden van een artiest die op plaat veel kan, maar die deze avond in Amsterdam geen moment wist te overtuigen. Nee, dan liever The Faint.

Boeken / Non-fictie

Passie voor rood

recensie: Amy Butler Greenfield - Het volmaakte rood: Macht, spionage en de zoektocht naar de kleur van passie

Rood, de kleur van gevaar, de kleur van oorlog en strijd, van liefde, passie en verlangen, van wilskracht, moed en woede. De kleur van levenslust, van radicaliteit. De kleur van puurheid. De kleur van bloed, en daarmee van het leven zelf. De kleur die overal ter wereld dezelfde emoties weergeeft. De Amerikaanse schrijfster Amy Butler Greenfield vertelt in haar veelbelovende non-fictie debuut Het volmaakte rood het verhaal van de cochenille, een schildluis die eeuwenlang de volmaakte rode kleurstof opleverde en daarmee de wereld domineerde. Piraten, edelen, heersers, wetenschappers, allemaal hebben zij een ding gemeen – ze spelen een rol in de geschiedenis van het meest volmaakte rood dat lange tijd bekend was.

~

Het volmaakte rood verhaalt over de opkomst en de ondergang van de cochenille, waarbij het en passant ook een groot deel van de geschiedenis van Europa meeneemt. Hoewel het even duurt om te wennen aan het feit dat in dit boek niet een persoon maar een kleurstof centraal staat, blijkt het onderwerp zeker te boeien De kleine schildluis roept affectie op zoals een goede hoofdpersoon dat doet.

De opbouw

~

In een inleiding die enkele hoofdstukken in beslag neemt, vertelt Butler Greenfield dat de kleur rood al sinds de oudheid met macht wordt geassocieerd. Ook komen de rode kleurstoffen aan bod die textielververs gebruikten om het beste effect op stoffen te verkrijgen. In de rest van het boek vertelt ze de geschiedenis van de eerdergenoemde cochenille, vanaf het moment dat de Spanjaarden de kleurstof ontdekten in Amerika, tot de plaats in de wereld vandaag de dag. Butler Greenfield eindigt ieder hoofdstuk met een aankondiging over het volgende, wat nieuwsgierigheid oproept.

Toen de cochenillekleurstof de wereld bereikte, probeerden verschillende landen de Spanjaarden hun monopolie af te pakken, daarbij gehinderd door het dilemma of cochenille plantaardig of dierlijk van oorsprong was. Ook toen eenmaal duidelijk was dat de cochenille dierlijk was, zorgde de extreme kwetsbaarheid van de schildluisjes ervoor dat veel pogingen om de cochenille te pakken te krijgen gedoemd waren te mislukken. Daardoor is de geschiedenis van cochenille er een vol spanning en machtsstrijd.

Informatief

Het volmaakte rood bevat een overweldigende hoeveelheid informatie, allemaal chronologisch weergegeven, geschreven door een persoon die de cochenille een warm hart toedraagt. Aangezien Butler Greenfields grootvader en overgrootvader textielververs waren en zijzelf geboeid werd door de kleurstof toen ze die bij toeval in archieven tegenkwam, is dat niet zo vreemd. Een enkele keer schiet er een ietwat té wetenschappelijke term voorbij (chromatische aberratie?!), maar het is Butler Greenfield goed gelukt een leesbaar boek te schrijven over een toch enigszins ongebruikelijk onderwerp. Zelfs illustraties ontbreken niet, want er zijn 8 pagina’s met afbeeldingen opgenomen om de tekst bij te staan. Het enige dat het boek nog completer had kunnen maken is een samenvattende tijdbalk, hetgeen op sommige punten geen kwaad had gekund.

