Boeken / Fictie

De ondergang van een achterblijver

recensie: Yves Petry - De achterblijver

.

Zo’n groot mens te zijn, een brug en geen doel, een overgang en een ondergang, dat is het grote streven van Gram Goetleven, de hoofdpersoon uit de overtuigende roman De achterblijver van Yves Petry. Zoals in zijn vorige romans Het jaar van de man (1999), Gods eigen muziek (2001) en De laatste woorden van Leo Wekeman (2003) wordt de lezer getrakteerd op een boek dat put uit de volle rijkdom van onze taal om in scherpzinnige bewoordingen en met grote humor de toestand van onze cultuur te tekenen.

Baby als sluitstuk van de mens

Gram Goetleven is een wiskundige verbonden aan het bedrijf Carnitec. Dit bedrijf is bezig met de ontwikkeling van een machine, Baby, die volgens projectleider dr. Miami de mensheid achter zich zal laten. Namens Carnitec gaat Gram naar Texas om daar de openingsvoordracht van een conferentie te geven. Tijdens zijn reis ernaar toe droomt Gram van de grote woorden die hij daar zal wijden aan Baby, maar zijn onvermogen zich te concentreren doet al gauw het ergste vermoeden. In plaats van vooruit te denken over de ontwikkeling van Baby, wordt Gram steeds naar achteren getrokken terug in de herinneringen aan zijn vader (Zak Goetleven) die hij nog maar pas begraven heeft.

De achterblijver is een boek over de zuiverheid van het gedroomde ideaal en het onvermogen dit ideaal te verwezenlijken, maar tegelijkertijd is het een boek over het wezen van mens en techniek. In Grams speculaties is Baby een machine die een nieuwe tijd en een nieuwe intelligentie inluidt. Gram droomt ervan dat hij de overgang naar dit nieuwe begin zal bewerkstelligen. Ook al zal dit betekenen dat hij zichzelf en alle andere mensen overbodig maakt, want Baby is de verwerkelijking van de volstrekt autonome techniek.

Een verloren herkomst

Maar waarom dient de techniek de mensheid achter zich te laten? Dr. Miami, van wie Gram de grootspraak over Baby lijkt te hebben overgenomen, zegt over de mens:

Heeft hij niet altijd een niet-biologisch dier willen zijn? Heeft hij zich niet altijd graag ingebeeld naast zijn biologische lotsbestemming ook nog zoiets als een niet-biologische roeping te hebben?

Deze opmerking is veelzeggend en sluit aan bij Grams eigen overwegingen over de animale herkomst van de mens. Sinds Darwin dringt deze animale herkomst van de mens zich onherroepelijk op en lijkt de mens zijn roeping als een intelligent wezen te zijn verloren.

Ook Grams persoonlijke herkomst biedt niet veel hoop voor de toekomst. Zijn aan syfilis leidende vader loopt in de laatste jaren van zijn leven alleen nog maar te koop met zijn seksuele perversies en zijn sekstripjes naar Cuba en Azië. Dit ‘ongeloofwaardige, puur vleselijke plezier […] van overbelichte doorsneepornografie’ doen Gram gruwen van zijn eigen herkomst en hij verlangt naar een toekomst die ervan gezuiverd wordt. Al zijn hoop heeft hij daarom gevestigd op Baby die de mensheid ver achter zich zal laten.

Cyborg of zuivere techniek

Grams beeld van de techniek staat tegenover de opvatting die zijn collega dr. Bitschkowa uitdraagt. Zij vertolkt het standpunt dat de techniek er voor de mens is. De mens is geen brug voor de techniek, maar het doel van de techniek. Voor dr. Bitschkowa is de techniek niets anders dan een verbetertechniek. Uit haar werk wordt geen nieuw geslacht geboren, maar een halfslachtig resultaat: een cyborg, half mens en half techniek. Zij is in alles het tegendeel van Gram. Haar halfslachtigheid, burgerlijkheid en pragmatiek staan in schril contrast met de zuiverheid, wereldvreemdheid en de principes van Gram. Daarmee stijgt de schets van Gram Goetleven uit boven zichzelf en wordt een tekening van de bezieling die romantische geesten, jongvolwassenen en terroristen met elkaar delen, zoals Petry opmerkt in een interview met De Morgen.

Gram weet zijn droom – om een achterblijver te worden en ten onder te gaan aan het bewerken van het nieuwe begin dat Baby heet – niet te verwezenlijken omdat hij telkens wordt teruggezogen naar zijn herkomst. Hij blijft steken in de herinneren aan zijn vader en moeder. Uiteindelijk wordt hij zelfs zover teruggezogen dat hij een zenuwinzinking krijgt en, ironisch genoeg, verwordt tot ‘een schepsel uit een preverbaal stadium’ – een baby dus.

Dier of techniek

De achterblijver is een schitterend geschreven roman die er om vraagt nauwkeurig gelezen te worden. En al zijn de namen die Petry kiest zoals altijd bij hem teveel van het goede, de filosofische vragen die hij opwerpt zijn daarentegen des te spannender. Deze roman stelt de vraag naar de conditie van de mens in een tijdperk waarin hij aldoor wordt herinnerd aan zijn animale herkomst. In dit tijdperk laat de seksualiteit zich kennen als een ‘overbelichte doorsneepornografie’ en wordt de mens voortdurend teruggeworpen op zijn eigen individualiteit. Tegenover deze conditie van de mens plaatst Gram de techniek die de plek van de mens dient over te nemen.

