Twaalf keer Sehgal – december
Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.
Op de benedenverdieping van het Stedelijk loop ik door de vaste collectie en de collectie vormgeving. Ik ben op zoek. Mijn tempo sluit daardoor niet aan op dat van de gemiddelde museumbezoeker, ik loop te hard en passeer de werken zonder ze een blik waardig te gunnen. Overtuigd beklim ik de trap: december bevindt zich boven.
Twaalf uit twaalf: This occupation (2005) en Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000)
De afgelopen elf maanden ben ik vanaf het moment dat ik het museum betreed meer alert op de geluiden om me heen. Hoor ik mensen converseren, hoor ik gezang? Ik spits mijn oren voor een mogelijke aanwijzing waar Sehgals werk zich deze maand kan bevinden – hoewel het gepaard gaan met spraak of zang geen vast gegeven is in zijn situaties. Als bij toeval kies ik de ‘juiste’ route en bevind me in de zaal waar in november ten overstaan van de schilderijen van Tuttle en Mangold kritiek geleverd werd – This is critique (2008).
“Zij zal niet met je praten, hoor”
In de zaal zijn twee mannen met elkaar in gesprek. Ze staan middenin de ruimte. Het voelt raar om daar als derde naar te blijven kijken, maar ik doe het toch – weliswaar vanaf een afstandje, de zaal is groot genoeg. Een van de mannen is rond de dertig en de audiotour om zijn nek verraadt dat hij bezoeker is. Betekent dat dan dat de andere man, al redelijk op leeftijd, vertolker is? De voor de rest lege zaal doet vermoeden van wel. Gekleed in een felrode trui, bordeauxkleurige broek, donkere gympies en een felblauwe sjaal maakt hij een joviale indruk. Deels door zijn kleding, deels door de manier waarop hij praat: licht slissend en op een zangerige toon.
Ik vang flarden van het gesprek op – “Dit is een werk van Tino Sehgal en de vrouw in de ruimte hiernaast is óók een werk van Tino Sehgal”. Maar, “zij,” en hij lacht terwijl hij dit zegt, “zal niet met je praten, hoor”. Met zijn vinger prikt de man een paar keer in de schouder van de jongeman om zijn betoog kracht bij te zetten. De jongeman wijst naar de belendende ruimte en neemt afscheid door de man een hand te geven. Mijn verwachting is dat de vertolker, na het vertrek van de jongeman, naar mij toe zal komen: ik ben namelijk de enige andere bezoeker in de zaal. Niets is minder waar. Hij keert me de rug toe en loopt met zijn gezicht in de richting van een van de zaaldoorgangen. Terwijl hij loopt, zingt en praat hij tegelijkertijd: het zijn langgerekte klanken, maar wat ik hoor kan ik niet plaatsen. Pas als hij vervolgt met “Tino Sehgal, This occupation, 2005” begint het me te dagen dat de klanken die hij daarvoor uitbracht tezamen ook ‘this occupation’ vormen. Thiiiiiiiiiiiis oooooooooooooo cuuuuu paaa tion.
“Als er iemand binnenkomt moet ik occupied zijn”
Na het uitspreken van de titel zoekt de vertolker zijn centrale plek in de zaal weer op, kijkt me vriendelijk aan, diept een bontgekleurd, gehaakt hoesje op uit zijn broekzak en haalt daaruit een telefoon tevoorschijn. “Tijd?” vraag ik. Hij loopt naar me toe en houdt het schermpje van de telefoon voor mijn gezicht: 16:20 staat er in het display van een oude Nokia. “Nog lang niet,” zegt hij.
“Als er geen nieuwe bezoekers de zaal betreden dan mag ik praten. Dat heeft al tot heel veel interessante gesprekken geleid. Ook met toeristen. Maar als er iemand binnenkomt dan moet ik occupied zijn. Hoorde je me net?” Hij verwijst naar het zangerige uitspreken van de titel. Over het werk van Sehgal zegt hij: “Ook al ben ik zelf ook spiritueel, ik ben het niet eens met zijn ideeën. Maar dat geeft niet.”
Hij vertelt me dat hij 32 jaar dakloos is geweest in Amsterdam voordat de Protestantse Diaconie zich over hem en andere daklozen ontfermde. Of hij nu nog steeds dakloos is, laat hij in het midden. Hij maakt onderdeel uit van het koor – “We zingen spirituele liederen, maar ook volksliederen” – en van een filosofiegroep, geleid door studenten en gastdocenten. Hij heeft gehoord dat Sehgal een gift heeft gedaan aan de Diaconie en dat hij, in ruil daarvoor, gevraagd heeft of een aantal van hen This occupation wil vertolken. “Er waren audities en repetities en iedereen wilde wel voor vijftien euro per uur.”
De titel werkt wonderwel: door het uitspreken van ‘this occupation’ wordt het uitvoeren van het werk, van de situatie, ook daadwerkelijk een occupatie. De vertolker ís bezig, neemt bezit van en geeft invulling aan iets. Dit alles maakt dat het woord ‘was’ in “ik was 32 jaar dakloos”, misschien een kortstondig ‘zijn’ is. Nu, op dit moment, is hij het in ieder geval letterlijk niet.
