Verrassende visies op dans
.
Lees nu de recensies van: Erva Daninha – Bruno Listopad | Riff – Matthias Sperling | Man or Fish – Henrietta Hale | The Map of Thoughts – Maria Baroncea | One.one (unu.unu) – Florin Flueras | The Making of Doubt (work in progress) – Colette Sadler | God exists, the Mother is present, but they no longer care – Impure Company/Hooman Sharifi | Laughing Hole – La Ribot
Na het vertrek van artistiek directeur Simon Dove heeft het bestuur van SPRINGDANCE Gabriël Smeets aangesteld als gastcurator voor deze editie van het festival. Smeets is artistiek leider van de School voor Nieuwe Dans Ontwikkeling (SNDO). De SNDO staat binnen de danswereld bekend om haar meer conceptuele benadering van dans als kunstvorm, waarbij studenten met hun voorstellingen bewust de grenzen van de mogelijkheden van dans opzoeken. Veel voorstellingen van SNDO alumni hebben een vervreemdend effect, omdat het getoonde vaak niet goed te duiden is – alle ideeën over wat dans zou moeten zijn worden geweld aangedaan. Juist de confrontatie staat centraal, bizarre voorstellingen zijn vaak het resultaat. SPRINGDANCE wil als festival een plaats bieden voor deze progressieve, avant-gardistische benadering van het fenomeen dans en daarom is de keuze voor Smeets als curator op zijn plaats. Het wordt interessant om te kijken in hoeverre de geselecteerde voorstellingen deze hoge verwachtingen kunnen waarmaken.
8WEEKLY schreef al eerder over twee voorstellingen die op SPRINGDANCE zijn geprogrammeerd.
Still Life With Man And Woman – Andrea Bozic
Voorbeschouwing Les Sylphides – Nicole Beutler
Voor het gehele programma van SPRINGDANCE, klik hier.
Onkruid vergaat niet
Erva Daninha – Bruno Listopad
Uitvoering: Angelina Deck, Dario Tortorelli, Keyna Nara, Philipp Fricke, Aleksandra Maciejewska
Theater Kikker, Utrecht – 26 april 2008
Fotografie: Robert Benschop |
Onkruid vergaat niet. Dat is het gezegde. Door scheurtjes in het asfalt, door de voegen tussen de tegels, maar ook tussen schitterende bloemen in de tuin zoekt het zijn weg. Die zoektocht naar vrijheid en een eigen weg was de inspiratie voor de voorstelling Erva Daninha (Portugees voor onkruid) van de Portugese, in Nederland werkzame choreograaf Bruno Listopad. Hij vergelijkt de taaiheid en flexibiliteit van deze gewassen met kunst: een vloeiende creatieve kracht die altijd nieuwe wegen zal vinden om zich uit te drukken. De wereld van de dansers in de voorstelling lijkt op een tuin waarin statige rozen naast onkruid leven. Langs de achterwand van de vloer staan legergroene stofzuigers als een struikgewas. Op de grond liggen koeienvellen waar de dansers zo nu en dan zonder echte aanleiding schreeuwend overheen rennen en rollen om vervolgens weer in hun oorspronkelijke positie stil te staan. Eén danser steekt met kop en schouders boven zijn vier collega´s uit. Niet alleen letterlijk door zijn lengte, maar ook door zijn uiterlijk. Met zijn arrogante gezicht en zijn statige houding is hij als een roos tussen het onkruid. In tegenstelling tot de fletse en vale kleding van de andere dansers is hij helemaal in het fel rood gekleed. Op een broek die lijkt op een omgekeerde trainingsjasje draagt hij een strak rood shirt met even rode sneakers. Op zijn short die boven zijn broek uitkomt prijken groot de letters D&G (Dolce&Gabbana). Het refereert aan de