De redenen die Gram hiervoor heeft zijn duidelijk. Hij heeft geen geloof meer in de mens die teruggekeerd is naar zijn dierlijke stadium. Voor de roemruchte intelligentie lijkt geen plaats meer te zijn bij de mens die trots is op zijn ‘mythische lange bloedlijn’ die hem ‘een zweem van animale noblesse’ oplevert. Alleen de techniek kan de intelligentie nog verwerkelijken. Al plaatst Petry tegenover Grams overwegingen de meer gangbare en burgerlijke opvattingen van dr. Bitschkowa, die de intelligentie in haar eigen kinderen tot bloei ziet komen en niet in een elektronische Baby, het is duidelijk dat haar positie alleen maar als contrast dient om het experiment dat Gram in Baby ziet alle aandacht te geven.

Natuurlijk is Petry ook in dit boek genadeloos voor zijn hoofdpersoon. Maar iemand die zulke heerlijke volzinnen aan Gram Goetleven en zijn gedachten over mens en techniek wijdt laat daarmee zien dat deze verontrustende overwegingen het overwegen meer dan waard zijn in een prachtig geschreven verhaal over de ondergang van de jongvolwassen romanticus Gram Goetleven die er niet in slaagt een overgang te worden.

Muziek / Album

Een krachtige stap in de richting

recensie: Goose - Bring it On

“Daft Punk is playing at my house…” Dat wat James Murphy (van LCD Soundsystem) vorig jaar over menig festivalweide brulde, is precies waar het piepjonge Goose aan doet denken. Op hun debuut Bring it On werken de heren van dit Belgische gezelschap in het kielzog van Soulwax, Daft Punk en het al genoemde LCD Soundsystem. Bands met een hoog niveau, maar Goose weet dat niveau in meerdere nummers te evenaren. Het moge duidelijk zijn: na een moeilijke periode met weinig aanwas komen de inventieve zuiderburen weer op stoom.

De oplettende luisteraar heeft ze in 2002 kunnen spotten tijdens de finale van Humo’s Rock Rally, die ze dat jaar wonnen. Vier jaar later heet de band nog steeds Goose, maar what’s in a name, nietwaar? Belangrijker is dat er in de tussentijd veel is gebeurd. Zo had gitarist Dave Martijn een tijdje de broertjes Dewaele als werkgever, zodat hij tijdens de Any Minute Now-tour een kijkje kon nemen in de inspirerende keuken van Soulwax. Hierdoor is de prenatale fase van Goose definitief voorbij en het AC/DC-geluid verdwenen. Bovendien wist Goose met de opgedane kennis een kleine hit – Black Gloves – te scoren in Engeland. Dit resulteerde weer in een deal met Skint, het label van onder andere Fatboy Slim. Mede dankzij de hulp van Placebo-producer Teo Miller verscheen onlangs het destillaat: Bring it On.

Fris of nieuw

~

Met de inspiratie uit het o zo grote, maar nooit op waarde geschatte Soulwax, maakten de vier jongens uit Kortrijk een uiterst interessant debuut. Een debuut vol dansbare ritmes, fijne electro en hier en daar een beetje rock. Toegegeven, de voorbeelden van Goose zijn klaar en duidelijk te horen in het resultaat. Maar Goose voegt hier het typisch Belgische geluid aan toe, het geluid dat ook Outside the Simian Flock van Millionaire kenmerkte. Ofwel lichte gekte, tegendraadse klanken, veel tempowisselingen en genoeg variatie om lang te kunnen boeien. Dat geeft Goose een eigen smoel.

Stap in de richting

Het eigen geluid. Dat is waarmee Goose de aandacht opeist en wat het debuut van de band groot maakt. Groot genoeg om zich in de toekomst in de internationale kijker te spelen. Nu nog niet, want daarvoor is Bring it On hier en daar nog te vlak. Hoewel nummers als Audience, British Mode, Everybody en het instrumentale Black Gloves staan als een huis, krijg je het gevoel dat er meer in zit, dat nog niet alles er helemaal is uitgekomen. We hebben er echter alle vertrouwen in dat de volgende plaat makkelijk naast de genoemde voorbeelden kan worden gezet, of zelfs hoger. Want Bring it On is een krachtige stap in de goede richting. Hulde aan de Belgen.

Theater / Voorstelling

Zoet-pijnlijke geschiedenis met een brommertje

recensie: Wat voor brommertje... / Nijinski.Dagboek.Fragmenten. ('t Barre Land)

Hij had een bijzondere naam, die vergat je niet zo snel. Kara… Karaman? Karawas? Karawo.. nouja, Karadinges. Het verhaal dat Martijn Nieuwerf ons in Wat voor brommertje… vertelt, is een pijnlijk en aangrijpend stukje geschiedenis. Maar de manier waarop hij het vertelt is zo absurd en onverschillig dat het de pijn zoet maakt door humor. En tegelijk nog pijnlijker, omdat die onverschilligheid voortkomt uit dat stukje geschiedenis: de oorlog tussen Frankrijk en Algerije onder president De Gaulle.

