Een dappere, moeilijk grijpbare onderneming
’t Barre Land laat met De laatste dagen der mensheid zien dat het niet bang is om een stevige uitdaging aan te gaan. Dat dwingt respect af, al maakt Kraus het met dit stevig literaire werk zijn toeschouwers niet gemakkelijk.
Vijf jaar oorlog in vijf bedrijven
Met 218 scènes en 500 personages is het niet verwonderlijk dat De laatste dagen der mensheid zelden eerder is opgevoerd. Deze reusachtige satire over het leven tijdens de Grote Oorlog werd zelfs door auteur Karl Kraus als onspeelbaar beschouwd. ’t Barre Land bewijst dat het wel kan. In hun handen wordt De laatste dagen der mensheid een storm van scènes, een discours over de aard van oorlog en een klucht met dronken soldaten, glasscherven en spaghettipruiken. Een gedurfde onderneming, zij het een die toch geplaagd wordt door de twijfelachtige dramaturgie van Kraus’ tekst.
In de eerste akte rennen de acteurs van ’t Barre Land door de vijf bedrijven en vijf oorlogsjaren heen, waar De laatste dagen der mensheid uit bestaat. We zien een bonte verzameling stadsbewoners die via krantenberichten speculeren over de oorlog. Xenofobie is een terugkerend thema – café Westminster wordt door een verontwaardigde meneer omgedoopt tot Westmünster – en de gruwelen van het slagveld lijken in de stad vooral voer voor interessante conversatie. De open dramaturgie van het gezelschap staat een flitsende revue van citaten en korte scènes toe. De snelheid waarmee dit gebeurt, maakt het echter moeilijk om in een scène te investeren en grip te krijgen op de materie. Kraus geeft commentaar op de manipulerende werking die media op de publieke opinievorming heeft. De personages die hier slachtoffer van worden krijgen echter weinig ruimte om te ontwikkelen en verdwijnen even snel als ze verschijnen. Dit gekoppeld aan een transparante stijl waarin acteurs in en uit rollen stappen, maakt deze eerste akte geregeld lastig om te volgen.
De kniesoor en de optimist
Vervolgens zoomt ’t Barre Land in op een dialoog tussen ‘de kniesoor’ en ‘de optimist’ over de aard van oorlog. De vluchtigheid waar het gezelschap mee begon, maakt nu plaats voor een ruim drie kwartier durende ideeënstrijd. Een welkome afwisseling, maar Kraus’ beschouwing is vooral literair interessant en heeft theatraal minder potentie. Ondanks het aanstekelijke spelplezier van Martijn Nieuwerf en Margijn Bosch, wordt het hier op den duur ook moeilijk om de gedachtelijn van Kraus in zijn geheel te blijven volgen en begrijpen. In het slotstuk kiest ’t Barre Land voor meer lichtheid en sluit af met slapstick. Drie soldaten drinken zich klem, smijten met glazen en wurgen en passant de waardin. Na een cerebrale tweede helft, is er hier ruimte voor meer theatraliteit: geleidelijk is het toneel in een chaos van wijn en kranten veranderd en doemt de vernietiging van de oorlog in een laatste toneelbeeld op. God verschijnt – compleet met spaghettibaard – en kijkt neer op het slagveld. Dit heeft hij niet gewild.
Tussen de bedrijven door citeert ’t Barre Land een e-mail van een programmeur die het niet aandurft om De laatste dagen der mensheid op het programma te zetten; het is intellectueel fascinerend, maar te literair. Ik kan hem of haar niet helemaal ongelijk geven. Kraus is een scherpzinnige observator van zijn tijd – het gezelschap maakt gretig gebruik van zijn rake citaten – maar zijn werk is geschikter als boek dan als voorstelling.