huidige trend om het dure merk van je ondergoed duidelijk zichtbaar uit te laten komen. De grote letters benadrukken de tegenstelling tussen de danser in het rood en zijn collega’s, in hun vale oude kleding. Hij wordt zo de belichaming van de hokjesgeest, de gefixeerde identiteit en de ongeschreven wetten waar je je als inwoner van een grote stad aan hoort te houden. Ook door het verschil in bewegingen van de rode danser en de anderen benadrukt Listopad het onderscheid tussen de twee partijen. De grote gebaren van de groep staan recht tegenover de kleine en vooral mimische bewegingen van de rode danser. Hij probeert ze een paar keer te onderdrukken. Maar wat hij ook doet, de andere dansers blijven hun eigen weg zoeken. Uiteindelijk wordt de lange danser wat losser en verschijnt er zelfs een glimlach op zijn gezicht. Toch gaat hij ten onder tussen de groene stofzuigers. Erva Daninha trekt je vanaf het begin meteen de wereld van de dansers in. Een wereld die je ervan overtuigt dat overlevingsdrang, doorzettingsvermogen en het zoeken naar creatieve oplossingen om je eigen weg te gaan uiteindelijk sterker zijn dan de druk van de heersende opvattingen van de hokjesgeest. Listopad en de zijnen uiten de vloeiende kracht van kunst in een voorstelling met pit. (Mariëlla Pichotte)
Triple Bill
Op één avond drie voorstellingen zien. Dat kan tijdens Springdance met de triple bill van de Britse choreografen Matthias Sperling en Henrietta Hale en de Roemeense choreografe Maria Baroncea. Ze laten elk in ongeveer 20 minuten hun werk zien. De voorstellingen verschillen in stijl en onderwerp, maar de gemene deler is ‘het lichaam’. De drie choreografen zoeken in hun werk naar de uitersten en flexibiliteit van dit ‘werkmateriaal.’
Sampling zonder toevoegingen
Riff – Matthias Sperling
Uitvoering: Matthias Sperling
Geluid: Scanner
Theater Kikker, Utrecht – 23 april 2008
Fotografie: Anna van Kooij |
William Forsythe, Laila Diallo, Shobana Jeyasingh. De namen verschijnen afwisselend op het kleine lichtbord dat boven de vloer hangt. Bij elke naam verandert Matthias Sperling van stijl. In zijn solo Riff baseert hij zich op fragmenten van Laila Diallo’s Out of sight in the direction of my body, William Forsythe’s Solo en Shobana Jeyasingh’s Transtep. Een gewaagd experiment van de choreograaf om drie werken van bekende choreografen te samplen en tot één nieuw stuk samen te brengen. Bij velen zal de naam William Forsythe een (kleine) bel doen rinkelen. Forsythe wordt algemeen beschouwd als een van de meest toonaangevende choreografen ter wereld. Als een muzikant neemt Sperling samples uit de werken en creëert deze zonder eigen toevoegingen tot Riff. In het nagesprek legt hij uit dat het lichaam van de danser voor een andere kijk op de werken zorgt. Ieder lichaam is anders en dat heeft invloed op de uitvoering. Riff is een fascinerende voorstelling van bestaande bewegingen uit de fragmenten van Forsythe, Diallo en Jeyasingh, gecombineerd met de persoonlijke lichaamstaal van Sperling. Sperling laat de samples subtiel in elkaar overvloeien zonder de stijlen te veranderen. Die zijn nog steeds duidelijk herkenbaar. Wellicht niet als citaat, maar in de bewegingen van Sperling zie je de stijl van de betreffende choreograaf terugkomen. Door zijn eigen lichaamstaal lijkt Riff niet op aan elkaar geplakte kopieën.