Wachtmeester

In ieder geval begint zijn naam met Kara…: de man die niet wil vechten in de oorlog. Hij maakt deel uit van de belezen vriendenclub van Henri Pollak, de wachtmeester op het legerterrein, die iedere avond met zijn knetterende brommertje terugrijdt naar Montparnasse waar zijn vrienden al bezig zijn met drinken, filosoferen en hele nachten doorhalen. Als Kara-nog-wat besluit op de een of andere manier in het ziekenhuis te belanden om zo onder zijn verplichte deelname aan de oorlog uit te komen, is Pollak hem graag behulpzaam. Door met het brommertje over zijn been te rijden bijvoorbeeld.

Rode wijn

~

Wat volgt is een slapstick-achtig, maar intelligent verhaal vol bizarre gebeurtenissen. De tekst van schrijver Georges Perec danst, golft eindeloos. Het zit vol herhalingen en andere stijlfiguren, en Nieuwerf kan er fantastisch mee uit de voeten. De ene keer raast de acteur langs de feiten, dan weer wijdt hij – op hetzelfde tempo en in dezelfde spreektaal, waarin de klemtoon nauwelijks een rol lijkt te spelen – minutenlang uit over de kleinste details. Het lukt Nieuwerf de tekst, die staat of valt bij het spel van de acteur, naar een hoger niveau te tillen. De onverschilligheid waarmee hij en passant de geschiedenis uit de doeken doet, wordt versterkt door het toneelbeeld dat ’t Barre Land schept. Acteur Peter Kolpa haalt op een goed moment een forse voorraad rode wijn en glazen tevoorschijn, begint te schenken en voorziet zo het gehele publiek van een glaasje. Actrice Anouk Driessen komt oplopen, eet wat en gaat aan de zijkant een tijdschrift zitten lezen.

Psychose

Nijinski.Dagboek.Fragmenten. is het tweede deel van de voorstelling, en heeft net zo’n bonkig ritme en onnavolgbaar tempo. Ook hier zijn inhoud en stijl gevolgen van de oorlog, maar vooral het gezonde verstand heeft het moeten afleggen. De verbanden tussen de gebruikte zinnen en de vertelde verhalen zijn ver te zoeken, met hoeveel autoriteit acteur Vincent van den Berg ook vertelt. We hebben in dit deel dan ook te maken met een verwarde geest: de beroemde balletdanser Vaslav Nijinski, die in een psychose van tien dagen vier schriften volkalkte met gedachten, theorieën en beschrijvingen. Die waanzinnigheid weet Van den Berg mooi over te brengen. Maar hoe interessant het gegeven ook, hij kan het niet helpen dat de teksten aanzienlijk minder boeien dan voor de pauze.

Wat voor brommertje… / Dagboek.Fragmenten.Nijinski is inmiddels uitgespeeld. Klik hier voor meer informatie over ’t Barre Land.

Theater / Voorstelling

Othello is onoplosbaar

recensie: Athella/Othello (De Nieuw Amsterdam)

“Hij stond voor de waarden van Venetië, een stad gebouwd op water.” De zwarte acteur Athella worstelt met zijn identiteit. Wat je bent is de som der delen. Je jeugd en achtergrond, je dromen. In hoeverre bepalen anderen die optelsom? Ben je meer dan de blik van de ander? Athella speelt Othello, dwalend door een stad vol illusies.

~

De voorstelling Athella/Othello ontmaskert clichés door ze te benoemen. Negers met grote handen zijn groot geschapen en als je Othello speelt dan schmink je je gezicht zwart, want er zijn geen goede zwarte acteurs voor deze rol. Athella laat zien dat het cliché veiligheid biedt, ook hij heeft schmink nodig om Othello te zijn. Nooit voelde hij zich veiliger dan bij de toelating voor de toneelschool: “Doe een ei!” Alles viel weg: de wereld, diens vragen en problemen. Hij wás dat ei.

Van jongetje naar generaal

Othello is, net als de problemen in het Midden-Oosten, onoplosbaar. Elk conflict berust op ongelijkwaardigheid, anders is er geen conflict. De kunst is om de nuances zo te leggen dat je in je gelijk staat, en daarmee de baas bent in het conflict. Maar om de baas te blijven heb je datzelfde conflict wel nodig. Schrijver Abdelkader Benali voert de onoplosbare casus van Othello in fragmenten aan het publiek. Athella spiegelt zich aan Othello. Met de verhalen over zijn eigen jeugd, opent hij een venster naar die andere jeugd. Een jongetje dat hunkert naar de liefde van zijn moeder. Zijn vader laat hem zien dat je als zwarte altijd méér moet zijn, de anderen een stapje voor moet blijven. Maar Iago is Athella altijd een stap voor, want Iago de blanke heerser is overal. Acteur Felix Burleson geeft op een natuurlijke manier vorm aan de associatieve vertelstructuur van de tekst van Abdelkader Benali. Van het opgewonden jongetje Athella dat met zijn vader naar de opera Othello gaat, schakelt hij net zo makkelijk naar de generaal die strijdt voor het landsbelang. Burleson leidt de toeschouwer door een voorstelling waarin voortdurend geschakeld wordt. Van heden naar verleden, van de Othello van Shakespeare naar de Athella van Benali. Van feiten naar fictie, van redeneringen naar vragen. Soms is het niet duidelijk in welke context deze Athella spreekt. Enige kennis van Shakespeare’s Othello lijkt daarbij nodig, plus een flinke dosis concentratie.

