Boeken / Fictie

De ondergang van een achterblijver

recensie: Yves Petry - De achterblijver

.

Zo’n groot mens te zijn, een brug en geen doel, een overgang en een ondergang, dat is het grote streven van Gram Goetleven, de hoofdpersoon uit de overtuigende roman De achterblijver van Yves Petry. Zoals in zijn vorige romans Het jaar van de man (1999), Gods eigen muziek (2001) en De laatste woorden van Leo Wekeman (2003) wordt de lezer getrakteerd op een boek dat put uit de volle rijkdom van onze taal om in scherpzinnige bewoordingen en met grote humor de toestand van onze cultuur te tekenen.

Baby als sluitstuk van de mens

Gram Goetleven is een wiskundige verbonden aan het bedrijf Carnitec. Dit bedrijf is bezig met de ontwikkeling van een machine, Baby, die volgens projectleider dr. Miami de mensheid achter zich zal laten. Namens Carnitec gaat Gram naar Texas om daar de openingsvoordracht van een conferentie te geven. Tijdens zijn reis ernaar toe droomt Gram van de grote woorden die hij daar zal wijden aan Baby, maar zijn onvermogen zich te concentreren doet al gauw het ergste vermoeden. In plaats van vooruit te denken over de ontwikkeling van Baby, wordt Gram steeds naar achteren getrokken terug in de herinneringen aan zijn vader (Zak Goetleven) die hij nog maar pas begraven heeft.

De achterblijver is een boek over de zuiverheid van het gedroomde ideaal en het onvermogen dit ideaal te verwezenlijken, maar tegelijkertijd is het een boek over het wezen van mens en techniek. In Grams speculaties is Baby een machine die een nieuwe tijd en een nieuwe intelligentie inluidt. Gram droomt ervan dat hij de overgang naar dit nieuwe begin zal bewerkstelligen. Ook al zal dit betekenen dat hij zichzelf en alle andere mensen overbodig maakt, want Baby is de verwerkelijking van de volstrekt autonome techniek.

Een verloren herkomst

Maar waarom dient de techniek de mensheid achter zich te laten? Dr. Miami, van wie Gram de grootspraak over Baby lijkt te hebben overgenomen, zegt over de mens:

Heeft hij niet altijd een niet-biologisch dier willen zijn? Heeft hij zich niet altijd graag ingebeeld naast zijn biologische lotsbestemming ook nog zoiets als een niet-biologische roeping te hebben?

Deze opmerking is veelzeggend en sluit aan bij Grams eigen overwegingen over de animale herkomst van de mens. Sinds Darwin dringt deze animale herkomst van de mens zich onherroepelijk op en lijkt de mens zijn roeping als een intelligent wezen te zijn verloren.

Ook Grams persoonlijke herkomst biedt niet veel hoop voor de toekomst. Zijn aan syfilis leidende vader loopt in de laatste jaren van zijn leven alleen nog maar te koop met zijn seksuele perversies en zijn sekstripjes naar Cuba en Azië. Dit ‘ongeloofwaardige, puur vleselijke plezier […] van overbelichte doorsneepornografie’ doen Gram gruwen van zijn eigen herkomst en hij verlangt naar een toekomst die ervan gezuiverd wordt. Al zijn hoop heeft hij daarom gevestigd op Baby die de mensheid ver achter zich zal laten.

Cyborg of zuivere techniek

Grams beeld van de techniek staat tegenover de opvatting die zijn collega dr. Bitschkowa uitdraagt. Zij vertolkt het standpunt dat de techniek er voor de mens is. De mens is geen brug voor de techniek, maar het doel van de techniek. Voor dr. Bitschkowa is de techniek niets anders dan een verbetertechniek. Uit haar werk wordt geen nieuw geslacht geboren, maar een halfslachtig resultaat: een cyborg, half mens en half techniek. Zij is in alles het tegendeel van Gram. Haar halfslachtigheid, burgerlijkheid en pragmatiek staan in schril contrast met de zuiverheid, wereldvreemdheid en de principes van Gram. Daarmee stijgt de schets van Gram Goetleven uit boven zichzelf en wordt een tekening van de bezieling die romantische geesten, jongvolwassenen en terroristen met elkaar delen, zoals Petry opmerkt in een interview met De Morgen.

Gram weet zijn droom – om een achterblijver te worden en ten onder te gaan aan het bewerken van het nieuwe begin dat Baby heet – niet te verwezenlijken omdat hij telkens wordt teruggezogen naar zijn herkomst. Hij blijft steken in de herinneren aan zijn vader en moeder. Uiteindelijk wordt hij zelfs zover teruggezogen dat hij een zenuwinzinking krijgt en, ironisch genoeg, verwordt tot ‘een schepsel uit een preverbaal stadium’ – een baby dus.

Dier of techniek

De achterblijver is een schitterend geschreven roman die er om vraagt nauwkeurig gelezen te worden. En al zijn de namen die Petry kiest zoals altijd bij hem teveel van het goede, de filosofische vragen die hij opwerpt zijn daarentegen des te spannender. Deze roman stelt de vraag naar de conditie van de mens in een tijdperk waarin hij aldoor wordt herinnerd aan zijn animale herkomst. In dit tijdperk laat de seksualiteit zich kennen als een ‘overbelichte doorsneepornografie’ en wordt de mens voortdurend teruggeworpen op zijn eigen individualiteit. Tegenover deze conditie van de mens plaatst Gram de techniek die de plek van de mens dient over te nemen.

De redenen die Gram hiervoor heeft zijn duidelijk. Hij heeft geen geloof meer in de mens die teruggekeerd is naar zijn dierlijke stadium. Voor de roemruchte intelligentie lijkt geen plaats meer te zijn bij de mens die trots is op zijn ‘mythische lange bloedlijn’ die hem ‘een zweem van animale noblesse’ oplevert. Alleen de techniek kan de intelligentie nog verwerkelijken. Al plaatst Petry tegenover Grams overwegingen de meer gangbare en burgerlijke opvattingen van dr. Bitschkowa, die de intelligentie in haar eigen kinderen tot bloei ziet komen en niet in een elektronische Baby, het is duidelijk dat haar positie alleen maar als contrast dient om het experiment dat Gram in Baby ziet alle aandacht te geven.

Natuurlijk is Petry ook in dit boek genadeloos voor zijn hoofdpersoon. Maar iemand die zulke heerlijke volzinnen aan Gram Goetleven en zijn gedachten over mens en techniek wijdt laat daarmee zien dat deze verontrustende overwegingen het overwegen meer dan waard zijn in een prachtig geschreven verhaal over de ondergang van de jongvolwassen romanticus Gram Goetleven die er niet in slaagt een overgang te worden.