Sperling wordt muzikaal begeleid door originele muziek van sample-artiest Scanner. De letters op het lichtbord volgen net als Sperling de muziek. De afstand tussen de letters en de grootte veranderen mee met de beweging van de muziek. Het samenspel van deze letters, de lichaamstaal van Sperling en de muziek van Scanner maken Riff tot een boeiende voorstelling en een geslaagd experiment. (Mariëlla Pichotte)
Vreemde gemoedstoestanden
Man or Fish – Henrietta Hale
Uitvoering: Ben Duke, Ben Ash
Geluid: Angie Atmadjaja
Theater Kikker, Utrecht – 23 april 2008
Fotografie: Benedict Johnson |
Dat een titel niet altijd direct de lading van de voorstelling dekt bewijst Man or Fish van Henrietta Hale. ‘Man or Fish’ was een uitdrukking van één van de dansers tijdens de onderzoeksperiode. De titel van de voorstelling zet bij het zien van de performance aan tot het nadenken over de ruimte van de twee dansers, licht Hale na afloop toe. Als vissen in een aquarium hebben ze slechts een afgebakende ruimte waarbinnen ze zich kunnen bewegen. Met licht wordt op de zwarte vloer steeds een rechthoek afgezet. De plaats op de vloer en de grootte van de rechthoeken wisselt, maar de dansers zijn steeds aan deze ruimte gebonden. De voorstelling zit vol vreemde bewegingstaal, absurditeit, kwetsbaarheid en humor. Het zichtbare verschil in lengte van de twee dansers zorgt voor een extra dimensie in de voorstelling. Kijkt de korte danser op naar zijn lange partner of kijkt de lange danser neer op zijn partner? Ondanks de ongelijkheid tussen de twee dansers zijn de bewegingen die ze maken vloeiend en natuurlijk. De dansers zoeken de uitersten van hun lichaam en testen hun flexibiliteit. De taken zijn niet verdeeld, maar worden samen uitgevoerd. De twee dansers staan voornamelijk tegenover elkaar en reageren snel op de bewegingen van de ander. Ze laten zich tegen elkaar aan vallen, vangen elkaar op in de armen of draaien over elkaars rug, maar ze doen nauwelijks een pas opzij. De aanblik van de voorstelling is bijna treurig te noemen. Niet alleen de beperkte ruimte die de dansers hebben om zich in te bewegen, ook het Hema-stijl ondergoed dat ze dragen geeft hen een komisch en tegelijkertijd treurig imago. In elke rechthoek en bewegingsruimte komt het duo in een andere gemoedstoestand terecht. Dit heeft invloed op hun uitstraling richting het publiek. Soms zijn ze net een komisch duo met een standup-act. Achteraf zegt Hale dat haar voorstellingen zich kenmerken door tegengestelde gemoedstoestanden en pogingen de elementen tot de kern terug te brengen. Met Man or Fish is ze hier zeker in geslaagd. (Mariëlla Pichotte)
Gedachten op een rij
The Map of Thoughts – Maria Baroncea
Uitvoering: Maria Baroncea
Geluid: Florin Flueraş
Theater Kikker, Utrecht – 23 april 2008
Fotografie: Claudiu Cobilanschi |
Alleen het geluid van voetstappen in een bak met grind klinkt door de zwarte ruimte waarin de Roemeense choreografe Maria Baroncea haar solo The Map of Thoughts presenteert. Vanuit een gehurkte positie bekijkt Baroncea het publiek en denkt er het hare van. Langzaam staat ze op en begint te bewegen. The Map of Thoughts leidt de toeschouwer langs alledaagse gedachten – hoe je beweegt op muziek die je hoort; hoe je naar een bus rent; hoe je op een zomerse dag door het gras rolt – en de daarbij behorende alledaagse bewegingen. Baroncea gebruikt de hele vloer voor de basisbewegingen, zoals rennen, vallen, rollen en dansen. Dit concept is al sinds 2005 bij Baroncea aanwezig; ze heeft het sindsdien al een paar keer gepresenteerd op verschillende festivals. In het nagesprek vertelt Baroncea dat de getoonde gedachten de afgelopen jaren niet verder zijn ontwikkeld. Het zijn dezelfde gedachten als in 2005, maar ze passen zich steeds aan de ruimte waarin ze danst aan. Op het eerste gezicht lijken de bewegingen ter plekke geïmproviseerd en in willekeurige