Het cliché ontmaskerd

~

Athella is een buitengewoon jaloerse man. Bovendien laat hij zich teveel leiden door de woorden van wegbereider Iago. Athella omarmt Othello, wentelt zich in zijn cliché. Als hij zelf verliefd wordt, gaat het mis. Zijn Aysha wil zich niet aan Athella onderwerpen; weg met de oude wereld en diens denkbeelden. Aysha wil in haar tomeloze ambitie het cliché van de nieuwkomer ontmaskeren. Ze wil verlichting brengen in de hoofden van haar achterlijke volk en laten zien aan de wereld dat ze niet anders is dan de anderen. Ze wil de Nehabat Albayrak zijn van de nieuwe politiek. Dat kan Athella niet toestaan. Met het ontkennen van haar identiteit ontkent ze zijn liefde voor haar, zijn reden van bestaan. Athella pleegt zijn crime passionel. Om de Othello in zichzelf te doden, “het geweten van de wereld”, slaat hij de hand aan zichzelf. De slang bijt zich in de staart.

Benali laat de toeschouwer in verwarring achter. Is het cliché van de zwarte Othello, de ‘nobele wilde’, bevestigd of ontmaskerd? Benali zelf stelt in een briefwisseling met de regisseur dat verwarring goed is, het stemt tot nadenken. Zoals de vader van Athella zijn zoon toelicht wat acteurs zijn: “Ze zoeken geen oplossing, ze zoeken een reden. Dat is al moeilijk genoeg.” In deze samenleving van ingewijden en buitenstaanders zijn dat redenen te over om Othello keer op keer te onderzoeken.


Athella/Othello
is tot en met 24 november te zien,tournee door het land. Zie: www.denieuwamsterdam.nl

Zie ook: Colin Powell valt van zijn voetstuk, een interview met Felix Burleson en Thijs Römer.

Theater / Voorstelling

Toneelspelen lastiger dan zingen

recensie: De Montezuma Code (Montezuma's Revenge)

Zodra de zaallichten uitgaan bevinden we ons in het jaar 2008. “Het is het jaar van de duivel,” vertrouwt NOS-nieuwslezer Noraly Beyer het publiek toe via de speakers, nadat ze eerst wat rampzalige nieuwsfeiten op een rij heeft gezet. De nieuwsbulletins waarin met een cynische ondertoon een soort jaaroverzicht wordt behandeld, komen continue terug tijdens de nieuwste voorstelling van de a capella groep Montezuma’s Revenge. De nieuwsfeiten zijn grappig gevonden, maar het is lang onduidelijk wat de bedoeling ervan is in deze voorstelling.

Sowieso vraag je je tijdens de hele show af waar het ‘verhaal’ naartoe gaat. Hadden de mannen niet beter kunnen gaan voor een liedjesprogramma zonder poespas? Met een titel als De Montezuma Code zijn de verwachtingen hoog gespannen. En hoewel het thema inmiddels wel uitgekauwd is na het bekende boek van Dan Brown, de film en de spelletjes, had het wel aardig kunnen uitpakken. Als de vijf zangers in het eerste deel van de voorstelling als een Sherlock Holmes over het toneel drentelen, denk je nog dat het spannend gaat worden…

Vreemde gebeurtenissen

In het tweede deel slaan de heren, in hippere kleding dan voor de pauze, echter een andere weg in. Interactie met het publiek staat centraal en het publiek krijgt uitleg over wat ‘vreemde gebeurtenissen’. Daardoor ga je alleen niet op het puntje van je stoel zitten, want je krijgt nog niet het gevoel dat je deelgenoot gaat worden van een verhaal. Het is allemaal te fragmentarisch en niet leuk genoeg verpakt om nieuwsgierig te worden naar wat hier aan de hand is.

Het is eigenlijk gewoon genieten van de liedjes die gezongen worden met hier en daar een grappige onderbreking. Dat genieten komt overigens niet vanzelf, want het is –ondanks de aankondigingen- toch even wennen dat Montezuma’s Revenge een hele voorstelling lang in het Nederlands zingt. Dat is voor het eerst in hun 21-jarig bestaan. Bekende Engelstalige liedjes zijn vrij vertaald en worden afgewisseld met Hollandse klassiekers. Hoewel de mannen beter in het Engels en Duits zingen, is het niveau nog wel hoog. De uitschieters zijn: Dieper ondergronds (Deeper Underground van Jamiroquai), Soms sneeuwt het in april nog (Sometimes it snows in april van Prince) en de medley na de pauze.

