Boeken / Fictie

Moord van een verleden

recensie: Nathan Englander - Het Ministerie van Buitengewone Zaken

Nathan Englander (1970) zette een stevige voet aan de grond in het literaire landschap met zijn goed geconstrueerde verhalenbundel Verlost van vleselijke verlangens (For the Relief of Unbearable Urges, 1999). Onlangs verscheen zijn debuutroman Het Ministerie van Buitengewone Zaken (The Ministry of Special Cases, 2007) die zich afspeelt tijdens de ‘Vuile Oorlog’ (1976 tot 1983) in Videla’s Argentinië. In deze oorlog verdwenen ongeveer 30.000 studenten en politieke dissidenten spoorloos. Het is nog altijd onduidelijk wat er met deze mensen is gebeurd.

Het verhaal gaat over de joodse Kaddisj, zijn vrouw Lilian en hun zoon Pato. Kaddisj verwijdert voor de Joodse Gemeenschap namen van grafstenen. Samen met zijn zoon gaat hij er ’s nachts op uit en klimt hij over de muur die de twee joodse begraafplaatsen (die van de Welwillende Zielen en de Verenigde Joodse Gemeenten) van elkaar scheidt. Ze wissen namen, maken de graven anoniem en laten hiermee pijnlijke geschiedenissen verdwijnen. Kaddisj is goed in zijn werk en hij wordt door vriend en vijand ingehuurd.

Engel des doods

Kaddisj weet zelf alles van een pijnlijk verleden. Als zoon van een vrouw van bedenkelijke zeden wordt hij nog altijd met de nek aangekeken binnen de joodse gemeenschap. Zijn naam: Kaddisj, dat gebed voor de doden betekent, als akelig geheugensteuntje van dit verleden en stille profetie voor zijn toekomst: “Hij zal Kaddisj heten om de engel des doods te verdrijven. Een trucje en een zegen. Laat dit kind rouwen in plaats van dat er om hem gerouwd wordt.” Zo gedwee als zijn vader zo opstandig is Pato, de zoon met linkse sympathieën. Hij heeft een onverholen afkeer tegen het regime dat Argentinië in zijn greep houdt en rebelleert op een manier die het bloed onder ieders nagels vandaan haalt.

Roerige tijden

~

Lilian is werkzaam in het verzekeringswezen en terwijl zij bezig is hun gezin te ‘verzekeren’ door middel van een zogenaamde ‘veilige’ deur, probeert Kaddisj op zijn manier het gezin te beschermen en jaagt daarmee onbedoeld zijn zoon nog verder tegen zich in het harnas. Als hij een aanbod krijgt van Lucio Mazursky, een befaamd plastisch chirurg, om een familienaam van een graf te verwijderen doet hij wat hem gevraagd wordt, zijn zoon Pato tegen zijn zin met zich mee slepend. Kaddisj wil het beste voor zijn gezin in deze roerige tijden maar elke keer pakt het dramatisch uit. Zo hakt hij per ongeluk de pink van zijn zoon af in een ruzie op de begraafplaats en gaat hij in op het aanbod van de plastisch chirurg diens schuld in neusoperaties af te betalen.

Op die manier verkrijgt Kaddisj een nieuwe ‘prachtige’ neus waaruit de joodse trekken compleet zijn verdwenen. Dit geneest hem niet alleen van zijn slaapapneu, maar zou hem ook minder zichtbaar moeten maken voor zekere instanties. Zoon Pato weigert zijn neus te laten opereren. Lilian, die wordt geopereerd door een student, heeft niet zoveel geluk. Haar neus is, hoewel inderdaad helemaal anders, een lelijkere onvaste variant van het origineel. Niet lang daarna wordt Pato meegenomen uit de flat tezamen met drie van zijn ‘gevaarlijke’ boeken, de boeken die vader Kaddisj nu net vergeten was te verbranden in de badkuip.

Een gezicht veranderen staat gelijk aan moord

Dan begint zich een nieuw onzeker levensritme af te tekenen dat zich grotendeels afspeelt op het Ministerie van Buitengewone Zaken. Met haar hand bij het gezicht (de neus laat letterlijk los van verdriet) staat Lilian voortaan dag na dag op het Ministerie en wordt er van het spreekwoordelijke kastje naar de muur gestuurd. Met de verdwijning van zoon Pato is een compleet verleden in rook opgegaan en zoekt de liefde tussen Kaddisj en Lilian een nieuw bestaansrecht. Voor Lilian bestaat dit uit een gezamenlijke zoektocht, voor Kaddisj uit de verwerking van het onaanvaardbare. In dit niemandsland kunnen Kaddisj en Lilian niet bewijzen dat hun zoon heeft bestaan; documenten leiden nu eenmaal een onbetrouwbaar leven tijdens de junta. Bovendien hebben ze dankzij Kaddisj nu beiden een gezicht dat hen definitief heeft vervreemd van hun kind. Zoals Lilian het verwoordt: “Een gezicht veranderen staat gelijk aan moord.”

Tragische absurditeit

Englander wordt nu al vergeleken met Jonathan Safran Foer. Zijn humor valt in ieder geval niet met die van Foer te vergelijken. Englander’s proza is doordrongen van wrange humor en wijsheid. Hij schetst de geschiedenis van de junta en een gezin in de greep daarvan met behulp van een scherpe pen en spaart daarmee het regime noch de joodse gemeenschap waar Kaddisj deel van uitmaakt (getuige bijvoorbeeld de openingszin: “Joden begraven elkaar zoals ze leven: opeengepakt, zonder een ander de ruimte te gunnen.”). Hij schetst een moeizame relatie tussen vader en zoon en tussen man en vrouw temidden van de wanhoop: “Het is moeilijk uit een nachtmerrie te ontwaken, maar het is nog veel moeilijker in een nachtmerrie te ontwaken.” De tragische absurditeit van Pato’s verdwijning wordt feilloos beschreven. De balans tussen hoop en wanhoop weet Englander goed te bewaren. De beste rol is echter weggelegd voor het personage van Kaddisj. Alles waar hij zich mee bemoeit lijkt letterlijk in het niets te verdwijnen. In alle opzichten is hij zijn beroep gaan leven. Wie zijn we eigenlijk nog zonder ons verleden? Dat het verhaal hier en daar wat hapert en de auteur (na zijn korte verhalen) nog op zoek is naar een ritme dat een roman kan dragen kan men hem makkelijk vergeven. Evenals de voorspelbare keuzes die worden gemaakt voor wat betreft de plot.