volgorde achter elkaar geplakt. Baroncea lijkt soms even te twijfelen en na te denken over de volgende te nemen stap en beweging. The Map of Thoughts bestaat vaak niet uit vloeiende bewegingen achter elkaar. Toch heeft Baroncea wel degelijk nagedacht over de plek van de bewegingen binnen de voorstelling. Ze wisselt snelle bewegingen af met rustige en staande bewegingen met liggende. Soms gaan de bewegingen in elkaar over, zoals rennen in dansen en hurken in rollen. Het werk krijgt een bijna hypnotiserende werking door het monotone geluid van de voetstappen in het grind. Waarschijnlijk zullen Baroncea’s gedachten zich nog vaker gaan ‘aanpassen’ aan andere omgevingen. Het probleem met gedachten is echter dat ze door anderen niet te lezen zijn. De bewegingen van Baroncea lijken daarom niet verder te gaan dan het uitbeelden van alledaagse verlangens. Zin om te dansen, zin om te rennen of zin om te springen. Het werk krijgt nergens een dieper gevoel mee. Het is niet spannend, grappig of droevig. The Map of Thoughts wordt daarmee een kaart met enkel hoofdwegen – de spannende zijwegen uit de omgeving zijn weggelaten. (Mariëlla Pichotte)
Double bill deel 1
One.one (unu.unu) – Florin Flueras
Choreografie en spel: Florin Flueras
Productie: Artlink
Theater Kikker, Utrecht – 21 april 2008
Fotografie: Anna van Kooij |
Voetbal. Vreselijk. Laat dat stompzinnig saaie spelletje nu net het onderwerp zijn van de voorstelling one.one (unu.unu) van de Roemeense choreograaf Florin Flueras. Deze voorstelling maakt deel uit van een double bill met de work-in-progress voorstelling van choreografe Colette Sadler. Beiden nemen deel aan het Dialogue project, waarbij een aantal veelbelovende makers gedurende het festival met elkaar workshops volgt en discussies voert over hun werk. De gruwel van het voetbal wordt alleen maar versterkt door deze lamlendige, ronduit beschamende vertoning van Florin Flueras.
Hij heeft er totaal geen zin in. En dat moge duidelijk zijn. Op een kale balletvloer hannest Flueras wat aan met vier oranje pionnen en een blauwe bal. Er is geen muziek of soundscape. Het is volkomen stil. Hij sjokt wat heen en weer, pakt een pion op, zet die ergens anders neer, of zet hem op zijn hoofd. Hij kijkt verveeld de zaal in. Doet af en toe een vermoeide koprol en verzet weer eens een pion. Er vallen lange pijnlijke stiltes tussen elke beweging, die alleen maar versterkt worden door het gebrek aan soundtrack. Hij toont een stilering van iconische voetbal poses – het eigen shirt over het hoofd trekken, aanloop nemen voor een aftrap, de wave – Wat wil het zeggen? Flueras biedt totaal geen antwoorden. Zo kruipen er veertig minuten voorbij. Dood- en doodsaai. Er is niets tegen rare, onbegrijpelijke voorstellingen, maar dit gaat helemaal nergens over. Daarnaast zijn de bewegingen – wanneer hij niet alleen maar glazig de zaal in staart – afgeraffeld en onduidelijk. Hij wil hier niet zijn. Onbegrijpelijk dat Florin Flueras de kans die hij heeft om zijn werk te presenteren op Springdance zo verkwanselt. Score: 0-0. (Daniël Bertina)
Double bill deel 2
The Making of Doubt (work in progress) – Colette Sadler
Concept en choreografie: Colette Sadler
Performance en choreografie: Eva Baumann, Maxwell McCarthy, Jara Serrano Gonzalez, Sybille Müller
Poppen en protheses: Kattrin Michel en Klemens Kuhn
Fotografie: Anna van Kooij
Theater Kikker, Utrecht – 21 april 2008
De work-in-progress voorstelling van de Schotse choreografe Colette Sadler is aanzienlijk beter te genieten dan de voorstelling van Florin Flueras. Vanwege zijn schetsmatige karakter kan deze presentatie eigenlijk niet worden beoordeeld als volwaardige voorstelling. Aan de andere kant wordt er voor deze presentaties wél entree betaald, dus mag de toeschouwer ook iets interessants verwachten. Gelukkig bestaat The Making of Doubt uit snacks die smaken naar meer.