Kuijt als regisseur

Na de circusaanwijzingen van Karel de Rooij tijdens de vorige voorstelling Pop Art, is nu gekozen voor Bruun Kuijt als regisseur. Niet de minste en ook niet onbekend met het werk van Montezuma’s Revenge aangezien hij zelf vroeger lid is geweest van de groep. Toch dwingt hij deze – wat onhandige – mannen om naast hun zangpartijen ook te acteren en te dansen. En daar is dit vijftal gewoon niet constant even sterk in. De choreografie is prachtig bedacht, maar niet altijd perfect uitvoerbaar voor hen. De lat moet ook steeds hoger gelegd worden lijkt het; doorzingen (of neuriën) terwijl je valt is voor deze heren geen probleem. Maar geloofwaardig een toneelstukje opvoeren is andere koek.

Het mag duidelijk zijn dat De Montezuma Code niet de meest briljante show ooit is van dit gezelschap. De poging van Kuijt is dapper om een wat bredere voorstelling neer te zetten met meer inhoud en entertainment. De nieuwsbulletins zijn goed gevonden, de woordgrappen zijn leuk en het cynisme lijkt te passen bij de mannen. Maar de uitwerking van het verhaal had beter gekund. Misschien moet het vijftal zich bij de leest houden en accepteren dat ze vooral goed zijn in zingen.

De Montezuma Code is dit theaterseizoen nog tot en met 28 april in de theaters te zien. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Theater / Voorstelling

Topactrices in dialoog

recensie: Kale bomen ruisen niet (José Kuijpers & Ria Marks)

Op het eerste gezicht lijkt de voorstelling Kale bomen ruisen niet nergens over te gaan. De tekst van Magne van den Berg heeft geen dramatisch plot of spanningsboog. Actrices José Kuipers en Ria Marks noemen het zelf dan ook een drama van niks. Toch is het geen dialoog over koetjes en kalfjes. De zaken die de twee vrouwen bespreken lijken van levensbelang. Ze creëren met hun conversatie een constante spanning op het toneel.

Woorden om te overleven

~

Die spanning wordt veroorzaakt door verwijzingen naar het verleden. Er is duidelijk van alles gebeurd in de levens van deze twee vrouwen, maar ze hebben het allemaal inmiddels achter zich gelaten. Zo is Ri (Ria Marks) verlaten door ene Martin. “Maar dat is maar beter ook”, merkt Jos (José Kuijpers) op, “want anders had hij haar toch maar doodgeslagen”. En daar is Ri het wel mee eens. Ze zijn eigenlijk voortdurend gelijkgestemd. Samen zitten ze op twee tuinstoelen voor een caravan, tot elkaar veroordeeld en elkaar in leven houdend met de woorden van Magne van den Berg.

Kwetsbaarheid

José Kuijpers en Ria Marks zijn twee fantastische actrices en een genot om naar te kijken. Ze zijn zo goed op elkaar ingespeeld dat het lijkt of ze al jaren samen spelen. Kuijpers is de aangever van de twee, de dominante. En Marks anticipeert met niet veel meer woorden dan ‘ja’ en ‘nee’. Maar geen enkele keer met dezelfde intonatie of klankkleur. Haar timing is subliem. De al wat oudere actrices hebben bovendien geen enkele gevoel van gêne. Ze stellen zich uiterst kwetsbaar op door minstens de helft van de voorstelling in hun ondergoed op het toneel te zitten. Ri trekt haar kleren uit omdat Jos zo graag nog een keer wil zien hoe Ri met enkel een parka aan bij haar op de stoep stond toen Martin haar verlaten had. Het is inderdaad een schrijnend gezicht.

Kledingkeuze

~


Kleding is aan het begin van de voorstelling ook al onderwerp van gesprek. Ze kleden zich ieder wel drie keer om voordat ze de juiste combinatie hebben gevonden. Een rok of een broek? Het is een zaak van leven of dood. Regisseur Jetse Batelaan laat de twee actrices hier mooi tegen de tekst in spelen. Door de één een rok aan te trekken terwijl ze juist voor een broek gekozen heeft en vice versa. Dit zorgt ervoor dat je als toeschouwer helemaal meegaat in de kledingkwestie. Sommige scènes zijn minder dynamisch. Tijdens een kopje alcohol beginnen de twee weer over Martin en dat stuk is te lang. Het onderwerp wordt helemaal uitgespeeld en dat gaat ten koste van de spanning. Maar al met al is Kale bomen ruisen niet een lieve en intieme voorstelling met schitterend acteerwerk.

De voorstelling Kale bomen ruisen niet is nog tot en met 10 december 2006 te zien. Zie:www.viarudolphi.nl

Muziek / Album

Uit de losse pols

recensie: Beck - the Information

‘One, two, you know what to do.’ Het zijn de eerste paar gesproken woorden op the Information, het nieuwe album van Beck. Ze spreken boekdelen, want zelden maakte Beck zoveel nummers uit de losse pols. Althans zo komt het over. Vol nonchalance, behoorlijk laidback en relaxed.