Reconstructie van herinnering
Het is laat in de middag en de hoeveelheid daglicht die door het glazen plafond valt is minimaal: het zorgt voor een stemmige sfeer. Een jonge vrouw ligt op de grond, ze draagt gewone kleding; een donkerrode gebreide trui, donkerblauwe pantalon, zwart-witgestreepte sokken en zwarte herenschoenen. Haar blonde krullen verhullen het merendeel van de tijd haar gezicht. Als door onzichtbare krachten voortgestuwd beweegt en kronkelt het lichaam van de vertolker over de vloer van het Stedelijk. Dit werk, Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things, was in de afgelopen twaalf maanden twee keer eerder te zien: in januari en in maart. Vijf keer in totaal was ik dit jaar getuige van het werk, en hoewel ik de beheersing en concentratie waarmee de bewegingen worden uitgevoerd herken, ben ik opnieuw verbaasd door de traagheid van dit werk – zo langzaam, zo subtiel. Wat stil lijkt, is niet stil.
In januari schreef ik, na het zien van Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things: “Veel bezoekers passeren het werk zonder het meer dan één blik waardig te gunnen. Af en toe stopt een rondleiding om in deze zaal halt te houden. Bezoekers lopen door de ruimte heen, komen tot de ontdekking dat de vrouw in de hoek een kunstwerk is, lopen vervolgens terug naar het titelbordje en kijken, alvorens door te lopen naar de volgende zaal, nog even over hun schouder naar de bewegende figuur op de grond.” Ontregelde museumbezoekers, niet goed wetend hoe ze op het werk moeten reageren: niet zo vreemd voor eenieder die het werk van Sehgal ook maar een beetje kent. Toen ik dit fragment een aantal weken geleden herlas, was ik verbaasd over de aanwezigheid van het titelbordje. In Sehgals werken is er niks anders dan de fysiek van de vertolker aanwezig, is niks blijvend behalve de herinnering: het lichaam van de vertolker is het vehikel, de drager van het werk. De ongeschreven regel is: geen documentatie, in welke vorm dan ook.
Het herlezen van mijn beschouwing leidde ertoe dat ik ging twijfelen aan het daadwerkelijke bestaan van het titelbordje. Heb ik me vergist? Durf ik, maanden later, mijn hand in het vuur te steken voor het feit dat er werkelijk een titelbordje aan de muur hing? Ik heb er tenslotte over geschreven.
Uitzondering of regel?
Bij binnenkomst van de zaal waar in december Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things opgevoerd wordt, is er dan ook één ding dat mij direct opvalt: er hangt wederom een titelbordje aan de muur. Ik kan weinig anders dan me herhaaldelijk afvragen waardoor deze keuze in het leven is geroepen. Met betrekking tot januari, de eerste maand van Sehgals retrospectief van een jaar, is deze keuze nog enigszins voor te stellen: er was immers sprake van de eerste ‘situatie’.
Reden voor het plaatsen van het titelbordje was wellicht om bezoekers te attenderen op het feit dat er wel degelijk een werk aanwezig was in de ogenschijnlijk lege museumzaal. Of om te voorkomen dat bezoekers alarmerend de suppoosten in zouden schakelen, keer op keer wijzend naar die vreemd kronkelende figuur op de grond, in de veronderstelling dat er iemand onwel was geworden. Bovendien konden bezoekers elkaar, door de aanwezigheid van het titelbordje, op de hoogte brengen en zich ervan vergewissen dat er wel degelijk sprake was van een kunstwerk. “Kijk maar”, zouden ze dan zeggen, wijzend op het titelbordje met daarop de lange titel, “het is wel degelijk een kunstwerk”.
De vraag waarom Sehgal er in januari en december voor kiest om dit werk te tonen met titelbordje is geen flauwe exercitie naar een verklaring. Over het algemeen blijf ik liever in het ongewisse – zoals ik ook liever niet weet hoe Sehgals vertolkers worden uitgekozen en getraind, of wat er achter ‘this’ steekt in zijn titels. Het mysterie, het niet weten, is onderdeel van de ervaring. Maar dit keer is er iets anders aan de hand, ik ben gefascineerd door wat een kunstenaar die zo radicaal is met betrekking tot het niet vastleggen en documenteren van zijn werk – geen geschreven contract, geen foto’s, geen catalogi – beweegt om daarvan af te wijken?
Wellicht heeft het iets van doen met het feit dat van de zestien situaties die ik in de afgelopen maanden mocht aanschouwen, er veertien ‘zichzelf’ uitspraken door de titel van het werk te noemen: This is good (2001), This is new (2003), This is propaganda (2002), This is exchange (2002), Kiss (2002), This is so contemporary (2004), Kiss (clean version) (2006), This variation (2012), Ann Lee (2011), This situation (2007), This is progress (2010), This is critique (2008) en Selling out (2002). Van Yet Untitled (2013) ben ik niet zeker, op de momenten dat ik daarbij aanwezig was, heb ik het de vertolkers nooit de titel horen noemen. Wat Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things betreft durf haast met zekerheid te zeggen dat de vertolker de titel nooit hardop uitspreekt. Is dat in het universum van Sehgal een valide reden voor een titelbordje?
Een radicale gedachte is dat het titelbordje een atypisch werk zou kunnen zijn. Dat met het wél plaatsen van het titelbordje ook een serie ontregelingen in gang gezet wordt, evenzeer met schaarsheid als voedingsbodem. Mijn twijfel aan de aanwezigheid ervan in januari is daar het bewijs van: door Sehgals stellige aanname zijn werk op geen enkele manier te documenteren, het bestaat slechts in zijn hoofd, dat van de vertolkers en degenen die het aanschouwen, durf ik als toeschouwer bijna niet meer op mijn eigen waarneming te vertrouwen. De aanwezigheid van het titelbordje ontregelt in zo’n sterke mate dat ik aan mezelf begin te twijfelen. Nu december mijn waarneming van januari bevestigd heeft, wordt er een nieuwe vraag in het leven geroepen: was er in de zaal waar Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things in maart getoond werd dan ook een titelbordje te zien?