Vier dansers en twee levensgrote poppen scheppen samen een wereld waarin constant twijfel heerst over waar menselijkheid eindigt en kunstmatigheid begint. Ook al is het snel duidelijk welke ‘danser’ echt van vlees en bloed is, de suspension of disbelief – de actieve wil van de toeschouwer om te geloven in de theatrale illusie – maakt dat er soms echte twijfel ontstaat. De presentatie is een collage van een aantal spannende scènes. Zo is er een prachtige intieme dans van twee enorme stukken afgescheurd karton: een dans van geometrische figuren. De fysieke transformatie van dansers door middel van kostuums roept associaties op met het Triadisches Ballett van Bauhaus exponent Oskar Schlemmer. Naast de poppen maken de dansers ook gebruik van een aantal neparmen en -benen: levensechte protheses die ze aan hun lijf binden, waardoor er surrealistische, geestige momenten ontstaan. Juist het expliciet tonen van het vastbinden en weer verwijderen van deze protheses toont de maakbaarheid van de theatrale illusie en roept zo vragen op over wat echt en wat verbeelding is.
Niet alles in deze presentatie is even genietbaar. Als een ware actor-manager roept Sadler regieaanwijzingen vanaf de tribune. Dit is irritant en overbodig: we zijn toch niet meer in het repetitielokaal? Gelukkig wordt haar commentaar grotendeels door haar spelers genegeerd. TheMaking of Doubt (work-in-progress) laat in ieder geval geen twijfel bestaan over de verfrissende bijdrage die Colette Sadler aan de moderne dans kan leveren. In mei is de première van de volwaardige voorstelling. Iets om naar uit te kijken. (Daniël Bertina)
God bestaat. De mens ook.
God exists, the Mother is present, but they no longer care – Impure Company/Hooman Sharifi
Choreografie, regie, licht: Hooman Sharifi
Tekst: Friedrich Nietzsche, Hannah Arendt, Roland Barthes, Peter Händke
Spel: Rikke Baewert, Matthew William Smith, Peder Horgen, Loan Hà
Huis a/d Werf, Utrecht – 20 april 2008
Fotografie: Anna van Kooij |
De mens staat alleen. De mens hoeft geen steun van een onverschillige God of Moeder te verwachten. De titel van de voorstelling God exists, the Mother is present, but they no longer care komt in eerste instantie over als weinig hoopgevend. Maar de voorstelling toont dat de mens door inzet en passie toch zingeving kan vinden, al gaat dit niet zonder kleerscheuren. De Noors-Iraanse choreograaf Hooman Sharifi schept met zijn vier dansers een theatrale ervaring waarbij filosofie in dans wordt belichaamd. Het resultaat is een prachtige voorstelling over wanhoop en troost.
Dans volgt woord. Rechts vooraan het podium staat een statief met een camera. Onder de lens van de camera leggen de vier spelers om beurten stukjes tekst. Deze worden geprojecteerd op de achterwand. De tekstfragmenten blijven lang zichtbaar, maar lijken in eerste instantie wat té abstract om in een theatrale setting goed verwerkt te worden, eigenlijk moet dat thuis op de bank met een goed glas wijn. De filosofische teksten van Friedrich Nietzsche, Hannah Arendt, Roland Barthes en Peter Händke behandelen de rol van geweld, macht, waarheid, woorden, liefde, lichamelijkheid, het behoren tot een groep en het individuele zoeken naar een eigen toekomst. In de dans worden hun ingewikkelde hersenspinsels duidelijk gemaakt.