~

Beck blijft Beck. Of dat nou met een cowboyhoed is of met een sampler. Beck klinkt altijd interessant en elke nieuwe plaat is een verbreding van zijn eigen geluid. Voor dat geluid is het wel bepalend wie Beck belt voor hulp. Dit keer was het sterproducer Nigel Godrich (o.a. Radiohead, Air, Paul McCartney), die ook Sea Change – het meest trieste album uit Becks oeuvre – met mooie arrangementen inkleurde. Voeg daarbij de hulp van de bevriende muzikant Jason Falkner en het resultaat staat garant voor een lang en veelzijdig album waarop de vele verschillende geluidjes uit gameboys, sitars en kalimbas de boventoon voeren. Door de medewerking van Smokey Hormel, Roger Manning Jr. en Justin Meldal-Johnson – de bijna vaste begeleiding van Beck – laten de songs op the Information desondanks toch een traditioneel bandgeluid horen. Dit in tegenstelling tot de gesamplede knip- en plakplaten die Beck ook af kan leveren.

MTV-rapper

Anders dan Odelay, Midnight Vultures of Guero is the Information niet volgestouwd met verrassende wendingen of verschillende samples. Op het nieuwe album kiest Beck voor rust en een vloeiende muzikale vorm, waarin de essentie van elk nummer duidelijk wordt zonder dat het geforceerd overkomt. Ondanks de veelzijdigheid van de nummers en de aanwezigheid van een aantal toppers, weet Beck de aandacht niet voor de volle zeventien nummers vast te houden. Desondanks is het album overwegend mooi te noemen. Je krijgt de Beck ten tijde van Loser (Elevator Music), van Mutations (Think I’m in Love) en de Air-Beck (Movie Theme). Daarnaast leren we ook een onbekende kant van Beck kennen. In 1000 BPM betoont hij zich een platte MTV-rapper. Het resultaat klinkt eerder hilarisch dan overtuigend.

Dinnertime

~

The Information is knap geproduceerd. De samples die op meerdere plekken op het album terugkomen of in eerder werk werden gebruikt, geven de plaat een strak en herkenbaar geluid. Toch klinkt het allemaal iets teveel alsof het op de automatische piloot is gedaan. Ook de vaak nogal ongeïnspireerde blik waarmee Beck zijn publiek in de bijgevoegde videoclips aanstaart werkt niet echt mee. De net iets te relaxte sfeer drukt Beck zelf goed uit als hij buiten het nummer New Round om bevestigend zegt:’What? Yeah. Dinnertime.’ The Information mist het enthousiasme dat eerdere platen als Odelay en Midnight Vultures sierde. Dat neemt niet weg dat de nummers goed in elkaar zitten, waardoor de King of Hip er toch nog goed mee weg komt.

Muziek / Album

Sprankelend geweld

recensie: Cerys Matthews - Never Said Goodbye

Cerys Matthews is een popzangeres. Hoe diep ze zich ook ingraaft in Nashville, aan die geaardheid ontkomt ze niet. In haar vorige leven – in 1998 – zong ze met rollende r het liedje Road Rage als frontvrouw van het Britse Catatonia. Op het hoogtepunt van haar roem belandde ze in een afkickkliniek voor alcoholverslaving, waarna ze Groot-Brittannië voor het Amerikaanse Nashville verruilde.

In de countryhoofdstad aangekomen, nam ze Cockahoop op: een goed ontvangen americana-plaat. Deze stijlbreuk zal voor Matthews wel een muzikale én sociale bevrijding van de Engelse poplijsten en bijbehorende muziekscene zijn geweest. En juist nu ze speculeert over terugkeer naar Groot-Brittannië komt ze met haar tweede soloplaat: Never Said Goodbye. Een opgetogen popalbum dat de folks back home minzaam toeknikt.

Het is weliswaar een traditioneel popalbum, toch is het ook een idiosyncratisch werk. Dit komt ten dele door Matthews’ herkenbare, lijzige meisjesstem. Opvallender is evenwel dat het hele, voornamelijk akoestische, album gevuld is met bonkende drums. Het siert Matthews dat het haar niet deert om door haar eigen ritmesectie omver gelopen te worden. Ook tikt er altijd wat percussie mee, waardoor het album opvallend ritmisch geörienteerd is voor een singer/songwriter.

~

Ingetogen is Never Said Goodbye in geen geval, wat niet alleen door de opvallend aanwezige drums komt. In Oxygen speelt een flinke hoeveelheid blazers mee en in de buurt van Matthews’ leadvocals zijn altijd wel een koortje, een toetspartij of een toefje elektronica te vinden. En tussen dit beukende, maar sprankelende geweld springen in vrijwel elk nummer die paar knap gevonden hooks er uit: die één of twee melodielijntjes die van het ene op het andere moment het liedje memorabel maken.

Soms slepen de nummers iets te veel, dan is de vanzelfsprekendheid die een goed nummer altijd in zich heeft er even niet. Bovendien is afsluiter Elen een wat al te gewoon einde, ondanks de steun van Gruff Rhys (Super Furry Animals). Liever hoor je Cerys Matthews voortgestuwd worden door die prominente drumpartijen, zodat ze met de beste melodieën moet komen om niet te verzuipen.

Muziek / Achtergrond
special: Josh Davis blijft een buitenbeentje in de hiphop

DJ Shadow: The Outsider

“De reden dat hiphop op dit moment zuigt, is dat de verhalen die op dit moment worden verteld dezelfde zijn als de verhalen die halverwege de jaren tachtig verteld werden. Mensen zijn op tekstueel gebied niet zo creatief als ze zouden kunnen zijn en er is geen enkele ruimte voor variatie in de onderwerpen.” Dit antwoordde DJ Shadow in September 1996 op de vraag van het Engelse magazine The Wire wat er mis was met hiphop midden jaren negentig. Tien jaar later lijkt dit voor een groot deel van de populaire hiphop nog steeds te gelden en lijkt Shadow er op zijn laatste album The Outsider wél deel van uit te willen maken. Een buitenbeentje binnen de hiphop zal hij juist daarom altijd wel blijven.