Grondige research

De noten nemen maar liefst 27 bladzijden in beslag en de keuze uit de bibliografie nog eens 20, wat de enorme hoeveelheid research aangeeft die Butler Greenfield gedaan moet hebben. En dat heeft resultaat: de geschiedenis van cochenille komt betrouwbaar en solide over, een zeer compleet overzicht dat staat als een huis. Ook de meer patriottistische lezers komen ruimschoots aan bod, want er wordt een groot deel van een hoofdstuk aan Antonie van Leeuwenhoek gewijd, die met zijn microscopen een doorbraak bereikte in het vraagstuk of de cochenille een dier of een plant was, een vraagstuk waarover niemand het eens kon worden. Een veelvoorkomende theorie was in die tijd dat cochenille een wormbes was. “De cochineel is een insect, maar wordt geboren uit een cactus, de moedervrucht”, schreef een Engelse piraat, waarna hij beschrijft dat de cochenille geoogst wordt door de cactus heen en weer te schudden, waardoor de insecten er van schrik uitvallen en drogen in de zon. Door dergelijke passages, teksten die de meningen van mensen door de eeuwen heen weergeven, brengt Butler Greenfield afwisseling aan in het verhaal.

Het moge duidelijk zijn: Het volmaakte rood is vanaf het begin van de exploitatie van de cochenille tot de teloorgang door de uitvinding van de synthetische kleurstoffen meeslepend. Alleen de kaft al is veelbelovend. Het boek is zeker de moeite waard!

Film / Films

Computeranimatie en parodie in lachwekkende vechtfilm

recensie: Kung Fu Hustle (Gong Fu)

~

Wat op het eerste gezicht een onmogelijke combinatie lijkt, een martial arts-film en een tekenfilm in één, is in Kung Fu Hustle een reeks bizarre, onmogelijk snelle beelden geworden. Achtervolgingen waar mensen beginnen te rennen als Roadrunner zijn geen eenmalige gebeurtenissen. Ze geven Kung Fu Hustle niet alleen vaart, maar versterken bovendien de parodie op het martial arts-genre.

Zoals in veel vechtfilms is het verhaal bijzaak. In Kung Fu Hustle gaat het over twee straatbendes die elkaar in het Shanghai van de jaren ’40 het leven zuur maken. De hoofdrol hierin is weggelegd voor de regisseur zelf (Stephen Chow van Shaolin Soccer), die als kruimeldief de ambitie heeft om zich aan te sluiten bij een serieus crimineel circuit. Hij wordt lid van de Axe Gang (bijltjesbende), China’s meest gevreesde straatbende, en gaat met hen de strijd aan tegen het slaapstadje Pig Sty (Varkensstal). En natuurlijk blijken de inwoners van Pig Sty over ongekende krachten te beschikken.

~

Sigaret

Kung Fu Hustle staat bol van de citaten uit filmklassiekers: je ziet West Side Story voorbij komen, maar ook The Silence of the Lambs en films van de Japanner Takeshi Kitano. Een andere hoofdrol is weggelegd voor een ex-James Bond-girl: Qi Yuen. Zij speelt als ‘Landlady’ een huisbaas met eeuwige sigaret en slecht humeur. Ook zij is een Kung fu-meester, maar haar belangrijkste wapen is haar stem, waarmee ze op vele momenten een heel palet aan emoties te voorschijn weet te toveren.

Vlammenzee

In tegenstelling tot vele andere cineasten gebruikt Stephen Chow computeranimatie niet om de realiteit zo natuurgetrouw mogelijk te imiteren, in tegendeel: de effecten zijn overdreven, een prachtig soort edelkitsch. Er is een scène waarin de held door zijn tegenstander in de lucht wordt geslagen, en, eenmaal op eenzame hoogte, zich afzet op cirkelende adelaars om uiteindelijk zijn ware openbaring en bestemming te bereiken. Daarna stort hij zich als een vlammenzee vanuit de hemel op zijn tegenstander.

Kung Fu Hustle is een uiterst originele, spannende en lachwekkende combinatie van parodie, martial arts, computeranimatie, en running gags overgenomen uit cartoons, en geeft een keerpunt in het martial arts-genre weer.