Fotografie: Anna van Kooij |
De teksten zetten aan tot beweging. Opvallend is dat de beweging altijd herkenbaar blijft. Beweging die niets van doen heeft met verfraaide mooidanserij en die ontdaan is van overbodige onzin en ijdelheid. Dierlijk. Rauw. Menselijk. Het is meteen duidelijk dat de dansers zelf heel goed weten wat ze daar staan te doen. Beweging met intentie, intensiteit en passie. Krabben, stampen, huilen, dreigen, vernederen, zweten, struikelen en schreeuwen. Prachtige scènes die opvallen door hun eenvoud: een danser is geheel bedekt met een donkere doek, maar danst volledig synchroon mee met de ander. Een element dat Sharifi al eerder gebruikte in zijn solovoorstellingen – interactie tussen de mens en zijn schaduw. Uiteindelijk wordt de schaduw bedwongen. Ander voorbeeld: een danser lijkt met een voet aan de grond te zijn vastgenageld, hij wankelt terwijl hij probeert los te komen. Hij wil ontsnappen maar hij faalt. Een lange wanhopige dierlijke schreeuw komt uit hem los, als een stervende wolf die zijn dood voelt naderen. Verslagen zakt hij in elkaar, met de rug naar het publiek. In de daaropvolgende stilte ontstaat er een kleine reikende, bevrijde beweging: hij is door de hel van kruisiging gegaan om verlichting te bereiken. Het menselijke tekort – het zichzelf niet kunnen bevrijden van belemmeringen, van sterfelijkheid, en daaraan ten onder gaan – wordt belichaamd.
Het zijn dit soort korte beelden die het meest beklijven. Het is in de belichaming van de teksten door de dansers dat de essentie van de teksten duidelijk wordt. Dat is het knappe aan deze voorstelling. Té vaak blijven in dit soort voorstellingen de teksten té ver van het spel. In God exists, the Mother is present, but they no longer care smelten ze overtuigend samen. (Daniël Bertina)
Schaterlachend de afgrond in
Laughing Hole – La Ribot
Uitvoering: Marie-Caroline Hominal, Delphine Rosay, La Ribot
Geluid: Clive Jenkins
Centraal Museum, Utrecht – 20 april 2008
Fotografie: Anna van Kooij |
Het is van verre te horen. Hysterisch gelach. Het volgen van de SPRINGDANCE bordjes door het Centraal Museum is een ware speurtocht, maar het manische gelach biedt genoeg houvast om de locatie van de voorstelling Laughing Hole van kunstenares La Ribot te vinden. Voorstelling is eigenlijk een verkeerd woord. Laughing Hole is een vier uur durende performance met drie spelers, een geluidsman en een grote zaal die is bezaaid met gigantisch veel stukken karton. De performance is eerst een marteling om naar te kijken, maar uiteindelijk toch een verademing. Wat begint als een ronduit irritant tafereel eindigt in een scherpe kritiek op de moderne entertainmentindustrie.
Toeschouwers druppelen in kleine groepjes de ruimte binnen en zoeken bedeesd een plekje tegen de muur. De drie spelers zwalken in verkrampte lachstuip door de zaal, vallen onderuit, krabbelen weer omhoog en pakken zo nu en dan een paar van de stukken karton op. Deze zijn aan de onderkant beschreven met allerlei kreten en slogans. Ze tonen de opschriften aan elkaar en het publiek, en plakken de kreten lukraak tegen de muren. Alle muren hangen al vol maar de vloer is nog steeds helemaal bedekt. Het is een onmogelijk karwei om alle borden op te hangen. Het gelach wordt vervormd en geloopt door de geluidsman, zodat er een constante, vervreemdende, en mateloos irriterende geluidslaag ontstaat. De Laughing Hole is een niemandsland, een anonieme ruimte waar tijd lijkt stil te staan – er middenin bevinden zich drie vrouwen in een oneindige verkrampende lachstuip. Het publiek wordt grotendeels genegeerd door de spelers, maar tegelijkertijd bedolven onder een eindeloze stroom geluid en woorden.