~

Hoewel hij vaak is uitgeroepen tot de ongekroonde koning van de triphop, heeft de man die volgens zijn paspoort als Josh Davis door het leven gaat nooit veel op gehad met die term. Zijn gesamplede instrumentatie bestond dan misschien uit meer dan alleen breaks van James Brown of The Meters en er werd dan wel niet gerapt op zijn albums, maar dat heeft er voor hem nooit toe gedaan. Net zo makkelijk putte hij uit de catalogus van Simon & Garfunkel, Tangerine Dream of zelfs Metallica, maar in zijn hart bleef hij altijd een hiphopper. Op zijn nieuwste album The Outsider lijkt hij dit te willen onderstrepen, net als zijn veelzijdigheid overigens. Maar eerst terug naar het begin.

Introducing…

Shadow is al een jaar of vijf bezig en heeft in de underground al flink naam gemaakt als zijn debuutalbum Endtroducing verschijnt. We leven in 1996 en het album slaat in als een bom. Josh Davis wordt in het hokje triphop gestopt, al heeft zijn muziek niet al te veel gemeen met de Bristol-scene rond groepen als Massive Attack en Portishead die onder dezelfde noemer geschaard worden. Het is een fusie tussen jazz, soul, ambient, rock, funk en experimentele hiphop. Stuiterende, stotterende en rammelende beats gaan hand in hand met sfeervolle orgelpartijen en ambient pads. Hoewel het album geheel is gesampled, vormt het op een merkwaardige wijze toch een eenheid. Een nieuwe ster is geboren.

De volgende hoofdstukken

Terwijl het applaus aanzwelt, gaat Shadow vrolijk door waar hij mee bezig is: zijn eigen ding doen. In 1998 is er dan een nieuw album. Samen met zijn labelbaas James Lavelle verzamelt hij onder de naam Unkle een aantal grote namen voor het album Psyence Fiction. Het album herinnert alleen zijdelings aan zijn meesterwerk Endtroducing. En de naam van DJ Shadow als eigenzinnige hiphopvernieuwer is definitief gevestigd. Josh Davis blijkt echter ontevreden over het resultaat en distantieert zich van het project. Op zijn tweede langspeler, The Private Press uit 2001, vaart hij niettemin steeds zijn eigen koers. Dit soloalbum is veel meer dan Psyence Fiction een logisch vervolg op Endtroducing. Er is slechts een extra blik samples opengetrokken uit zijn almaar uitdijende platenkast. Ook laat Davis zijn kunsten als draaitafelvirtuoos horen. Op Lowlands 2002 zijn die kunsten naast te horen ook te zien. Zijn middagset op de zondag is één van de hoogtepunten dat jaar.

~

The Outsider

Zoals gebruikelijk bij Shadow is het dan weer even wachten voor hij met nieuw solowerk naar buiten komt. De voorbode van het nieuwe album lijkt een nieuwe koers aan te kondigen. Op 3 Freaks zijn snerpende synthesizers, knallende handclaps en schreeuwende rappers te horen. Heeft DJ Shadow in 2006 de mainstream hiphop die hij tien jaar geleden nog verfoeide ineens omarmd? Gedeeltelijk wel, moet het antwoord op die vraag luiden als blijkt dat er meer van dit soort tracks op het nieuwe album The Outsider staan. Nummers bol van de opdringerige elementen uit de populaire hiphop van vandaag de dag: veel geschreeuw en weinig wol. Het is een beetje flauw, maar Shadow valt wel te verwijten wat hij de hiphopartiesten in 1996 verweet: weinig creatief met de erfenis van hiphop om te springen.

Dat hij in recensies en fora over de hele wereld mede hierom regelrecht wordt afgemaakt, is dan ook begrijpelijk, maar blijft onterecht. De spijkerharde kritiek die op The Outsider wordt gegeven, zegt vooral iets over de bijna mythische proporties waartoe DJ Shadow is opgeblazen in het voorbije decennium. Met de (hyphy-)hiphop tracks op het album buiten beschouwing blijft een EP over die een aantal erg leuke nummers bevat waar de man uit Californië zich niet voor hoeft te schamen.

Blijven oefenen…

Tegen State Magazine zei Josh Davis onlangs: “Ik besloot om niet nog een heel album op mijn MPC-sampler te maken. Vervolgens heb ik ongeveer een jaar besteed om opnieuw muziek te leren maken. Ik wist dat mijn album anders zou gaan klinken als ik de methodes waarop ik muziek maak zou veranderen.” Dit citaat onderstreept dat Shadow de luisteraar bewust op het verkeerde been wil zetten en zijn status als buitenbeentje in de hiphop welhaast koestert. Buitenbeentjes moeten ook gekoesterd worden. Als draaitafelvirtuoos en vinylfanaat zijn er binnen en buiten het genre bovendien niet veel die DJ Shadow overtreffen. Als artiest moet hij echter zijn beperkingen inzien. The Outsider bewijst dat hij door zijn experimenteerdrift helaas is vergeten waar hij goed in is: vette beats koppelen aan een dromerige instrumentatie. Daarnaast zou je hem ook willen smeken om de partyhiphop over te laten aan de Nellys, Lil’ Johns en Chingys van deze wereld.