Fotografie: Anna van Kooij |
Memory hole
Politiek geladen termen zoals Warlord, Humanitarian Terror, Illegal Detention, This Is Guantanamo, Another Gaza worden afgewisseld met reflecties op de consumptiemaatschappij: Un Sold, Anonymous Sale, Sale’s Over, Do Not Sell. Ook persoonlijke levenservaringen worden weergegeven door teksten als: Just Impotent, Over 40’s Death, Missing You, You’re Spectator. Doordat al deze statements over en door elkaar heen worden geplakt lezen de muren als een soort “stream of consciousness” tekstcollages. Maar zo verliezen alle slogans ook hun inhoud. Loze woorden worden hysterisch uitgelachen en hebben geen enkele betekenis meer. De performance Laughing Hole – en de dominante rol die taal daarin speelt – roept associaties op met het boek 1984 van George Orwell. Hierin werkt hoofdpersoon Winston Smith voor het Ministry of Truth; zijn werk bestaat uit het censureren van alle documenten waarin feiten staan die niet (meer) overeenkomen met de doctrine van de allesoverheersende totalitaire partij. Alle afgekeurde passages worden uitgeknipt en via een stortkoker naar een verbrandingsoven afgevoerd. Zoals Winston Smith historische feiten laat verdwijnen in memory holes, zo schept La Ribot met haar performance een Laughing Hole – woorden worden hier niet verbrand maar bespot. Het resultaat is hetzelfde: alle betekenis wordt volkomen teniet gedaan.
Marteling
Het kijken naar deze performance roept associaties met marteling op – niet in de laatste plaats vanwege het hoge irritatiegehalte van het hysterische gelach. De audiosonische terreur die La Ribot op de toeschouwer loslaat refereert met teksten als This Is Guantanamo aan de dagelijkse marteling van ‘terrorisme’-verdachten in het Amerikaanse concentratiekamp Gitmo in Guantanamo Bay, Cuba. Marteling door middel van keihard geluid is hier een populaire methode. Ook het op de grond zitten tijdens deze performance doet denken aan de martelmethode van stressposities, waarbij gevangenen worden gedwongen langdurig ongemakkelijke houdingen aan te nemen. Dit zijn echter meer oppervlakkige associaties. De onderliggende kritiek die La Ribot levert met Laughing Hole is veel scherper. Ze geeft met deze performance commentaar op de moderne entertainmentindustrie, waar niets meer serieus wordt genomen en gruwelijkheden snel met ‘wisecracks’ en grapjes worden afgedaan. Laughing Hole is door de stilering en uitvergroting van de lach juist een pleidooi tégen humor, gesteld dat deze humor gebruikt wordt om mensen passief te houden. Als alle afgrijselijke misstanden in de wereld alleen maar worden bespot, zal er nooit iets fundamenteel aan de situatie veranderen. Echte actie vereist ernst. In tegenstelling tot stompzinnig en kortstondig televisie- of youtube-vermaak duurt deze performance maar liefst vier uur – een uitputtingsslag voor toeschouwer én speler. Maar het is juist de extreme duur van de performance die maakt dat er ruimte is voor bovenstaande interpretaties en associaties: de mens zwalkt schaterlachend de afgrond in. Laughing Hole is allesbehalve grappig, maar als maatschappijkritisch kunstwerk zeer indrukwekkend. (Daniël Bertina)