Iemand die zijn eigen gang gaat en zo’n feilloos gevoel voor muziek heeft als DJ Shadow, zal heus nog wel met een aantal interessante releases komen. Tot die tijd spelen we The Outsider alleen na bewerking met de programknop af en pakken we prachtplaat Endtroducing er nog eens bij. Dan kan Shadow ondertussen nog even door oefenen met zijn synthesizers, software en sequencers.

Muziek / Album

Soberheid alom

recensie: The Mountain Goats - Get Lonely

Sinds 1995 heeft John Darnielle onder de naam The Mountain Goats veertien albums uitgebracht. Ja, u leest het goed veertien albums in elf jaar. Tel daar nog een groot aantal ep’s en bijdragen op compilaties bij en een gigantisch oeuvre is daar. Nu zijn niet al deze albums van hoogwaardige kwaliteit, de albums geproduceerd rond de eeuwwisseling hebben er zelfs voor gezorgd dat de fanschare gestaag afnam.

Voor Tallahassee (2003) tekende hij bij het gerespecteerde 4AD (bekend van The Pixies en Red House Painters) en vanaf dat moment telden The Mountain Goats weer mee. Dat de band die in wezen het solo-vehikel is van Darnielle in het begin van het bestaan een van de vaandeldragers van de lo-fi was, valt bij het beluisteren van de laatste albums haast niet meer voor te stellen. Het zeer goed ontvangen The Sunset Tree uit 2005 klonk als een klok en qua productie doet het nieuwe album Get Lonely daar niet voor onder. De nasale stem is nog immer aanwezig en met Get Lonely kan er weer een vrij aardig album op zijn conto schrijven. Een album dat vooral heel sober en ingetogen is.

De aandacht verschuift

(c) Max Gerber/4AD
(c) Max Gerber/4AD

Bij de eerste luisterbeurt kan de luisteraar zich haast niet aan het idee onttrekken dat een groot aantal van de eenvoudige nummers wel heel erg op elkaar lijkt. Bij vaker beluisteren verschuift de aandacht van de muziek naar de teksten. Niet zo vreemd volgens de ware The Mountain Goats-fans die internetpagina’s vol schrijven over de literaire kwaliteiten van Darnielle. Zelf sprak hij vrij uitgesproken over zijn gave als tekstschrijver en de belangrijke rol van zijn teksten in een interview met 8WEEKLY.

De kracht van de sterk verhalende teksten ligt niet aan de oppervlak en openbaart zich pas naar verloop van tijd. Op The Sunset Tree diende mans stiefvader als protagonist (“I drove home in the california dusk // I could feel the alcohol inside of me // Home // Picture the look on my stepfather’s face // ready for the bad things to come”), op Get Lonely is het Darnielle zelf die centraal staat. Het zorgt voor een zeer persoonlijk en introspectief geheel. Daarbij komt dat het merendeel van de plaat een sterk existentialistisch thema heeft, waarbinnen geregeld ‘het wakker worden’ beschreven wordt. En dan vooral het wakker worden als alleenstaande man zoekende naar zingeving. In Maybe Sprout Wings schrijft hij: “a bad dream shook me in my sleep and I woke up sweating”. Woke Up New is exemplarisch voor het thema:

“On the morning when I woke up without you for the first time,
I felt free.
and I felt lonely,
and I felt scared,
and I began to talk to myself almost immediately,
not being used to being the only person there.
Hmmmm.”

Vrolijk wordt het nooit

De keuze voor soberheid in de arrangementen sluit uitermate goed aan bij de thematiek. Al kan Darnielle niet vermijden dat de toch al eenvoudige nummers hierdoor weinig onderscheidend zijn. Het akkoordenschema dat hij gebruikt in Moon over Goldsboro is gewoonweg te voorspelbaar en kan de aandacht niet vasthouden, daar doet zelfs de toevoeging van een zoetgevooisde cello niets aan. In Wild Sage en In the Hidden Places lukt het hem om deze soberheid wel in het voordeel van het nummer toe te passen. Gelukkig zijn songs als New Monster Avenue en Half Dead in staat om de eentonigheid van het sobere enigszins te doorbreken. Vrolijk daarentegen wordt het nooit.

De ingetogen en voorzichtige manier van componeren op Get Lonely valt niet te vergelijken met het eerdere werk van The Mountain Goats, werk waar toch meer urgentie van uit ging. Het zou te makkelijk zijn van hem te verlangen terug te gaan naar die lo-fi-klank van eerder werk, daarvoor kan men gewoon eerder werk kopen. Maar een mooi compromis tussen de huidige hoogwaardigere opnametechniek en de urgentie van het oudere werk zou niet verkeerd zijn. Desondanks is Get Lonely een vrij aardig album, waarvan het creëren een sterk therapeutisch waarde voor Darnielle gehad lijkt te hebben.